Lotgenoten

AL JARENLANG BEN IK jurylid van De pen als lotgenoot, een literaire wedstrijd voor verhalen over handicaps en ziektes. Ego-documenten heet dat tegenwoordig, zo’n verhaal over wat menzelf of zijn omgeving is overkomen. De prijs is ooit ingesteld door de Nationale Commissie Chronisch Zieken, als onderdeel van haar streven meer aandacht te scheppen voor de positie van mensen met chronische kwalen, hun integratie te bevorderen, en het begrip tussen (nog) gezonde en chronisch zieke mensen te stimuleren. Zulke dingen.

Allemaal heel nobel, en hoogste verantwoord. (Hoewel je, wanneer je als jurylid achter elkaar drie verhalen over Alzheimer en vijf over ME en borstkanker leest, nog wel eens mies wordt van alle ellende. Dan helpt het erg wanneer die misère relativerend of humoristisch beschreven wordt. Mijn eerste leesavond als jurylid barstte ik in huilen uit.)

De prijs is mooi. Niet dat-ie veel om het lijf heeft – publicatie in een boek, een mooie vulpen met inscriptie, en schijnwerpers – maar hij dient een zinnig doel. Deze teksten fungeren als oriëntatiepunt voor mensen in vergelijkbare omstandigheden, vormen een manier voor verwerking, zijn een steun voor lotgenoten en hun intimi, en bovenal, broodnodig: ze bieden een alternatief op menselijke maat voor het medisch jargon waarmee iedere serieus zieke mens wordt overvallen. Ik lees ze inmiddels graag, deze verhalen, hoewel het niet altijd makkelijk is rustig te blijven onder het erin verzamelde leed.

In die jaren van jurylidmaatschap zijn er enorm veel verhalen door mijn handen gegaan; ik denk wel zo’n tweehonderd. Verhalen van jongeren, van bejaarden, van ouders, van overlevenden, van nabestaanden, van doorbijters, van hoe-dan-ook-toch-dood-te-gane-mensen. Van mannen, en veel meer van vrouwen. (Mannen schijnen het moeilijker te vinden te schrijven over lek & gebrek dan vrouwen. Hun teksten zijn ook vrijwel zonder uitzondering stoerder.) Tientallen ziektes en kwalen zijn de revue gepasseerd: veel ME (modern om te hebben, erg populair om over te schrijven); een beetje MS, nogal wat dementie, schrikbarend veel reuma en spierdystrofie, en allerlei, veel te veel, soorten kankers. Prostaat. Borst. Bot. Hersentumor. De auteurs zijn jong, oud, alleen, verliefd, opgegeven, dapper, mistroostig, cynisch, nuchter, kleinzielig, sober, saai, kletskousen, van zichzelf vervuld, sterk, altruïstisch – noem maar op. Alles zit erbij.

Maar wat ze nooit zijn is homosueel. Of zwart, bruin of geel. Is dat niet raar?

Voor een deel heeft het te maken met wie lid is van patiëntenverenigingen en wie niet – in zulke kringen worden de oproepen tot mededinging immers verspreid – en autochtonen zijn vaker lid van zulke clubs dan allochtonen. Zaken als taalbarrières spelen daarbij een grote rol, en manieren van opvang en hulpverlening al evenzeer: bij mensen die recent naar Nederland zijn geïmmigreerd is het niet alleen volstrekt begrijpelijk dat ze minder snel geneigd zijn hun verhaal, als ze dat al willen opschrijven, niet in het Nederlands te doen maar in die van henzelf, en dat ze simpelweg niet zijn aangesloten bij ziekenclubs en zodoende nooit horen van zo’n prijs. (Maar zijn er dan geen ingeburgerde allochtonen met ziekte en schrijflust? Kom nou toch. Er zijn voldoende allochtonen, eerstegraads dan wel tweedegraads, die het Nederlands perfect beheersen en die veel te vertellen hebben. En ik ben eerlijk gezegd zelfs razend benieuwd of er andere opvattingen over ziekte heersen in zulke niet van oorsprong Nederlandse kringen, dan die gewoon zijn in de westerse calvinistische of katholieke cultuur.)

Dat ik in al die jaren slechts een verhaal heb gezien waarin iemand een hoofdrol speelde die de damesliefde was toegedaan, dat vind ik eigenlijk nog raarder. Ik ken zat mensen die homosueel zijn en iets ernstig mankeren. Aids, bijvoorbeeld. Of borstkanker. Een dwarslaesie. Een geamputeerde voet. Een anti-biotica vergiftiging. Er zijn goddome zelfs — dacht ik tenminste — clubjes van dove homoseksuele mensen. En zat mensen die boos zijn dat de COC’s ter lande ontoegankelijk zijn en daar uitgebreid hun gram over halen. Waarom schrijven die mensen niet? Waarom ken ik dat prachtige verhaal over die spastische meneer die zich een paar keer per jaar door zijn verzorgers in het leer laat hijsen om per elektrieke rolstoel in de Amstel- en Warmoesstraat te gaan cruisen, alleen uit zijn mond en zie ik zijn – of vergelijkbare – verhalen nooit in deze wedstrijd?

Bereiken de oproepen voor De pen als lotgenoot de homo’s en lesbo’s onder de chronisch zieken nooit? Lezen die hun patiëntenblaadjes dan niet, of sterker, zijn ze — indien chronisch ziek — geen lid van patiëntenclubs? Of schrijven damesdames en herenheren niet over ziekteleed? Ik geloof er geen lor van. Wel geloof ik dat ze hun verhalen, voor zover aanwezig en in eigen ogen memorabel, naar hun eigen cluborganen sturen.

En hoewel het goed en zinnig is om in XL artikelen te hebben over ziekte en verderf, meen ik dat het zonde is om in andere fora niet te spreken. Want — afgaande op wat zich nu begint uit te kristalliseren in een mooie en indrukwekkende reeks verhalen — zou je haast gaan geloven dat er geen chronisch zieke, gehandicapte of ten dode opgeschreven lesbo’s en homo’s bestaan. Alsof het rijk der zieken aan homofobie lijdt.

Spektakel, sponsors en snollende media

DE ECONOMIE TREKT AAN, ‘t is feest! De werkgelegenheid is hoog en de werkloosheid lager dan hij in jaren is geweest. Voor bedrijven betekent dit dat de spoeling dun wordt en ze zich moeten inspannen om vacatures te vullen, terwijl ze vroeger nauwelijks hoefden te adverteren.

Vooral in de informatie- en communicatietechnologie (ICT) buitelen werkgevers over elkaar in hun ijver om de aandacht van potentiële werknemers te vangen. Iedereen vist in dezelfde vijver. Studenten worden als spierinkjes uit de lesbanken geplukt. (Als ze niet voldoen: teruggooien in de kweek, met een gat in hun opleiding.) Bedrijven organiseren massale sollicitatiedagen en lokken sollicitanten met ballonvaarttochten als aas. Ze houden introductiedagen bij auto-dealers en beloven kandidaten dat wie aangenomen wordt, een lease-auto meekrijgt. Een bedrijf heeft deze maand zelfs dat vermaledijde Big-Brotherhuis in Almere voor twee zaterdagen gehuurd om daar haar sollicitanten in rond te leiden.

Dat zulke manieren van werven aanmeldingen op valse gronden trekken, deert niet. Zolang het maar spectaculair klinkt. Is goed voor je image als bedrijf. Oog je jong en vlot door, vinger aan de pols van de tijdgeest enzo. Bovendien geven bedrijven ermee aan hoeveel ze ervoor over hebben om die paar geniale mensen voor de neus van de concurrentie weg te kapen: dat zijzelf vernieuwend en onversaagd zijn, piraten eigenlijk. Heuse talent-raiders!

