Winners or losers

Laatst werd ik geattendeerd op de Australische serie Winners & losers: vier vrouwen die op de middelbare school ieders pispaal waren en elkaar daar met moeite overeind hielden, winnen jaren later samen de loterij. Ineens hebben ze allevier 2 miljoen tot hun beschikking. De serie gaat over hun levens & liefdes, hoe die plotselinge rijkdom ze beïnvloedt, maar vooral: hoe hun onderlinge vriendschap steeds hechter wordt.

Ja, natuuurlijk zijn zulke series moralistisch. Alleen op vrienden kun je vertrouwen en ‘zo gewonnen, zo geronnen’. De charme van de serie is echter dat dit idee juist nergens tot een een plat cliche, een wondermiddel of een natuurverschijnsel wordt gereduceerd. De onderlinge vriendschappen van de dames staan centraal, plus de notie dat zo’n vriendschap vorm geven soms hard werken is, en gepaard gaat met lastige vragen. ‘Moet ik voor haar eigen bestwil mijn idee pushen, of heeft ze er meer aan als ik mijn kop houd en me bepaal tot luisteren?’ ‘Help ik haar om een wit voetje bij anderen te halen, of omdat ik echt iets voor haar wil doen?’

Maar dat is een moralisme dat ik van harte onderschrjf. Vriendschap is meer waard dan geld. Vrienden kunnen je als geen ander keihard de waarheid vertellen én je tegelijkertijd teder overeind houden terwijl je de schok van hun woorden overdenkt.

Ja, natuurlijk werkt zo’n serie met stereotypen: de romantica, de stoere, de vrijgevochtene, de ongenaakbare, de perfecte, de minder aantrekkelijke, de betrouwbare. Maar interessant wordt een serie pas wanneer de dames in kwestie buiten die kaders treden en permanent elkaars rol overnemen, op een manier die begrijpelijk en overtuigend is. (Niemand is ooit alleen maar stoer of aleen maar romantisch.)

Anders gezegd, elke serie die de onderlinge verhoudingen van vrouwen en vriendinnen gepast complex beschrijft en die ze niet reduceert tot a) man-aanhangsel, b) huisvrouw, c) Barbiepop of d) nevenverschijnsel, kan sowieso op mijn initiële sypathie rekenen. Dus ook Winners & losers.

***

In aflevering 17 blijkt de moeder van Jenny (Jenny is een van de vier lotto-winnaressen) borstkanker te hebben. Ik zag het niet aankomen, en ik raakte er onverwacht overstuur van. Als een personage in een serie die ik met plezier volg iets akeligs krijgt, raakt dat me altijd. Maar borstkanker? Op de een of andere manier kan ik juist daar niet tegen. Alsof mijn eigen vage angst dat mijn borstkanker terugkomt, pardoes de overhand neemt.

En ik weet niet eens waarom. Ik ben niet bang dat de MS ineens terugkomt. Waarom boezemt kanker me meer angst in dan MS?

Pulsar

Deze week was de Nederlandse première van Pulsar, de tweede speelfilm van de Vlaamse regisseur Alex Stockman. Het is een low budgetfilm over high-tech problemen.

Samuel zit alleen thuis te Brussel: zijn vriendin Mireille is voor drie maanden naar New York vertrokken voor een stage op een chic ontwerpbureau. Samuel onderhoudt het contact met haar door te bellen, te sms’en, te skypen, te chatten en te mailen. Er klinkt onrust door in zijn voortdurende pogingen om contact te zoeken: de plotselinge afstand tot zijn lief doet Samuel geen goed.

Dan hapert de techniek. Mireilles stem vervormt soms, en de computer meldt ineens dat er een andere gebruiker op het netwerk zit. Samuel haalt er een deskundige bij die zijn netwerk beveiligt, maar dat helpt niet. Wanneer een tweede deskundige de netwerksignalen bij Samuel thuis meet, dringt tot hem door hoeveel andere netwerken ook zijn woning bestrijken.

