De blik van de dader

AL EEN JAAR OF ZES lees ik mee in de Internetgroepen over zelfmoord, de laatste maanden uitgebreider dan anders vanwege een boek waaraan ik werk. In de loop der jaren heb ik de meest akelige verhalen mijn scherm zien passeren en heb ik een aantal mensen enigszins leren kennen; ik schrik niet meer zo snel (waarbij ik in het midden laat of dat nu een goede zaak is of een slechte).

Waar ik maar niet aan kan wennen, is dit: de hoeveelheid mensen die suïcidaal is geworden vanwege misbruik en mishandeling die ze in hun jeugd hebben doorstaan. De verhalen zijn hemelschreiend. Je leest over vaders die hun dochter wekelijks verkrachtten en haar hebben afgericht om zich als een hond te gedragen. Over kinderen die vrijwel dagelijks door klasgenootjes in elkaar werden geslagen, en ouders die koeltjes zeiden dat ze dan maar beter voor zichzelf op moesten komen. Over kinderen die zich op twaalfjarige leeftijd al zo ongewenst en ongelukkig voelden dat ze zich steeds weer van de trap af gooiden, in de hoop dood te gaan of naar het ziekenhuis te mogen, omdat het ziekenhuis ze voorkwam als een paradijselijk respijt van hun ‘gewone’ leven.

Een groot deel van de gruwel van zulke verhalen is de harde wetenschap dat er mensen zijn die kinderen zo vreselijk in de steek kunnen laten en – in hun onnadenkendheid of in hun nietsontziend egoïsme – zo ernstig kunnen benadelen. Maar erger nog is het besef van de effecten van zulk gedrag. Veel van deze kinderen zijn opgegroeid tot kapotte volwassenen, mensen die ervan overtuigd zijn dat ze geen geluk verdienen en geen goed kunnen doen. Diep in hun hart zijn veel van hen gaan geloven dat zijzelf niet deugen, dat ze geen liefde waard zijn en dat ze die behandeling van vroeger eigenlijk verdiend hebben.

Hun tragiek is dat ze de blik van hun daders hebben overgenomen. Diep in hun hart blijft er een stem dooretteren die telkens maar herhaalt dat het hun eigen schuld is, een stem die de stem van de agressor is, en die stem vernielt hun zelfvertrouwen. Ze begrijpen wel waarom ze mishandeld werden, want ze wáren thuis inderdaad ongezeglijk of vielen uit de pas op school… ze verdienden slaag. Pappa kon er niet veel aan doen dat hij ze nam, dat gebeurde nu eenmaal zo en het was vooral hun fout dat ze het niet konden verdragen, ze hadden liever moeten zijn voor pappa. Ze werden terecht gestraft, want ze waren geen goede hond, ze morsten immers altijd bij het slobberen uit hun eetbakjes en maakten zo de vloer vies.

Je hart krimpt samen als je het leest.

De grenzeloze tragiek is dat veel van deze kinderen, toen en nu, hun angst en woede tegen zichzelf richten. Ze razen en tieren niet op de daders, maar kleineren in plaats daarvan zichzelf. Ze schreeuwen het niet uit over het onrecht hun aangedaan, maar snijden in hun eigen armen. Ze willen de boosdoeners van toen niet de kop inslaan, maar bedenken hoe ze zichzelf van kant kunnen maken. In plaats van de agressors van toen te haten, minachten ze zichzelf.

En toch, tegen de keer in, zie je regelmatig hoe gul en goed van vertrouwen zo iemand kan zijn. Hoe verrast als iemand ze echt aardig vindt, hoe vol van ongeloof als iemand moeite voor ze doet. Ze haken en hunkeren naar liefde, naar onvoorwaardelijke liefde, ze hebben een gat niet te stelpen zo groot.

Twee van deze mensen ken ik inmiddels vrij goed. Chris, die het eigenlijk een nieuwe mamma wil, en Sandra, die iemand nodig heeft die haar ditmaal niet in de steek laat. Sandra heeft vandaag een reis ondernomen om bij Chris op bezoek te gaan. Ze trilden allebei als een espenblad bij de gedachte de ander te zien en zijn als de dood dat ze elkaar tegenvallen. De verwachtingen zijn niet eens zo hoog gespannen: ze willen allebei vooral iemand die ze vasthoudt, die een beschermende arm om ze heenslaat, ze over hun hoofd streelt en zegt:”ik help wel op je te passen.”

Ik kan de gedachte aan Chris en Sandra vandaag niet van me afzetten. Ik zou wensen dat hun vertrouwen in elkaar de blik van de dader weg krijgt. Makkelijk is dat niet – ze proberen dat al hun hele leven.

(Bovenstaande column is in bewerkte vorm opgenomen in mijn boek De dood in doordrukstrip. Chris pleegde een paar dagen na deze ontmoeting zelfmoord.)

Stervenshulp en dogma

MEVROUW B. WEIGERDE MEDICIJNEN, at en dronk niet meer. Ze was 84 en, zoals ze telkens maar zei, ze wilde niet meer. Ze raakte in coma. De verpleging durfde haar niet meer te wassen of verschonen: dat zou haar dood betekenen. Haar dochters zagen hoe ze met diepe doorligwonden in haar eigen afval lag. Het sterven zette in. Morfine verlichtte de pijn niet meer, lijkvlekken waren al zichtbaar. Huisarts Van Oijen gaf haar een spierverslapper en bekortte het stervensproces daarmee met enkele uren. Mevrouw B stierf.