Het is korte termijn-politiek. Goede werknemers vang je niet; goede werknemers maa¡k je. Elke visser weet dat je moet investeren in het water waarin je vangen wilt en dat oogsten niet kan zonder te kweken: daar tussenin zit tijd en veel geduld. Wat in de praktijk van de ICT betekent dat je mensen met algemene vakkennis, goed inzicht en een helder verstand aanneemt en ze daarna zelf zorgvuldig verder opleidt om ze de specifieke eisen van jouw branche bij te brengen (universitaire en beroepsopleidingen zijn algemeen; dat horen ze ook te wezen). De kunst is niet om mensen binnen te krijgen maar om ze binnen te houden.

*

ONDERWIJL WRINGEN KRANTEN en tijdschriften zich in bochten om advertenties in de wacht te slepen. Krantenredacties zochten naar omslagen om de advertenties voor de weekendedities in te verpakken. (Het dieptepunt is het Werk-katern van de Volkskrant: twee pagina’s redactionele fluttekst ter inleiding op zevenendertig bladzijden personeelsadvertenties.) Toen de grens aan het aantal weekendkaternen bereikt leek, kwam de ene na de andere krant met semi-glossies: magazines die sjieker ogen dan de krant zelf en vrijwel allemaal aanzienlijk minder om het lijf hebben. Veel ‘lifestyle’. Veel loze fotoreportages. Veel eten en drinken en mode en trendy hebbedingetjes en dure gadgets. Veel tekst die gevaarlijk dicht tegen de advertorial aankruipt.

Het zijn media-snolletjes: aangekleed onbenul, gericht op het behagen, met een angstigmakend gebrek aan inhoud; ze zijn er alleen voor het geld. Anil Ramdas maakte zich er kortgeleden terecht kwaad over in NRC Handelsblad: het is te duidelijk dat deze magazines hoofdzakelijk bedoeld zijn als vehikel voor adverteerders. Maar dat is pas het begin.

*

TOT MIJN SCHRIK WERD ik laatst gevraagd een schaamlap te schrijven voor zo’n snol. Opzij, een blad dat haar onafhankelijkheid gewoonlijk hoog houdt in zowel positie als inhoud, deed plots uitverkoop. In hun februarinummer verschijnt een extra katern van vierentwintig pagina’s dat, zo schreef de dame die mij verleiden moest, “deelnemende partijen” heeft.

Ongerust las ik de plannen door. “Hoe sexy is de ICT” was het onderwerp, en artikelsgewijs zou men zich afvragen hoe de ICT-sector zichzelf aantrekkelijker kon maken voor vrouwen om te zorgen dat die gaan solliciteren. Niks ‘hoe sexy moet de ICT zijn’, dacht ik. Gruwelijk blasé, die vraag. Lui ook, en achterhaald. Alsof vrouwen achterover leunen terwijl de verschillende arbeidssectoren om hun gunsten bedelen en zij verveeld op de chaisse-longue uitkiezen wie zich het meest uitslooft; welke prospectieve amant de platste buik, stoerste kaak of geilste grijns heeft. Alsof werk een luxe is, een afleidinkje vergelijkbaar met een middagje shoppen. Iemand anders zorgt kennelijk onderwijl voor de centen.

De “deelnemende partijen” zijn Hewlett Packard, Origin, Pink Roccade en IBM, plus Economische Zaken en een museum dat iets met digitale kunst wil. “Deelnemende partijen” bleek newspeak voor sponsors (wat op zich al een eufemisme voor handel is). Lees de opzet en huiver. “Redactioneel artikel over 500 jaar vrouwelijke kunstenaars: vrouwelijke ondernemers. Welke factoren maken het kunstenaarschap aantrekkelijk? … (De inhoud hiervan wordt bepaald in overleg met het Museum voor Moderne Kunst Arnhem.)” “Redactioneel artikel over vier verschillende ICT bedrijven. Hoe denken zij zelf het bedrijf aantrekkelijk te maken voor vrouwen? Interviews en redactioneel commentaar. (De inhoud van dit artikel wordt bepaald in overleg met de vier ICT-bedrijven).”

Zo gaat het verder. Een enquˆte onder de lezeressen waarin hen wordt gevraagd hun opinie te geven over ICT, op te stellen “in samenwerking met de deelnemende partijen”. Een “prikkelende oproep” om te solliciteren (“zich te oriënteren bij de Open Dagen”) van genoemde bedrijven. Alles redactioneel. Alles “in samenwerking” en “in overleg”. Oftewel: de redactie zocht mensen die leuke stukjes kon schrijven over haar sponsors en adverteerders ter aanbeveling van diezelfde sponsors en bedrijven. Of ik alsjeblieft een lintje op de verpakking wilde zijn.

Een van die bedrijven ken ik goed. Het zal er bij anderen niet veel anders aan toegaan. Ze hebben er een schreeuwend tekort aan mensen, vooral omdat de werkdruk enorm is en de condities met de maand verslechteren. In noodtempo — een enkele week — leiden ze er nu mensen die nog nooit een computer van dichtbij hebben gezien op tot mensen die de helpdesk moeten bemensen. “Ziet DOS er altijd zo zwart uit?” vragen zij op de interne cursus, en daarna worden ze in al hun onwetendheid losgelaten op klanten die met ingewikkelde problemen over netwerk protocollen, raid configuraties of hardware conflicten zitten. Zulke mensen leren weliswaar snel als ze slim genoeg zijn, maar doen dat ten koste van de klanten die in eindeloze frustratie aan de telefoon hangen.

*

DE VRAAG VOOR ICT is niet of ICT sexy is. De vraag is of ze in mensen willen investeren of dat ze hen een baan willen aansmeren. En een ernstiger vraag is wat er gebeurt met respectabele media wanneer zij hun eer verkwanselen voor geld.

Dag eeuw!

AAN VOORUITBLIKKEN – millenniumkoorts of niet – heb ik een broertje dood. De bizarre fascinatie voor ronde jaartallen is een curieus, bijna kabbalistisch bijgeloof: mensen hebben eerst een tientallig stelsel gecreëerd en er een ijkpunt voor gekozen, en gaan dan vervolgens mystiek doen wanneer ze, al optellend en doorlevend, iets met een nul erin bereiken. Big deal. Ik zou het mystieker vinden als bleek dat we het jaar tweeduizend zouden overslaan – omdat iemand zich ooit ergens verrekend had, bijvoorbeeld. En aangezien voorspellen altijd een heikele zaak is en uitmondt in hetzij platitudes à la Lidewij Edelkoorts (“het thema ‘water’ wordt belangrijk, daarom worden de modekleuren voor het komende decennium pastel-achtig”), hetzij in het ventileren van particuliere obsessies dan wel wensen, acht ik vooruitblikken gekoppeld aan zulke numerologie vrij zinloos.

Een terugblik is daarentegen wel aardig: wat er komen gaat weet immers niemand, maar wat er geweest is wordt te snel vergeten.

Wat voor vorderingen zijn er gemaakt, de afgelopen honderd jaar? Je staat versteld als je erbij stilstaat. Aan het begin van deze eeuw hadden vrouwen geen stemrecht; ze hadden slechts bij uitzondering recht op bezit, ze kregen zelden scholing en stierven vaak in het kraambed. Vrouwen uit de boeren- en arbeidersklasse werkten zich, net als kinderen, de armen uit het lijf en vrouwen uit de hogere klassen waren veroordeeld tot veredeld nietsdoen, of, als hun man dat tenminste goed vond, charitatief werk. Middenklassewerk verrichten was voor hen ongehoord en het idee dat ze een academische opleiding zouden kunnen volgen, was absurd.

Vrouwen werden als aanhangsel van hun man gezien, en oude vrijsters waren eigenlijk een beetje gek. Scheiden kon vrijwel niet. Homoseksualiteit was net uitgevonden en ieder die zich daaraan bezondigde of ervan verdacht werd, kon sociale uitstoting en gevangenisstraf verwachten. Uit de buurt gejaagd worden was wel het minste. Tegelijkertijd konden mannen van stand zich vergrijpen aan wie ze maar wilden, en was het niet ongewoon dat mannen kinderen maakten bij hun kinderen of bij de dienstmeisjes. Geslachtsziekten waren slopend, vaak dodelijk, en wijd verspreid.