Gaandeweg krijgt de achtergrondruis de overhand. Gestommel op de trap, contactgeluiden van de buren, gedruis van de straat, gezoem van apparaten: alles dringt zich ongefilterd aan Samuel op. Zijn het wellicht die signalen die zijn netwerk verstoren? Sam neemt een kloek besluit, hij verft wifi-werende verf op alle muren (bestaat echt!) en beplakt de ramen van zijn huis met een speciale coating: hij maakt van zijn huis een kooi van Faraday. Bellen doet hij voortaan met de oude bakelieten telefoon van opa. Toch blijkt iemand uit zijn naam een rare mail naar Mireille te hebben gestuurd. Hoe kan dat? Een hacker, een virus?

Maar ook de communicatie in de gewone wereld loopt uit de hand. Buren staan ongemakkelijk dicht op hem in de lift, de benedenbuurvrouw klampt hem steeds aan, de huisbaas komt zijn beloftes niet na. En op straat hoort Samuel wildvreemden flarden herhalen uit zijn gesprekken met Mireille…

Pulsar verhaalt hoe iemand langzaam de draad kwijtraakt onder de druk van aldoor kunnen communiceren, de druk van altijd bereikbaar zijn, de druk om meteen te willen vertellen wat je denkt. De film laat zien dat communicatie niet hetzelfde is als contact.

Matthias Schoenaerts (Samuel) speelt fenomenaal. Hij heeft een zware rol: Samuel is in vrijwel elke scène prominent in beeld. Bovendien slaagt Schoenaerts er wonderwel in om de ambivalentie van het verhaal tot het einde toe overeind te houden: verliest Samuel langzaam de greep op de realiteit, of is het de realiteit die Samuel een loer draait?

De film draait onder meer in Kriterion. Na de première mocht ik daar een kort vraaggesprek voeren met regisseur Alex Stockman. Hij bleek een bedachtzame, vriendelijke man te zijn, wars van elk pamflettisme. Niks luddisme, geen nostalgie. (Klik hier voor een ander interview met Stockman.)

Een van de mooiste scènes vond Stockman zelf het fragment waarin oude en nieuwe technologieën worden gemengd: Samuel bekijkt oude super-8 filmpjes van Mireille terwijl hij zijn iPod gebruikt als dictafoon en zijn verhalen en associaties bij de beelden inspreekt; die schrijft-ie uit in een lange brief. Met een oude Polaroid maakt hij foto’s van zichzelf tegen een achterwand bekleed met platenhoezen; ook die gaan in de envelop, samen met een liefdesleus gemaakt van de letters van een gesloopt toetsenbord.

Pulsar is geen technothriller en geen technodrama. Het is een film waarin iemand zachtjes en teder implodeert.

The tree of life

Vanavond zag ik The Tree of Life, een film die zojuist te Cannes de Gouden Palm heeft gewonnen.

Wat een draak van een film! We zien een ouderwets gezin, jaren vijftig: vader is streng, omdat-ie denkt dat dat de beste manier is om zijn kinderen te wapenen tegen de buitenwereld; moeder is liefhebbend en timide, en vult haar dagen met het huishouden en de kinderen; als vader te streng is, doet ze er bedeesd het zwijgen toe. Nu zal dat gerust allemaal hebben bestaan, maar wat is het nut ervan om dat allemaal zonder commentaar, zonder nieuw inzicht en zonder dubbele laag opnieuw te verbeelden? Waarom zou je dat simpelweg, zonder toevoeging, herhalen?

Al in het begin van de film breekt er iets: er komt bericht dat een van de drie zonen is overleden. Daarna krijgen we moeders verhaal over de familie, dan vaders verhaal, en tot slot dat van de oudste zoon. Alledrie de verhalen worden veelvuldig onderbroken door sombere, gefluisterde monologen gericht aan God. Waarom is dit gebeurd, God? Waarom deed U dit, God? Bent U wel rechtvaardig, God? Welk doel dient dit, God? Waarom moeten wij dit leed dragen, God?

De verhalen van moeder en vader zijn vreselijk voorspelbaar. Pas bij het verhaal van de oudste zoon ontstaat er spanning, maar we zijn dan al dik een uur verder. Zoonlief wordt wreed: zijn vader heeft hem zo gehard dat hij zich te weinig aan anderen gelegen laat liggen, en daar zelf van schrikt. Dat deel had interessant kunnen zijn – tenminste, als de film zich daarop had gericht.

