In the year 2525

[Ter gelegenheid van de 50e XL]

OVER TOEKOMSTFANTASIEËN mag ik schrijven, en mijn droomwereld ontwerpen. Dat betekent dat ik dien te bepalen wat me als het grootste goed voorkomt, en daarvoor vrij baan zou moeten scheppen in mijn wereld. ‘t Is lastig te bepalen wat ik nu precies anders zou willen – er is zoveel, en de consequenties van mijn fictieve ingrepen zijn moeilijk in te schatten. Eigenlijk vind ik bijvoorbeeld dat het verschil tussen he- en ho nu teveel gewicht krijgt, en ten onrechte tot een identiteitskwestie is gemaakt.

Liever zou ik een wereld zien waarin het verschil tussen homo- en heteroseksualiteit dezelfde importantie krijgt toegekend als haarkleur, waarin seksuele preferentie wordt opgevat als iets dat met smaak en type te maken heeft en dat naar willekeur veranderd kan worden. En een wereld waarin het verschil tussen de seksen onbelangrijk is geworden, waarin de M of V in je paspoort evenveel zegt over je voorkomen, capaciteiten, verwachtingen en mogelijkheden als je schoenmaat, je lengte, je gewicht of de kleur van je ogen – een van de vele relatieve verschillen tussen mensen, en niets meer. Ik denk dat ik graag zou experimenteren met, en leven in, een wereld waar sekse niet wordt geregistreerd en waar de morfologie van een lichaam geen causaal verband houdt met maatschappelijke mogelijkheden en patronen. En tegelijkertijd kan ik me nauwelijks voorstellen hoe zo’n wereld er in de praktijk uit zou zien.

De omgekeerde weg bewandelen kan ook. In dat geval zou ik een beeld dienen te schetsen van mijn ergste maatschappelijke angsten, en die dan vervolgens kunnen uitvergroten tot een Brave Gay World. Zoë Fairbairns deed zoiets met betrekking tot het feminisme in haar onthutsende en prachtige book Benefits. Ze extrapoleert daarin allerlei trends die ze in het Engeland van de jaren zeventig waarnam en vlecht die ineen tot een gruwelijke toekomstige wereld waarin iedereen die een uitkering heeft – en dat zijn er nogal wat, hoofdzakelijk vrouwen uiteraard – onder strikt toezicht van de overheid staat; waarin de EEG is verworden tot een log bureaucratisch monster met dictatoriale neigingen; waarin geboorteregulering een staatsaangelegenheid is en er anticonceptiva in het drinkwater zitten, zoals thans het fluor; waarin de richtingenstrijd in het feminisme een zaak van leven en dood is geworden; waarin guerilla-tactieken de enige overgebleven vorm van strijd zijn en homoseksualiteit verboden is. Geen vrolijke literatuur, doch zeer lezenswaard.

Een Brave Gay World heeft meer kans, vrees ik, al was het maar om literaire argumenten. Ideale maatschappijen leveren doorgaans tergende literatuur op, boeken waarin vooral vreselijk veel wordt betoogd en uitgelegd, en waarin de bezoeker – altijd iemand die juist uit die gehate, door ongelijkheid gedefinieerde maar o zo vertrouwde wereld komt – wordt ingewijd in de wetten der gelijkgezinden en der harmonie, en waarin deze reiziger langzaam aan overtuigd moet raken van de voordelen van de Utopie.

Er zijn politieke redenen waarom zulke boeken doorgaans saai zijn: ze beschrijven het collectieve goed, doch verdoezelen wat er gebeurt met de individuele eenling die toevallig een andere opvatting heeft van geluk en aangenaam leven; er zijn geen krachtige tegenstemmen, er is vooral rationaliteit en het streven naar unanimiteit, onder wegstrijking van alles dat oneffenheden kan opleveren. En er is een psychologische reden waarom zulke boeken zelden flamboyant en uitdagend zijn, een reden die Komrij ooit kernachtig heeft samengevat: een verwezenlijkt ideaal is adembenemend saai en stompzinnig. “Zodra het geluk bestaat is alles stilstand, tevredenheid, melk en honing. Wie naar een idylle kijkt valt in slaap. Wie utopische verhalen over het paradijs op aarde leest voelt zich geconfronteerd met de nieuwe orde. De orde van harmonie, gezondheid, reinheid. Het volmaakte geluk is fascistisch. … De meeste mensen zouden het geluk niet eens aankunnen.”

Het enige dat ertoe doet is dat wij streven naar geluk en idealen: dat houdt ons in beweging en op de been, het geeft ons ambities, dat biedt ons een baken in een woelige zee, en het stelt ons in staat onszelf te overstijgen. Zulk streven ontstaat natuurlijk hoofdzakelijk uit het feit dat we ontevreden en ongelukkig zijn, en dat er veel mis is met de wereld. Daarom, stelt Komrij, ligt ons geluk in de ontevredenheid besloten. Ons geluk is dat we ongelukkig zijn.

Wat ik mij wens voor de toekomst is derhalve dat iedereen een ferme dosis ontevredenheid moge behouden. Dat we idealen verketteren wanneer we erin denken te leven en ons er met hand en tand tegen verzetten zodra een ander ons een utopie als wenkend perspectief voorschotelt. Dat we ongelukkig zijn – met flair, met elegantie en met koppigheid.

Barbertje moet hangen

DUTROUX EIST NOG elke week slachtoffers. Terwijl de man zelf in de gevangenis in isolement wordt gehouden en daar tientallen verliefde brieven ontvangt van vrouwen die hem ten huwelijk vragen – hij lijkt godbetere wel een nieuw type popster – worden er, onder verwijzing naar onduidelijke details en zonder enig substantieel bewijs, her en der instanties en personen beschuldigd van handel in kinderen of de distributie van kinderporno. Pedofielen worden, zonder nog enig onderscheid te maken, en masse veroordeeld als ziek en misdadig. In de ogen van het publiek lijkt er geen verschil meer te bestaan tussen verliefd zijn op een kind en het misbruiken of vermoorden van een kind.

En telkens weer priemt de beschuldigende vinger in de richting van homoseksuelen – daar zou de grootste groep daders zich ophouden. Een beschuldiging die zacht gezegd curieus is, want het netwerk waarin Dutroux de spin lijkt te zijn geweest, was uitsluitend op heteroseksuelen gericht: op middelbare mannen die jonge tot zeer jonge meisjes voor seks gebruiken, en de man zelf was alles behalve homoseksueel.

In Nederland heeft de Privé de fakkel overgenomen van Panorama en Twee Vandaag; weer wordt de Spartacus, een informatieve en hoogst onschuldige reisgids voor homoseksuelen, in een kwalijk daglicht gesteld. De reisgids zou dienen als wegwijzer in kinderpornoland, beweerde Privé; deze week. Die beschuldiging is al meermalen in rechtszaken weerlegd, en ik hoop van harte dat de uitgever van de Spartacus nu ook in Nederland een rechtszaak aanspant wegens laster. En telkens weer wordt de homoboekhandel Vrolijk als enige genoemd als verkooppunt van de Spartacus: terwijl de betreffende gids in alle betere boekhandels ligt.

Het wedervaren van vice-premier Di Rupo is echter ongeëvenaard. Di Rupo is een moderne socialist die door zijn bliksemcarrière, zijn flamboyantie en zijn fleurige strikjes op sommige plekken weerstand heeft opgeroepen. ‘Wrevel’, noemde het NRC dat tuttig. Maar niet alleen z’n strikjes stonden ter discussie. Di Rupo is homoseksueel en heeft daar nooit zo’n geheim van gemaakt; dat hij na de kabinetsvergaderingen regelmatig het uitgaansleven in dook, is vrij algemeen bekend. Begin deze week schreven de kranten dat Di Rupo z’n vertier ook bij jongens gezocht zou hebben, en dat hij verdacht werd van kindermisbruik.

De commotie was enorm. Een lid van het kabinet kan uitsluitend verhoord worden wanneer zijn of haar ministeriële onschendbaarheid is opgeschort; de instantie die dat doet, is de kamer. De facto betekent dat dat het parlement het dossier bestudeert en bespreekt. Dat zal deze week gebeuren. Als het parlement het dossier ernstig genoeg acht, stelt zij Di Rupo in staat van beschuldiging en maakt zijn onschendbaarheid nietig. Pas dan kan hij verhoord worden door justitie, in dit geval door het Hof van Cassatie. Maar die intrekking van de onschendbaarheid heeft op zich al staatsrechtelijke gevolgen: meestal betekent het dat de minister in kwestie wordt afgezet, dan wel een beleefd verzoek krijgt om uit eigener beweging af te treden. Met andere woorden: wie met zo’n beschuldiging te maken krijgt, wordt tweemaal berecht.

