De machowereld van Financiën

CDA-staatssecretaris Joop Wijn kondigde afgelopen vrijdag aan dat alleenstaanden meer belasting moeten gaan betalen, ten gunste van gezinnen. Hij verdedigt die gedachte met een beroep op respectieve draagkracht: ‘Er moet niet worden gekeken naar iemands bruto inkomen, maar naar iemands besteedbare inkomen. Er moet rekening worden gehouden met de onvermijdbare uitgaven die mensen hebben. Als een alleenstaande veertigduizend euro verdient en een echtpaar met drie kinderen ook, vind ik dat de alleenstaande meer belasting moet gaan betalen.’

Wat een curieus argument. De buitengewoon onvermijdbare kosten van een huis zijn verhoudingsgewijs lager voor stellen, die immers met hun tweeën de huur of hypotheek kunnen opbrengen. Wie alleen woont heeft net als een gezin een koelkast nodig, maar kan die aanschaf met niemand delen. Daarnaast zijn kinderen een keus: niemand is verplicht ze te krijgen; maar wie ze graag wil kan moeilijk verlangen dat degenen die een weloverwogen ándere keuze maken, aan zijn keus mee betaalt, bovenop de door iedereen opgebrachte kinderbijslag. Aan die tegemoetkoming in de kosten van kroost ging Wijn steels voorbij. Gezinnen worden toch al gesteund?

Als Wijn serieus naar vrij besteedbaar inkomen wil kijken, zijn veelverdieners een aanzienlijk interessanter groep. Wanneer een alleenstaande dertigduizend euro verdient en een echtpaar met drie kinderen drie ton, pakt Wijns argument over vrij besteedbare inkomens toch iets anders uit. Maar daar had-ie het niet over. Wijn zette feitelijk de kostwinner die veertigduizend euro verdient en daarmee vrouw en kinderen onderhoudt, tegenover een alleenstaande met hetzelfde inkomen.

Wat duidelijk maakt dat het Wijn niet te doen is om eerlijkheid, een faire lastenverdeling of nivellering, ook al wilde hij het graag zo voordoen. Het gaat hem om het steunen van een specifieke leefvorm. De belastingen moeten ‘aansluiten bij de belevingswereld van de mensen’ lichtte hij in het weekend nog maar eens toe, en die belevingswereld ‘is het gezin’. Het CBS telde begin dit jaar 12 miljoen mensen van 20 en ouder, waarvan 2,4 miljoen mensen alleen wonen: bijna een kwart van alle volwassenen. Hun belevingswereld telt niet. (Emma Brunt, Theodor Holman en ik af langs de zijdeur, beschaamd. Of stellen zonder kinderen nu wel of niet als gezin meetellen, houdt Wijn nog even in beraad. De witte rook wordt over een paar maanden verwacht: dan maakt hij zijn definitieve plannen bekend.)

Met welk recht wil Wijn gezinsvorming en -behoud fiscaal stimuleren? Is er ooit afgesproken dat gezinnen meer steun verdienen dan alleenstaanden? Met welk recht promoot de staat, via het belastingstelsel, het gezin als geprefereerde woon- en leefvorm, want ‘aansluitend bij de belevingswereld’? (Onderwijl een kwart van de volwassenen ter lande abrupt terzijde schuivend.) Zulk beleid is een vergaande inmenging in de privésfeer. Ontmoedigen mag de staat immers alleen die gedragingen die ze afwijst als moreel zwak of maatschappelijk ongewenst, en sinds wanneer verdient alleen wonen in hemelsnaam die status?

Er kleeft iets vunzigs aan Wijns gedachtegang: de suggestie dat die alleenstaanden er maar op los leven, hun geld egoïstisch verbrassend (‘money makes the world go round,’ roept de VVD in koor, tenminste, dat verwacht je dan), onderwijl die arme gezinnetjes laten verkommeren. Veel alleenstaanden hebben helemaal niet zoveel te verteren, tweeverdieners doorgaans veel meer (‘Pak ze!’ denkt Wijn.) Maar Wijn wil dan ook, je hoort het in alle hoeken en gaten van zijn betoog, een kostwinnersmodel.

Dat model heeft het CDA eerder geprobeerd in te voeren. In 1982, onder Van Agt, entameerde die partij de tweeverdienerswet die gezinnen met één inkomen moest ontlasten. In de praktijk betekende die wet dat getrouwde vrouwen op forse schaal uit het arbeidsproces vielen: hun deeltijdbanen kostten het gezin vaak meer dan hun werk opleverde. Die fiscale regeling, gebaseerd op het klassieke gezinsmodel, bond vrouwen aan een patroon dat niet echt meer paste. En passant bleek diezelfde regeling tevens een flink tekort aan arbeidskrachten in de zorg en het onderwijs te veroorzaken: want juist dat waren de sectoren waar veel vrouwen in deeltijd werkten. De vrouwen die toen uit het arbeidsproces vielen, worden momenteel moeizaam met her- en zij-intredingsprogramma’s geworven. Was allemaal nergens voor nodig geweest, als het CDA maar wat feministischer was geweest.

Nadien is met veel gepriegel en gepruts een fiscaal stelsel ingevoerd dat recht doet aan individualisering en die vrouwen helpt een zelfstandige positie te verkrijgen, ook financieel. Want dat is wel overheidsbeleid, zorgen dat vrouwen hun onafhankelijkheid bewaren. Het CDA trekt zich daar geen lor van aan. Wijn, overtuigd homoseksueel maar verder kennelijk zo rooms als de paus, is een heuse macho-mannenbroeder.

De homoseksuele hinkstapsprong

«Wat heerllijk dat zij nu eindelijk ook mogen wat wij kunnen» verzuchtte de moeder van een vriend toen ik haar feliciteerde met het huwelijk van haar zoon, dat over een uur voltrokken zou worden. En ze keek innig vergenoegd naar haar jongens – haar zoon en haar aanstaande schoonzoon. Blij dat ze mocht meemaken dat haar zoon trouwde.

De trots bestond uit een mengelmoes: dat haar gezondheid het haar nog had toegelaten erbij te zijn was er onderdeel van, maar ook dat zoonlief nu eindelijk een man had gevonden waar-ie genoeg van hield om een vaste verbintenis mee aan te gaan. En politieke trots, vanzelf: dat dit nu kon, dat «zij» nu ook konden doen wat «wij» al zo lang mochten.

Er zit schot in de homo-emancipatie. In Nederland is het huwelijk opengesteld voor homoseksuelen; België is ermee bezig, en in steeds meer Westerse landen worden vormen van partnerregistratie ingevoerd. Halfzachte huwelijken zijn die partnerschappen meestal, geen keiharde boterbriefjes zoals die van heteroseksuelen, maar het is hoe dan ook voortuitgang en verbetering.

In Nederland en Zweden mogen homoseksuele paren kinderen adopteren; ook dat is een ontwikkeling die zich niet tot die twee landen beperkt. Vaak wordt het openstellen van de adoptiewet voor homo’s en lesbiennes afgedaan als een wassen neus: buitenlandse bemiddelingsbureaus weigeren immers vrijwel altijd hun diensten als de adoptiefouders homoseksueel zijn, en in eigen land worden amper kinderen ter adoptie aangeboden.