En nu? Het mag dan zo zijn dat er in Nederland evenveel vrouwelijke professoren zijn als in Botswana, zoals de Volkskrant laatst meldde, maar recht op scholing heeft thans elke vrouw en van het idee dat ze directeur, minister, lid van een raad van bestuur of schoolhoofd kunnen worden, kijkt niemand meer op. Veel vrouwen verdienen tegenwoordig hun eigen geld en zijn economisch zelfstandig. De opvoeding van kinderen is niet alleen hun taak maar wordt steeds vaker met mannen gedeeld. Vrouwen die alleen leven zijn normaal; het zijn thans de vrouwen die thuis voor de kinderen zorgen, hun leven aan het huishouden en de sociale contacten wijden en geen baan hebben, die licht meewarig worden aangekeken (behalve door Dorien Pessers). In allerlei media worden ook vrouwen naar voren gebracht als deskundigen op terrein zus-of-zo, en met alleen maar mooi zijn red je het tegenwoordig alleen bij RTL of Veronica.

Homoseksualiteit is grosso modo geaccepteerd. Dat ouders vaak even moeten slikken als hun kind ook-zo blijkt en dat niet iedereen even ruimhartig tegenover nichten en potten staat is bekend – maar mijn god, wat een verschil. Je kunt tegenwoordig je baan niet meer verliezen zuiver omdat je homosueel bent (en als je werkgever je wel op die grond tracht te dumpen, win je je rechtszaak daarover). Homoparen voeden kinderen op en mogen met elkaar trouwen; nu ja, op een margarinebriefje dan wel, maar toch. Van gevangenisstraf is geen sprake meer, al kun je maar beter niet in Urk of in Putten wonen. Innig gearmd op het Leidseplein lopen, zoenen in het stadspark of flirten in de disco kun je rustig doen zonder pal daarop een boze meute achter je aan te krijgen. Een paar van onze nationale helden zijn homoseksueel, en andere nationale helden hebben zich geprofileerd als nichtenmoeder, opdat iedereen elkaar hartelijk in de armen kan vallen.

Dat niet alles koek en ei is, is buiten kijf. Maar daar gaat het nu eventjes niet over. Daar mag iedereen straks weer uitgebreid over klagen en trachten iets aan te doen. Wat interessant is, is dit: de enorme, bijna niet te omvatten ontwikkeling die in een tiental decennia op allerlei terreinen heeft plaatsgevonden, en die maken dat vrouwen en homoseksuelen gewone mensen zijn geworden in plaats van afgeschermde, gepsychiatriseerde randgevallen. De veranderingen zijn veelvuldig, breed en ondertussen redelijk verankerd: in de structuur van de sociale zekerheid, in onderwijs, werk en opleiding; in verzekeringen, in familierecht en belastingplicht, in sociale omgang en sociale normen.

Het was in dat opzicht een mooie eeuw. Dag eeuw. Moge je opvolger minder rampen en oorlogen zien, en meer van zulke emancipatie.

Godsdienstwaanzin

BISSCHOP EIJK WORDT niet vervolgd wegens zijn uitlatingen over homoseksuelen, meldde het Openbaar Ministerie begin september. Dat is mooi. Iedereen, ook kerkprelaten – of mag ik in dit geval zeggen: kerkproleten? – heeft immers het recht er benepen, bizarre, curieuze, achterlijke, hilarische of ronduit idiote opvattingen op na te houden.

De mogelijkheid om stupiditeiten te debiteren ligt immers vervat in het recht op de vrijheid van meningsuiting. Op de keper beschouwd is domheid een mensenrecht dat logisch voortvloeit uit het recht op vrije meningsuiting: je kunt noch mag mensen dwingen om er alleen politiek acceptabele correcte opinies op na te houden. Zolang mensen maar geen handen & voeten aan domme of discriminerende woorden geven is er niet heel veel aan de hand, behalve dan dat discussie dringend gewenst is. Discriminerende handelingen en daden zijn terecht verboden, discriminerende uitspraken zijn discutabel maar dienen wat mij betreft in principe niet strafbaar te zijn.

De discussie die ontstond nadat Eijks collegedictaten in de openbaarheid werden gebracht, richtte zich al snel op de vraag of zulke ouderwetse en licht achterlijke opvattingen nu onder de vrijheid van godsdienst vielen of niet. Eigenlijk is dat een rare vraag. Sterker: degenen die vinden dat godsdienstvrijheid het recht zou moeten inhouden om discriminerende opmerkingen te mogen maken en dito theorieën te kunnen ventileren, maken zich zélf schuldig aan discriminatie, zoals Marcel van Dam in dit verband terecht opmerkte in zijn column in de Volkskrant. Immers, wanneer vrijheid van godsdienst ertoe leidt dat gelovigen het recht hebben om te beweren dat homoseksuelen inherent neurotisch zijn en niet-gelovigen precies diezelfde mening niet straffeloos mogen verkondigen, is er iets fundamenteel mis.

Het is toch raar dat je zulke dingen alleen maar mag zeggen als je rooms-katholiek, fundamenteel moslim, jehova’s getuige of – pakweg – scientoloog bent? Hebben atheïsten en agnosten niet evenveel recht om zulke dingen te beweren? Nee? Waarom niet? Dat is discriminerend. Sterker: dat is nota bene religieuze discriminatie!

Maar helaas, zulke culturele en wettelijke monstruositeiten kun je verwachten in een land waar de kerken, en later de confessionele partijen, eeuwenlang privileges voor gelovigen hebben weten borg te stellen. Wie kerkelijk was – van welke denominatie dan ook – heeft altijd meer voorrechten gehad dan de gewone, ongelovige burger: van extra scholen tot extra armenzorg, van belastingontheffing tot extra gelden, van mooiere begraafplaatsen tot de beste plek in de stad voor je clubgebouw.

Ik vind het niet zo erg, dat wat Eijk zei. Ik vond het eigenlijk wel best. Laat zijn gelovigen maar in opstand komen en hem afvallen, opdat de kerk merke dat haar dogma’s steeds minder door haar aanhangers worden gedeeld. Laat de kerk maar strijden, opdat zij aan interne strubbelingen en afkalving ten prooi valle. Of beter nog, laat de kerk maar conservatief wezen: dan ziet ze zichzelf in laatste instantie doodbloeden door gebrek aan nieuwe leden en frisse ideeën. Laat de kerk maar bewijzen dat ook het rooms-katholicisme haar fundamentalisten heeft, en zo de moslims bevrijden van het odium dat zij daar het alleenrecht op zouden hebben. Laat duizend bloemen debatteren en de helft zich al doende voor schut zetten, opdat de andere helft zich van haar afkere.

En liever dan homoseksuelen en hun vertegenwoordigers zich boos zien te maken over Monseigneur Eijk persoonlijk en aangifte tegen de bisschop te zien doen, had ik dat iedereen die zich geschoffeerd voelt deed wat progressieve kerkleden en ongelovigen een tiental jaar geleden deden uit protest tegen de immer aanmatigende houding van de kerk: zich massaal laten uitschrijven uit het bevolkingsregister als gelovige.

Dat voelt de kerk immers in haar portemonnee. Want iedereen die in een gelovig gezin is geboren staat zelf automatisch geregistreerd als gelovige, ongeacht de huidige staat van zijn of haar overtuiging, terwijl de kerken wel belastinggelden innen en gemeentelijke beslissingen beïvloeden op grond van de aantallen ingeschreven kerkleden – ongeacht of die leden inmiddels aarzelend, afgekeerd, atheïst of agnost zijn, of zelfs nooit echt gelovig zijn geweest. Schrijf u uit. Dat helpt om de invloed van kerkproleten te beperken.