Het is geen ongewoon verhaal. Al in 1991 constateerde de commissie Remmelink (net als Van der Maas en Van der Wal in 1996 deden) dat elk jaar vermoedelijk zo’n duizend mensen overlijden doordat hun daadwerkelijke doodsstrijd bekort wordt: mensen bij wie de vitale functies aan het uitvallen zijn, die ernstig lijden en die hun wil niet meer kenbaar kunnen maken. Deze “stervenshulp” is blijkens de cijfers niet alleen ingeburgerd, maar werd door de commissie Remmelink “onomstreden en normaal medisch handelen” genoemd. Medisch Contact betitelt zulk verhaasten van de nabije dood als “terminale sedatie” en schaart stervenshulp onder de definitie van “natuurlijke dood”: pijn- en symptoombestrijding vallen niet meer van levensbeëindiging te onderscheiden. De British Medical Association schreef al in 1993 dat zulke stervenshulp in de meeste landen als normaal wordt aanvaard, ook in die waar elke vorm van euthanasie verboden is.

Zo niet langer in Nederland. Van Oijen werd door het Openbaar Ministerie vervolgd wegens moord. Vorige maand kreeg hij een voorwaardelijke boete van vijfduizend gulden opgelegd: hoewel de rechtbank enerzijds vond dat Van Oijen “integer” en “zorgvuldig” had gehandeld, achtte zij hem anderzijds schuldig aan moord omdat hij zich niet aan de geldende regels voor euthanasie had gehouden.

Dat laatste is ontegenzeglijk waar. Van Oijen had geen tweede arts geraadpleegd, mevrouw B had niet gezegd dat ze euthanasie wilde. Maar dit was geen euthanasie: mevrouw B was al aan het doodgaan en euthanasie is iets voor de fasen daarvoor. Stervenshulp, dat kent het wetboek van strafrecht niet: het wordt gewoonlijk als natuurlijke dood aangemerkt en geen arts die het meldt. De rechtbank vond echter, in een aanval van strafrechtelijke dogmatiek, dat wat geen euthanasie kon zijn ‘dus’ moord moest wezen. Van Oijens handelen is op verkeerde gronden beoordeeld: alsof elke dood die niet uitsluitend op eigen kracht intreedt, meteen onder euthanasie gerekend moet worden en volgens die regels moet worden uitgevoerd en beoordeeld.

De commissie Remmelink wilde stervenshulp tien jaar geleden al wettelijk erkennen, een voorstel dat indertijd van de hand werd gewezen uit angst het euthanasiedebat te vertroebelen. Tom Schalken, indertijd lid van de commissie Remmelink, zei recent in NRC Handelsblad dat hij dat een grote fout acht, waarvan Van Oijen nu slachtoffer is geworden: “Het doel was van het begin af aan dat rond het levenseinde zorgvuldige beslissingen zouden worden genomen. Ni­et om artsen voor de rechter te slepen als het enige wat ze gedaan hebben, het met een paar uur verkorten van het sterven is. We moeten geen criteria opdringen aan een situatie waarvoor die criteria niet bedoeld zijn. Dan keert het recht zich tegen zichzelf.”

De geschiedenis rond Remmelink herhaalt zich. De Nederlandse Vereniging voor Euthanasie, drong er zaterdag op haar ledenvergadering per motie op aan om Van Oijen te steunen: “Het kan niet zo zijn dat op basis van een regeling voor euthanasie normale stervenshulp onmogelijk wordt gemaakt.” De voorzitter van de NVVE, Jacob Kohnstamm, raadde de motie dringend af: de NVVE houdt zich alleen bezig met levensbeëindiging op verzoek, dit gaat niet over euthanasie, en – en daar zit hem de crux – het moment is zo inopportuun. Op 10 april wordt het wetsontwerp euthanasie in de Eerste Kamer behandeld, en er is al oppositie genoeg: dit kunnen we er niet bij hebben. Kohnstamm won het pleit, de motie werd verworpen.

Misschien heeft de politicus Kohnstamm gelijk. Hij zit voor D66 in de senaat en wil de nieuwe wet er dolgraag doorheen loodsen. Hij heeft er ondertussen een bijna persoonlijk belang bij: Kohnstamm heeft in 1993 het toenmalige D66-wetsontwerp over euthanasie verdedigd, doch verloor de stemming in de Tweede Kamer. De nieuwe wet is de kroon op zijn werk.

Maar dat de regels rond euthanasie nu zijn misbruikt om Van Oijens handelen als moord te kwalificeren, zou zowel de politicus Kohnstamm als NVVE-voorzitter Kohnstamm zorg moeten baren. Als de euthanasiewet stervenshulp verhindert en van zorgvuldige artsen moordenaars maakt, is er iets ernstig mis. Dan keert het recht zich tegen zichzelf.

VPRO, 20 september 2000: Eer en geweten

Serie praatprogramma’s van de VPRO waarin Bekende Nederlanders door interviewer Arjan Visser worden geconfronteerd met de Tien Geboden. Schrijfster en feministe Karin Spaink is te gast in Eer en Geweten. Interviewer Arjen Visser confronteert haar met de tien geboden. Karin heeft de ziekte multiple sclerose. Hier praat ze uitgebreid over. Ook komen onderwerpen aan de orde als XTC-gebruik, zelfmoord en begeerte.

» Uitzending (30 minuten)

Zelfmoord gaat niet op recept III

Er is al maandenlang een mooie, bijzondere en soms hartverscheurende discussie over zelfmoord gaande op deze site, waarin mensen die de zelfmoord dichtbij zijn met elkaar spreken en mensen die zelfmoord niet begrijpen met veel respect meepraten over hun eigen reserves en hun eigen leed, hoeveel moeite dat ze ook kost. Ik vind het een klein en te koesteren wonder dat al die mensen hier zo in gesprek raken over hun problemen, hun aarzelingen, hun angsten en hun woede. Meestal gaat het goed, hoewel een enkele keer de emoties hoog oplaaien of ineens iemand niet echt meer luistert maar vooral met ‘adviezen’ komt.

Dit is het derde deel van deze discussie.