De winst zit ‘m elders, namelijk in de mogelijkheid om wettelijk ouder van het kind van je eigen partner te worden. Die optie voorkomt dat bij overlijden van de natuurlijke ouder het kind niet bij de partner mag blijven die al jaren mede-opvoeder was.

Tegelijkertijd schort er van alles aan de acceptatie van homoseksualiteit. In wettelijke termen zijn de verschillende vormen van liefde grotendeels gelijk getrokken, sociaal gezien is homoseksualiteit vaak nog normafwijking, niet gewoon, en hebben mensen moeite de gelijkgeslachtelijke liefde te aanvaarden. Je kunt ervoor in elkaar geslagen worden. Je kunt er gedonder mee op je werk krijgen. Je familie verstoot je er soms om. Hand in hand op straat lopen is voor homo’s en lesbiennes nog steeds een daad die repercussies kan hebben – je ziet het dan ook zelden, zelfs niet in de grote stad.

Homoseksualiteit is iets dat we liever in kleine kring houden. De trucker die trots de naam van zijn vriendje op zijn wagen plakt moet nog geboren worden, terwijl de vrouwennamen op vrachtwagens je om de oren vliegen. Directrices die het portret van hun vrouw op hun bureau hebben staan, zijn al even zeldzaam.

Discriminatie is iets van alledag, soms bedoeld, soms per ongeluk; en wat erger is of verdrietiger maakt, valt niet goed te bepalen.

Maar vooruitgang is er, meer dan je je gewoonlijk realiseert, juist omdat je meestal de stekelige praktijk afmeet aan wensen en idealen. Nog maar vijftig jaar geleden riskeerde je gevangenisstraf als homoseksueel, werden er per gerechtelijk vonnis «aversietherapieën» opgelegd, werden mannelijke homoseksuelen geregeld gedwongen vrouwelijke hormonen te slikken, werd je subiet ontslagen als je je homoseksualiteit niet verborg en waren politieinvallen in homocafés aan de orde van de dag.

Je kon alleen fatsoenlijk leven als je dekmantels ontwierp, je liefde verborg en haar heimelijk beleefde – met elke dag de angst voor ontdekking, de angst voor repercussies. Homotijdschriften en homoboekhandels, homobars en homoparades – het was alles tot diep in de twintigste eeuw ondenkbaar. Nu zien we advertenties op straat van elkaar zoenende meneren in het kader van safe-sex campagnes en vertellen pop- en filmsterren openlijk over hun homoseksuele liefde.

Tegelijkertijd houden homoseksuele leraren steeds meer hun mond uit angst dat leerlingen hen op de nek gaan zitten – emancipatie is zelden iets dat zich in een rechte lijn voortbeweegt, de geschiedenis loopt in hinkstapsprongen en struikelt vaak over haar eigen ontwikkeling.

We hadden zelfs een homoseksuele lijsttrekker in Nederland, en de aanhang van Fortuyn struikelde daar amper oveer. Mogelijk maakten ze een afweging – «jakkes, een homo, maar ja, hij is voor zussenmezo en dat ben ik ook, en dat laatste vind ik belangrijker» – maar ze maakten hem, en diie homoseksualiteit deed er amper toe, of werd juist als bewijs van Fortuyns authenticiteit en durf opgevat.

Waar ik me wel over verbaasde was dat de steun voor Fortuyn onder homoseksuelen zo massaal was, schijnbaar zonder acht te slaan op zijn politieke ideeën. Was het de hang naar identificatie, de wens om «een van ons» hoog te houden? Was het de angst onder homo’s dat meer invloed van de islam de gewonnen emancipatie ongedaan zou worden? Of waren de hetero’s voor een keer geëmancipeerder dan de homo’s?

Ook afgeschaft

(Extralang, voor het allerlaatste nummer van XL: een overzicht van andere dingen die gingen.)

1. Pottendael

De fantastische, opwindende en gepast ondoorgrondelijke belevenissen van Christel, Winnie en Marian in het stadje Pottendael, met veel verwikkelingen rond sexy zangeressen, intriges rond huis en haard, een loeder van een lesbo die haar erfenis veilig tracht te stellen, compleet met achtervolgingen en ongelukken met auto’s en (bescheiden op de achtergrond) steeds twee homoseksuele meneren die de dames na gedane avontuurlijke arbeid opvangen en oplappen met goede wijn en een mooie maaltijd.

Na hoofdstuk dertien stopte het meesterwerk in aanbouw – waarin regelmatig werd gepleit Joan Haanappel bij te zetten in het pantheon der godinnen, een origineel en sympathiek plan – abrupt, zodat niemand weet hoe het nu verder gaat met Christel of Miss Kitty, laat staan met de loederlijke lesbo. Gevreesd wordt dat het schrijvende duo (Truus en Trel, ze wisselden soms berichtjes met elkaar uit midden in de tekst) gepakt zijn door de vreselijke Microsoft-paperclip die ergens rond hoofdstuk tien een poging deed Truus te versieren.

2. Poppers

Vorig jaar zomer zijn poppers in de ban gedaan. Nederland heeft nooit heel erg gemaald over deze lustverhogers, maar Europa – in wier handen wij inmiddels allen zijn gevallen – betoonde zich er dusdanig ongerust over dat ze supranationaal verboden werden. Als gevolg van een EU-maatregel moest ook Nederland overstag. Het argument? Niet dat veel poppers snuiven iets met je hersenen doet, zoals veel homo’s dachten. ‘Wie twintig keer per dag snuift,’ legde de toenmalige minister van Welzijn uit, ‘loopt het risico bloedarmoede te krijgen.’

Dat nu is apert niet waar. Poppers worden inderdaad afgeraden aan mensen met bloedarmoede, maar je krijgt het er niet van. Ook wie last heeft van een hoge bloeddruk kan beter geen poppers gebruiken: de plotselinge toestroom van bloed naar je hoofd na het snuiven – de ‘rush’ die voor de opwinding zorgt – is riskant: die kan een hersenbloeding veroorzaken. (Maar nee, die ene keer dat ik een hersenbloeding kreeg kwam het niet daarvan, en ik heb ze nadien regelmatig gebruikt.)

In de gewone seksshops zijn poppers niet meer te verkrijgbaar. Sommige homobars verkopen ze nog wel, meest van onder de toonbank. En – het was te voorspellen – de prijs is sinds het verbod prompt omhoog gegaan: deden poppers vroeger zo’n vijftien gulden per flesje, nu is dat gemiddeld tien euro.

Gebruiksaanwijzing: zoek een goede partner. Heb seks. Open het flesje, druk een neusgat dicht en snuif diep in (pas op dat het spul je huid niet raakt). Wacht twee seconden. Enjoy. Immensely.