In België kan niemand het zich nog permitteren verhalen over kinderpornonetwerken op hoog niveau te negeren; daarvoor is er al te veel gebeurd en te weinig opgehelderd. Di Rupo is derhalve, ongeacht de uitslag van het debat volgende week, nu al ernstig beschadigd, en het is de vraag of zijn partij hem kan handhaven. Di Rupo, eerder nog bestempeld tot de ‘Dieu’ van de Waalse socialisten, is besmet geraakt, en in de ogen van sommigen allang tot diable verworden.

Doch later diezelfde week bleek dat de verdenking tegen Di Rupo gestoeld was op slechts een enkele getuigenis, die bovendien afkomstig was van een notoire fantast. De aangever heeft talloze versies van zijn verhaal verteld, die onderling in tegenspraak zijn. Wat is dat voor een onzin? Sinds wanneer is één beschuldiging voldoende om iemand tot verdachte te maken? Bij mijn weten zit daar nog altijd een stap tussen, namelijk die van onderzoek: de fase waarin justitie de betrouwbaarheid van de getuige onderzoekt, en nagaat hoe gegrond de klacht is, vooraleer er publieke verdenkingen worden geuit.

Het vervallen van die tussenfase, plus het ontbreken van elke vorm van terughoudendheid bij de pers in de berichtgeving over deze beschuldiging, doet me geloven dat in de discussie over kinderporno en kindermisbruik de vraag naar onderzoek is verworden tot het napraten van de kliklijn. Barbertje moet hangen. Is er nog een gek in de zaal die een verhaal over Di Rupo weet?

In het Brusselse roddelcircuit viel z’n naam al langer in verband met betrekkingen tot jonge jongens, meldden de kranten naïef. Dat haal je de koekoek. Zulke verhalen hoor je namelijk altijd waar het homo’s betreft. Niet per se omdat het waar is – integendeel. Maar omdat de volksmond vrijwel per definitie meent dat ‘ze’ aan ‘onze’ kinderen zitten. In Nederland deed exact datzelfde argument opgeld toen het ging over de vraag of scholen onderwijzers mochten weigeren op grond van homoseksualiteit.

Marie Botte, een in zowel Frankrijk als België beroemd strijdster tegen kindermisbruik, krijgt het onderwijl benauwd. “We verkeren in een klimaat van verklikkerij, waarin iedereen de ander beschuldigt: de buurman, of ingeval van een scheiding zijn partner. Om persoonlijk wraak te nemen grijpt men naar dergelijke zware beschuldigingen. Ik begin er bang van te worden.” Nu ze tot kalmte maant, wordt Marie Botte er tot haar schrik van beticht dat ze gas terugneemt ‘om de homoseksuelen te beschermen’. Die hebben het in de ogen van het volk immers gedaan: “Ze halen alles door elkaar,” meent Botte. Naar haar zeggen weet menig beller helemaal niet dat er helemaal geen verband bestaat tussen homoseksualiteit en pedofilie.

Noch tussen pedofilie en kindermisbruik. Dat vergat Botte nog te melden.

SOS COC

HET IS TRIEST dat het jubilerende COC aan de rand van een faillissement staat, maar ik kan niet zeggen dat ik er nu zo enorm van opkijk. Wat doet het COC nog, dezer dagen? Wanneer heeft de organisatie voor ‘t laatst iets gezegd dat ertoe doet? Dat is lang geleden, helaas; het COC houdt zich al jaren meer bezig met de eigen organisatie dan met landelijk beleid rond homoseksualiteit of met homozaken.

Het is intern een janboel, eigenlijk: aftredende directeuren en voorzitters die hun voortijdige vertrek geheel en al uit privé-omstandigheden verklaren (overwerkt, resp. te drukke andere werkzaamheden), terwijl het voor iedereen die ‘het landelijk’ enigszins volgde, zonneklaar was dat het persoonlijke hier politiek was. Maar niemand neemt de moeite om de aan rest van de club uiteen te zetten welke verschillen van inzicht of mening ten grondslag liggen aan de soms hevig getroubleerde verhoudingen.

En nu weer bestuursleden die pal voor het congres aftreden, en zo geen verantwoording meer af kunnen leggen voor wat ze de afgelopen jaren hebben gedaan. Zeker gezien de financieel precaire situatie is zoiets schandalig, en de afgetredenen verhinderen met hun disappearing act elke fatsoenlijke discussie over het beleid van de afgelopen jaren. Niet dat ik hen persoonlijk verantwoordelijk houd voor de grote schulden, maar nu is elke discussie over het ontstaan daarvan en over het gevoerde beleid vrijwel onmogelijk geworden. Dat is geen democratie, da’s wanorde, desinformatie en chaos, en het belooft weinig goeds dat het congres het bestuur daarvoor niet streng op de vingers heeft getikt.

Tot op zekere hoogte is dat tot daar aan toe. Een organisatie kan inhoudelijk een rommeltje zijn doch brille uitstralen, interessante standpunten ventileren en zinnige acties opzetten. Maar het COC lijkt verzandt in navelstaarderij. De organisatie lijkt niet eens meer op te merken dat er dingen gaande zijn.

Het ergste voorbeeld van de afgelopen weken vond ik wel de hetze die via een aantal media – de TROS, de Panorama en de Telegraaf – werd gevoerd tegen homoseksuelen. In het spoor van de affaire Dutroux meenden deze instanties nu voor eens en altijd duidelijk te moeten maken hoe dat nu zat met kinderporno en kinderprostitutie, en eensgezind wezen zij met de vinger: het waren de homo’s die het deden.

De TROS voerde in 2 Vandaag de Spartacus – de wijd en zijd vermaarde reisgids voor homoseksuelen, waar je kunt uitzoeken waar je een leuk ook-zo terrasje kunt vinden in New York, en wat de beste gay disco in Barcelona is – op als een reisgids voor pedofielen, en beschuldigde Theo Santfort, docent homostudies te Utrecht, ervan een spin te zijn in het web der kinderporno. Panorama deed het nog eens dunnetjes over, en pal daarop volgde de Telegraaf. Ze wezen erop dat boekhandel Vrolijk verdacht was – verkocht men daar niet de Spartacus? Had men daar niet de Martijn, het clubblaadje van de pedofielenvereniging? Vieze, vuile en voze verhalen, waarin herhaaldelijk een absoluut onhoudbaar verband tussen homoseksualiteit en kindermisbruik werd gelegd.

Santfort en zijn werkgever, de Universiteit van Utrecht, eisten een rectificatie van 2 Vandaag. Die kregen ze, zij het op een zeer benepen manier, maar enfin. Doch het kwaad was al geschied: boekhandel Vrolijk kreeg twee bommeldingen, passanten scholden de medewerkers van de winkel uit voor ‘vieze vuile kinderpornohandelaars’, vaste klanten belden geschrokken en overstuur op en SB6 kwam er binnenvallen met de vraag: ‘zo, dus jullie zijn die homoboekwinkel die in kinderporno doet?’ Theo Santfort moest onderduiken omdat hij permanent lastig werd gevallen door Jan en alleman die hem wilde interviewen over ‘zijn connecties’; de Privé belde bij al zijn buren aan met de vraag ‘of mijnheer Santfort wel eens jongensbezoek ontving?’

Kortom, een uiterst smerige affaire. Je zou verwachten dat het COC daar iets van zou zeggen – dat ze in de gaten hadden dat er hier iets ontoelaatbaars gaande was, dat er sprake was van het aanwakkeren van haat jegens homosuelen – maar nee. Het COC zweeg in alle talen die ze tot haar beschikking had. En dat is niet de eerste keer dat de organisatie nalatig is: steeds vaker lees ik in de krant dat de Vrienden van de Gaykrant zus zeiden, of zo, of een persbericht had doen uitgaan; en getuige het succes van hun homohuwelijk-campagne blijkt de Gaykrant een effectiever lobby op gang te kunnen zetten dan het COC, dat toch pretendeert te adviseren over het homobeleid.