Daarna heb ik besloten er een forum voor te maken:

Zelfmoord gaat niet op recept II

Er is al maandenlang een mooie, bijzondere en soms hartverscheurende discussie over zelfmoord gaande op deze site, waarin mensen die de zelfmoord dichtbij zijn met elkaar spreken en mensen die zelfmoord niet begrijpen met veel respect meepraten over hun eigen reserves en hun eigen leed, hoeveel moeite dat ze ook kost. Ik vind het een klein en te koesteren wonder dat al die mensen hier zo in gesprek raken over hun problemen, hun aarzelingen, hun angsten en hun woede. Meestal gaat het goed, hoewel een enkele keer de emoties hoog oplaaien of ineens iemand niet echt meer luistert maar vooral met ‘adviezen’ komt.

Dit is het tweede deel van deze discussie.

Daarna heb ik besloten er een forum voor te maken:

Zelfmoord gaat niet op recept I

English preface:

If you’re looking for the Suicide Methods File that used to be on my website, I’m not hosting a copy any more. The Methods File was too sloppy and too inaccurate, and thus not worth the hassle (read: being tarred by sloppy journalism) that it caused me. If you’re interested in methods, you’re better off studying wikipedia.org/wiki/Suicide_methods. Meanwhile, I redirected the old url for the Methods File that I hosted to an article that I wrote about the benefits of open-minded discussion about suicide. That column has become the starting point for an amazing discussion amongst people who ponder suicide, people who can’t understand suicide, and people who have suffered because of the suicide of their nearest and dearest. You’ll find that discussion in the comments. It’s all in Dutch, however.

Nederlands voorwoord:

Op mijn oude site stond een kopie van de Methods File, een overzicht van manieren om zelfmoord te plegen. Na de reorganisatie van mijn site (zomer 2008) heb ik besloten de Methods File niet langer te hosten, om twee redenen:

  • De Methods File was op veel punten onnauwkeurig of onvolledig
  • Ik heb er geregeld gedoe over gehad (nare publiciteit en dergelijke), en als de tekst goed & degelijk was geweest had ik dat gedoe graag voor lief genomen, maar vanwege al zijn gebreken was-ie me dat niet langer waard. Wie een alternatief voor de Methods File zoekt, kan beter terecht op http://en.wikipedia.org/wiki/Suicide; die informatie is aanzienlijk degelijker.

Omdat de Methods File niettemin nog steeds veel werd opgevraagd op mijn site en die bezoekers ervolgens op een dode pagina belandden, heb ik een redirect gemaakt die naar een column leidt die gaat over nut & risico van het openlijk praten over zelfmoord; die column staat hieronder. In de maanden daarna is deze tekst getransformeerd tot een lang en openhartig gesprek tussen allerlei mensen over zelfmoord: een gesprek tussen mensen die er na aan toe zijn (of zijn geweest), mensen die zelfmoord niet begrijpen of afwijzen, en mensen die te maken hebben met de gevolgen van andermens’ zelfmoord. Het is de meest gelezen en drukst bezochte discussie op mijn website, en ik vind het een parel. Ik wil iedereen die hier leest en schrijft bedanken voor hun eerlijkheid: ze helpen allemaal om een breekbaar maar imposant monument op te richten voor openlijke discussie over moeilijke en erg pijnlijke kwesties.

 

Zelfmoord gaat niet op recept

JE ZOU SOMS ÉCHT denken dat mensen niet weten waarover ze het hebben. “Als mensen nu een recept vinden in zo’n discussiegroep over zelfmoord, dan is dat misschien het laatste duwtje voor ze. Je maakt het ze te makkelijk.” Zulke argumenten vlogen over tafel toen in januari van dit jaar bekend werd dat er een ‘zelfmoord site’ op het Nederlandse deel van het Internet stond, en worden nu opnieuw aangehaald nu er plannen zijn voor de oprichting van een Nederlandse discussiegroep over zelfmoord.

Zelfmoord is nimmer makkelijk en niemand doet luchthartig een poging daartoe. De betrouwbare middelen zijn meer dan bekend, je hebt geen webpages of farmaceutische repertoria nodig om die te weten te komen. Vrijwel alle effectieve manieren om dood te gaan zijn gruwelijk cru ophanging, verstikking, verdrinking, koolstofvergiftiging, kogels en arsenicum. En alle zachtere middelen, in de vorm van medicijnen, zijn vrijwel onbereikbaar. Aan een overdosis barbituraten gaat haast niemand dood, hoewel je de ongelukkige pubers niet de kost moet geven die denken dat je met moeders valium of een doosje aspirine een heel eind komt.

Ooit, ik was midden twintig en diep en langdurig ongelukkig, wilde ik dood. Ik sprak daar ternauwernood over. De mensen tegenover wie ik daar uiteindelijk voorzichtig iets over losliet, wilden er niet op reageren. “Kop op meid, zo erg is het vast niet,” zeiden ze, of “het gaat wel over, wacht maar af”, of “zelfmoord is egoïstisch, het is een schreeuw om aandacht”. Dan hield ik mijn mond verder maar.

Op een avond besloot ik dat het heus genoeg was geweest. Curieus genoeg gaf die beslissing enorme verlichting ik kon in de paar weken daarna beter doen alsof, en vond tijdelijk de kracht om allerlei dingen te regelen. Ik bezocht mijn vrienden en deed opgewekt (uitsluitend om hun latere gedachte dat het aan hen had gelegen, voor te willen zijn en die in de kiem te smoren). Ik attendeerde een woningzoekende kennis op het feit dat ik binnenkort ging verhuizen, en gaf hem het adres van mijn verhuurder. Ik schreef brieven en legde die klaar. Ik betaalde rekeningen en zegde de huur op.

Op een koude maandagmiddag heb ik bij vijf verschillende apotheken vijf doosjes aspirine gekocht en alle honderd pillen doorgeslikt, waarna ik op bed ging liggen. De nacht ervoor had ik expres niet geslapen, in de hoop dat de uitputting in combinatie met de aspirines zou maken dat ik in slaap viel voordat mijn maag zou gaan opspelen. Ik werd gruwelijk ziek. Binnen een half uur kroop de kots omhoog bij elke beweging die ik maakte, zodat mezelf ijselijk stil hield. De uren kropen voorbij, ik ijlde half, en als ik na een halve dag op de klok keek bleken er hooguit vijf minuten verstreken te zijn.