3. Veilig vrijen

Uit de toename van geslachtsziektes zoals syf en chlamydia blijkt dat mensen steeds vaker onveilig vrijen. Ook het aantal hiv-besmettingen stijgt. Uit een persbericht van de Amsterdamse GG&GD van eind maart: ‘In 2001 zijn [in Amsterdam] 1.071 nieuwe gevallen van gonorroe geconstateerd en 199 gevallen van syfilis. De toename van het aantal gevallen van syfilis was explosief onder mannen met homoseksuele contacten: 177 in 2001, een stijging van 92 procent vergeleken met 2000 en een vertwintigvoudiging sinds 1998. Ook het aantal nieuwe besmettingen met hiv onder homoseksuele mannen is de laatste jaren gestegen.’

Seks met condoom is simpelweg minder prettig dan zonder, het probleem is bekend – de onderbreking is doodzonde, het malle gefrummel brengt je meer dan je wilt terug op aarde – en zeker in de hitte van het bed is het lastig om verder dan de korte termijn te denken. Toch: je verstand gebruiken blijft nodig, hoewel de ratio juist dan het laatste is wat je voor ogen hebt. (Hem! Binnen. HIER. NU!!) Maar voor wie nadenkt is de afweging helder: dat korte, prettige moment, of de rest van je leven? Wil je je leven voor een orgasme geven? Want aids, hoewel tegenwoordig niet meer per se dodelijk, is en blijft een slopende ziekte. Wie het heeft komt er niet meer van af.

4. De oude website van Vrolijk

Vrolijk, Europa’s grootste gay & lesbian bookshop, is al dik vijftien jaar een parel aan het snoer van de homoseksuele gemeenschap en oefent daarnaast een enorme attractie op toeristen uit. Maar, het moet gezegd, de website was wat gammel: teveel toeters, bellen en kleurtjes, en echt makkelijk zoeken was het er niet. De winkel heeft een face-lift ondergaan – er hangen nu overal duidelijke bordjes van wie-wat-waar – maar dat haalt het niet bij de total redo die de website heeft ondergaan. En ja, ik ben trots. Ik ben de voorzitter :)

5. Paars

De afgelopen twee kabinetten hadden gebreken, maar toch: er zijn zaken geregeld waar de homowereld zich lang voor heeft ingezet. Het homohuwelijk, bijvoorbeeld, waarmee Nederland internationaal baan brak. Je hoeft geen voorstander van het huwelijk te zijn om te bedenken dat het goed is dat het huwelijk als instituut is opengebroken. Paars is een vruchtbaarder kleur voor roze belangen geweest dan elke andere denkbare coalitie: alleen via de combinatie van liberale gelijkberechtiging en sociaal-democratische aandacht voor minderheden was het denkbaar het huwelijk zo te definiëren dat de sekse van beide partners er niet langer toe doet. Met het CDA in de regering was zoiets pertinent ondenkbaar geweest.

6. De Nederlandse deelname aan het Songfestival

Na Willeke is alles ingestort, ook al werd ze aangevuurd door Paul de Leeuw die zijn best heeft gedaan om onze nationale zingende homomoeders internationaal te lanceren. (Het gerucht wil dat ook Lenny Kuhr nu definitief is afgevallen voor de herhaling. Als een van de weinigen besefte ze dat camp zijn ‘t leuk doet binnen de homowereld, maar feitelijk niets anders betekent dan politiek correct kitsch zijn.) Sindsdien is de schwung is er apert uit. Nederland doet niets dan verliezen, en aangezien de deelnemende Europese landen steeds talrijker worden, lijkt het erop dat Nederland de eerste jaren niet eens meer kan meedoen. Je punt immers punten halen wil je kunnen blijven meedingen. Maar ja, de jurken die we instuurden waren ook niet best. Onze laatste redding is – ik bezweer het u – Dolly Bellefleur. Geweldige stem, meterslange benen, verstand genoeg om camp om te bouwen naar luchthartig cynisme, en bovendien: ze zou het geweldig doen in een duet met André Hazes, die een heus bluesgevoel heeft.

7. Politiek engagement

Er was een tijd dat homoseksueel zijn gelijk stond aan politiek activisme. Hoe lang geleden… Homoseksualiteit is thans zo half en half aanvaard – nee, we klagen niet, hoe meer aanvaard hoe beter – maar in ruil daarvoor is een zekere gezapigheid ontstaan. Zolang we onze eigen zaakjes maar voor elkaar hebben, hoor je ons niet. De DINKY’s – Double Income, No Kids – dat zijn wij, meer dan anderen, en na ons de zondvloed.

8. Boegbeelden

Aan de idolen die de homobeweging zich heeft gekozen, is het afkalvende politieke engagement griezelig af te lezen. Van Benno Premsela, een joodse homoseksueel die door de oorlog heeft geleerd hoe belangrijk het is om zichtbaar te zijn en die altijd niet alleen voor zichzelf opkwam, maar juist ook voor anderen, tot Annemarie Grewel, ook joods, dood, homoseksueel en socialist.

In de weken voor de laatste verkiezingen bleek uit onderzoek dat ongeveer veertig procent van de Gaykrant-lezers op Pim Fortuyn wilde stemmen. Ook homoseksueel, dat is waar, maar daar houden de vergelijkingen op. Waar Fortuyn wilde schitteren, haalden Grewel en Premsela onze kooltjes uit het vuur toen dat pijn deed en gaven ze er niet om zich daarbij vuil te maken. Waar Pim begon te kirren, kwamen zij met argumenten. Waar Fortuyn boos werd als je met een tegenargument kwam (‘U verhindert mij mijn mening te geven’), leefden Premsela en Grewel juist op: ha, leuk, weerwerk: daar werd het debat alleen maar frisser van en de argumenten beter.

Wat zou Fortuyn bepleit hebben, mocht hij het tot kamer- of kabinetslid hebben geschopt? Dat de WAO beperkt werd tot degenen die beroepsziekten hebben opgelopen; exit mensen met aids. Dat elk mens zijn eigen ondernemer dient te zijn; exit solidariteit. Dat er geen cent meer naar onderwijs en gezondheidszorg mocht gaan; exit de inzet mensen bij de samenleving te krijgen en houden – dat moeten ouders zelf maar doen, thuis – en exit experimenten met schaalverkleining, buddyzorg, hospices, cliëntgebonden budget, zorg op maat en tweede-kans onderwijs. Dat elk mens voor zichzelf verantwoordelijk is; exit oog voor zwakte, ongeluk of pech.

Wat nog het meest wrang is, is dat de lezers van de Gaykrant zeker niet zo massaal zo rechts zijn als Fortuyn. ‘t Was meer dat ze zo innig blij waren dat er eindelijk een unverfroren homoseksueel daar politiek columnisme stond te bedrijven. ‘Ooh.. Hij is ook zo..! Yes!!’ Ze wilden op hem stemmen omdat hij tot dezelfde seksuele groep behoorde als zijzelf – niet noodzakelijkerwijs vanwege zijn opinies. Dat nu is de meest benepen politieke houding die ik ooit heb gezien: ‘hij doet het ook met mannen dus mijn steun heeft-ie.’ Het is apert ongeëmancipeerd – waarom zou iemands seksuele gerichtheid belangrijker zijn dan zijn politieke ideeën, als het om een politieke kandidatuur gaat in plaats van iemands sex-appeal? – en in die zin waren al die behoudzuchtige heteroseksuele burgers die op Fortuyn stemden, seksueel meer geëmancipeerd dan zijn homo-aanhang. Zijn heteroseksuele fanclub beoordeelde Fortuyn tenminste op zijn ideeën.