Als het COC de huidige perikelen te boven wil komen, is de enige weg die zij kan bewandelen eens goed te gaan praten met anderen. Veel te luisteren naar wat andere instanties te melden hebben aan ideeën, plannen en problemen. De kranten weer te gaan lezen. Een groep buitenstaanders vragen met hen te willen brainstormen. Zelf gaan rondkijken. En verdorie niet te denken dat ze het zelf wel af kunnen, of stomweg om donateurs te gaan vragen.

En plak in godsnaam een zwarte sticker over die navel.

Reactie

Het bestuur van het COC nam mijn column vopldoende serieus om in hetzelfde nummer te reageren, pal onder mijn stukje. Bij deze die reactie:

Beste Karin,

Columns roepen op tot een reactie. Ik kan het niet laten om naast jouw bijdrage ook onze stellingname te plaatsen.

Tijdens het afgelopen congres is veel naar voren gekomen. Het landelijk bestuur is zo open mogelijk met de situatie omgegaan. Natuurlijk was de financiele stand van zaken reden om een ‘security’ sein te geven, oftewel ‘pas op’. Een S.O.S. (sinds de morsesleutel als code niet meer gebruikt wordt, spreekt men van een ‘Mayday’) is daarentegen niet op zijn plaats.

Het jubilerende COC staat gelukkig niet aan de rand van een faillissement. Wanneer we echter de komende jaren op dezelfde voet doorleven, dan zal inderdaad het financiele einde van het COC nabij zijn.

Op het afgelopen congres is urenlang over het financiele beleid van de vereniging gesproken. Ook op het komende congres zal aan de hand van onder meer het financiele verslag over 1995, de bgroting voor 1997 en een voorstel voor een nieuwe financiele en bestuurlijke structuur, over de financien van gedachten worden gewisseld.

Het aftreden van bestuursleden roept vanzelfsprekend vragen op. Niettemin kunnen er zich situaties voordoen, waarin dergelijke keuzes met reden worden gemaakt. Dergelijke besluiten worden niet lichtvaardig genomen. Voor oordelen hierover moet hetzelfde gelden.

Voor navelstaarderij heeft het COC geen tijd. Het COC houdt zich bezig met plaatselijke, landelijke en internationale zaken rond homoseksualiteit. Van individuele informatievoorziening tot voorlichting op scholen. Van praatgroepen tot salsa lessen. En van een coming-out boekje voor meiden tot leerfeesten voor mannen. Bovendien biedt het COC op dertig plaatsen in het land een uitgaans- en ontmoetingsgelegenheid. Ik kan je aanraden daar eens een kijkje te gaan nemen. Ik was pas in Nijmegen aanwezig bij het zilveren jubileumfeest en tevens de uitreiking van de Burgemeester Dales prijs. Heel inspirerend: trotse vrijwilligers en leden die terugkeken op de afgelopen jaren en volop plannen hebben voor de toekomst.

Ook op landelijk niveau worden veel acties ondernomen, en ook veel bereikt. Afgelopen jaar waren dat activiteiten op het terrein van de relatiewetgeving, homoseksueel (sociaal) ouderschap, de lobby rond het erfrecht, pensioenen en bloeddonorschap. Internationaal waren dat lobbyactiviteiten rondom de vrouwenconferentie in Peking en de Europese unie. Verder heeft het COC dit jaar een fact finding missie uitgevoerd in Roemenie.

Natuurlijk kan een en ander meer en beter en ook meer zichtbaar voor de buitenwacht. Daar wordt de komende tijd hard aangewerkt. Het COC is druk bezig met haar toekomst. Het COC wil de toekomst ondernemen, de buitenwereld binnenhalen. In de nota ‘verlangen en belangen’ wordt een voorschot gegeven, Deze nota geeft de contouren voor de toekomst van het COC aan. Ik zal je een exemplaar van deze nota toesturen.

Tot slot een reactie op de in jouw ogen gevoerde hetze die tegen homoseksuelen via de media zou worden gevoerd. Wij menen dat niet homoseksualiteit maar pedoseksualiteit de invalshoek is die telkens door de media wordt gekozen. Het COC is een belangenorganisatie voor mensen met lesbische of homoseksuele gevoelens. Het is uitdrukkelijk niet een belangenorganisatie voor mensen met pedoseksuele gevoelens. Wanneer personen op basis van hun homoseksuele gevoelens worden achtergesteld, zal het COC actie ondernemen. We hebben echter geen aanwijzingen dat het in deze discussie het geval is.

Maria Pronk
lid van het landelijk bestuur

Vieze verhalen II

PANORAMA BRACHT RECENT een ‘dossier’ uit over kinderporno. Boekhandel Vrolijk werd er in die special valselijk van beschuldigd een rol in de verspreiding van kinderporno te spelen (wat de winkel op twee bommeldingen kwam te staan, en veel onthutste klanten), en Theo Santfort werd zoveel lelijks aangesmeerd – hij zou een spin in een kinderporno- en pedofilienetwerk zijn, beweerde Panorama – dat de Privé, ook niet vies van een zelfgemaakte rel, besloot zijn buren lastig te vallen met de quasi-onschuldige vraag: “Krijgt mijnheer Santfort wel eens jongensbezoek?” De Tros, die in 2 Vandaag al eerder dezelfde verdachtmakingen had geventileerd, kwam later met een officiële rectificatie. Panorama niet, bij mijn weten.

Maar Panorama bracht meer dan alleen deze herkauwde beschuldigingen. En hoe! Op het omslag stond een serie mini-portretjes van kinderen, met daaronder de schreeuwende kop: “Panorama zocht uit: DEZE KINDEREN WORDEN IN NEDERLAND MISBRUIKT. Herkent U ze? Bel 023-5463341.” De kop wekte de suggestie dat er een opgerold kinderbordeel in het geding was. Het bleek echter om kinderen te gaan die voorkwamen op foto’s die op Internet circuleerden. Wat het internationaal publiceren van foto’s nu met daadwerkelijk misbruik van deze kinderen hier in Nederland had uit te staan, bleef in het bijbehorende artikel onderbelicht – tenzij Panorama het opgewonden raken door zulke foto’s al als misbruik betitelt, in welk geval de genoemde misstand zich niet tot Nederland beperkt, aangezien de foto’s gepost worden in nieuwsgroepen die overal ter wereld gedownload kunnen worden.

Om zelf nu eens te zien wat er aan kinderporno op het net circuleert, heb ik de kinderporno-groepen op Internet vier weken lang gevolgd. Een flink deel van de afbeeldingen die Panorama had aangetroffen, trof ook ik aan; de plaatjes worden kennelijk keer op keer opnieuw gepost (je mag hopen dat zulks gebeurt bij gebrek aan nieuw materiaal). Van die speurtocht werd ik bepaald niet vrolijk. Er zitten foto’s tussen, of een heel enkele keer korte videofragmenten, van zes- of zevenjarige meisjes die door middelbare meneren worden geneukt.

Maar zo erg als Panorama suggereert dat het is, was het zeker niet. Er zijn nogal wat onschuldige plaatjes bij: gewoon blote kindjes, waarnaar je nu, uitsluitend omdat ze in kinderporno-groepen worden gepost, met een ander oog kijkt, maar die je voor het overige met een gerust hart bij de fotowinkel om de hoek zou laten afdrukken. Veel van de afbeeldingen waar kinderen wel met seks in de weer zijn, zijn ook nu in Nederland niet verboden: de kinderen op de plaatjes zijn twaalf of ouder, en dat is de wettelijke grens die hier gehanteerd wordt.

Panorama maakte zich erg boos over een videofragment dat onder de naam ‘OhDaddy5!’ werd gepost. Ik ben het filmpje tegengekomen: op het openingsbeeld wordt weliswaar vermeld dat hier iemand met een vijfjarige bezig is, maar als je het lichaam van het kind ziet – haar gezicht blijft buiten beeld – blijkt ze aanzienlijk ouder: ik schat elf. Het zijn niet alleen pedofielen die zich graag laten bedotten door de opgegeven leeftijd: datzelfde lot treft de bestrijders van kinderporno.

Opvallend is dat veel van de geposte plaatjes oud zijn; ze komen duidelijk uit tijdschriften die in de jaren zeventig werden uitgegeven. Kleding, kapsels, gordijnen en meubels zijn onmiskenbaar gedateerd. De meeste kinderen waarnaar Panorama zo fervent zegt te zoeken, zijn inmiddels waarschijnlijk rond de dertig – wat het hele verhaal tamelijk ridicuul maakt. Overigens is vrijwel alles wat gepost wordt, heteroporno; zelden zie je een jongetje dat wordt genomen door een volwassene.