Zes uur nadat ik die aspirines had geslikt en nog geen spoor van slaperigheid vertoonde, heb ik – verslagen, het was een nederlaag – de telefoon gepakt en een ambulance gewaarschuwd. Waarna het leegpompen der maag volgde, de verplichte gesprekken met een psychiater, de boze reacties van ouders en vrienden. Maar niemand die me vroeg waarom ik nu zo hard dood had gewild en hoe het was om daarin mislukt te zijn.

Toen wist ik niet dat aspirines niet helpen. Nu wel. Later – de gedachte aan zelfmoord blijkt een onvervreemdbaar deel van me – leerde ik over andere, effectiever methodes. Het opmerkelijke is die kennis helpt. De wetenschap dat ik zelfmoord kan plegen als ik dat onontkoombaar acht, heeft me nadien al meermalen door langdurige depressies heen gesleept het kan namelijk altijd nog. Te weten dat er een uitweg is maakt donkere periodes aanzienlijk draaglijker.

*

WAT IK SINDSDIEN (en daardoor) heb geleerd is dit het helpt immens om te weten dat je doodsdrang serieus wordt genomen en niet onbespreekbaar is of terzijde wordt geschoven. Sterker du moment dat iemand daadwerkelijk weet hoe eventueel een einde aan zijn leven te maken, wordt het relatief makkelijker om onder ogen te zien wat hem dan nog wel aan het leven bindt.

Voor wat betreft informatie die op websites – sinds jaar en dag ook op de mijne – te vinden is en de angst dat die mensen net dat duwtje geeft wat ze zoeken het is nimmer bewezen (hoe graag sommige wetenschappers dat ook zouden willen) dat het voorhanden zijn van adequate informatie tot meer zelfmoorden leidt. Er lijkt eerder sprake van een verschuiving in gekozen methodes mensen die toch al dood wilden kozen een minder pijnlijke of effectiever methode.

Ik overleefde mijn poging, serieus als hij was. Mensen die zelfmoord overleven, zijn vaak later blij dat ze er niet in geslaagd zijn, beweren onderzoekers regelmatig. Echter, zulk onderzoek is niet alleen uit de aard der zaak bevooroordeeld – de doden spreken niet, en zij die opgelucht zijn dat hun poging is gelukt komen per definitie niet in de statistieken voor – ook is het evident dat zij die overtuigd dood wilden, hardere methodes kiezen dan degenen die vooral een signaal willen geven, die willen zeggen dat ze het niet meer aan kunnen, maar wellicht, ergens, in een hoekje van hun geest, niet echt dood willen.

Met andere woorden: de overlevingskans onder de mensen die zich hebben toegelegd op hun dood is kleiner, terwijl die van degenen die in een opwelling of uit ernstige, doch onvoorbereide drang een poging doen, klein is. En ingewikkelder nog had ik toen het loodje gelegd, dan had ik later überhaupt geen spijt kunnen hebben. Ik was dan immers nu dood.

De grootste vergissing van iedereen die zich verzet tegen het verspreiden van informatie over zelfmoord (en over hoe dat vooral niet te doen), is dat ze denken dat potentiële zelfmoordenaars zo labiel zijn dat ze alles aangrijpen. Deden ze dat inderdaad, dan reed er geen trein meer op tijd en waren alle treinmachinisten overspannen.

Zelfmoord en internet

De Volkskrant zat kennelijk verlegen om een hype of journaliste Ellen de Visser om een manier om eenvoudig te scoren: een andere reden kan ik niet bedenken voor de publicatie van het artikel van zaterdag 29 januari over Thisbes zelfdestructie-site. Zelden heb ik zo’n kortzichtig artikel in de Volkskrant gezien. Daarenboven stond het stuk vol eenvoudig te ontzenuwen fouten en uiterst eenzijdige informatie. Maar laat ik niet in debat gaan met de journaliste in kwestie: die kan immers, zo heeft ze zelf helaas bewezen, niet goed lezen en weet haar bronnen slechts selectief te vinden. Visser laat zelfs haar doelwit niet aan het woord. Sinds wanneer doet de Volkskrant niet aan hoor- en wederhoor, en waarom laat Visser iemand die aangevallen wordt niet haar kant van het verhaal vertellen?

Een cruciaal en in de discussie volkomen over het hoofd gezien punt is dat alle informatie die in de zogeheten Suicide Methods File staat, afkomstig is uit openbare en legale bronnen: uit medische boeken, geneeskundig repertoria, chemische handboeken, boeken over zelfmoord en euthanasie, brochures van de Hemlock Society etc. Vinden degenen die nu zo geschokt reageren op de Methods File dat dergelijke boeken uit openbare bibliotheken verwijderd moet worden? Zo ja, waarom heb ik een dergelijke oproep dan nimmer gehoord? De tegenwerping zal luiden dat de informatie die in de Methods File wordt aangeboden, hier samengebald is, en dat de piekerende zelfmoordenaar die plots voor het grijpen heeft, zonder veel moeite te hoeven doen. Ah. Maar de Nederlandse Vereniging voor Euthanasie geeft vergelijkbare informatie aan haar leden: goed gedocumenteerde do’s and don’ts over zelfmoord. De Vereniging voor Vrijwillig Leven doet dat eveneens. Moeten hun brochures ook verboden worden?

Op welke grond eigenlijk? Informatie verstrekken over zelfmoord is legaal. Zelfs mag je instructie over zelfmoord geven, in tegenstelling tot wat Vissers bronnen beweren. Wat niet mag, is iemand daadwerkelijk helpen: pillen verschaffen, gevulde spuiten aanleveren. Noch mag je iemand aanzetten tot zelfmoord. Tsja. Als Thisbes pagina’s niet strafrechtelijk kunnen worden aangepakt, meent Arensman, een wetenschapper die in het artikel uitgebreid aan het woord komt, “dan moet dat maar op ethische gronden”. Heeft die wetenschapper nooit geleerd dat iemand niet op ethische gronden voor de rechter te slepen valt? Dat ethische meningsverschillen stof voor discussie zijn, doch voor de maatschappij, niet voor rechters?