De veelgeplaagde Bisschop Eijk wil ik slechts een ding meegeven – een conclusie gebaseerd op diezelfde bijbel die hem kennelijk zo lief is. “De bijbel bevat zes berispingen aan het adres van aan homoseksuelen, en driehonderdtweeënzestig berispingen aan het adres van heteroseksuelen. Dat wil heus niet zeggen dat God minder om heteroseksuelen geeft. Het wil alleen maar zeggen dat heteroseksuelen meer supervisie nodig hebben.” — Lynn Lavner.

Trieste vooroordelen

WAT EEN TRIESTE WEEK. De vooroordelen, kleinzieligheden en stupiditeiten vlogen je even rijkelijk om de oren als de regendruppels dezer dagen op je hoofd neerplensden, en zelden de keren dat iemand een paraplu aanbood.

Over seks en verkrachting, bijvoorbeeld. Een aantal Britse universiteiten deed onlangs onderzoek naar de vigerende opvattingen daarover bij de Britse jeugd. Een op de drie jongeren vindt het aanvaardbaar dat een man een vrouw tot seks dwingt, een op de vier vindt dat een vrouw mag worden geslagen als ze met een ander dan haar vaste vriendje naar bed is geweest, een op de zes vindt dat een vrouw die een uitgebreid seksleven heeft verkracht mag worden, een op de tien jongeren vindt dat een man mag verkrachten als hij enorm opgewonden is, of “als niemand het weet”.

Opgeteld kwam het erop neer, zo schreef NRC Handelsblad deze week, dat de helft van de Britse jongeren tussen de veertien en eenentwintig verkrachting “onder bepaalde omstandigheden” acceptabel vindt. De helft van de Britse jongeren? De jongens, zullen ze bedoeld hebben – want de meisjes waren iets liberaler in hun opvattingen. De genoemde getallen sloegen op de jongens, niet op de verhullende term “jongeren”, zo bleek uit het originele onderzoek.

Een schokkende uitkomst. Een op de zes Britse jongens zei dat hij zichzelf tot verkrachting in staat zou achten, en een op de tien jongens zou zonder meer verkrachting plegen wanneer ze dachten “dat toch niemand erachter zou komen”. Oh brave new world, that has such horrid boys in it.

Maar het ligt ook aan de onderzoekers: die vroegen niet of meisjes vinden dat zij overspelige vriendjes in elkaar mogen (of zouden willen) tremmen, noch of zijzelf wel eens handtastelijk zijn en zich aan ongewenste intimiteiten te buiten gaan. Evenmin vroegen ze aan jongens of die vinden dat zijzelf in principe ook het object van dergelijke praktijken zouden mogen zijn, of aan meisjes of die wilden dat ze met gelijke munt konden terugbetalen. Meisjes – en vrouwen – verkrachten namelijk ook wel eens, of mishandelen hun lief. Godlof op aanzienlijk kleinere schaal dan mannen (anders was de ellende helemaal niet te overzien), maar ontkennen dat het gebeurt vertekent de situatie alleen maar. Door uitsluitend naar vertrouwde wegen te vragen, raken vooroordelen alleen maar meer ingesleten.

In Nederland was het raak over asielzoekers en immigranten. De werkgeversorganisaties sloegen twee weken geleden alarm geslagen over de steeds krappere arbeidsmarkt, die maakt dat er in sommige branches ernstige personeelstekorten zijn. Asielzoekers moesten dat werk maar gaan vervullen, vonden ze. Enerzijds is dat een slimme oplossing, die de mensen in kwestie aanzienlijk eenvoudiger doet integreren en de taal leren dan het troosteloos rondhangen in een opvangcentrum. Anderzijds maakt het van asielzoekers klapstoeltjes: gedoemd tot niets doen in tijden van arbeidsovervloed, en tot aanrukken in tijden van arbeidskrapte. Maar een mooi plan is het, ook al komt het voort uit het weldoordachte eigenbelang van de werkgevers.

Het kabinet beloofde subiet de mogelijkheden te onderzoeken om de wettelijke periode die asielzoekers per jaar mogen werken, te verruimen van maximaal twaalf weken naar een half jaar; bovendien mogen asielzoekers mogelijk ook in andere sectoren dan de land- en tuinbouw aan de slag. Maar alleen in sectoren waar krapte heerst, riep het kabinet benauwd, en: recht op arbeid mag niet leiden tot een recht op verblijf. Hoe ruimhartig. Werken en dan oprotten. Het geeft het economische begrip ‘klapstoelarbeiders’ een heel nieuwe dimensie: deze mensen verworden tot weggooistoelen.

De directeur van het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA) riep de week erop dat ze best willen bemiddelen om hun kostgangers aan de slag te krijgen en willen helpen om ze opleidingen te laten volgen (weet: studeren en werken mochten asielzoekers nooit, totdat hun aanvraag voor een verblijfsvergunning was gehonoreerd), en riep er donderwolkend bij dat dat dan wel moest inhouden dat wie niet ging werken, gekort zou moeten worden op z’n zakgeld. Op hun zákgeld. Ze krijgen al haast niets, mochten jarenlang studeren noch werken, zitten soms al twee jaar duimendraaiend te wachten op iets fundamenteels als een taalcursus, en nu dreigt pappa met het inhouden van hun zakgeld “om ze op hun eigen verantwoordelijkheid te wijzen”. De kleinzielige lummel.

Diezelfde week sprak de Amsterdamse hoofdcommissaris Jelle Kuiper. Ongerust meldde hij dat “uit onderzoek van de Amsterdamse politie was gebleken” dat twintig procent van de inbraken in de stad op conto van illegale immigranten moet worden geschreven, vijftien procent van de straatroven en maar liefst veertig procent van de zakkenrollerij. Opsluiten moesten we die criminele illegalen, totdat ze uitgezet konden worden, zei Kuiper.

Gelukkig hield criminoloog Frank Bovenkerk een paraplu op tegen dit vooroordeel: sarcastisch merkte hij op dat de politie nog geen paar procent van alle inbraken weet op te lossen, zodat het hem een raadsel was hoe onze hoofdcommissaris aan dat geweldige getal van twintig procent kwam. Bij straatroof heb je weliswaar per definitie een getuige, in de vorm van een slachtoffer: maar kun je aan iemands neus zien dat-ie een asielzoeker is? Korpschef Kuiper zwaait derhalve met uiterst dubieuze getallen en lijkt zich eerder te baseren op vooroordelen dan op ‘onderzoek’. Bovendien komt de politie zelden uitgeprocedeerde criminelen tegen in de misdaad: zouden de verhoudingen dan heus zo anders liggen bij hen die ni­et uitgeprocedeerd zijn?

Het regent, het regent. We hebben meer paraplus nodig, en meer gezond verstand.

Landje aan de Zuiderzee

ER ZIJN DAGEN DAT ik ineens erg om dit land geef.

Begin mei gebeurde dat bijvoorbeeld, toen ik samen met een Amerikaanse vriend Dodenherdenking bij het Homomonument bijwoonde. Hijzelf heeft weinig banden met welke homogemeenschap dan ook, maar wel heel veel met de Joodse, en had de dagen ervoor in een melancholische mengeling van geschiedvorsing en bronlaving in de stad rondgelopen. We spraken veel over de jaren veertig. Een aantal ideeën die hij over de oorlog had, kwamen op de kop te staan. Dat niet alleen Joden in die periode vervolgd werden was redelijk nieuw voor hem; van de zigeuners wist hij wel, maar de homojacht was nieuws, en het drong langzaam tot hem door hoeveel de hele bevolking had geleden.