Kinderporno posten is verboden. En in tegenstelling tot wat Panorama suggereert, wordt er wel degelijk iets aan gedaan in Nederland: wie op het net door een Nederlander geposte kinderporno tegenkomt, kan zulks melden bij het Meldpunt Kinderporno. Die waarschuwen de poster dat hij of zij een misdrijf begaan heeft, en verzoeken hem dringend om de foto te wissen. Bij een volgende melding over dezelfde persoon wordt tot aangifte overgegaan. Als gevolg daarvan is kort geleden een Brabander door de politie van zijn bed gelicht en ingerekend.

Het verbod op kinderporno vloeit voort uit het argument dat een kind onder de twaalf nauwelijks kan uitmaken of het seks leuk vindt, en er makkelijk dwang en machtsmisbruik aan te pas komt. Dat laatste is ontegenzeglijk waar – doch of dat moet betekenen dat foto’s van zulk seksueel verkeer onder alle omstandigheden verboden moeten zijn, vind ik twijfelachtig, hoewel ik kinderporno bepaald geen groot goed vind, integendeel. Maar foto’s, video’s en films van moordpartijen zijn niet illegaal, hoewel moord zelf in elk land een strafbaar feit is. Het verschil tussen beeld en werkelijkheid dreigt licht uit het oog verloren te worden – zoals Panorama ook overkwam toen het blad suggereerde dat er, uitsluitend door het circuleren van deze foto’s, sprake was van daadwerkelijk misbruik van deze kinderen, hier en nu, in Nederland.

Zulke verschillen tussen beeld en werkelijkheid nemen alleen maar toe. Voor iemand die enigszins bedreven is met grafische programma’s is het tegenwoordig betrekkelijk eenvoudig om foto’s te manipuleren. Je kunt iemand z’n kleren uittrekken, een hoofd op een ander lichaam monteren, twee foto’s in elkaar schuiven; het resultaat is alleen door een kenner van een ‘echte’ foto te onderscheiden.

In de kinderporno-groepen circuleert een goed voorbeeld van zo’n montage. Op de eerste foto staat een meisje van zes, zeven jaar afgebeeld, dat met toegeknepen ogen links omhoog kijkt; haar haar is vochtig. ‘Een strandscène’, denk je subiet. Ik heb ook zo’n foto van mezelf. Op de tweede foto bevindt zich links naast het hoofd van het meisje een penis in erectie; er ligt een kinderhand omheen geslagen. Of het de hare is, valt niet uit te maken. Rond de mond van het kind zit sperma. ‘Kinderporno’, denk je. En dat is het ook, natuurlijk. Maar welk van die twee foto’s het origineel is? Zijn dat geslacht, dat handje en dat sperma op de eerste foto weggeretoucheerd, of zijn die er op de tweede foto juist bij gezet?

In Amerika is zo’n gemanipuleerde foto, ook als onomstotelijk vast staat dat het een montage is, verboden en kan de maker ervan een lange gevangenisstraf tegemoet zien. Panorama zal dat een verheugend bericht vinden. Maar ik heb liever dat mensen foto’s manipuleren dan kinderen.

Vieze verhalen I

DE ZAAK DUTROUX rukt beerputten open. In België is grote onrust ontstaan over het (niet) functioneren van justitie en politie – de verhalen over diensten die andere diensten informatie onthouden, over onderzoeksrechters die wegens te grote successen van zaken worden weggehaald of die juist het hen toebedeelde onderzoek saboteerden, vliegen je thans om de oren; het ernstigste is nog het telkens sterker opklinkende vermoeden dat er op hoog niveau handlangers van of belanghebbenden bij Dutroux seksuele en financiële wandaden hebben moeten zijn. Misschien dat zulke zaken ooit opgehelderd kunnen worden; de geschiedenis echter leert dat optimisme in deze doorgaans misplaatst is.

Wat nu al wel duidelijk is, is dat de zaak Dutroux het preutse deel der natie de gelegenheid biedt haar vuile smoel te laten zien. Herman Brusselmans fulmineerde in Het Parool van deze zaterdag terecht tegen het gekwezel dat sinds Dutroux’ beerput geopend werd, aan kracht wint. “Er is een enorme hysterie ontstaan in Vlaanderen, die alles wat met seks en naakte lijven te maken heeft, wil ontmantelen als pornografie. Het is net of het heeft te liggen broeien en een aanleiding gezocht heeft om tot uitbarsting te komen (..) De excessen die eromheen ontstaan mogen geen kans krijgen, de rechtse klootzakken die het voor het zeggen krijgen.” Brusselmans hekelt de reactionaire teneur die de kop opsteekt na het bekend worden van Dutroux’ wandaden: “Dankzij Dutroux heeft de achterlijkheid in Vlaanderen de kans gekregen legaal zijn gezicht te laten zien.”

Ook in Nederland gebeuren in de nasleep van de affaire plots vieze dingen. Alsof een aantal mensen plots hun kans grijpen om onbelemmerd hun vooroordelen te spuien – en niemand die er iets van zegt.

Het actualiteitenprogramma 2 Vandaag wijdde op 27 augustus een uitzending aan ‘pedo-netwerken’, alsof pedofilie en kinderverkrachting ineens hetzelfde waren geworden, en wees bovendien op de schuldigen: de homoseksuelen, dat waren de boosdoeners. Wat was het geval? Er bestaat een reisgids voor homoseksuelen, de Spartacusgids, waarin per land en per stad de homo-faciliteiten zoals cafés, hotels en boekhandels worden geïnventariseerd. John Stamford, de eerste uitgever van de Spartacusgids, was pedofiel; in de eerste edities van de gids klonk iets van zijn voorkeuren door; hij gaf bijvoorbeeld aan welke gelegenheden een ‘jong publiek’ hadden. Ooit zijn er zaken tegen Stamford gevoerd, waarbij hij beschuldigd werd van het plegen van ontucht met kinderen. Zowel in Nederland als in Duitsland werd de Brit echter vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs.

Wat er ook met Stamford mis moge zijn geweest: de man is al enige tijd dood, de gids wordt al jarenlang niet meer door hem samengesteld en is vele malen herzien en omgewerkt, en is thans niets dan een handig toeristisch instrument. Dat weerhield 2 Vandaag er echter niet van de Spartacus te bestempelen als ‘de sleutel’ tot een wijd vertakt pedofielennetwerk en tot de gids bij uitstek voor gelegenheden waar kinderen te huur of te koop waren. Boekhandel Vrolijk – Europa’s grootste homoboekhandel, te vinden in Amsterdam – werd erbij gehaald: daar was de Spartacusgids immers te koop!

Er werden meer namen op grove wijze door het slijk gehaald. Bijvoorbeeld die van Theo Santfort, medewerker aan de Universiteit van Utrecht, verbonden aan de werkgroep homostudies aldaar, en een internationaal gerenommeerd onderzoeker: 2 Vandaag deed het voorkomen alsof Santfort deel uitmaakte van het fictieve internationale pedo-netwerk. Bovendien heeft hij, zo sprak men beschuldigend, een boek uitgegeven bij de ‘dubieuze’ uitgeverij Spartacus. QED, niet waar?

Boekhandel Vrolijk kreeg dodelijk verontruste klanten aan de telefoon. ‘Kinderporno? Jullie?’ ‘Welnee,’ antwoordden ze dan, en legden maar weer eens uit dat de Spartacus een hoogst onschuldige en zeer gewaardeerde reisgids is voor het vinden van een terrasje aan de kust of een disco in New York, en niets meer. Santfort was woest, en eiste – samen met zijn universiteit – een rectificatie van 2 Vandaag; terecht, aangezien hij op uiterst vuige wijze in een crimineel daglicht is gezet.

Maar het kwaad was al geschied. Vlak na de 2 Vandaag-uitzending, op 16 september, kwam de Panorama met dezelfde ‘feiten’ in een dossier over kinderporno en -prostitutie, onder de tot weinig reserves aanzettende schreeuwkop: “Dit is een complete reisgids voor pedofielen!”. Behalve Santfort moest ditmaal ook voormalig PvdA-senator Brongersma het ontgelden; de Panorama vond het maar verdacht dat de oud-uitgever van de Spartacus indertijd was vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs, en suggereert dat Brongersma daar de hand in heeft gehad. Niet alleen kende Brongersma Stamford, maar hijzelf schreef immers boekjes over pedofilie, en die liggen ook al bij boekhandel Vrolijk! Dat het hier een serieuze historische studie naar de jongensliefde betreft, vergat het weekblad te melden. En Brongersma als beschermheer van een netwerk voor kindermisbruik? Hij was inderdaad pedofiel, hij maakte daar geen geheim van, en is eenmaal veroordeeld wegens ontucht met minderjarigen; maar de sleutel in een netwerk? Van prostitutie, porno en kinderroof? De man zou zich rot schrikken. Ook de Telegraaf van jongstleden zaterdag diste het verhaal weer op.