Maar nee. De film focust op religie, en op de eeuwigdurende cyclus van groei en verandering. Dat laatste wordt verbeeld door na moeders episode een kort overzicht van de geboorte van het universum te laten zien: kolkende oceanen, lavastromen, planeten, zonnestelsels, wuivend gras, watervallen, dreigende luchten. (Toen we ineens een dinosaurus in beeld kregen, schoot ik onbedaarlijk in de lach.) Dit alles werd muzikaal omlijst met het Lacrimoso en later met Agnus Dei. Zwaar aangezet? Hoezo?

In de apotheose van de film zien we de resterende familieleden verzameld op een strand. Ze lopen doelloos heen en weer, ze zijn omringd door tientallen andere mensen. Ze zijn door de tijd naar deze plek gekomen, ze hebben over rotsen gewandeld om hier te komen. De lucht kolkt en wolkt boven hun hoofden – even dacht ik: krijgen we toch nog The Rapture te zien: alle gelovigen eindelijk opgenomen door de hand Gods! Maar nee. Mams zegt tegen God: ‘Hier, ik geef u mijn kind.’ Wat een nep, dacht ik, dat kind wás al dood, het is allang geen keuze meer.

Het was National Geographic, gelardeerd met reli-porn. Dat de rest van de zaal ook ongemakkelijk schuifelde, was een schrale troost.

Pervers

Game of Thrones is een geweldige serie: een breed opgezet epos dat zich afspeelt in een verzonnen tijd. Een ridderverhaal gebaseerd op loyaliteit, intriges en rivaliteit, gelardeerd met een snufje fantasy.

Een paar families hebben elk een deel van het land in handen. Sommige families steunen de koning, anderen proberen hem te ondermijnen. Dochters en zusters worden uitgewisseld om allianties te beklinken, er worden moorden en opstanden beraamd, vriendschappen gesloten en verraden. Aan de randen van het rijk zwerven intussen hologige wezens, en ergens broedt iemand drakeneieren uit.

De kracht zit ’m deels in het wijdse, complexe verhaal. Al in het begin krijgen we zo’n tien hoofdpersonen opgedist die elk serieus worden uitgediept. Ze zijn nooit eenduidig; zelfs de akeligste personages wekken geregeld begrip of sympathie. We merken dat omstandigheden grote invloed hebben: ook wat je niet in de hand hebt, bepaalt je. Soms kun je weinig anders dan je verhouden tot de situatie waarin je bent belandt. En steeds blijkt dat je nooit alle gevolgen van je beslissingen kunt overzien, maar niettemin de consequenties daarvan moet dragen.

De diversiteit van de personages is verkwikkend. Een meisje dat strijder wil worden (en daarin, na enige aarzeling, door haar vader wordt gesteund), bastaardkinderen die gewoon tot de familie worden gerekend, slimme hoeren, een dwerg die met zijn nieuwsgierigheid vriendschappen wint, een verlamd kind dat wil paardrijden, een troonopvolger die op tienjarige leeftijd nog aan de borst ligt, een uitgehuwelijkte prinses die van bedeesd popje uitgroeit tot warrior queen. Rangen en standen wegen zwaar, maar niettemin sluiten veel personages banden dwars door die barrière heen.

De serie verbloemt niks. Er wordt gevloekt, geneukt en gezopen; we zien onverwachte tederheid en laconieke wreedheid; we krijgen inkijkjes in hoop, woede en machteloosheid.

Kortom: GoT is meesterlijk.

Binnen een week zag ik overal protesten verschijnen. Zestienjarige meisjes uithuwelijken is verdorven, een liefdesscène tussen twee mannen is pervers, en waarom doet de koningin het op z’n hondjes? Iemand schreef: ‘Ik dacht dat dit een nieuwe Lord of the Rings was en verheugde me erop samen met mijn kinderen de serie te volgen. Het was vuiligheid!’

Ik stond paf. The Lord of the Rings had de toets van kindergeschiktheid doorstaan en gold nu als familie-tv? Deel drie evan was zo gewelddadig dat ik kokhalsneigingen kreeg, en ik ben heel wat gewend.

Kijken naar seks is pervers. Kijken naar geweld is gewoon gezellig.

[Noot: Zeker in het begin kan het lastig zijn alle personages uit elkaar te houden. Op Westeros.org en op SpainkPosted on Categories Het ParoolTags , , , 28 Comments on Pervers

Aangenaam verrast

Mijn goede vriendin Andere Karin en ik hebben een vaste tv-avond. We zoeken samen een serie uit en ‘doen’ dan een paar afleveringen per avond, of we kijken een film. Op die manier hebben we Expeditie Robinson, Sex & the City en Gooische vrouwen doorgewerkt, en we zijn net klaar met Six Feet Under.