Eerder had hij het oorlogsleed vrij exclusief op de Joodse gemeenschap geprojecteerd en was zijn vijandbeeld nogal zwart-wit. Ik maakte hem erop opmerkzaam dat er weinig hoge – en dus oude – bomen in de stad staan. “Omgehakt en opgestookt, om iets van warmte te hebben en tulpebollen op te kunnen koken,” legde ik hem uit. Je zag hem nadenken en feiten in zijn hoofd herschikken. Toen ter sprake kwam dat mijn grootvader in een kamp had gezeten vanwege het verbergen van Joodse onderduikers, achtte hij mijn opa meteen een halve verzetsheld. “Welnee,” zei ik. “Mijn opa was een klootzak. Hij deed het voor het geld dat hij van zijn onderduikers kreeg.”

Ik had hem voorgesteld naar de Homoherdenking te gaan in plaats van de nationale herdenking op de Dam; die is me te nationalistisch, te militair, te patriottisch. Terwijl we wachtten op het begin van de ceremonie – alletwee een tulp in de hand, ons lief aangereikt door een meneer die heel royaal zorgde dat iedereen een bloem kon leggen, ook stommerds zoals wij die erop hadden gerekend dat het stalletje naast de Westerkerk open zou zijn – vertelde ik hem van die ene herdenking, nu vier jaar terug, dat een officiële homo-delegatie van de strijdkrachten een krans kwam leggen.

Mijn vriend kon het zich haast niet voorstellen. Officieel? Zonder ontslagen te worden? Je bedoelt dat ze openlijk homo zijn en toch beroepsmilitair? Dat was in de VS heel anders, daar moest je dat niet wagen… Terwijl we bespraken dat juist dat “you can be but may not tell” mensen kwetsbaar maakte voor chantage, zag ik ze ineens aan komen lopen: marechaussee, landmacht, luchtmacht en marine. Drie heren en een dame in vol uniform, overal tressen en medailles en strepen en petten en scherpe broekvouwen. “Kijk!” zei ik, “‘t is heus waar.”

Dat was zo’n moment.

Een week eerder had ik een uitverkocht debat in De Balie bijgewoond over transseksualiteit, transgenderisme en wat dat nu eigenlijk is, een man of een vrouw. Het forum ging niet ver buiten de al gebaande paden en allerlei oude discussies werden keurigjes overgedaan. Waarom de VU aarzelt om mensen te behandelen die niet helemaal naar het andere geslacht over te gaan doch slechts een gedeeltelijke aanpassing van hun lichaam nastreven. Dat sekse een culturele definitie is, en niet van god en/of de natuur gegeven, en dat overstappen naar de andere sekse van alle tijden en alle culturen is; met dit verschil dat zo’n transformatie tegenwoordig via medische ingrepen lichamelijk beter uitvoerbaar is en minder gevaarlijk. Dat transseksualiteit en transgenderisme niet per definitie het tranendal is dat de medische literatuur beschrijft; de aanwezige ellende wordt door beide partijen benadrukt, uit pragmatisch eigenbelang. Genderteams hebben de wanhoop van hun cliënt nodig om te kunnen legitimeren dat ze in een, medisch gezien, volstrekt gezond en goed functionerend lichaam ingrijpen; cliënten hebben wanhoop nodig om de hulpverleners te overtuigen van de kracht van hun vraag. Enfin. Bekende discussies.

Maar het mooie is dat dat zo goed kon, erover discussiëren, en meer nog: dat transseksualiteit tegenwoordig voldoende aanvaard is geraakt dat niemand nog werkelijk in paniek raakt bij de gedachte dat er buiten transseksualiteit nog meer opties, behoeften en wensen zijn – plus dat er daadwerkelijk ruimte is geschapen om het over zulke dingen te hebben.

Nergens woedende streng-christelijken te bekennen die de discussie verstoorden of buiten met hel-en-verdoemenis leuzen stonden te sandwichen. Nergens iemand in de zaal die schreeuwde dat gods wil gods wil is en dat je daar niet tegenin mag gaan. Nergens iemand die riep dat het zonde van onze belastingcenten was en dat je voor een gender-operatie anders toch maar mooi drie of acht hartpatiënten had kunnen opereren.

Niet dat de discussie nu heel veel verder kwam. Zoals gezegd bereed ieder vooral eigen stokpaardjes. Dat dat kan, dat was het echte mooie.

Er zijn dagen dat ik ineens erg om dit land geef. Dan word ik wat sentimenteel. En dan herdenk ik stilletjes bij mezelf al die mensen die gevochten hebben om deze vrijheden tot stand te brengen, en hen die ze vasthouden en benutten.

De damesstellen die innig omstrengeld over straat lopen. De herenparen die openlijk flirten. De vreren die borsten hebben en baardhaar. De vrannen die er damesachtig uitzien, en spreken over hun verlangen naar borsten. De mannen en vrouwen in de strijdmacht die openlijk homoseksueel zijn. En de rest van de mensen, die soms moet slikken, maar meestal zijn opvattingen herschikt en niet veel kwaad ziet in zulke ontwikkelingen.

Lust in pilvorm

DE GEDACHTE DAT JE gelukkig kunt worden van pillen is een misvatting. Blijheid valt niet te synthetiseren. En sinds Aldous Huxleys Brave New World is iedereen die geluk in een doosje aanbiedt, zelfs verdacht: het angstvisioen van kuddes tevreden, gezeglijke mensen met een enigszins verwaten blik in de ogen kleeft hen aan. Alle onvrede en onrust, al het ongeluk en ongenoegen chemisch wegnemen uit een mensenleven is niet alleen onmogelijk maar bovenal onwenselijk: het kweekt schaapachtigheid, indolentie en dociliteit.

Een zekere mate van ongemak houdt zowel de individuele mens als de maatschappij in haar geheel scherp en is daarmee een motor voor protest en verandering. “Smart scherpt het verstand en sterkt het gemoed,” schreef Franz Schubert in zijn dagboek, en hij had daarin evenzeer gelijk als z’n latere vakbroeder Johnny Rotten die ooit op vinyl snauwde: “Anger is an energy”.

De uitvinding van Prozac en de glorieuze opmars waaraan het middel een decennium geleden begon, maakten de verwijzing naar Huxleys nachtmerrie actueel. Je kunt ernstige twijfels hebben over het middel. De vraag is geëigend of het alleen serotoninetekort is dat mensen depressief maakt: als een chemisch deficit de oorzaak van de malheur is, waarom komen depressies dan bij vlagen, en wijken ze soms op slag? De grote aandacht die tegenwoordig aan de mogelijkheid en wenselijkheid van farmaceutisch ingrijpen wordt besteed, is een aanwijzing dat mensen thans eerder als een biologisch eiland worden beschouwd dan als wezens ingebed in een sociale context, en je kunt je ernstig afvragen hoe zinnig zo’n benadering is. Mij komt hij geamputeerd voor: depressiviteit is immers, meer dan veel andere psychische aandoeningen, sterk aan gebeurtenissen en houdingen gebonden.

Maar maanden achtereen depressief zijn is meer dan menigeen kan verdragen, voor therapie bestaan ellenlange wachtlijsten terwijl de effectiviteit ervan bovendien beperkt is, en in de tussentijd moet je toch wat. Prozac of andere psychofarmaca kunnen de troosteloze neerwaartse spiraal breken, zodat iemand weer wat lucht krijgt. Ook kan een ingreep op het ene niveau bij wijze van kettingreactie opmerkelijke resultaten op andere niveaus veroorzaken: zo ongeveer als mijn kat ineens een stuk liever werd nadat ik haar klauwtjes had laten knippen, mogelijk omdat ze niet meer de hele dag geërgerd was omdat ze overal aan bleef haken. En zolang je nog een week of maand verdrietig mag zijn zonder dat je vriendenkring of je huisarts je meteen Prozac opdringen – geluk moet, ook voor U, mevrouwtje – is er niet heel veel aan de hand.