Het curieuze is: de verhalen over de Spartacusgids – oud, achterhaald, ingegeven door moedwillig misverstand als ze zijn, gebaseerd op bijeengescharrelde roddels en insinuaties – blijven circuleren. Met telkens weer diezelfde gerecyclede valse beschuldigingen: naar specifieke onderzoekers, politici en boekhandels: naar homoseksuelen. Er worden hoogst tendentieuze verbindingen gelegd tussen homoseksuelen en het misbruik van kinderen; zowel 2 Vandaag, Panorama als de Telegraaf mag je verwijten dat de affaire Dutroux aangrijpen om aan te zetten tot een hetze jegens homo’s, en dat ze uiterst onzorgvuldige journalistiek bedrijven.

Het wrangste van zulke vieze verhalen is nog wel dat misbruik van kinderen zich hoofdzakelijk onder heteroseksuelen voordoet, en in gezinnen; en dat bijna alle kinderporno zich afspeelt tussen volwassen mannen en kleine meisjes.

Nee, Dutroux was geen homoseksueel. Hij was keurig hetero.

Vakantieschool

VIER WEKEN GELEDEN vlogen we over Fuerte Ventura. We zagen veel kale grond en voorts, langs de kust, vers aangelegde vakantiedorpen. Ik wees een instantdorp aan. ‘Misschien komen we daar wel terecht,’ zei ik verbaasd tegen mijn lief toen we ons verdrongen voor het miniraampje en het vliegtuig de daling al had ingezet. In de folder stond immers dat het dorp zich op tien minuten rijden van het vliegveld bevond. ‘Bij die blauwe daken, bijvoorbeeld.’

En jawel. Het hotel bleek te bestaan uit rond een zwembad gegroepeerde appartementen, met verderop een restaurant alwaar het inclusieve ontbijt en diner konden worden geconsumeerd. Net Sporthuis Centrum, maar dan met meer zon, en je hoefde niet zelf te koken noch af te wassen. Kortom, ‘t was zalig. We zijn slechts twee keer van het terrein af geweest, eenmaal om tot onze enkels in de Atlantische Oceaan te gaan staan en elkaar daarbij te kussen, en eenmaal om drank in te slaan bij de lokale supermarkt. Voorts deden we niets dan slapen, praten, vrijen, in de zon liggen, lezen, elkaar insmeren en zwemmen. En, heel belangrijk: tijdens de maaltijden goed rondkijken.

Zo’n vakantie-eetzaal blijkt namelijk zeer leerzaam. Er vielen interessante observaties te maken over hoe de angst voor schaarste egoïsme in de hand werkt: bij alles dat lekker geacht werd, schepte men extra op uit angst dat de betreffende schalen bij de tweede ronde leeg zouden zijn, met als evident gevolg dat ze daardoor juist sneller leeg raakten (waardoor iedereen zich naderhand uiteraard in zijn gelijk bevestigd achtte). Mensen fourageerden en tastten hun borden hoog op, ook al was het half acht en werd er tot negen uur nieuw eten aangevoerd. Twee dunne dametjes cirkelden als haviken om het buffet en maakten per maaltijd wel zeven rondes, zodat wij gingen vermoeden dat ze in Nederland op voorhand expres hadden gevast. Zodra er ijs als dessert was, ontstonden er files ter lengte van die voor de Brienenoordbrug (en hier was maar één wandelbaan).

Maar het meest interessant waren de ouders. Ten eerste waren er daar nogal wat van: naar schatting maakten ze tweederde van de volwassen vakantiegangers uit. Buiten hen was er een forse groep oudere echtparen, en een enkel verdwaald jonger stel. De ouders hadden gemiddeld twee kinderen. Het waren voornamelijk Duitsers; er was een handvol Britse pappa’s en mamma’s. We hebben geen Nederlands stel met kinderen kunnen ontwaren, die week.

Er waren een paar leuke pappa’s en mamma’s bij. Die bemoeiden zich oprecht met hun nakomelingen en waren beiden druk het kroost te voeren, het rustig te houden, het lieve woordjes toe te prevelen en te doen wat men voorts zoal doet met kinderen. Niettemin moesten die kinderen vaak huilen of verveelden ze zich. Beide opties leidden doorgaans tot veel rumoer: er werd gekrijst of gejengeld. Waarna er des te heviger diende te worden gekalmeerd en afgeleid en beziggehouden, zodat pappa en mamma er al met al zelf nauwelijks toe kwamen rustig iets te eten of te genieten van hun toch ook zeer welverdiende vakantie.

Het gros echter bestond uit klassieke gezinnen. Die met van die pappa’s die vooral vader waren, benevens hoofd van het gezin, maar wie de zorg kennelijk geen zier kon schelen. Zij aten namelijk, en haalden op gezette tijden bij het buffet een nieuwe lading voor op hun bord; de mamma’s moesten in hun up de kinderschaar in toom zien te houden en wisten tussen de bedrijven door zelf net drie happen te eten. Zo ouderwets heb ik het in geen jaren meer gezien, en ik schrok er nogal van.

Maar dat was het werkelijk gruwelijke niet. Het echte erge was dat je aan al die tafels kon zien dat kinderen hebben een verhouding tussen twee mensen totaal verandert. Want of paps en mams het nu samen deden en prettig geëmancipeerd de taken verdeelden, of dat ze een feministische nachtmerrie in een notedop presenteerden – het maakte niet uit. Nergens was een ouderpaar te bekennen dat zich bezig hield met elkaar. Daar was geen tijd meer voor; de kinderen vraten alle aandacht op. De volwassenen spraken niet met elkaar, ze gingen niet samen eten halen, ze grapten niet en kletsten niet: ze hadden corvee, ook op vakantie.

Nu realiseer ik me dat niet alle ouders zulk werk als moeizame taak beschouwen, en dat ze het zelf eerder als liefdewerk zullen betitelen. Maar de tol die het eiste was al te zichtbaar. Ze waren nooit alleen. Ze hadden geen verhouding met elkaar meer, doch met hun kinderen.

Daarna dacht ik: zoals elke vrouw die een abortus wil officieel drie dagen bedenktijd in acht moet nemen vooraleer ze toestemming krijgt, zo zou elk prospectief ouderpaar eerst een week naar zo’n vakantieoord dienen te gaan ter heroverweging van hun beslissing, opdat ze kunnen zien wat het met hun verhouding doet. Daar weer na dacht ik: maar iedereen in Nederland is toch al wel ‘s naar Sporthuis Centrum geweest? Daar weer nader dacht ik: geen wonder dat er zo weinig Nederlandse stellen met kinderen waren…

[geschreven op 12 mei 1996 (da’s moederdag, ja)]

In stilte

DE MOOISTE SEQUENTIE van Dodenherdenking is die van de paar seconden waarin je de stad langzaam tot stilstand hoort komen. Mensen hebben zich verzameld. Er gaat ergens een klok luiden, dwars door het stadsgedruis heen. Tijdens het gebeier hoor je, als je oplet, al hoe de stad vertraagt. De trams houden op knersend te piepen in hun rails, automobilisten toeteren niet meer en trekken niet op, motoren vallen stil. Passanten stoppen met lopen. Wanneer de klokken ophouden zijn er nog flarden geluid, maar ook die sterven weg. In een paar seconden tijd daalt er een zachte, uitzonderlijke stilte over de stad.

Op sommige plekken staan onderwijl grote groepen mensen bijeen. Hoewel ze met velen zijn, maken ze opmerkelijk weinig geluid. Ze bewegen nauwelijks, ze praten niet; ze staan er alleen, kijken elkaar aan en zijn stil. Iemand kucht. Er zingen vogels die er altijd al zijn, maar nu hoor je ze ineens; hun getsjilp en gekwetter dient als interpunctie van die stilte, anders hoorde je niet eens hoe gedempt alle geluid in die minuten feitelijk is. Stilte kan immers niet in een vacuüm bestaan. Er raast een auto voorbij met een ghettoblaster erin; en hoewel ik me mateloos aan dat lawaai erger, realiseer ik me dat ik hem gewoonlijk niet eens gehoord zou hebben; net als de vogels was hij anders verdronken in het andere, normale gedruis. De stad komt tot rust; het is niettemin geen nacht.