Maar aanzetten tot zelfmoord doet deze site nu juist wél, beweren Vissers bronnen, en suggereren daarmee dat Thisbe inderdaad strafrechtelijke vervolging verdient. Visser citeert ter onderbouwing van die stelling iemand die beweert dat wankelmoedige pubers soms slechts een heel klein duwtje nodig hebben om zelfmoord te plegen. Dat laatste is waar. Maar zoals Francisco van Jole in een debat over de kwestie opmerkte: Kurt Cobain hoeft zich maar een kogel door de kop te jagen, Take That hoeft zich maar op te heffen, of tientallen jongeren — al dan niet voordien depressief — willen zich plots het leven benemen, en sommigen slagen daar helaas in. Moet je Cobain of die puberpopgroepjes daar dan verantwoordelijk voor houden? (Of wellicht dienen we te pleiten voor een verbod op opheffing van puberbandjes. Nee, beter nog: laten we de oprichting van puberbandjes verbieden. Dat is voor iedereen beter.)

Als een depressieve puber of makkelijk beïnvloedbare volwassene na lezing van de site zelfmoord pleegt, betekent dit inderdaad dat deze website hem daartoe heeft aangezet? Thisbes pagina’s laten hoofdzakelijk zien dat zelfmoord een vrij gruwelijke en vooral erg pijnlijke aangelegenheid is. Wie een romantisch idee van zelfmoord heeft, ziet zich die illusie door Thisbes pagina’s wreed ontnomen. Zelfmoord is een doodserieuze zaak, blijkt eruit, iets dat niet zonder goede voorbereiding kan en dat een forse mate van koelbloedigheid veronderstelt.

Mensen die op deze pagina stuitten wenden zich niet meer tot de hulpverlening, meent voorts een andere deskundige die in het artikel aan het woord komt. Dat is niet alleen een opmerking die van zelfonderschatting van de branche getuigt (en wie wil er nu hulp van een instantie met zo’n lage zelfdunk, vraag je je af), ook klinkt er een curieuze vorm van broodnijd in door. Alsof mensen niet allebei kunnen raadplegen; alsof de psychiatrie het monopolie eist op gespreken met mensen die met zelfmoordplannen rondlopen. De zaak ligt veel ingewikkelder. Er zijn mensen die al jaren bij psychiaters en psychologen onder behandeling staan, die al langer dan ze lief is anti-depressiva gebruiken, en het helpt ze geen zier. Ze willen nog steeds oprecht dood. En serieuze vragen daarover worden door de hulpverlening helaas meestal uit de weg gegaan.

Thisbe doet dat niet. Dat siert haar, en om die reden verdient ze eerder een pluim dan een slecht beargumenteerde woede-aanval. Temeer daar uit ander onderzoek — dat de Volkskrant niet citeert — blijkt dat suïcidale mensen tegen de verwachting (inclusief die van henzelf) in soms ineens opknappen indien hun doodswens openhartig besproken kan worden. Soms omdat er dan ineens een fixatie uit de weg is geruimd; soms omdat ze, wanneer de dood eindelijk minder onbereikbaar lijkt, ze onder ogen kunnen te zien wat ze toch nog aan het leven bindt.

De volgende deskundige die aan het woord komt, de eerder genoemde Arensman, beweert dat tachtig procent van de mensen die een mislukte zelfmoordpoging doen daar later spijt van heeft en uiteindelijk blij is niet in hun opzet geslaagd te zijn. Werkelijk, ik had de wetenschap hoger aangeslagen dan dit. De controlegroep kan immers niet meer spreken, wat elk onderzoek naar satisfactie over slagen versus mislukken tot giswerk reduceert. Het is evident dat mensen die halfhartig zijn in hun doodsverlangen — en wier zelfmoordpoging derhalve eerder als noodkreet, als hulpvraag of als opwelling beschouwd moet worden — minder effectief zullen zijn dan zij die hun zelfmoord lange tijd grondig hebben voorbereid. De overlevingskans bij een goed voorbereide zelfmoord is klein, terwijl de overlevingskans bij een noodkreet of opwelling gewoonlijk groot is. Onder de overlevenden zijn degenen die niet echt dood wilden daarom vrijwel zeker oververtegenwoordigd. De zeventig, tachtig of negentig procent van mensen die opgelucht zijn over hun succesvolle suïcide, zijn uit de aard der zaak niet in Arensmans statistieken terug te vinden. Ze zijn dood. En wilden dat van ganser harte.

In alt.suicide.holiday — een Internet nieuwsgroep over zelfmoord, en tevens de bron van de Methods File — komen met regelmaat mensen aan het woord wier poging mislukt is. Ik zou willen dat Arensman ook hen in zijn onderzoek betrekt. De boosheid, de wanhoop over hun mislukking is tastbaar. Ze willen nog steeds. En sommigen zullen daar binnenkort in slagen. Anderen echter komen in alt.suicide.holidays tot de ontdekking dat ze uiteindelijk ní­et dood willen, of ontdekken dat ze — nu ze weten hoe ze zichzelf eventueel van het leven kunnen beroven — zich al een stuk rustiger voelen. Van hun uitstel komt soms afstel. Dat is een verdienste van de discussie, ni­et van een verbod erop of van een verbod op informatie over zelfmoord.