Zo ook Viagra, waarbij impotentie werd geherinterpreteerd als een fysiek probleem dat door chemisch ingrijpen valt te verhelpen, ook al deden alle wetenschappers met verantwoordelijkheidsgevoel hun best om uit te leggen dat de oorsprong van impotentie vaker tussen de oren dan tussen de benen zit. Maar zelfs indien impotentie van psychologische origine is, kan een medicijn vicieuze cirkels doorbreken – of het bewijs leveren dat het probleem metterdaad niet biochemisch is. Hilarisch zijn derhalve de anekdotes over meneren die denken dat het luttele doorslikken van zo’n pil garant stond voor een plots opbloeiend seksleven, zonder eigen bijdrage van de betrokkene. “Ik krijg nog steeds geen erectie!” kloegen ze bij hun arts. Navraag leerde dat ze na de pil ingenomen te hebben de krant waren gaan lezen, in afwachting van vermeende wonderen. Zulke mannen zijn eerder lui dan impotent.

Het effect van Viagra op vrouwen wordt thans onderzocht; de Volkskrant wijdde daar afgelopen weekend een groot stuk aan. Bij vrouwen is het nog lastiger om uit te zoeken of er fysiek iets aan hun mogelijkheden tot opwinding schort dan wel of er een psychologisch probleem is, al was het maar omdat veel vrouwen – emancipatie en feminisme ten spijt – vaak geremder zijn dan mannen in het weten wat ze willen, laat staan in het gevolg geven daaraan.

Het curieuze is dat er zelden aandacht wordt besteed aan farmaceutica die dergelijke remmingen wegnemen. Zulke middelen zijn er wel degelijk: alleen staan ze gewoonlijk niet bekend als medicijnen, maar als drugs. Van xtc zegt iedereen dat je er zo lief en knuffelig van wordt, maar de eerste keer dat ik het nam was ik geheel overrompeld door het feit dat ik er vooral enorm opgewonden door raakte. En van remmingen wist ik niets meer. Poppers hebben eenzelfde – zij het aanzienlijk gericht – effect: opwinding gegarandeerd, en hoe.

De scheidslijn tussen drugs en medicijnen is een vreemde en onderhevig aan willekeur. Marihuana blijkt tal van akelige symptomen van aids, kanker en ms opmerkelijk te verzachten, en wordt via die weg langzaam aan genormaliseerd en uit het semi-illegale circuit gehaald – weliswaar voor een heel beperkte groep, maar dat kan het breekijzer zijn om minder hysterisch over marihuana te gaan denken. Farmaceutische bedrijven zijn druk bezig het werkzame bestanddeel van marihuana, THC, te synthetiseren.

Het paradoxale van hun pogingen is dat de pillen die ze al doende fabriceren aanzienlijk duurder zijn dan het origineel, daarnaast slechter te doseren zijn, en allerlei andere werkzame bestanddelen van de plant missen. Je bent nog steeds beter en goedkoper af met een kopje marihuana-thee of een joint. Zelf vind ik marihuana vies, maar heb ik wel gemerkt dat xtc diezelfde nare symptomen van ms verzacht: en ik word daar minder suf van dan van dagelijkse doses valium.

Ik zal de dag loven dat de politiek verstandig wordt over drugs en de farmaceutische industrie er minder schijnheilig over doet. Er zijn in het afgelopen jaar in de VS meer doden gevallen door Viagra dan door xtc, en als het seksueel werkzame deel van xtc ooit gedestilleerd zal worden en op recept, in doordrukstrips, tegen veel hogere prijzen, via de apotheek zal worden geleverd en poppers in het ziekenfonds komen ter bestrijding van impotentie, boort de farmaceutische industrie een goudmijn aan en lopen de kosten voor de gezondheidszorg volstrekt uit de hand. Bovendien: het medicaliseert. In Ierland is de pil verboden als anticonceptiemiddel en mag hij uitsluitend worden voorgeschreven als medicijn om de menstruatie te reguleren. Nergens hebben zoveel vrouwen last van een onregelmatige menstruatie als juist in dat land en ze worden ineens allemaal ‘patiënt’.

Misschien is legalisering van (sommige) drugs een betere optie. Dat haalt het criminele circuit onderuit, maakt de farmaceutische industrie tot een minder grote goudmijn en van mensen geen patiënten.

Voor goede minnaars moet iedereen verder zelf zorgen. Er is ook nog zoiets als eigen verantwoordelijkheid ;-)

Amerikaanse ayatollahs

OVER SLECHTS ENKELE DAGEN – op 1 januari 1999 – wordt een nieuwe, officieuze Amerikaanse regering operationeel: de Schaduwregering, georganiseerd en gesteund door een bondgenootschap van rechts-christelijke Amerikaanse facties. Via vlug- en tijdschriften, radio- en tv-programma’s, internetpagina’s en e-mail campagnes zijn een aantal rechts-religieuze voorvechters al maandenlang bezig medestanders voor hun ‘christelijk bewind’ te werven en hun ideeën uiteen te zetten. Hun voornaamste doel is om de huidige goddeloosheid te keren en ‘het rechtssysteem weer rechtvaardig te maken’.

Een nieuwe grondwet en een nieuwe strafwet liggen in grote lijnen al klaar. Ze roepen aanhangers op zich aan te melden voor tal van posities: vooral aan rechters is grote behoefte (er dient in hun optiek immers immens veel onrecht gekeerd te worden), maar ook militaire stafleden, gouverneurs, sheriffs en lokale gezagsdragers zijn van harte welkom.

Met ingang van aanstaande vrijdag zal de Schaduwregering ‘officieel’ reageren op lopende politieke zaken en internationale kwesties; ze zal beslissingen nemen, voorstellen doen, wetten aannemen en perscommuniqués uitgeven. En het belangrijkste: haar rechters zullen recht spreken, verdachten vonnissen en de doodstraf zonder aarzeling daadwerkelijk uitvoeren – ‘tenminste in cyberspace’, schrijven ze, in een kort moment van terughoudendheid.

Wie wil weten wat deze christelijke regering voorstaat, kan een voorproefje krijgen op het net. Mocht zij aan de macht komen, zo stelt de Schaduwregering zich namelijk voor, dan zullen ze in honderd dagen de wereld veranderen en deze terugleiden tot ware godsvrucht en een leven waarin het woord van god tot wet is verheven. Dag Een [archive.org versie] en Dag Twee [inmiddels niet meer op het net te vinden] van hun bewind staan gedetailleerd en meeslepend, in verhaalvorm, beschreven.

De regering – de nacht ervoor aangetreden via een ‘democratische’ coupe d’état, en hoofdzakelijk bestaande uit militairen; priesters en predikers zijn verrassend afwezig – communiceert uitsluitend via edikten met het volk. De pers wordt afgescheept met korte proclamaties waarover geen vragen mogen worden gesteld. De oppositie is afgeschaft, het congres bestaat niet langer.

Op Dag Een verordonneert de regering dat alle ter dood veroordeelden daags erna worden geëxecuteerd: beroep is niet langer mogelijk. Alle abortusklinieken worden nog diezelfde dag gesloten. Wie abortus uitvoert of verdedigt, wordt behandeld als had hij moord gepleegd en krijgt de doodstraf, de volgende dag uit te voeren. Iedereen die morning-after pillen vervaardigt of voorschrijft, wacht eveneens de doodstraf. Iedereen die euthanasie toepast – en de definitie daarvan is ruim genomen: ook het gedogen van of meewerken aan versterving valt eronder – wacht hetzelfde lot. Dit alles onder het motto: ‘stop het vergieten van onschuldig bloed’.

Hoe deze proclamatie in de praktijk uitwerkt, staat in Dag Een beschreven. De liberale politica die zich publiekelijk verontwaardigd betoont over de sluiting van de abortuskliniek in haar district, wordt nog tijdens de uitzending waarin ze haar standpunt toelicht, gearresteerd. De aanklacht? ‘Propageren van abortus’. Een advocaat krijgt ze niet, ze mag zich nauwelijks op haar ‘zaak’ voorbereiden, en de rechter is aanklager en rechter ineen. Ze zal de dag erop de doodstraf krijgen.