En dan, na twee minuten, komt alles weer langzaam op gang. Mensen bewegen weer; sommigen omhelzen elkaar. Iemand pakt een microfoon, spreekt en treedt terug. De trams gaan weer rijden. Het verkeer komt op gang.

Tijdens precies deze stilte afgelopen zaterdag, bij de herdenking bij het Homomonument, schoot het even door me heen: deze mensen hebben ze ooit weg willen maken. Vierhonderd, misschien vijfhonderd mensen waren er bij het Homomonument, met margrieten, tulpen, calla’s en – hoe Nederlands – een Vlijtig Liesje in een pot. Het merendeel van de aanwezigen was homosueel of daaromtrent. Voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn er in totaal zo’n 50.000 homoseksuelen naar de kampen overgebracht; en vijfduizend van hen zijn daar vermoord.

Homoseksualiteit was immers allang strafbaar; eigenlijk was er in dit opzicht meer sprake van een verhevigd continuüm dan van een breuk. Het continuüm zelf bleef na de oorlog onaangetast. Heinz-Gert had me zojuist, een kwartier voor het zo zacht en alomvattend stil werd, verteld dat de geallieerden in 1948 nog bevestigd hadden dat criminelen, moordenaars en homoseksuelen in hun ogen met recht in het kamp hebben gezeten; in 1953 herhaalde de Duitse overheid dat rijtje, en voegde daar de zigeuners aan toe. De aanwezigheid van deze mensen in de kampen werd terecht geacht.

Jarenlang ook mochten homo-organisaties niet meedoen aan de kranslegging op de Dam, omdat hun aanwezigheid verondersteld werd een provocatie te zijn ten opzichte van andere oorlogsslachtoffers en -getroffenen. Vijfentwintig jaar geleden werden de mensen die bij de Nationale Herdenking op de Dam een krans wilden leggen ter nagedachtenis aan de homoseksuele oorlogsslachtoffers, door de politie hardhandig uit de stoet verwijderd. Geen wonder dat veel homosuelen er nog jarenlang het zwijgen toe deden.

Ik keek de gezichten langs. Jij, en jij, en jij.

Daarna hield de stilte op. Er was iemand die sprak, en vervolgens legden we bloemen. De calla’s, de tulpen, de margrieten, en het Vlijtig Liesje, dat eigenlijk meer geplaatst werd dan gelegd. Een van de driehoeken van het Homomonument werd langzaamaan bedolven onder bloemen; en toen die vol was, vertrok iedereen. Een van de vogels die vlak daarvoor zo adequaat de stilte had onderstreept, liet nog even een kledder vallen op het haar van mijn lief.

Na afloop reden mijn lief en ik langs de Dam, om daar te kijken. Van de herdenking daar houd ik eigenlijk niet, hij is me eigenlijk te groot en te pompeus, niet intiem genoeg, en het militaire daar zo… – zo net te nationalistisch. Het liep inmiddels tegen negenen. De rij bloemleggers was bij de Dam aanzienlijk groter; geflankeerd door mannen van de marine, de landmacht en de luchtmacht wachtten tientallen mensen op hun beurt om langs het monument te mogen lopen. Degenen die zelf geen bloemen mee hadden gebracht, kregen van een militair een rode anjer, een blauwe lis of een witte chrysant uitgereikt; van overheidswege, vermoed ik, en ik moest even lachten omdat ook dat tegenwoordig in Nederland geregeld is.

Er liep een jongen tussen met een groot spaanplaten bord, waarop een uit een krant gescheurde tekst geplakt was: ‘niet alleen de politiek, ook de verliezers’. Als ik het me goed herinner is dat een advertentie die Het Parool had gebruikt in haar ledenwerfcampagne; of was het ‘t NRC? Zijn postuur en kleding spraken van linkse sympathieën. Hij legde zijn bloemen, en liep langs de militairen, zijn bord naar hen toewendend. Je zag hoe ze, stram in de houding blijvend, hun ogen verdraaiden om de tekst te kunnen lezen. Hij liep rustig door en keek niet om.

Hij was al die tijd stil geweest. Heel waardig.

Pardon, daar gaan we weer

SOMS ZIJN ER van die momenten. Niet die van – bliep – koffie, maar wel voor je zelf. Dat je namelijk daarna ineens weer snapt waarom je ooit een bepaald standpunt betrokken hebt, en dat verdedigde. Het bewuste standpunt in een notedop: trouwen mag dan ouderwets zijn, iedereen heeft natuurlijk het recht ouderwets te wezen. En zolang dat huwelijk omkleed is met tal van voordelen die door de constructie van het burgerlijk huwelijk per definitie aan een belangrijk segment der samenleving ontzegd worden, is er iets tamelijk fundamenteel mis. Ach, een doordeweekse mening, verder niks pervers, revolutionairs of recalcitrants aan, integendeel.

Maar dan komt de weekendkrant op tafel en bij lezing daarvan – tijdens het uitgebreide zaterdagse ontbijt – blijkt juist de discussie over het homohuwelijk een dusdanige hoeveelheid venijn en achterbakse redeneringen bij de tegenstanders naar boven te halen, dat ik me ineens weer realiseerde dat zo’n doordeweekse mening als ik erop nahoud, in sommige kringen het summum van provocatie is. En dat de discussie misschien juist daarom zinnig is – niet omdat men voorstander is van het huwelijk, doch omdat de tegenspeler zich al debatterende vies in de kaart laat kijken. (Oftewel: het homohuwelijk als gereedschap ter ontmaskering van homohaat, en het debat erover als failliet van het heterohuwelijk.)

De rubriek ‘Open Forum’ in de Volkskrant van 6 april bevatte een vertaalde bijdrage uit de New York Times. Kop: ‘Homohuwelijk is in strijd met Amerikaanse waarden’. Auteur: Lisa Schiffren, speechwriter voor voormalig vice-president Dan Quale (Uweetwel, die man die ‘aardappel’ niet op z’n Engels kon spellen en die zo boos was over die tv-serie waarin een ongetrouwde moeder voorkwam).

Homohuwelijk in strijd met Amerikaanse waarden – welja, ze doet het niet voor minder, deze Lisa. Het land dreigt ten onder te gaan als we het hohu invoeren, is de implicatie, en alles wat mooi en patriottisch is dreigt dan ten onder te gaan door gebrek aan burgerzin. Los van de vraag of iemand ooit heeft kunnen definiëren wat ‘Amerikaanse waarden’ zijn (valt het gelieg en bedrieg van Watergate eronder? De afschaffing van de slavernij? Het recht op vrije meningsuiting? Het no pay, no cure waarmee advocaten zich aan burgers opdringen, en de zondvloed aan rechtszaken waarmee burgers en instanties elkaar dientengevolge belagen? Het terroriseren van abortusklinieken? Gay Pride in San Francisco? De preutsheid van de Parent Teacher Association, die heavy metal als des duivels bestempelt? Valt Prince eronder? Michael Jackson? Madonna? OJ Simpson? De Freemen in Montana?) – ik heb zelden zo’n staaltje onbenul gelezen. En dat van iemand die zich op politiek hoog en invloedrijk niveau bevond. De huiver slaat je om het hart.

“Voor de meeste Amerikanen heeft het huwelijk iets heiligs, een element dat in andere relaties – seksuele, juridische of economische – ontbreekt,” schreef ze al in de tweede kolom. Ach, mevrouw de speechwriter, is het huwelijk dan uitsluitend een sacrament? Waarom het is dan verbonden met juridische, seksuele en economische rechten en plichten? Als het huwelijk sacraal is, waarom het dan laten sluiten door een overheid? Bestaat er op dat vlak dan geen scheiding van kerk en staat, ondanks het feit dat de Amerikaanse overheid – en ook de onze, net zoals de meeste Europese overheden – die scheiding streng respecteert? Verwart U hier niet ideologie met staathuishoudkunde, mevrouw de speechwriter?

“In de kern is het huwelijk een verdrag voor het leven tussen man en vrouw, gericht op seksuele trouw en het krijgen en opvoeden van kinderen. (…) De samenleving hecht waarde aan stabiele heteroseksuele relaties omdat die noodzakelijk zijn, zowel voor een solide opvoeding van kinderen als voor de overdracht van waarden waarop de Amerikaanse cultuur berust.”