Cryptohomo

Is het een belediging wanneer je van iemand zegt dat hij vast homoseksueel is? Het kan een onwaarheid zijn, maar is het daarmee ook lasterlijk? Alleen voor wie neerkijkt op homoseksualiteit, dunkt me, en neerkijken op homoseksualiteit is nu niet bepaald iets dat aangemoedigd of geloofd en geprezen dient te worden.

Toch is het een van de dingen waarvoor ik terecht stond in Klotenknijper versus Spaink. Drieëneenhalf jaar geleden zei ik in de trein tegen mijn lief iets over een Vlaamse rijkswachter die vlak naast ons wel heel erg scrupuleus iemands genitaliën onderzocht, op zoek naar drugs maar naar wij meenden ook vooral om de jongen in kwestie te intimideren. ‘Geweldig vak, rijkswachter zijn, als je crypto-homo bent,’ zei ik tegen mijn lief. ‘Je kunt je verlangens uitleven en toch nog een held worden.’ Daarna gebeurde er nog veel meer, mijn lief werd uiteindelijk door de klotenknijper in elkaar geslagen, maar dat staat allemaal uitgebreid elders te lezen.

Veertien maanden later kreeg ik plots een dagvaardig in de bus over het artikel dat ik over dit voorval schreef. De arme rijkswachter beweerde enorm geplaagd te zijn na mijn woorden. Hij wilde, als tegemoetkoming in de schade die hij deswege had ondervonden, 2500 euro van me hebben.

‘U bent geplaagd?’ vroeg ik via mijn advocaat, ‘daar zie ik dan graag bewijs van.’ Waarna Klotenknijper met een schriftelijke getuigenis van een collega kwam aanzetten: Klotenknijper was, zo schreef deze getuige, twee dagen na het voorval door zijn collega’s begroet met een jolig ‘Ha, daar hebben we d’n onderdrukte homoseksueel!’

Tsja, denk ik dan, in zo’n geval lacht men hartelijk terug met dat dat allemaal wel meevalt en begint aan een uitgebreid verhaal over zijn laatste vrouwelijke verovering, of zegt men fier dat men helemaal niet onderdrukt is en in zijn vrije tijd met een roze driehoek op loopt, of men zegt vals dat die Nederlandse wijven toch niks snappen van échte hetero’s zoals menzelve en dat zo’n Nederlands wijf zelf een lelijke pot is die geen goeie vent zoals menzelf kan krijgen en dat ze eigenlijk een stevige beurt verdient, ware het niet dat ze met geen tang aan te pakken is. Of zoiets.

Echte hetero’s worden namelijk niet boos als men zegt dat ze crypto-homo zijn. Echte hetero’s staan daarboven. Echte hetero’s gaan geen potje grienen als iemand een plagende opmerking maakt over hun seksualiteit, en gaan daarvoor zeker geen schadevergoeding vragen. Het zijn alleen de kleinzieligen, de onzekeren die zich zo laten raken door zo’n opmerking; de mannen die geen opmerking over hun viriliteit kunnen velen omdat ze dan meteen als een plumpudding inzakken, afhankelijk als ze zijn van hun imago.

Zielig, eigenlijk.

Het enige waarvoor ik me geneer is dat ik al dan niet verkapte homoseksualiteit heb gebruikt als kenschets van deze man. Dat verdienen de homoseksuelen niet.

Een ongewenste held

Hoe het met de wereld gesteld is als deze XL uit komt: ik weet het niet. Tijdens het in elkaar zetten van het nummer wachtte iedereen nog bevend af of Amerika de aanval op Afghanistan zou inzetten. Wij weten het niet, u al wel.

Het enige dat duidelijk is, is de enorme hoeveelheid slachtoffers: duizenden mensen liggen bedolven onder het puin van de Twin Towers. En wat duidelijk is, is dat iedereen een zondeboek zoekt. De moslems, de Amerikanen, het kapitalisme zelf, de Taliban, het Midden-Oosten, alles en iedereen krijgt de schuld toegeschoven – terwijl het toch echt die twintig ongelukspiloten waren die de bloederige aanval uitvoerden; zij, en niemand anders. En deze daders liggen op het kerkhof dat ze zelf geschapen hebben.

Binnen de context van wereldterrorisme en zwartepieten met de schuldvraag vond ik het bepaald origineel dat de Jerry Falwell en Pat Robertson – twee religieuze fanaten van christelijke snit – zich verwoed aan hun stiel hielden. In koor beweerden de twee dat alles te wijten was aan ‘abortionists, feminists, homosexuals and lesbians’. Zij hadden de moraal ondermijnd en die ingestorte torens, dat was gods wraak omdat Amerika deze ondermijning van norm en wet had toegestaan. Nu ja, u kent de riedel: ze juichen zowat omdat ze het Armageddon zien naderen in de hoop dat de rest dan ook zo beeft als zij, en grijpen ondertussen alles aan om hun homo- en vrouwenhaat te ventileren.

Er was een verijdelde ramp die de woorden deze twee christenzotten effectiever ontkrachtte dan een argument, tirade of redevoering ooit had kunnen bewerkstelligen. Eén van de vliegtuigen die als levende bom gebruikt moest worden, stortte neer nadat drie dappere burgers de kapers overmeesterden en het vliegtuig in de aarde boorden in plaats van in een drukbevolkt nationaal symbool.

Door zichzelf op te offeren voorkwamen deze drie passagiers een derde ramp na WTC en het Pentagon. Honderden levens – en het Witte Huis, waar deze vierde Boeing op scheen te koersen – bleven door hun flukse ingrijpen gespaard, en bovendien: er was in alle ellende eventjes iets om trots op te zijn: heldendom temidden van terreur. Dat was ook belangrijk: dat je weer even in iemand geloven kon, zomaar, omdat hij dapper was geweest.

De drie werden uitgebreid in de kranten geportretteerd. Een van de mannen die meer onheil had weten te voorkomen was Mark Bingham. Mark had altijd graag sky marshall willen worden, zo iemand die op vluchten de veiligheid bewaakt. Het was hem nooit gelukt aan te monsteren. Waarom niet? Mark Bingham was openlijk homoseksueel.

Meneer Falwell, meneer Robertson: uw land is een derde ramp bespaard gebleven door het optreden van een homoseksueel, U weet wel, zo iemand die u de verdommenis in wenst. Meneer Falwell, meneer Robertson: uw Witte Huis is gered door een homo. En zijn moraal was mooier dan de uwe.

Beste drugsbaronnen

Gaarne maak ik u erop attent dat zich zojuist een nieuwe profijtelijke markt voor u heeft aangediend. Zij wordt u, geheel gratis, aangeboden door de Europese Unie. Europa heeft in haar onmetelijke wijsheid – alles natuurlijk ingegeven door bezorgdheid over de gezondheid harer onderdanen, dat begrijpt u – namelijk besloten poppers te verbieden. Poppers vallen in Nederland sinds eind augustus onder de Geneesmiddelenwet en mogen niet meer vrij worden verkocht. De Keuringsdienst van Waren controleert of ze wel netjes uit de verkoop worden gehaald.

