De kredietcrisis werkt enorm op mijn lachspieren. Al anderhalve week sla ik de ochtend- en avondkranten giechelend open: weer een bank door een staat gered, de zoveelste bank gestut door overheidsingrijpen. De kampioenen van de vrije markt zijgen ineen als soufflés met acuut luchttekort en klampen zich klauwend aan moeders rokken vast. Veilig tussen haar rokplooien schuilend roepen ze vervolgens heel hard: ‘Nee hoor, wij zijn heus niet bang, maar ‘t is fijn voor onze broertjes, want die zijn minder sterk dan wij.’
Er zit veel leedvermaak bij mijn vrolijkheid. De topmannen met hun graaibonussen, hun gouden handdrukken en hun riante vertrekpremies vallen eindelijk door de mand, Ploep, daar gaat er weer een. Hopla, nog een. Het zou tijd worden, opgeruimd staat netjes en ga je diep, diep schamen met het kredietrood op je wangen. Winst maken met opties en shorts is niets dan handel in speculaties en in andermens’ mogelijke schulden: het is metahandel. En net zoals praten over de liefde leuk is maar je nergens komt met liefde voor de liefde alleen, is ook metahandel hooguit tijdelijk tastbaar. De geldhandel had zich losgezongen van de realiteit. (Vult u verder nog maar wat kaartenhuis- en kleren-van-de-keizermetaforen in.)
Dat ik er zo opgewekt naar kijk, komt natuurlijk ook omdat ik er geen klap aan kan doen. Daar word ik altijd wat stoïcijns van: we zien wel, vriezen we dood dan vriezen we dood. (Ik raak alleen boos en ongelukkig waneer ik denk dat ik dingen zou moeten kunnen beïnvloeden en daar vervolgens niet in slaag. Om exact dezelfde reden ben ik zelden boos op anderen en vaak op mezelf.)
Ook gewone mensen worden geraakt, ik weet het: banen op de tocht, spaargeld onzeker, pensioen niet langer gegarandeerd. Maar de machinaties van de grote geldspeculanten raakten diezelfde gewone mensen ook en tastten al langer hun bestaanszekerheid aan; eindelijk krijgen de regionen aan de top ook eens de rekening geserveerd.
Maar waar ik vooral zo vrolijk van word, is dat de staat weer herintreedt. Ineens roept iedereen om overheidsingrijpen, en warempel: toen verzameld Europa het heft in handen nam, stegen de koersen voor het eerst sinds lange tijd weer. Oh moedertje staat, wat hebben we je gemist.
En wat heerlijk dat regeringen en kabinetten wereldwijd ineens wél over geld blijken te beschikken. Jarenlang trad de overheid terug, dat zou beter voor de markt zijn, en bovendien nodig vanwege dringend moeten bezuinigen. Nu toveren regeringsleiders de ene na de andere diepe geldbuidel tevoorschijn, en al die bedrijven die eerder vals riepen ‘Als jullie ingrijpen, gaan wij lekker puh naar een ander land. Moet je zien hoe je dan zult piepen!’ hullen zich ineens in deemoed.
Het enige wat ik hoop, is dat de overheid doorpakt. Niet alleen moet ze nu fiks belasting gaan heffen over over-the-topinkomens, maar bovenal moet zijzelf flink gaan investeren, in echte, tastbare dingen. In onderwijs. In zorg. In groene energie. In kinderopvang. In infrastructuur, in verstandig vervoer, in schone productie. Zelfs in Engeland en Amerika, de bakermat van de ideologie van de vrije markt, zeggen economen van links en rechts dat de enige manier om deze crisis bestendig te lijf te gaan, is door werk te scheppen.
En sinds dit weekend kan geen enkele overheid nog zeggen dat ze daar het geld niet voor heeft. Go, moedertje staat, go!