Kunnen die waarden – whatever they may be – dan alleen door heteroseksuelen worden overgedragen? En zijn huwelijken van mensen die geen kinderen willen, dan niet ‘echt’? Wat vindt U van echtscheiding, mevrouw Schiffren? Of nee, laat maar. Ik denk het antwoord wel te weten.

“Of homoseksuele relaties duurzaam zijn, is vanuit maatschappelijk bezien van weinig belang.”

Gaat U wel vaker met zo’n dramatisch gebaar voorbij aan individuele mensen, mevrouw Schiffren, een onduidelijk ‘algemeen belang’ hoger stellend? En was het niet juist Uw kamp dat zo hamerde op die vieze promiscuïteit van homoseksuelen? Dat die slecht was, en aids bevorderde bovendien? U gebruikte het vermeende gebrek aan duurzaamheid eerder wel als maatschappelijk argument, mevrouw Schiffren.

“De samenleving heeft echter wijselijk besloten alle huwelijken, kinderloos of niet, over een kam te scheren. Anders zou de overheid iedereen die in ondertrouw gaat naar zijn of haar motieven en verlangens moeten vragen.”

Dat klinkt alsof U het eigenlijk niet prettig vindt dat zulks niet gebeurt, mevrouw de speechwriter, en eigenlijk liever heeft dat iedereen die trouwt, ook verplicht kinderen krijgt. Uit eerbaarheid, en vaderlandsliefde. En te Uwer troost: in Nederland worden ondertrouwers al uitgebreid naar hun motieven gevraagd. Namelijk wanneer een van de huwelijkskandidaten uit een ander land komt. Stel je toch voor dat ze zouden willen trouwen om er voordeel uit te slaan, mevrouw Schiffren! Ongehoord, wat U zegt. Dat die buitenlanders trouwen om economische redenen dat doen, bedoelt U? Maar dat doen Nederlanders – en ik neem aan Amerikanen – toch vaker, is het niet? Iets met pensioenen, en erfenissen? Huizen kopen? En alimentatie? Misschien is het helemaal geen slecht idee aan het huwelijk inderdaad een degelijk kruisverhoor te laten voorafgaan!

“In het traditionele huwelijk is het enige aspect dat werkelijk voor het leven bindt, de gedeelde verantwoordelijkheid voor kinderen.”

U meent het! Trouwen mensen dan nooit uit liefde? Is het nooit de liefde die mensen bindt, en samenhoudt? Is het hehu dan zo wankel dat er kinderen aan te pas moeten komen om het te stutten? Is dat wat U bedoelt? Homoseksuelen voeden overigens vaak kinderen op, en wensen daar juist de gedeelde verantwoordelijkheid voor. U wilt hen die ontzeggen? Maar die kinderen gingen U toch juist bovenal?

“Ook homoseksuele paren kunnen samen kinderen opvoeden, en enkele zullen dat misschien ook doen. Maar dan gaat het altijd om kinderen van een van de partners en een buitenstaander.”

U meent het! Zal ik U een geheim verklappen, mevrouw Schiffren? Dat gebeurt in heteroseksuele huwelijken ook! Dat iemand scheidt, en hertrouwt, en de zorg voor andermens kinderen draagt – herstel: van kinderen die voor de helft van een ander zijn. Sterker: je hoeft er helemaal niet voor te scheiden. Er worden veel kinderen opgevoed wiens biologische vader niet hun wettelijke vader is, mevrouw de speechwriter. Dat heet, in Uw vocabulaire, ‘overspel’ en ‘bastaard’. Er worden, erger nog, ook kinderen opgevoed die geen biologische vader hebben. Die was namelijk dood. Wat U zegt, het moest verboden worden.

Wat U eigenlijk zegt, is dat het heterohuwelijk niet deugt. Mevrouw Schiffren, misschien moesten we het hele huwelijk maar afschaffen. Dat is wel zo fair. Want die hetero’s maken er ook maar een potje van. (Oh, dat mens tegenover je te mogen hebben in een heus debat. Villen. Verbaal.)

Complottheorieën

DIE ONTSNAPPING VAN DUTROUX schreeuwt natuurlijk om verklaringen. Die mpeten er zijn, het kan niet anders. Want hoe anders kon de “publieke aartsvijand nummer een”, zoals een over zijn superlatieven struikelende Belgische minister het uitdrukte, in een publieke ruimte bewaakt worden door slechts twee rijkswachters, gewapend met ongeladen pistool? Waarom was de man niet geboeid, geketend, bewaakt door dertig scherpschutters die hem permanent in het vizier hielden en die bij de minste of geringste verdachte beweging met hun mitrailleurs dreigend gingen klikklakken?

Complottheorieën zijn er in overvloed. Die ene dat hij handlangers heeft moeten hebben is wel de meest eenvoudige. En de slechtste. Want daarvoor ontbreekt er teveel in het scenario: de klaarstaande vluchtauto, liefst gepantserd, met geblindeerde ramen en met een vals paspoort in het dashboardkastje, om maar wat te noemen. En die afgetroggelde auto waarmee hij het nu moest stellen had dan ook niet in de modder kunnen blijven steken maar had een vrachtwagen moeten inrijden, alwaar een chirurgisch team klaar zat om het Monster van België een spiksplinternieuw gezicht te geven, zodat hij daarna kon herintreden en voor de derde maal zijn wrede carrière kon opvatten.

Aanzienlijk aannemelijker vond ik de theorie dat z’n vlucht inderdaad bedoeld was maar juist als opzet had te mislukken: hij diende op de vlucht te worden neergeschoten. Een per ongeluk dode Dutroux komt allerlei mensen namelijk beter uit dan een nette rechtszaak. Het aantrekkelijke van deze theorie zit ‘m erin dat Justitie inderdaad bang is om haar gevangene te laten voorkomen; het gerechtelijk vooronderzoek duurt niet voor niets zo lang. Maar, in tegenstelling tot wat veel mensen denken, is het niet de angst dat de verdachte ineens zal spreken tijdens zijn proces en allerlei geheime netwerken van hooggeplaatste beschermheren zal onthullen — de kans dat zulke cirkels bestaan is miniem — die de Belgische magistraten doet huiveren, doch de mogelijkheid dat Belgiës meest gehate gevangene er bij een proces ongewenst genadig van af zal komen.

Tot nu toe zijn hem alleen ontvoeringen ten laste te leggen; dat hij daadwerkelijk degene is geweest die de gestolen meisjes heeft misbruikt en vermoord, lijkt vooralsnog lastig bewijsbaar, en de recherche zoekt nijver voort. Al ruim anderhalf jaar. De kans is groot dat de man er met een jaar of tien hechtenis vanaf komt in plaats van drie keer levenslang te krijgen; en de volkswoede die na zo’n mild vonnis zal uitbreken, wil niemand over zich uitroepen. Dan liever een standrechtelijke dood: op de vlucht ermee, geef hem de vrijheid, en schiet hem dan aan flarden. Maar ja, in dat geval hadden die bewakers dus wel bewapend moeten zijn. Exit complottheorie nummer twee.

Die complottheorieën, daar is iets mee. Vorige week overleed James Earl Ray, de man die Marten Luther King neerschoot. Over hem zijn — net als over Lee Harvey Oswald, de moordenaar van John F. Kennedy — de meest wilde theorieën geformuleerd die er allemaal op neerkwamen dat hij handlangers heeft moeten hebben. Ray deed er zelf lustig aan mee die in de wereld te helpen: hoewel hij zichzelf in eerste instantie schuldig verklaarde, putte hij zich na zijn veroordeling uit in het vertellen van verhalen die anderen aanwezen als instigators, medeplichtigen en handlangers: eigenlijk was hij het niet, beweerde hij, hij was ook maar een pion, en betrekkelijk onschuldig bovendien. Rays verhalen werden gretig aanvaard, ook door de familie van King zelf.

De journalist die de zaak James Earl Ray uitvoerig heeft onderzocht, Gerald Posner, verwierp zulke complotgedachtes en zei daarover, lichtelijk meewarig: “Het is alsof we niet kunnen accepteren dat zulke grote, historische figuren als John F. Kennedy en dominee King uit de weg geruimd kunnen worden door maatschappelijke randfiguren als Lee Harvey Oswald en James Earl Ray. Vooral daarom blijven we er een groter verband achter zoeken.”