Poppers zijn, zoals u vast weet, middelen om de seksuele lust te verhogen. Ze doen dat nogal effectief kan ik u verzekeren: tijdens een vrijpartij een paar maal inhaleren zorgt ervoor dat je scheel ziet van geilheid. Vergeleken met poppers is viagra net slappe valium.

“Uhm, ik zoek poppers,” zei mijn lief laatst in de sekswinkel, kijkend naar de lege plekken naast de kassa. (Mijn lief doet namelijk altijd de boodschappen, moet u weten; ik loop niet zo goed. Maar geef mij poppers en ik kan neuken als de beste.) “Zijn ze soms op?” De winkelier graaide van onder de toonbank een flesje tevoorschijn.”Ze gaan d’r uit,” zei de man. Hij vervolgde op berustende toon: “Europa, he. Ik verkoop mijn voorraad nog en dan is het schluss.”

Europa. Het mocht wat. Kent u uw klassieken? Europa is, zoals de Griekse mythologie leert, uitsluitend bekend geworden om haar seksuele avonturen. Ze deed het met oppergod Zeus en baarde maar liefst twee zonen. Maar wij, haar nazaten, moeten aan banden worden gelegd. De prijs per flesje was meteen fors gestegen: van vijftien naar vijfentwintig gulden. Een extra winst van bijna zeventig procent! U ziet, heren, dat is goede handel geworden.

De reden voor dit verbod? Wie meer dan twintig keer per dag poppers inhaleert, zou wel eens bloedarmoede kunnen krijgen. Dat legde onze minister van Volksgezondheid tenminste vorige week op AT5 uit. Twintig keer per dag? Hemel, je zult maar zovaak moeten neuken. Dan heb je geen leven meer, en krijg je wel vast meer dan bloedarmoede. De mensen die ik ken, gebruiken hooguit eenmaal per week poppers, en de meesten gebruiken aanzienlijk minder. Dat er, in tegenstelling tot viagra, nog nooit mensen door poppers zijn doodgevallen doet er niet toe.

poppers    poppers    poppers    poppers

Nadeel voor ons gebruikers is wel dat als het middel eenmaal in de schemerhoeken van de handel is geraakt, de samenstelling ervan niet meer gecontroleerd kan worden. Wat denkt u, zou het bureau van August de Loor ook in mijn slaapkamer willen langskomen om mijn her en der bij elkaar te scharrelen flesjes op zuiverheid te testen? Of vermoedt u dat ik wellicht beter zelf kan gaan importeren? In de VS en Canada worden poppers immers nog wel geproduceerd en verkocht. Oh sorry, nee, u heeft gelijk. Je mag ze daar wel hebben maar er niet in handelen. Authentiek Clintonbeleid, wat u zegt: wel inhaleren maar niet verkopen.

Tsja heren, dan moet ik me op korte termijn toch werkelijk tot u wenden. Ik leg mijn lot in uw handen, en mijn portefeuille erbij. Wilt u de prijs een beetje binnen de perken houden? Het vlees is immers ook al zo duur geworden, en met die aanstaande euro moeten wij burgers allemaal inleveren. Nee, niet dat ik niet zonder kan, maar ‘t is wel erg lekker. Wat u zegt: de slagroom op de taart. Als je van slagroom meer dan tien liter per dag eet krijg je last van je cholesterol, wist u dat? Misschien wordt dat binnenkort ook nog een markt voor u.

En dan nog iets. U weet van die trend dat schrijvers zich laten sponsoren. Fay Weldon is ermee begonnen: in ruil voor het noemen van een bepaalde juwelierszaak in haar nieuwe boek kreeg ze een ton. Luister. Laatst heb ik een schunnig seksverhaal gepubliceerd in een boekje met erotische verhalen door vrouwen. Mijn verhaal ging – u raadt het al – over seks op poppers. Ik begrijp dat een ton wat veel is gevraagd, uw zwarte handel moet nog op gang komen en zo, maar uit reacties van lezers weet ik dat ik u alvast een aantal klanten heb bezorgd. Zelfs de uitgever was niet onberoerd gebleven door mijn tekst. Wat denkt u? Zou er voortaan een kleine commissie van af kunnen? Mogelijk zelfs kunt u zo’n boekje van mij bij uw flesjes doen. Dan veroveren wij samen Europa!

In hoopvolle afwachting van uw antwoord,

Karin Spaink.

Peter en Marianne

MIJN SEKSUELE VOORLICHTING heb ik uit een boekje. Ik zal een jaar of twaalf zijn geweest en werd steeds nieuwsgieriger, zodat ik mijn ouders lastige vragen stelde. Toen mijn moeder weer naar Amsterdam was geweest voor haar pilcontrole – de huisarts deed nog niet aan zulke dingen – bracht ze een dun geïllustreerd boekje voor me mee, Peter en Marianne. Die twee waren leeftijdsgenootjes met ouders die beter wisten hoe je zulke dingen moest uitleggen. Zo leerde ik van eitjes en zaadjes, van slangetjes en spleetjes, en dat als pappa en mamma heel veel van elkaar hielden, pappa zijn slangetje bij mamma’s spleetje bracht en het zaadje bij het eitje kwam. De rest ging over hoe baby’s groeiden. Die navelstreng begreep ik op slag, maar ik heb nog tijdenlang gedacht dat die zaadjes uit pappa’s slangetje over het beddenlaken naar mamma’s spleetje kropen.

Dat boekje brak niettemin het ijs. Daarna vroeg ik wat ik wilde weten en antwoordden mijn ouders zonder schroom. Wat mijn ouders minder op prijs stelden, was dat ik in de jaren daarna al mijn oudere neven en nichten uitgebreid op de hoogte stelde van zaadjes en spleetjes, en mijn boek aanvoerde als bewijsmateriaal. Mijn ouders hebben heel wat preutse ooms en tantes moeten kalmeren.

Mijn buurmeisje had zulke dingen nooit geleerd en wilde ze ook van mij niet horen. Dat zal niet de enige verklaring zijn geweest, maar het was wel opvallend dat zij later tot drie maal toe huilend naar mij toe kwam omdat ze ‘het’ zonder bescherming met een jongen had gedaan; ik haalde er na veel paniekerig gehuil dan mijn moeder bij, die mijn buurmeisje opving en een plan trok, waarna het kind een week later alsnog godlof bleek te menstrueren. Mij bond ze op het hart altijd condooms te gebruiken, wat ik netjes deed, het huilende buurmeisje indachtig.

Dat waren de hoogtijdagen van de NVSH. De vereniging had eind jaren zestig tweehonderdduizend leden en trok onder de bezielende leiding van Mary Zeldenrust-Noordanus ten strijde tegen vooroordeel, onkunde en hulpeloosheid op seksueel vlak. Geen organisatie heeft zoveel gedaan voor het terugbrengen van ongewenste zwangerschappen als de NVSH, beginnend met de strijd de Malthusser Bond en Aletta Jacobs aan het eind van de negentiende eeuw. De NVSH gaf voorlichting over geboortebeperking, stelde via haar depot pessaria beschikbaar (en uitwasbare condooms), hielp mee abortus te legaliseren en legde uit dat vrouwen die plezier hadden in seks daarmee nog geen minachting verdienden.