Tijdens die laatste serie zag ik ineens een opmerkelijke vertaling. Brenda’s moeder – een egocentrische trut van hier tot Tokio – maakt een sneer over de opleiding psychologie die haar dochter zojuist is begonnen. De vertaling: ‘Dat uitgerekend jij lid wil worden van de orenmaffia.’

Ik juichte luidkeels. Want orenmaffia, dat is mijn woord, mijn kind: ik heb het bedacht. Dat het woord van mij is staat zelfs in de Van Dale, iets waar ik enorm trots op ben. Dat het woord niet helemaal correct werd gebruikt in de ondertiteling van Six Feet Under kon me helemaal niks schelen: da’s alleen maar een goed teken. Mijn woord is volwassen geworden en staat nu op eigen benen, en plooit zich soms naar anderen :)

Overigens heb ik tezelfdertijd het woord kwakdenken verzonnen; de term is uiteraard bedacht naar analogie met kwakzalvers: mensen die nutteloze middelen als genezend aanprijzen. Met ‘kwakdenken’ doelde ik op onzindelijk of onlogisch denken, vooral op medisch gebied. Ook dat woord heeft de Van Dale gehaald, waar het onder het lemma is geschaard waar combinaties met kwak- worden verklaard:

kwakbaas […] kwakbol […] kwakboom […] kwakdenken (alleen onbep.w)., afkeurende ben. voor een denktrant binnen de (para)medische wereld die ervan uitgaat dat ziekte een gevolg is van psychische gebreken.

Leuk hè :)

Ziekte als decor

De tv is vergeven van ziekenhuisseries. Vrijwel altijd staat het medisch personeel daarin centraal, de patiënten zijn niet meer dan aankleding. Een akelige ziekte is voor de arts het vehikel om zijn bekwaamheid te meten met die van een collega, het tragische lot van een patiënt een middel om de emoties van het personeel uit te diepen en de kijkers ervan te verzekeren dat hun werk de hoofdrolspelers niet onberoerd raakt.

Zieke mensen vormen het decor. Een bonte stoet van kwalen, de een nog buitenissiger dan de ander, zorgt voor variatie, maar het is niets dan stoffering. Het eigenlijke drama gaat over de medewerkers en hun onderlinge intriges, verwachtingen, machtstrijd en verliefdheden. En ziekte bestaat er alleen in het ziekenhuis: patiënten verlaten het ziekenhuis altoos genezen, of althans flink geholpen. Nu ja – een enkele keer verlaten ze het pand via de achterdeur: dood. Om te laten zien dat de geneeskunde niet álles kan en opdat wij kunnen zien hoe het personeel met zulke nare tegenslagen kampt.

Vandaar dat ik de paar series die over de levens van zieke mensen zelf gaan, met extra aandacht volg. De invalshoek die ze gemeen hebben, is nogal verrassend: ernstige ziekte maakt een mens – in elk geval als hoofdpersoon van een tv-serie – immoreel. Wie ziek is, houdt zich niet langer aan conventies en regels: die doet voortaan wat het hart hem ingeeft. God en gebod tellen niet meer, alleen nog de vraag wat zijzelf willen of nodig hebben. En doordat de lange termijn vervalt – hun toekomst reikt door die ziekte immers niet verder dan maanden, hooguit een jaar – kunnen ze ineens leven zonder consequenties.

Wat niet meteen betekent: zonder verantwoordelijkheid. Cathy uit The Big C bedenkt dat als ze haar puberzoon nú nog wil opvoeden, ze beter stante pede kan ophouden hem te sparen en niet langer alles achter zijn gat moet opruimen. Ze besluit hem verantwoordelijk te maken voor zijn leven: dat lijkt haar bij nader inzien de beste opvoedmethode ooit. Manlief – ook een kind, maar dan wat ouder dan hun zoon – ruilt ze tijdelijk in voor een minnaar: leuk voor de seks en een probaat middel om har eigen vent wakker te schudden.