Bij Dutroux speelt hetzelfde, vrees ik. Het is aanzienlijk geruststellender te denken dat de man kon ontsnappen omdat hij hulp van buitenaf kreeg dan dat hij dat kon doen omdat anderen niet op hun taak waren toebereid en faalden. Dat de man zijn tijdelijk gebleken vrijheid, en eerder zijn lange periode van ongehinderd uitgevoerde wandaden, niet te danken had aan mensen die hem uit eigenbelang de hand boven het hoofd hielden maar vermoedelijk aan een opeenstapeling van stupiditeiten, aan onnadenkendheid, aan domheid, is aanzienlijk onverteerbaarder. Dat is namelijk geen verklaring, domheid; dat biedt slechts aanleiding tot nieuwe, nog onrustbarender noties. Zoals dat het kwaad geen organisatie behoeft, dat een eenling ravages kan aanrichten, en bovenal: dat domheid misschien wel rampzaliger is dan slechtheid.

Slechtheid is intentioneel en calculerend, vermoedt men. Men wil iets dat anderen schaadt en plant doelgericht hoe dat doel tegen zo gering mogelijke kosten te bereiken is. Men schat zijn kansen in op ontdekking, op straf, en neemt een berekend risico. Slechtheid is kortom rationeel. En magistraten die met slechteriken onder één hoedje spelen passen wonderwel in de gedachte dat er achter de wereld die wij kennen iets anders schuilgaat, dat dit-wat-wij-zien slechts een maskerade is, iets dat ontrafelt dient te worden, een doek dat weggerukt kan worden, en dat als wij dat doen ons de schellen van de ogen zullen vallen — al is het in dit geval niet het hemelse dat zich vervolgens aan ons zal openbaren, maar het duivelse.

Het onacceptabele besef waartegen mensen zich wapenen door complottheorieën te ontwerpen, is dat de meeste slechtheid de wereld in wordt geholpen door domheid. Door onoplettendheid, door naïviteit, doordat mensen denken dat het zo’n vaart niet zal lopen en dat het geen kwaad kan een enkel steekje te laten vallen. Doordat ze denken dat je best wel even opzij kunt kijken als je een zware crimineel moet bewaken. Doordat ze die ochtend hun munitie niet konden vinden en meenden dat een ongeladen pistool ook heus wel indruk zou maken. Dutroux kon zo lang zijn gang gaan en zelfs ontsnappen doordat zoveel mensen runderen zijn; dat is wat complottheorieën moeten verhullen.

Hannah Arendt schreef in haar boek over nazi-misdadiger Eichmann al dat niets zo banaal was als het kwaad, en Eichmann zelf eigenlijk niets anders dan een trouw ambtenaar.

Gezinswaarden

HET BLIJFT EEN heet hangijzer, dat trouwen. En natuurlijk moet het mogen, al was het maar om er daarna met een grandioos gebaar van af te kunnen zien (zoals veel heterosuele mensen ook willen, kunnen en doen). Allerlei rechten die heterosuele stellen bij een trouwakte gratis in de schoot geworpen krijgen (de voogdij over hun kinderen, adoptierecht, erfrecht, verlaging van het successie-tarief, pensioenrecht) horen vanzelfsprekend ook homosuele stellen toe te kunnen vallen.

Maar mijn hemel, wat heeft het een boel voeten in aarde. Iedereen vertrappelt zich om er iets over te zeggen, en wat er al doende omgewoeld wordt brengt een paar vieze vette wormen naar boven.

“Ja maar HO!”, roept iemand, “dan mogen ze ineens ook kinderen adopteren! En dát kunnen we niet hebben!” Want dat zou zo zielig zijn voor de heteroseksuelen, nietwaar, is de implicatie. Bovendien zou het de aanvoer van kinderen uit derde-wereldlanden maar doen stokken, wordt beweerd. Dat is een beetje een smerig argument, vind ik, want veel van die kinderen komen via adoptiebureau’s die het niet bijster veel uitmaakt aan wie ze een kind bezorgen, als er maar geld op tafel komt. En laatst schijnt iemand die veel over adoptie heeft geschreven, en de zelf drie adoptie-kinderen heeft, gezegd te hebben: “Adoptierecht voor homoseksuelen is unfair jegens het kind. Dat zal op school geplaagd worden met z’n homoseksuele ouders, en het kind heeft het toch al zo moeilijk, juist omdát het geadopteerd is.” Het zal best dat kinderen van homoseksuele ouders geplaagd worden op school, maar dat worden roodharige kinderen ook, evenals beugel- & brillendragers, zwarte kinderen, lelijke kinderen, kinderen die steeds tienen halen, kinderen die geen Nikes hebben en kinderen die slecht in gym zijn.

Sowieso is het vreemd dat adoptie nu ineens de crux van de discussie lijkt te gaan worden. De kranten en nieuwsshows putten zich uit en vinden homostel na homostel dat voor kinderen zorgt, waarbij mannen veruit favoriet zijn. De onderliggende toon is niet een waarbij duidelijk wordt dat zulks regelmatig gebeurt, dat het deswege onzin is daar zo zwaarwichtig over te somberen en dat ook zonder trouwpartijen en adoptieperikelen mannen allang voor kinderen zorgen, en dat ze dat goed doen; de toon is veeleer een aangepaste en zoetgevooisde versie van het rariteitenkabinet. Kijk! Een mannenstel met een kind. Lijken ze niet net op de vrouw met de baard, of met de drie borsten?

En toch – hier wordt er tenminste over gediscussieerd, en wordt er op parlementair niveau een serieus voorstel gedaan voor het homohuwelijk. Bravo, Anne-lize! Wie de Amerikaanse voorverkiezingen volgt en ziet hoe de Republikeinen over homo’s spreken, kan niet anders dan concluderen dat homoseksualiteit daar thans dezelfde plaats in de campagnes inneemt als in de jaren vijftig het communisme: die van een hetzerige boeman, een demon die wordt geïnvokeerd om te laten zien hoe vuig, pervers en destructief de tegenpartij is en hoe onbesproken menzelf is. Je tegen homoseksualiteit verzetten is in conservatieve kringen in de VS zo ongeveer het bewijs geworden van persoonlijke eerbaarheid en van de verdediging van familiewaarden – terwijl het omgekeerde even zo makkelijk te bewijzen is. Als homoseksuelen willen trouwen, als ze kinderen willen, dan zijn zí­j toch bij uitstek de nobele ridders die het gezin verdedigen, en niet hun tegenstanders?

Zo zei Forbes – de miljonair die dacht een presidentszetel te kunnen kopen, en die zich gelukkig zojuist heeft teruggetrokken – toen hij gevraagd werd naar zijn mening over het homohuwelijk tegen de New York Post: “I’m afraid I’m hopelessly conventional. If you want to live together, fine. If you want to have a life together, fine. All I can say is, compassion is not approval.” (bron: euroqueer-digest, Internet). Met andere woorden: je mag het heus wel doen, als het maar in het geniep is en als je maar geen rechten wilt opeisen; alleen op die voorwaarden zal ik het door de vingers zien. En dan te weten dat Forbes’ eigen pappa een closet-queen was…. Je zou haast denken dat hij zich verborg voor z’n eigen zoon.

De Amerikaanse Demokraten zijn grosso modo te angsthazig om homosuelen te verdedigen; frank en vrij uitroepen dat vooroordelen nog nooit iemand een stap verder hebben geholpen, is tot mijn diepe spijt er niet bij. Clinton durft niet eens zijn belofte waar te maken dat homoseksualiteuit geen ontslaggrond meer mag zijn binnen het leger – een belofte waar hij godbetere wel veel stemmen mee heeft gewonnen, aangezien grote delen van de Amerikaanse homowereld hun hoop op hem hadden gevestigd. En wat deed hij, na het incasseren der stemmen? Nada. Je wordt nog steeds uit het leger geflikkerd als homosueel (oh, wat had ik graag dat Colin Powell ook zo bleek), ondanks Clintons beloftes; laat staan dat hij iets als het homohuwelijk wenst te verdedigen, of althans de vooroordelen van de Republikeinen daaromtrent durft aan te vallen. Wie homoseksualiteit verdedigt, tornt aan de positie van heteroseksuelen; wie homoseksuelen verdedigt, komt aan het gezin. En wie aan het gezin komt, deugt niet. Zo wordt homofobie een ware gezinsdeugd. Getver.

De vraag of het homohuwelijk het gezin aantast, wordt niet gesteld – laat staan dat iemand suggereert dat het homohuwelijk het gezinsdenken juist steunt.