Na de jaren zestig ging het bergafwaarts met de vereniging. De feministen scheidden zich af, de homoseksuelen hadden er nooit echt een plaats gevonden, de geboortebeperking ging naar de Rutgerstichting, en de NVSH bleef dapper strijden voor minderheden die – zeker in een groeiend tolerant klimaat – juist daardoor nog exclusiever en problematischer leken. De NVSH restte weinig meer dan de parenavonden en de partnerruil om zich mee te profileren. In de jaren tachtig scheidden ook de travestieten en transseksuelen (van de beroemde T&T avonden) zich af, en richtten de sm-clubs hun eigen bladen, ontmoetingsplekken en organisaties op. Thans heeft de NVSH nog slechts zo’n zestienduizend leden, een schijntje vergeleken met de tweehonderdduizend van Zeldenrust.

Dapper – en nodig – zijn ze nog steeds. De NVSH is een van de zeldzame clubs in Nederland die pedofielen nog ruimte biedt om met elkaar te praten: Pedofielen liggen niet echt lekker, zelfs zodanig dat een aantal afdelingen zich die reden van de moedervereniging hebben afgescheiden en op plaatselijk niveau zelfstandig doorgaan. Mij lijkt het buitengewoon contraproductief om pedofielen – mensen die seksuele gevoelens voor kinderen koesteren, maar daar niet naar handelen – van elk verenigingsleven uit te sluiten en hen de kans niet te bieden hun pijnlijke, lastige en ook voor henzelf vaak angstige gevoelens te bespreken; wegstoppen en ontkennen maakt de zaak er niet beter op en de paniek alleen maar groter. (Nee, er wordt niks geruild en gekonkeld, daar. De deelnemers kijken wel uit: dan verliezen ze de enige plek die hen nog accepteert.)

Wel zou je willen dat de NVSH meer deed dan dit. De seksuele moraal is aanzienlijk minder streng geworden, maar nog steeds worden geslachtsziektes als straf en eigen schuld gezien: alsof er nooit condooms knappen (ik had ooit een vriendje met wie me dat een op de drie keer overkwam), en belangrijker: alsof jonge mensen niet juist benauwd zijn voor slettebakken te worden aangezien als ze condooms bij zich hebben.

Geslachtsziektes nemen tegenwoordig weer toe. Er ligt een taak voor de NVSH.

Ras en religie

Een Rotterdamse imam – zijn naam zij verworpen – meldde begin mei dat homoseksualiteit een ziekte was, die bovendien “niet beperkt blijft tot de mensen die hem hebben. Dus als de ziekte verspreidt, kan iedereen besmet raken.” Welk een overtuigingskracht schrijft de imam aan homoseksuelen toe! Het immuunsysteem van heteroseksuelen moet wel erg kwetsbaar zijn. De arme zielen… De imam is zelfs bang dat de heteroseksuelen – en daarmee in zijn ogen de hele mensheid – op deze manier zal uitsterven.

Dat is inderdaad ernstig, heel ernstig. Er moet nodig iets voor hen worden gedaan. Kunnen wij van XL als verzoenende geste geen reservaat voor de bedreigde heteroseksueel oprichten? Opdat de imam begrijpt dat wij heus het beste met deze zwakke en uitstervende soort voorhebben? En dat we dan een naambordje met “gesponsord door XL” op de kooi zetten, net zoals de Postbank doet bij de leeuwen in Artis?

Ik beloof dat ik hem elke week hoogstpersoonlijk zal gaan voederen. Ik zweer hierbij plechtig dat ik daartoe zelfs een lange jurk en sluier zal aan- en omdoen: met zulke bedreigde wezens kan men immers niet voorzichtig genoeg omgaan, voor je het weet sterven ze aan een hartaanval.

De imam zelf mag dan wat mij betreft in hetzelfde hok als de Vlaamse katholiek Alain Escada. De man is voorzitter van de vereniging “België en Christenheid”, en fulmineerde op dezelfde dag als onze imam tegen de dames en heren homosuelen. Escada waarschuwde de Vlaamse gevoelsgenoten, die op 5 mei Gay Pride in Brussel vierden, dat het maar eens uit moest zijn met dat verzieken en belachelijk maken van de kerk. Geëscorteerd door een cameraman, een fotograaf en een advocaat wilde de brave katholiek de stoet volgen, en heterdaadjes registreren. “Personen die blijk geven van racisme tegenover het katholieke geloof worden gefilmd of gefotografeerd, met de bedoeling klacht tegen hen in te dienen. Dat zal dan maandag gebeuren bij het parket van Brussel,” aldus Escada in De Standaard.

Het moet gezegd, Escada signaleert een schandalig en maatschappelijk volstrekt ondergeschoffeld probleem: racisme tegen de katholieke kerk. Natuurlijk zijn katholieken een ras. Dat zijn Joden toch ook, een ras, en het jodendom is toch een religie? Nou dan! Zo klaar als een klontje. Juridisch staat hij ijzersterk, meent de man: “Onze advocaten menen dat we een zaak hebben. De drie grote godsdiensten in België – het katholicisme, de islam en het jodendom – beschouwen homoseksualiteit als een abnormale zaak. Toch worden tijdens de Gay Pride-optocht steeds opnieuw de katholieken belachelijk gemaakt. Dat is discriminatie. De vorige jaren zag ik transseksuelen vermomd als priester en bisschop hun behoeften doen zonder enige beheersing. Wel, dat zijn daden van racisme.”

Het is een gruwel. Homoseksuelen worden als abnormaal beschouwd door de kerken en toch maken ze de katholieken belachelijk. Hoe durven ze. Het is een schande, meneer Escada, een doorn in het oog gods, de zaken lopen volstrekt uit de hand, u heeft volkomen gelijk! Ten aanval, met camera’s en fototoestellen!

En laat ons alle religies herdefiniëren tot etniciteit. Alle Joden maken we Joods, die hebben we al gehad, dat scheelt. Alle spleetogen maken we Boeddhisten, alle Noord-Afrikanen islamitisch, alle zwarten rastafari’s, en alle blanken katholiek. En de homo’s, daar maken we dan duivelaanbidders van. Dat homoseksualiteit geen ras kent, is immers algemeen bekend.

Quod licet Iovi

GISTEREN BOOD IMAM EL-MOUMNI, onder druk gezet door liefst zestien Nederlandse moslimorganisaties, zijn excuses aan. Dat is uitermate goed werk van die zestien instanties, maar daarmee is de kous niet af. Het Openbaar Ministerie onderzoekt namelijk of de man strafrechtelijk vervolgd kan worden.