Op Dag Twee volgt een nieuwe proclamatie. Het motto: ‘tegen seksuele immoraliteit’. Homoseksualiteit wordt – U raadde het al – verboden en op homoseksuele gedragingen staat – U raadde het al – de doodstraf. Verenigingen, uitgaansgelegenheden, boekhandels etc. van of voor homoseksuelen zijn met ingang van Dag Twee illegaal verklaard. Radio- en tv-stations worden verplicht verslagen van executies rechtstreeks uit te zenden, in de hoop zo de publieke heropvoeding te dienen. En zo voorts, en zo verder, ad nauseam. Hallelujah! Praise the Lord!

Dit ‘christelijke’ bewind is kortom de natte droom van elke televangelist en niets minder dan de Amerikaanse pendant van Iraanse ayatollahs. Het plan zou zonder meer afkomstig kunnen zijn van het Talibaanse Ministerie van Morele Zaken. En uiteraard verkondigen de aanhangers van dit voorstel, zoals fundamentalisten altijd doen, ongeacht welke religie ze aanhangen, een versie van gods woord die hoogst apocrief, om niet te zeggen apocalyptisch is.

Ze beweren het ‘echte’ christendom in ere te willen herstellen doch herinterpreteren, selecteren en verzinnen er lustig op los. Ze staan een bijbelopvatting voor waarin wraak en afschrikking alles zijn, mededogen en vergeving niets, en respect geperverteerd is tot volmaakte gehoorzaamheid aan de willekeur van god en autoriteit. Waarin gezag op tirannie is gebaseerd en angst mensen klein houdt. Hallelujah! Fear the Lord!

*

HET RELAAS OVER deze ‘christelijke regering’ is een van de akeligste Kerstsprookjes die ik ooit heb gelezen. Hans Christian Andersen, bijwijlen ook niet mis als religieuze zeloot (wie mooi wil zijn en dansen gaat, verdient geamputeerde voeten), verbleekt erbij tot een flierefluiter. Knap geschreven, dat wel, deze politieke nachtmerrie: deze tak van extreem-rechts heeft aanzienlijk betere copywriters in dienst dan de Nederlandse splinterpartijen.

Door een veelheid aan perspectieven te kiezen – die van een rechter van de Hoge Raad, een paar verslaggevers, de te veroordelen politica en vooral die van heel veel ‘nette’ en ‘oplettende’ burgers die zich zorgen maken over waar het met de wereld naartoe moet, engageren ze de lezer. Alle liberalen en voorvechters van civiele rechten blijken in dit verhaal uiteraard lafbekken, die alleen maar opspeelden zolang ze dachten er aanzien, geld en roem mee te kunnen opstrijken. Tot hun grote schrik blijkt echter, tenminste in dit extreme sprookje, dat het ‘gewone’ volk allang morrelde en thans het nieuwe bewind met grote opluchting verwelkomt. De ‘gemiddelde burger’ is in dit verhaal per definitie behoudzuchtig, angstig en eng-gelovig.

Maar het zal niet voor niets zijn dat zelfs in deze natte droom de rechts-christelijken niet verder komen dan Dag Twee. Abortus, doodstraf, euthanasie en homoseksualiteit zijn de vaste punten waarop ze hun pijlen richten en de schijn van eensgezindheid kunnen ophouden: ‘daar moet maar eens iets aan gedaan worden’. Maar met Dag Een en Twee hebben ze hun kruit vrijwel verschoten. Wat moet hun schaduwregering proclameren op Dag Drie? Dat ze de doodstraf zetten op seks voor het huwelijk? Dat overspel met steniging zal worden bestraft? Dan zullen er meer mensen afhaken dan ze lief is.

Een deel van hun krediet hebben ze al verspeeld, trouwens. De Schaduwregering promoot The Nuremberg Files, een webpagina waarop lijsten zijn aangelegd van iedereen die volgens hen abortus promoot: honderden artsen, kliniekdirecteuren, politici en rechters staan erop, soms met foto, privé- of werkadres. “Ons doel is om iedereen die meewerkt aan de kindermoord-industrie in deze lijst op te nemen,” staat bovenaan de pagina, die versierd is met bloederige plaatjes. Sommige namen op de lijst zijn grijs, of doorgestreept. De bijgevoegde legenda geeft een verklaring: ‘Zwarte letters: werkt nog steeds. Grijs: gewond. Doorgehaald: dood.’

Toen een paar weken geleden een arts die voor een abortuskliniek werkte, thuis voor de ogen van zijn vrouw en kinderen werd doodgeschoten, bleek zijn naam doorgehaald op de webpagina. Binnen een paar minuten na zijn dood, en ver voor het nieuws er ook maar iets over had kunnen melden. De FBI onderzoekt de verbanden. Hallelujah. En een zalig nieuwjaar.

Verkrachting erger dan moord?

VORIGE WEEK HAALDE de directeur van Reclassering Nederland de kranten met zijn uitspraak dat “pedoseksuelen die kinderen ernstig misbruiken en onverbeterlijk blijken” naar zijn stellige overtuiging levenslang opgesloten zouden moeten worden in psychiatrische inrichtingen. Van der Valk acht deze mensen – hij schat dat ze zo’n dertig procent van alle pedofielen uitmaken en sprak over een paar honderd in totaal – ongeneeslijk ziek en meent dat ze een dusdanig gevaar voor de samenleving vormen dat ze naar zijn mening “voorgoed moeten worden opgeborgen”.

Voorgoed opbergen. Levenslange opsluiting. Nooit meer vrij mogen. En dat uit de mond van iemand die ambtshalve gelooft in resocialisatie (en zo niet, dan dient-ie als de sodemieter zijn baan aan een ander over te doen).

Het is een draconische maatregel, los van het feit dat Van der Valk wenste te negeren dat er een contradictie bestaat tussen de preventie die hij bepleit en gebleken onverbeterlijkheid (dat laatste is immers uitsluitend achteraf te constateren, het eerste is gebaseerd op een aanname en voorkomt dat er ooit nog iets kan ‘blijken’.)

Het voorstel is vooral opmerkelijk vanwege het gevoel voor de proporties en prioriteiten dat eruit opklinkt. Moord en doodslag beschouwen we in Nederland als misdaden van de ernstigste categorie: er bestaat volgens onze wet niets erger dan iemand van het leven beroven. Wie voor de tweede maal doodslag pleegt, zoals de jongen die Kerwin Duinmeyer doodstak deed – overigens iemand met een lange geschiedenis van bewezen geweldsmisdrijven – wordt niettemin milder behandeld dan Van der Valk hier voorstelt. Wie moord of doodslag pleegt krijgt afhankelijk van de omstandigheden tussen de één en twintig jaar gevangenisstraf opgelegd, en komt vrij na tweederde van de tijd gezeten te hebben, oftewel na maximaal dertien jaar.

Zelfs na twee moorden hoef je, inclusief de eventueel vrijgekweten voorwaardelijke straf, niet levenslang te zitten. Is het dan minder erg om twee maal een kind te vermoorden dan om twee maal een kind te verkrachten? En is de tweede misdaad onvergeeflijker dan de eerste?

De ziekelijke drang van de mensen die Van der Valk liefst levenslang wil opsluiten en waarvan hij de maatschappij wil vrijwaren, houdt verband met hun contacten met kinderen. Van der Valk beschouwt die drang in het geval van “enkele honderden mensen” als overweldigend en onverbeterlijk. Hij geeft ze volstrekt op. Ze kunnen het niet laten, meent hij. Maar verder, moet ook hij toegeven, zijn ze volstrekt normaal en is er niets mis met ze. Ze slaan voorbijgangers niet dood, ze verkrachten de buurvrouw niet, noch overvallen ze de plaatselijke slijterij. Je weet bovendien, of althans dat is de aanname van Van der Valk, wanneer ze de fout ingaan: namelijk wanneer ze kinderen privé zien.