De commotie over Thisbes site is overigens opmerkelijk: het lijkt haast alsof haar pagina de enige ter wereld over zelfmoord zou zijn. Er zijn er echter honderden, al dan niet goed gedocumenteerd. Thisbes site bestaat al twee jaar. De Suicide Methods File wordt al jarenlang elke twee weken in de betreffende nieuwsgroepen gepost en staat op tientallen plaatsen op het net. Op mijn eigen internetpagina’s staat hij al ruim vier jaar… Zie www.spaink.net/varia/suicide_methods.html

Een andere misvatting die uit het Volkskrant artikel spreekt, is dat Thisbes pagina ook de middelen toegankelijker zou maken. Dat is pertinent niet het geval. Alle huis-, tuin- en keukenmiddelen waarnaar mensen in hun onwetendheid regelmatig grijpen, worden op Thisbes site ten stelligste afgeraden: ze zijn simpelweg niet effectief. Met mazzel maken ze je slechts erg ziek voor een paar dagen, met pech houd je er blijvende fysieke beschadigingen aan over. Alle wel als effectief — en pijnloze — methoden aangeduide manieren zijn uiterst ingewikkeld. Je hebt er medicijnen voor nodig waar bijzonder lastig aan te komen is, en die — in tegenstelling wat de goegemeente vreest — niet zomaar “op Internet te bestellen” zijn.

Ik heb het ooit eens uitgezocht voor iemand, bij wijze van experiment. Ik kreeg de namen op van twee of drie medicijnen, en heb drie dagen lang op het net gezocht of ze ergens te vinden waren. In India misschien? In Mexico dan? Bij een groothandel wellicht? De speurtocht leverde niets op — en ik weet de weg op het net. Voor alles is een doktersrecept nodig dan wel een bewijs dat je arts bent.

De enige niet-medische en toch effectieve manieren van zelfmoord die er bestaan, zijn koolmonoxide-vergiftiging (wat met alle CO2-filters op moderne auto’s nog zo simpel niet is), ophanging en je van een hoog gebouw storten. Dat nu kan elk mens zelf bedenken; daar hebben ze Thisbe niet voor nodig. Om dan op je achterste benen te gaan staan wanneer zij dat ergens opschrijft, is zacht gezegd nogal dom.

De artistieke dood

[Verschenen in Relevant, januari 2000. Relevant is het blad van de Nederlandse Vereniging voor Vrijwilige Euthanasie.]

ZELFMOORD EN EUTHANASIE hebben – het is wellicht vreemd dat te constateren – een sterk esthetische component. Zelfmoord nog meer dan euthanasie: euthanasie is sterk door externe omstandigheden – de dodelijke greep van een ziekte – afgedwongen. Zich eigenhandig het leven te benemen en zelf kiezen wanneer dood te gaan is autocratisch, tot op zekere hoogte koninklijk. In plaats van wreed toeval of gruwelijk lot is het de mens zelf die doelbewust het moment en de wijze van zijn einde bepaalt en dat vervolgens voltrekt: niks willekeur, niks per ongeluk, niks goddelijke hand, niks fataliteit.

Sterven door een ongeluk of sterven aan een lichaam dat het opgeeft is fundamenteel anders dan de dood door zelfmoord. Zoals Patricia de Martelaere schreef over de niet-zelfgekozen dood: “Wij beelden ons in dat we zullen sterven ‘op het eind’ van ons leven, wat niet alleen logisch, doch ook rechtvaardig en zeer mooi zou zijn. Maar in werkelijkheid sterven we op weg om onze kinderen van school te halen, in bad, luisterend naar een cultureel programma op de radio, of in bed met een vrouw die de onze niet is. Wij sterven altijd, zo lijkt het, op de meest ongelegen ogenblik-ken. En alles wat we per se nog moesten doen, alles wat we absoluut nog hadden willen zeggen, zal gewoon ongedaan blijven, en ongezegd. Ons leven wordt door de dood onderbroken, niet beëindigd.”

Hoe anders de gekozen dood: dat is geen ingreep van buitenaf maar een beëindiging, in het beste geval uitermate doordacht en terdege voorbereid. Zelfmoord en euthanasie hebben zodoende een sterk artistiek element: men rondt zijn eigen biografie af, schrijft zelf de woorden ‘einde’ onder zijn leven en transformeert dat leven, dat zoals ieders leven tot dan toe een warboel was van affe en onaffe draden, een ongekaarde kluwen van verhaaltjes, zijsprongen, entr’actes, oninpasbare incidenten en losse voorvallen, daarmee alsnog tot een samenhangend verhaal, tot een afgerond geheel, en kijkt uit naar de stilte die ontstaat als de laatste bladzijde is omgeslagen. In dat licht beschouwd zijn zelfmoord en euthanasie het summum van individualiteit: in het zichzelf moedwillig teniet doen ligt de hoogste individualiteit besloten. Men schrijft het eigen leven af.

Misschien dat het juist dit artistieke element is, die wens tot esthetiek, die maakt dat mensen zich het zelfgekozen einde al te vaak sereen voorstellen. Een besluit, genomen in redelijkheid; een afscheid, goed voorbereid; een dood, met zacht licht en fluisterende stemmen; een laatste handdruk, een laatste kus. De zelfgekozen dood moet ook vooral mooi zijn.

Nu is een dergelijke mate van sereniteit bij euthanasie redelijk haalbaar – maar zelfs daar wordt hij sterk overschat. Mensen beseffen onvoldoende dat doodgaan met strijd gepaard gaat. Er is vrijwel altijd gereutel, gehoest, pijn, kramp, misselijkheid; alleen zij die al heel ver heen zijn glijden zacht weg: hun lichaam is al te kapot om nog te kunnen strijden. En zeker zelfmoord is per definitie hard, goor, vies en gruwelijk. Het zelfgekozen einde mag dan weliswaar artistiek zijn, doch is daarmee niet vanzelf verheven. Kunst kan hard, schokkend en confronterend zijn.


“Do not go gentle into that good night
old age should burn and rave against close of day
rage, rage against the dying of the light”

…dichtte Dylan Thomas al, en buiten dat die woede niet aan leeftijd is gebonden, was dat vermoedelijk niet zozeer een oproep als wel een waarschuwing.

8 december 1999 / Relevant, januarri 2000

Euthanasie en wilsbekwaamheid

DE MEESTE ARTSEN zijn als de dood voor euthanasie. Het heet dat je iemands dood daarmee slechts verzacht, niet veroorzaakt. Dat klinkt heel hulpvaardig, galant, edelmoedig en prijzenswaardig, iets waarvoor je zo zou tekenen. De praktijk is aanzienlijk pijnlijker en moeizamer.