Mij lijkt dat het OM geen poot heeft om op te staan. Eerder vervolgde datzelfde Openbaar Ministerie immers RPF-kamerlid Leen van Dijke vanwege diens bewering dat homoseksuelen een even groot kwaad zijn als dieven; Van Dijke werd van discriminatie vrijgesproken. Later zag het OM na intern beraad uit eigener beweging af van vervolging van bisschop Eijk, die in zijn colleges bizarre uitspraken over homoseksualiteit deed en hen onder meer “inherent neurotisch” noemde.

Indien het OM, die door haarzelf geschapen precedenten in acht nemend, nu besluit El-Moumni wel te vervolgen, maakt zij zich zelf schuldig aan discriminatie — hee! Kan een burger het OM bij het OM aangeven? Dat lijkt me een leuk klusje voor mij — en wekt zij op zijn minst de indruk dat de ene religie meer recht heeft op fundamentalisten dan de andere.

Sowieso proef ik in deze discussie een sentiment dat sterk naar “Eigen fundamentalisten eerst!” smaakt. Wanneer Simonis weer eens iets doms zegt over de herenliefde, hoor je nooit iemand woedend uitroepen dat de man dan maar teruggestuurd moet worden naar het Vaticaan of dat hij eens een inburgeringcursus moet doen, terwijl het zeker voor dat laatste toch hoog tijd wordt. Katholieke en christelijke prelaten valt een Nederlandse behandeling ten deel. Wat er gebeurt als Simonis of Eijk zulke misplaatste opmerkingen maken, is drieërlei: ze worden gekapitteld, ontkracht en gemasseerd, en gaan zo gaandeweg aan belang inboeten.

Voor het kapittelen zorgen de columnisten, de cabaretiers en de snedige commentatoren: die steken de draak met de toespraken vanaf de kansel, dat maakt ze onschuldiger en ridiculiseert de waardigheidsbekleder die zich ermee afgeeft. Ontkrachten doe je door te wijzen op tegenstrijdigheden in heilige boeken, maar vooral door te wijzen op de andersluidende praktijk: dat niet elke tak binnen de religie zo fervent tegen is als die ene prelaat het doet voorkomen, dat ook pastoors regelmatig aan elkaar zitten en dat er stapels religieuze homoseksuelen zijn. En als sluitstuk volgt de massage: anderen binnen dezelfde geloofsrichting oefenen geschrokken druk uit op de exegeten om zich in godesnaam wat in te houden, want zo bezorgen ze het geloof een slechte naam en daar slinkt de aanhang alleen maar van. Kortom, het volk kan het zelf wel af en heeft geen OM nodig.

Het doet me deugd dat ook El-Moumni deze behandeling krijgt: het teken dat de islam in Nederland ingeburgerd raakt. Raoul Heertje valt de eer te beurt de beste grap gemaakt te hebben: hij plaagde de imam met de vraag of moslimheren ‘t dan wel met elkaar mochten doen als ze de billen richting Mekka staken. De ontkrachting van de standpunten der imam is eveneens in volle gang. Ik heb de laatste twee weken meer verhalen over Turkse en Marokkaanse homoseksuelen gezien dan in de laatste twee jaar bij elkaar. Tevens is de imam er fijntjes op gewezen dat ook moslimmeneren ‘t regelmatig met elkaar doen, met dit verschil dat zij er niet over spreken en dan later netjes heteroseksueel trouwen – en wij, dat wij dat een paar decennia geleden net zo deden. Wat dat masseren van opinies tenslotte betreft: dat is precies wat die zestien moslimorganisaties hebben gedaan. “Man, houd toch je kop! Straks denkt het hele land dat wij alleen uit fundamentalisten als jij bestaan. Je bederft onze naam…!” en: “Wij moeten nodig eens praten.”

De vraag of zulke discriminatie onder de vrijheid van godsdienst valt, is absurd. Wie vindt dat godsdienstvrijheid het recht inhoudt om discriminerende opmerkingen te mogen maken en dito theorieën te ventileren, maakt zich zelf schuldig aan discriminatie, zoals Marcel van Dam eerder opmerkte naar aanleiding van de kwestie Van Eijk.

Immers, wanneer vrijheid van godsdienst ertoe leidt dat gelovigen het recht hebben om te beweren dat homoseksuelen inherent neurotisch of ziek en besmettelijk zijn, en niet-gelovigen precies diezelfde mening niet straffeloos mogen verkondigen, is er iets grondig mis. Waarom zou je zulke dingen alleen maar mogen zeggen als je streng gereformeerd, orthodox moslim of pakweg jehova’s getuige bent? Hebben atheïsten en agnosten niet evenveel recht als gelovigen om domme dingen te beweren? Nee? Dat is discriminerend. Sterker: dat is religieuze discriminatie.

De ballen in de kerstboom

[Verschenen in De Standaard. Recensie van Gary Taylor: Castration. An abbreviated history of western manhood, uitgeverij Routledge, New York 2000.]

LAAT DE TERM CASTRATIE in gemengd gezelschap vallen en zie hoe alle mannen naar hun kruis grijpen, zo ongeveer als voetballers in het muurtje zich beschermen wanneer de tegenpartij een strafschop neemt.

Dat komt door Freud. Freud – zelf overigens ontdaan van zijn voorhuid, zoals de meeste joden en moslims – verstond onder castratie het verwijderen van de penis, ook al is die praktijk nimmer ergens in zwang is geweest: castratie heeft nooit meer behelsd dan het weghalen van de testikels. (Freudian slip, anyone?) Freud poneerde dat kleine meisjes, de penis van dito jongens ziende, ogenblikkelijk zouden beseffen dat zijzelf een essentieel onderdeel van hun lichaam misten en zichzelf nadien als gecastreerde, en derhalve gemankeerde jongens zouden beschouwen, terwijl jongens omgekeerd het meisje slechts met afgrijzen konden bekijken: hemel, een wond, een gat, een leegte: daar moest iets weggehaald zijn! Of misschien verslond dat-daar-van-haar dit-hier-van-hem wel…

Entrez penisnijd, castratie-angst en vagina dentata.

Niet dat Freud met veel bewijs voor zijn stelling aankwam, of dat zijn theorie in de praktijk aantoonbaar bleek. Kleine meisjes giechelen eerder om jongenspenisjes dan dat ze geschrokken naar zichzelf kijken, terwijl de queeste van jongens en mannen naar kut nu niet echt op grote angst duidt. Maar da’s repressie, argumenteert Freud: zulke dingen zijn zo diep in ons verscholen dat we zelf niet eens beseffen hoezeer ze ons hebben gevormd en nog steeds doordesemen – daarmee zijn stellingen tot hun eigen bewijs bombarderend en zichzelf onaantastbaar makend voor elke kritiek.

Freuds geslaagde coup d’état is vooral interessant omdat ballen er in zijn theorie helemaal niet meer toe doen: hij verschoof alle aandacht naar de penis en de symbolische fallus, terwijl viriliteit, potentie en vruchtbaarheid – en ergo, mannelijkheid – toch werkelijk elders huizen, namelijk in de testikels. Maar deze verschuiving, zo stelt Gary Taylor in zijn geschiedenis van castratie, werd bevorderd door een andere, belangrijker verschuiving: die van voortplanting naar plezier. Een samenleving die seksueel genoegen voorop zet en niet zoveel belang meer hoeft te hechten aan reproductie, sterker, die haar reproductie misschien wel moet beteugelen, hecht van de weeromstuit minder waarde aan testikels en meer aan de penis. Misschien ook was Freud simpelweg bang dat zijn plezier hem ontnomen werd.