Dat biedt toch een uitstekend aanknopingspunt? Het is dan immers, in verband met dingen als resocialisatie en reclassering, beter en zinniger om deze mensen permanent te laten vergezellen? Geef ze een agent of een sociaal werker met arrestatiebevoegdheid mee zodra ze buitenshuis of buitenswerks verkeren; iemand die ze op afstand observeert, en die hoofdschuddend ‘nee’ knikt zodra ze met iemand spreken die jonger is dan zestien. Buiten het feit dat je deze mensen op deze manier een betere kans biedt om andere interesses te kweken dan de vermaledijde, is het ze van verplicht gezelschap buitenshuis voorzien een aanzienlijk humaner dan permanente opsluiting, en vermoedelijk nog goedkoper ook.

En vooral: meer proportioneel. Want recidive in het geval van moord en doodslag is hoe dan ook ernstiger dan pedoseksuele recidive. Maar daar zit ‘m – deels – de kneep. De disproportionele reactie die Van der Valk publiek maakte, heeft alles van doen met het feit dat wij pedofilie anders dan moord als een drang zien, als een lust, en met het feit dat wij menen dat degene die zo’n drift heeft die nimmer effectief kan onderdrukken. Onze cultuur gelooft dat iedereen uiteindelijk zijn seksuele lusten zal willen botvieren en dat iemands persoonlijke moraal en ethiek altijd het onderspit zal delven – daarbij gemakshalve vergetend hoeveel seksuele lusten mensen gewoonlijk wegduwen, en hoeveel pedofielen (wetend dat de geringste misstap ze kan verraden en borg staat maatschappelijke uitstoting) zich permanent inhouden en vanwege hun moraal vrede hebben met dat compromis.

Maar ik vrees dat het probleem elders ligt. Kinderen worden tegenwoordig als uiterst kwetsbaar beschouwd en onaanraakbaarder dan anderen. Al wie aan kinderen komt en ze bezoedelt, dient streng-strenger-strengst bestraft, zelfs in die mate dat er ook van regeringszijde stemmen opgaan om van leraren bewijzen van on-pedofilie te eisen vooraleer ze mogen worden aangesteld – alsof elke onderwijzer en docent niet allang een bewijs van goed gedrag bij de gemeente moet ophalen, en alsof veroordeelde pedofielen nu zonder nadenken op scholen te werk worden gesteld. Van der Valk gaat nog een stap verder en vond dat iedereen die met kinderen wil werken, “of dat nu beroepsmatig is of uit hobbyisme, voortaan verplicht een verklaring omtrent het gedrag moet aanvragen”.

Waar Van der Valk, en zoveel anderen die zich nu verraderlijk dichtbij een heksenjacht bevinden, geen rekening mee houdt, is dat de meeste volwassenen die kinderen verkrachten geen rare buurmannen zijn. Waar het op kinderverkrachting aankomt, zijn officiële pedofielen zwaar in de minderheid. De meeste kinderverkrachters zijn de vaders, stiefvaders en ooms van de slachtoffertjes. De meeste kinderverkrachtingen vinden thuis plaats, waar geen ontsnapping mogelijk is. Niet op de excursies van de padvinderij, niet bij het nablijven op school, niet bij de oefeningen van het kerkkoor – maar ‘s avonds, in het holst van de nacht, of wanneer oom voorstelt samen even een ijsje te halen.

Als Van der Valk consequent is en zich bezorgt maakt om het daadwerkelijke welzijn van kinderen in plaats van het vuur te openen op de naar zijn berekening duizend pedofielen die we in Nederland kennen, waarvan de meesten volgens zijn eigen zeggen ni­et onverbeterlijk zijn, zou hij dienen te eisen dat elk ouderpaar bewijzen van goed gedrag van zichzelf en hun naaste familieleden overlegt vooraleer ze kinderen mogen krijgen.

Dat kinderen beschermd dienen te worden tegen verkrachting, tegen mishandeling, tegen verwaarlozing is buiten kijf. Kinderen zijn te jong om voor zichzelf op te kunnen komen en kwetsbaarder dan volwassenen. Maar soms denk ik dat mensen meer geporteerd zijn van een heksenjacht dan van het zoeken naar oplossingen, en zich drukker maken over het beeld van het kwaad dan over het kwaad zelf.

Neuk eens een slablaadje

[Gepubliceerd in Playboy, in een themanummer over taboes.]

IEDEREEN BEWEERT ALTIJD MAAR dat er steeds minder taboes zijn. Afhankelijk van het standpunt van de spreker bedoelt hij daarmee aan te geven dat wij tegenwoordig steeds bevrijder raken, dan wel dat de ondergang en de barbarij nabij zijn. Er brokkelt van alles af, ten goede of ten kwade.

Onzin. De enige taboes die echt op de helling zijn gezet zijn, in het licht der cultuurgeschiedenis beschouwd, incidentele ideologieën en modieuze, tijdelijke taboetjes. Het taboe op echtscheiding, op buitenechtelijke kinderen, op homoseks, op seks voor of buiten het huwelijk: allemaal nieuwlichterij, en het omverwerpen ervan is nuttig, dank u zeer nog allemaal, maar heeft niets met het opheffen van taboes uit te staan.

Bovendien is er eigenlijk eerder sprake van egalisering. De adel was altijd gevrijwaard van zulke taboes (ze stonden immers boven de wet), evenals de boeren en de hoeren (die waren te ver weg voor de wet, of gaven er niet om: ze hadden toch niets te verliezen). De middenklasse heeft gewonnen. Taboes gelden tegenwoordig voor iedereen in gelijke mate, en het is steeds lastiger om je aan algemene taboes te onttrekken.

Maar de Echte Taboes – het verbod op incest en het verbod op kannibalisme – staan recht overeind en in het Westen worden ze er thans eerder krachtiger ingehamerd dan dat ze langzamerhand met meer soepelheid worden betracht. Het verbod op incest is uitgebreid: betekende het eerder dat je niet met je broer of neef mocht vrijen, nu betekent het ook en vooral dat niemand zijn eigen kind noch andermans kind mag begeren. Dat terwijl het vroeger redelijk normaal was dat vers-beweduwde edelen en stamhoofden hun dochter trouwden als mams overleed, en de helft van de boerenzoons het met hun boerenzusjes deed. Complete Egyptische dynastieën zijn gebouwd op farao’s die met hun zusjes trouwden. Kinderen zelfs maar als seksueel wezen afbeelden is tegenwoordig al voldoende om je invallen van Justitie op de hals te halen. Maar vroeger trouwden meisjes regelmatig als ze elf waren, of veertien. Dat mag niet meer. Dat vinden wij ‘onbeschaafd’.

En geen kannibalisme bedrijven – duh. Niemand piekert erover om mensenvlees te eten. Sterker, zelfs het eten van dierenvlees is in een gewantrouwd licht komen te staan en raakt omkleed met precies de juiste mengeling van huiver en heilig-ideologische motieven die eigen zijn aan een levend Groot Taboe. Eenden met botulisme, dioxinekippen, BSE-koeien, kwikvissen en varkenspestvarkens zijn goede argumenten om het rustig aan te doen met vlees, maar de hysterie over levensmiddelen laat schimmels, bacteriën, salmonella, resten bestrijdingsmiddelen en productiefouten al te makkelijk buiten beschouwing. Bang en boos worden over vleeseterij ligt meer in onze natuur dan woede en vrees voelen over het verorberen van ijsjes, slablaadjes, aardbeien en sojabonen. Dat is de kracht van het Taboe.

En het werkt.

12 juli 1998 / Playboy, oktober 1998