Elk verzoek tot euthanasie betekent immers dat een arts een serie lastige gesprekken met een patiënt (en vaak met diens familie) moet voeren, en bij zichzelf te rade moet gaan. Want zelfs al onderschrijf je het recht op euthanasie volledig en begrijp je in dit specifieke geval uitstekend waarom iemand dood wil: wanneer de consequentie ervan is dat jijzelf hem of haar de dood in moet brengen, krijgt zo’n verzoek een andere lading. Het wordt van een abstract onderwerp een gewetensvraag, en iets dat je – al doe je het in de overtuiging dat je er goed aan doet – met bibberende handen uitvoert en in de wetenschap dat het je niet onaangeraakt zal laten.

Daarmee is de zaak niet af. Artsen dienen zich over elke euthanasie die ze uitgevoerd hebben, te verantwoorden. Euthanasie is officieel immers verboden, elk geval dient apart onderzocht te worden op de in acht genomen zorgvuldigheid. Er gaan soms maanden heen voor het resultaat van zo’n toetsing bekend wordt: maanden van spanning en onzekerheid. Sommige artsen verzetten zich principieel tegen zo’n toetsing omdat ze de gedachte dat ze euthanasie mogelijk onzorgvuldig zouden hebben toegepast, op zich al een grove beschuldiging vinden: ze voeren al hun medische handelingen zorgvuldig en met overleg uit, zeker zulke ingrijpende. De huidige procedure, die waarbij individuele toetsing plaatsvindt, beschouwen ze als een gang van zaken die uitgaat van ongerechtvaardigd wantrouwen.

Bovendien maakt het principe ‘strafbaar, tenzij…’ dat elke arts die euthanasie toepast gedurende enige tijd in de beklaagdenbank zit: tenminste totdat de zaak geseponeerd wordt. Of zo’n sepot plaatsvindt is niet altijd zeker: er zijn vage gebieden waarbij niemand goed weet wat wel gedoogd wordt en wat niet, en eens in de zoveel tijd besluit het Openbaar Ministerie een willekeurige arts eruit te plukken tegen wie een proefproces wordt begonnen om de grenzen van het gedoogbeleid opnieuw vast te stellen. Mag je euthanasie plegen als iemand niet op heel korte termijn vanzelf dood zou gaan? Wordt het toepassen van euthanasie toegestaan als iemand fysiek gezond is maar geestelijk vergaand dement, en hij of zij eerder heeft vastgelegd in zo’n toestand niet verder te willen leven?

*

DE MEESTE MENSEN vrezen vergaande aftakeling en een langzame, ontluisterende gang naar de dood. Veel mensen hebben maatregelen genomen die ten doel hebben hen dat lot te besparen. Ze hebben een euthanasieverklaring getekend, en gespecificeerde niet-behandelverklaringen, waarin ze vastleggen dat ze niet gereanimeerd willen worden in geval van zus, of niet medisch behandeld in geval van zo, en dat als ze eenmaal dement zijn ze niet willen dat hun longontsteking met antibiotica bestreden wordt. Zulke wils- en behandelverklaringen geven een zekere van rust: je hoeft geen kasplant te worden, niemand kan je lichaam verplichten door te leven wanneer je geest allang vertrokken is, wanneer je een schil zonder inhoud bent geworden.

De gedachte aan euthanasie past bovendien wonderwel bij die van de maakbaarheid van het leven die de laatste decennia opgang heeft gemaakt. Euthanasie suggereert dat je de regie houdt over je eigen leven, al was het maar door zelf het moment van je dood te kunnen bepalen. In die wens tot regie gaat, zoals Patricia de Martelaere eerder schreef (hoewel zij ‘t over zelfmoord had en niet over euthanasie), overigens een zeker literair of artistiek element schuil: door zelf het moment van je dood te kiezen, zet je als het ware met grote letters ‘EINDE’ onder je leven, als beëindigde je een roman of signeerde je een schilderij. Af. Uit. Klaar. Gedaan. In die zin is euthanasie, en zelfmoord, ook een romantische en esthetische daad: een handeling die zoekt iets af te ronden, die ervan uitgaat dat de cirkel eigenhandig te voltooien is.

Of het nu uit voorzorg, angst of hang naar esthetiek en maakbaarheid is: euthanasie wordt in Nederland door de overgrote meerderheid geaccepteerd en gewenst. Tachtig procent onderschrijft het recht op euthanasie. En elk jaar worden er meer verzoeken om een zachte dood gedaan: vorig jaar waren het er 9700. Daarvan werden er maar 3200 ingewilligd; vooral die van kankerpatiënten werden gehonoreerd.

*

HET IS TE BILLIJKEN, zelfs goed, dat een deel van de verzoeken tot euthanasie wordt afgewezen. Soms volstaat het om meer aan pijnbestrijding te doen. Soms helpt het om iemand moed in te spreken. Soms blijkt dat er meer genezing mogelijk is dan mensen dachten. Soms is een arts het wel met het verzoek eens maar durft hij de uitvoering ervan juridisch niet aan. En wie bent u, ben ik, om te vergen dat iemand iets doet waarvoor hij een zware straf kan krijgen? Bovenal: euthanasie is geen verzoeknummer: zodra je een ander mens bij je dood betrekt, of dat nu een arts is of niet, heeft die zijn eigen verantwoordelijkheid en mag hij zijn hulp weigeren. Artsen hebben zich tevens te bezinnen op de eventuele juridische consequenties van hun medewerking; ze kunnen zich nooit slechts als instrument gedragen, als waren ze de simpele uitvoerder van andermens’ wil.