Taylor heeft een amusante geschiedenis van castratie geschreven, en baseert zich in tegenstelling tot Freud wel op feiten: antropologie, religie, overleving en geschriften. Dat Taylor wat zwaar op de hand wordt wanneer hij castratie theoretisch tracht te plaatsen, zij hem vergeven. Hij heeft zich immers te meten met een man die de fallus tot epicentrum van de wereld maakte.

*

AFGAANDE OP DE HUIDIGE, schrikachtige reactie van mannen op alleen al het woord zou je niet denken dat castratie ooit een populaire praktijk geweest kan zijn. Toch is dat het geval: eeuwenlang hebben mannen zich vrijwillig laten castreren, overwegend uit religieuze motieven. Het was zelfs een onderwerp waar Jezus in kennelijk prijzende zin met zijn latere evangelisten over sprak: “en er zijn gesnedenen, die zichzelven gesneden hebben, om het Koninkrijk der hemelen” (Mattheus 19:11, statenvertaling). Het oude testament spreekt eveneens meermalen lovend over castraten: “Ook de gesnedenen, die mijne sabbatten houden, en verkiezen wat Mij behaagt, en vasthouden aan mijn verbond, hun zal Ik in mijn huis en binnen mijne muren ene plaats geven, en een beteren naam dan van zonen en dochters; een eeuwigen naam zal Ik hun geven, die niet vergaan zal.” (Jesaja 56:4-5). Zonen of dochters konden deze eunuchen niet meer krijgen, maar god beloofde ze iets beters dan de vergankelijkheid van nageslacht.

De eunuch, aanvankelijk geïmporteerd via slavernij, ontsteeg gaandeweg zijn imago van horigheid. De loyaliteit van de eunuch werd groot geacht. Hij had immers geen familie dan zijn meester: hij was van zijn ouders en land weggeroofd en kon zelf geen nazaten verwekken. Eunuchen bleken doorgaans uiterst trouw en toegewijd, maar er viel in ruil voor hun dienstbaarheid ook heel wat te halen. Meest dienden ze rijke heren en waren zodoende beter af dan de gemiddelde bevolking. Ze namen vaak aanzienlijke posities in: harembewaker, paleisfunctionarissen, secretaris, hofwacht en legerofficier.

Gaandeweg werd de castratie, hen opgelegd door de overwinnaar en bedoeld om hun oude banden door te snijden, beschouwd als een deugd die inherent was aan de fysieke ingreep: castratie werd de voorbode van toewijding en opoffering. Van daaruit was het een kleine stap voor priesters om vrijwillig castratie te ondergaan: het afsnijden van hun testikels bewees dat ze zich volkomen onderwierpen aan hun god en zich voortaan onthielden van wereldlijke verleidingen. Wie van zijn ballen afzag, kwam nader tot god.

Dat christenen in die tijd niet afwijzend tegenover het snijden van mannen stonden, was deels cultuur, deels tactiek. Er waren andere, oudere religies in het Midden- en Nabije Oosten waarin castratie een belangrijke rol speelde: de culten rond Cybele, Ishtar en Attis bijvoorbeeld. Het christendom nam, zoals zovaak, elementen uit het geloof van deze zogenaamde heidenen over en incorporeerde ze in haar eigen leer, in de hoop daarmee de concurrerende religies te paaien en zieltjes voor zichzelf te winnen. Taylor gelezen hebbend, denk je: welbeschouwd zijn de ballen in de kerstboom het ultieme symbool van de internationale annexatie van heidense denkbeelden door de christenen, zowel hun overwinning op de Noord-Europese religies als op die uit het Midden-Oosten zijn erin vervat.

De Byzantijnse keizer Constantijn wettigde de nieuwe religie in 313 na Christus (en sprak zich uit tegen eunuchen: hij achtte ze monstrueus). In 395, anderhalve eeuw na de officiële acceptatie van het christendom was de clerus bezorgd genoeg om Paus Leo I vrijwillige castratie te laten verbieden. Niet dat dat voor de praktijk veel uitmaakte: de Romeinen hadden castratie ook verboden maar importeerden eunuchen gewoon van elders.

De katholieke kerk bleef niettemin lang ambivalent over eunuchen: afwijzing en ophemeling wisselden elkaar rap af. Al in 403 zong de eerste castraat in een kerkkoor; in 1599 trad de eerste castraat tot het pauselijk koor toe, en nog eeuwen nadien zouden jongens ontmand worden om hun engelenstem voor de kerk (en opera) te behouden en op heuse cherubijntjes te lijken. De elfde-eeuwse priester Pierre Abélard geloofde dat hij een betere theoloog was na zijn castratie, en de Engelse bisschop Richard van Bury prees in de veertiende eeuw de vroegere eunuchen om hun “studieuze aard” en hun “liefde voor het boek”. En al die tijd eiste de katholieken van hun priesters dat ze vrijwillig afzagen van seks – maar dan uit keus, niet uit fysiek onvermogen. Het celibaat moest per se mind over matter zijn.

*

HET CURIEUZE IS DAT terwijl castratie dankzij Freud tegenwoordig synoniem is geworden met het toch zo zeldzame verwijderen van de penis, echte castratie aan populariteit wint. Castratie is, zowel in de veeteelt als bij mensen, buiten al het andere – heiligheid, wraak, straf, opoffering, onderwerping – vooraleerst een vorm van geboortebeperking, -planning en -veredeling geweest: jij niet, jij wel; nee, de kudde is al groot genoeg. Werden bij dieren en mannen daartoe eerst de ballen – de zaaddragers, immers – volledig weggenomen, sinds de tweede helft van de negentiende eeuw experimenteerden artsen met vasectomie: het doorsnijden van de zaadleiders. Aan het eind van de negentiende eeuw werd vasectomie ook bij mannen uitgevoerd; en uiteraard is een vasectomie niets dan een geciviliseerde, minder invasieve vorm van castratie. (Taylor dist zijn lezers het saillante detail op dat Freud himself de ingreep overwoog. Ha. En dat voor een man die castratie zo immens vreesde dat-ie het tot een centraal punt in al zijn theorieën maakte.)

Naar Taylors schatting laat tegenwoordig een op de drie mannen in de Westerse wereld zich op latere leeftijd steriliseren; geen paus die daar nog met een bul tegenop kan. Castratie na de pubertijd levert geen cherubijntjes op. Mannen die na de pubertijd hun testikels uitschakelen, hebben geen last van impotentie, haperende viriliteit, falende erecties, van molligheid, een “vrouwelijke huid” of gebrek aan baardgroei, in tegenstelling tot jongens die voor hun pubertijd worden gecastreerd. Ze zijn heus goed in bed (zoals Taylor ons verzekert, alsof-ie toch iets moet bewijzen). Sterker: ze zijn hun plezier toegewijd – niet god.