Ook Walter uit Breaking Bad gooit zijn leven om, maar hij doet dat stiekem. Zijn experimentele kankerbehandeling is duur en bovendien wil hij zijn gezin financieel goed achterlaten, zodat ze straks alleen hém verliezen en niet ook nog het huis. Als je in korte tijd veel geld wil verdienen, helpt het om niet langer bang te hoeven zijn voor de gevolgen. Walter, een inventieve chemicus die is afgezakt tot scheikundeleraar, begint een tweede broodwinning: hij brouwt in het geheim crystal meth. In een paar maanden tijd werkt hij zich op tot grootleverancier van de regio.

Het zijn geestige series. Uiteraard zijn ze overtrokken – tv moet altijd heftiger dan de realiteit – maar het inzicht dat wie veel te vroeg met de eindigheid van z’n leven wordt geconfronteerd rare keuzes kan maken, is goed getroffen. Prettig detail is dat we Cathy en Walter ook geregeld spuugziek, wispelturig, grillig of bang zien. Er is weinig verhevens aan ze te bekennen. Weinig verheffends, ook dat.

Niksniet heilige boontjes, niks niet etherisch lijden en al helemaal niet ‘dapper’ ziek zijn. Wie weet dat-ie dood moet, vecht voor zijn leven en voor zijn geliefden, en doet dat soms onorthodox. En het is verduveld eenzaam.

Mars

Het enige televisieprogramma dat ik zelden oversla, is The Daily Show: vier keer per week neemt presentator Jon Stewart de politiek in twintig minuten genadeloos door. The Daily Show is geniaal. Het programma is geestig, scherp, ontluisterend, verhelderend, en vooral: intelligent. De redactie beschikt over geweldige tekstschrijvers plus een fenomenaal in kaart gebracht beeldarchief dat ze in staat stelt rond actuele gebeurtenissen allerlei oude, nu ineens weer saillante uitspraken op te diepen, of iemands huidige stellingname af te zetten tegenover diens eerder ingenomen standpunten of publiek gedane beloftes.

Zulke scènes speelt Stewart goed getimed uit. Hij luistert aandachtig naar een videofragment, denkt vervolgens hardop na of stelt een vraag die in en volgend fragment wordt beantwoord. Het oogt alsof-ie wordt verrast door wat hem wordt voorgeschoteld, alsof er zich werkelijk een dialoog tussen hem en het videoarchief ontspint. Zijn verbazing, achterdocht of onthutsing zijn gespeeld, maar hij brengt het zo goed dat het lijkt of-ie onze verbazing, achterdocht en onthutsing belichaamt.

Daarnaast is hij slim. Stewarts gesprekken met politieke gasten komen snel tot de kern en zijn serieuzer dan menig achtergrondartikel in kranten of tijdschriften aandurft. Hij nodigt vooral mensen uit met wie hij het hartgrondig oneens is en gaat op nette toon met ze in debat: hij hoeft niet te winnen, hij wil ze begrijpen. Zinnige gesprekken laat hij rustig uitlopen. Wat niet in het uitzending past zetten ze gewoon op het net.

Door Stewarts chique aanpak weet de show hoge gasten te lokken: deze maand had hij onder meer voormalig Amerikaanse president Jimmy Carter, de Britse ex-premier Tony Blair en Abdullah II, de koning van Jordanië op bezoek. Abdullah II zei daar in acht minuten tijd meer zinnigs over het Midden-Oostenconflict en de rol van Al Qaida dan ik wie ook eerder heb horen zeggen.

Fox News – dat excelleert in hitserig nieuws, dat de spreekbuis is van extreem conservatief Amerika, en een belangrijke motor achter de oppositie tegen de Ground Zero Moskee – is een geliefd doelwit van The Daily Show. Stewart schept er plezier in te wijzen op hun discrepanties en te tonen wat Fox News niet zegt, en plaagt ze door hun eigen falen aan te wijzen.

Zodat iedereen zich afvroeg hoe The Daily Show zou reageren op de demonstratie die Fox News eind augustus deze maand in Washington organiseerde: de mars ‘to restore honor to America’. Fox had wekenlang getoeterd over grondrechten die werden geschonden onder Obama; presentator Glenn Beck kreeg de vrije hand om via zijn programma ‘het volk’ in protest bijeen te roepen voor zijn mars. (Er kwamen uiteindelijk nog geen honderdduizend mensen opdagen.)

Stewart heeft goed nagedacht. Hij kopieerde een week lang Glenn Becks eerdere opzwepende aankondigingen (‘ Ik kondig aan dat ik later een aankondiging ga doen!’) en meldde uiteindelijk dat ook hij een mars zou organiseren. Een mars ‘to restore sanity’, met als belangrijkste uitgangspunt dat iemand met wie je het niet eens bent daarom heus nog geen Hitler is, en dat argumenten méér tellen dan bangmakerij.

De mooiste coup: Stephen Colbert, voormalig lid van The Daily Show maar nu in het bezit van een eigen show waar hij een zelfingenomen, hoogst bevooroordeelde conservatief speelt, beantwoorde Stewarts plan subiet met een tegendemonstratie, te houden op dezelfde dag en dezelfde plaats: de mars ‘to keep fear alive’. Want zonder angst zijn we niet te regeren!

Ik overweeg warempel om een retourtje Washington te kopen om die dag met eigen ogen te kunnen zien hoe Stewart en Colbert samen, maar heel verschillend, de draak steken met volksmennerij.

Pandora

Een paar weken geleden heb ik James Camerons Avatar in 3D gezien, een ambivalente ervaring. Technisch was de film ronduit verbluffend. Ik had soms de neiging de zaadjes van de wijsheidsboom die ronddwarrelden, van mijn broek te vegen, het leek soms werkelijk alsof je alleen maar je hand hoefde uit te strekken om er een te pakken. Camerons verbeelding van Pandora was al even imposant. De landschappen waren prachtig, hij had een verbluffende flora en fauna ontwikkeld, en het idee dat je met je staart met andere wezens kon interfacen was mooi gejat (Existenz) en een stapje hoger en dus beter uitgewerkt.

Het verhaal was helaas erg flut. Venijn, intellect en ironie ontbraken in de plot, zodat er weinig anders overbleef dan Alien in Disneybewerking. Het was allemaal akelig zoetsappig, ondanks teveel hevige vechtscènes, en met een platte moraal: mensen maken alles uit winstbejag kapot, en de slachtoffers van die praktijken kunnen zich alleen verdedigen als andere – betere – mensen ze helpen want zelf zijn ze te naïef om ooit effectief te kunnen wezen. Kolonialisme in een modern jasje. Daarnaast stoorde ik me aan het platte seksisme dat soms de kop opstak. Meneer de hoofdpersoon had nog maar net geleerd hoe-die een draak kon berijden of hij riep meteen vol overmoed tegen zijn doorgewinterd drakentemmende liefje ‘Follow me!’ toen-ie een rondje wou vliegen. En ze volgde hem voetstoots, dat ook nog.

Kom nou toch. En dat van de meneer die Alien en Terminator heeft bedacht? Zo zonde om jarenlang te werken aan de techniek en de vormgeving en dan het verhaal te laten verslonzen.

Maar die wereld, die was werkelijk imposant. Mijn vader zag de film gisteren op DVD en belde me na afloop op, helemaal onder de indruk – en hij had nog niet eens de 3D-versie gezien. Wat een wereld, wat een pracht, wat geweldig bedacht! Hij stotterde zowat van verbazing, zozeer was-ie onder de indruk. Inmiddels heb ik diverse verhalen gelezen over mensen die half depressief uit de bioscoop komen: dat Pandora, och wat mooi – die wereld is zo prachtig dat ze ineens permanent teleurgesteld raken over onze wereld, en acute heimwee ontwikkelen naar iets dat niet bestaat.

Avatar zag ik met Moz, met wie ik afgelopen week ben wezen duiken. Ik vond die wereld daar op het 3D-scherm ook prachtig maar moest steeds Moz aanstoten: ‘Oh wow, die planten daar – die gaan we straks zien! Die planten daar die zich intrekken als je in de buurt komt? Die bestaan echt! Oh en dat daar, dat is net…’

Twee weken voordat we naar Egypte zouden gaan, deden we een opfrisduik. Daarbij wordt getest of je al je al onderwatervaardigheden nog beheerst. Na afloop spraken we wat met de instructeur en hoe het kwam weet ik niet meer, maar het gesprek belandde op Avatar. Ik zei dat ik vermoedde dat er een duiker in het ontwikkelteam heeft gezeten: zoveel van het Pandorese landschap leek op wat ik eerder in de Rode Zee had gezien. ‘Uhm,’ zei de duikinstructeur, ‘het ligt net anders. Cameron is zelf een duiker.’

Toen snapte ik het ineens: Pandora ligt onder onze allereigenste zeespiegel en iedereen die na het zien van Avatar weemoedig verlangt naar al dat schoons, moet gewoon op duikles. Pandora is allang hier, Pandora is niet dáár, vele zonnestelsels verderop. En ja, we moeten ons best doen om Pandora te behouden want intussen maken we met visserij, industrie, toerisme en winstbejag ons allereigenste Pandora kapot.

Julianna

Al geruime tijd volg ik The good wife, een Amerikaanse serie over een vrouw wier echtgenoot in de gevangenis belandt en die er daarna in haar eentje voor staat om haar eigen leven, haar gezin, de financiën en hun reputatie weer enigszns op orde te krijgen. Ze pakt haar oude vak als advocaat weer op, wat niet heel eenvoudig is aangezien ze in competitie moet met een blaag van halverwege de twintig. Complicerende factor is dat de gevangen gezette echtgenoot eerder officier van Justitie was en zowat de hele juridische sector het appeltje dat zij met manlief wilden schillen nu op haar verhaalt.

Ze doet het zo mooi. Ze doet het zo goed. Ze weet met onbewogen gezicht te vertellen dat zulke appels niet haar aangaan en verkeerd zijn geadresseerd. Ze vecht niet vals tegen de blaag met wie ze in competitie moet. Ze weet veel zaken te redden door zowel een scherp verstand als een luisterend oor te hebben. Ze tracht haar echtgenoot van blaam te zuiveren maar vergeet nooit dat ze zelf ook nog verhaal wil halen, en denkt nooit dat medelijden hetzelfde is als medeleven – laat staan hetzelfde als liefde. Ze vecht, maar nooit vals.

En ze doet dat zo mooi. Nooit triomfantelijk als ze wint, nooit verslagen als het anders loopt dan ze denkt dat klopt. Ze zeurt nooit als ze vals wordt bejegend, maar ze vergeet het ook niet. Ze eist evenmin het onmogelijke van zichzelf. En ze heeft een prachtige oogopslag, een aantrekkelijke terughoudendheid, een sterke moraal, en een gedegen scherpe geest die graag doorvraagt. Oh dear, Vrouwe Justitia in hoogsteigen persoon!

(Ze schijnt ook in The Sopranos te hebben gespeeld maar die serie heb ik nooit gezien. En ze heet Julianna Margulies.)

Bigelow

Vannacht werd bekend dat Kathryn Bigelow met The hurt locker de Oscar voor de beste regisseur heeft gewonnen. Three cheers! Sinds Strange days (1995) was ik een groot fan van haar, en ook Near dark (1987) heb ik met veel plezier gezien. Voorts speelde ze mee in Lizzie Bordens Born in flames (1983), een knappe post-apocalyptische annex feministische film. Een dame die van wanten weet. En de eerste vrouwelijke regisseur die een Oscar wint.

Tot mijn schrik kopte Het Parool vanmiddag dit: ‘Bigelow vloert ex met zes Oscars’. Bigelow is inderdaad getrouwd geweest met James Cameron, wiens Avatar de gedoodverfde winnaar was. Maar eh, ‘Bigelow vloert ex’? Is het nou nodig om zodra (eindelijk eens) een vrouw de regisseur-Oscar wint, die prijs te beschrijven in termen van uit de hand gelopen echtelijke ruzie? Had de krant als Cameron had gewonnen ook hebben geschreven: ‘Cameron verslaat ex’? Wat een stuitend ouderwetse benadering…

In de interneteditie van de krant staan gelukkig wel fatsoenlijke koppen: ‘The Hurt Locker grote winnaar Oscars’, en ‘Kathryn Bigelow wint Oscar beste regie’. Zo hoort het. Geen gezeik over met wie ze ooit getrouwd is geweest, niet een vrouw definiëren aan de hand van haar (voormalige) relaties, maar gewoon meedelen dat ze een dijk van een prijs heeft gewonnen. (En ja, je kunt gerust als navrant detail melden dat Bigelow eerder getrouwd was met Cameron, maar dat is heus niet het werkelijke nieuws en bepaald niet kopwaardig.)