Maar juist dat vergewissen blijkt een nieuwe valkuil. Talloze mensen hebben bijvoorbeeld in de afgelopen jaren naar eer en geweten, en bij hun volle verstand, duidelijk te kennen gegeven dat ze, mochten ze dement worden en niet langer bij zinnen, euthanasie willen ondergaan. Vorige week werd bekend dat in zulke gevallen vrijwel geen enkele arts euthanasie durft uit te voeren en deze verzoeken van inmiddels dement geworden mensen – 4500 schriftelijke verklaringen en 2000 mondelinge – massaal worden afgewezen.

Waarom? Omdat artsen zichzelf niet langer kunnen vergewissen van de weloverwogenheid van het verzoek – de mensen in kwestie zijn inmiddels immers dement, ze heten ‘wilsonbekwaam’ te zijn – en omdat de wettelijke status van een eerder afgegeven wilsverklaring volstrekt onduidelijk is. Dat maakt deze dementen tot de gijzelaars van onzekere artsen en, vooral, van een lafhartig kabinet.

Het is de hoogste tijd dat de wilsverklaring een wettelijke status krijgt. Anders moet er weer een dappere arts de hete kolen uit het vuur halen.

Beeldhonger

LEEFDE SHAKESPEARE nog maar. Dit koningsdrama behoeft iemand van zijn kaliber om werkelijk recht te doen aan de tragische dimensies ervan.

Tot mijn verbazing voelde ik me geroerd toen ik gisteren de eindeloze herhalingen op CNN en de BBC zag. De ontzetting waar zovelen blijk van gaven was ontegenzeglijk oprecht, en dat is vrij bijzonder: van minister-president Tony Blair tot ziekenhuismedewerkers, van de nationale woordvoerders van het Rode Kruis en het Britse Aidsfonds tot de duizenden anonieme rouwenden aan de poorten van Kensington Palace was iedereen heel of half in tranen.

Ik kan me niet voorstellen dat de dood van enig lid van het Nederlandse koningshuis een dergelijke commotie en eenzelfde verbroedering zou veroorzaken: Willem-Alexander mag zich dan volks gedragen, een held van het volk is hij absoluut niet; meer iemand over wie je besmuikt giechelt. En Beatrix is veel te afstandelijk, teveel een verwant van de strenge Elizabeth.

Er zijn weinig mensen die wereldwijd op zoveel adhesie hebben kunnen rekenen als deze dode prinses – en het is bijzonder te kunnen constateren dat er überhaupt nog mensen zijn die internationaal sympathie teweeg kunnen brengen. Mandela kan dat, maar dan heb je het wel gehad. De reportages lieten buiten dit exceptionele medeleven ook iets anders zien: namelijk dat ze meer heeft volbracht dan menigeen. Van naïeve negentienjarige kleuterjuf heeft ze zich ontwikkeld tot een volwassen vrouw die in staat bleek de Engelse koninklijke familie te weerstreven; iemand die geen genoegen nam met een huwelijk onder valse motieven.

Ze heeft onder grote druk geleefd en bleek in staat die het hoofd te bieden, op tamelijk fiere wijze. En ze mag dan met een gouden lepel in haar mond zijn geboren, ze wendde die positie aan om het lot van anderen te verbeteren. Ze was bezorgd over verslaafden, zieke kinderen, spande zich in voor aids-bestrijding en spande zich in om te laten zien hoe gruwelijk de inzet van landmijnen in oorlogen was. “Ze heeft zichzelf er, met een krachtige waardigheid, op toegelegd om haar sympathie te met onfortuinlijke mensen te betuigen,” schreef iemand op Internet. Eigenlijk was ze een heel stoere prinses.

Dat ze nu, in minder dan een dag tijd, wordt getransformeerd tot martelares, is onterecht. Het ontkracht haar, maakt haar alsnog tot iemand wier voornaamste karakteristiek het lijden zou zijn, terwijl ze dat juist had weten te overstijgen. Het is alsof haar inspanning met terugwerkende kracht tot futiel wordt verklaard: tot niets dan drama.

Met wie we haar dood moesten vergelijken, vroegen we ons zondag meteen af. Met die van Marilyn Monroe, suggereerde de een – maar ze was weliswaar glamorous doch beduidend meer dan een filmster of sekssymbool, dus die viel af. Met JFK, suggereerde een ander. Die kwam in de buurt: ook nu zullen de meeste mensen zich herinneren wanneer ze hoorden van deze dood, was er zo’n vreemd, wereldomspannend gevoel van verdriet, en zat iedereen aan de buis gekluisterd voor nieuws dat niets dan recycling was. Doch de sterke politieke dimensie ontbrak, ook al betuigden regeringsleiders van talloze naties hun leedwezen: Jeltsin, Mandela, Clinton, ja de VN zelf gaven persverklaringen uit. JFK belichaamde indertijd de hoop op een andere politiek. Dat was nu niet echt aan de orde.

Marten Luther King dan? Die was stukken politieker, verzekerden mensen me; alsof aidspatiënten kussen en leprozen de hand schudden niet politiek is. Maar in zekere zin was King meer particulier, niet van het hele volk: zij wel. Elvis? Nee, die was al te ziek en te vet. Prinses Gracia? Nah. Die was alleen nog maar society, en bovendien had zij een gelukkig huwelijk: een wereld van verschil. Moeder Theresa kwam nog het dichtst in de buurt, maar die is helemaal niet dood.

De zoektocht naar een vergelijking was natuurlijk nonsens: uiteraard konden we niemand vinden waar zij de update van was. Haar dood is moderner dan die van Monroe of JFK, en juist door de eigentijdsheid ervan onvergelijkbaar met die van andere iconen van de laatste veertig jaar. Haar dood is een persmoord, het gevolg van de massale honger naar verhalen en beelden die mensen tegenwoordig hebben en die de pers bereidwillig stilt. Ze sloeg op de vlucht voor de fotografen die haar werkelijk geen moment respijt gaven, voor het publiek dat in een permanente aanval van vraatzucht foto’s van haar opslokte, en moest dat met haar leven bekopen. En zelfs van haar dood zijn nog foto’s gemaakt.

Wat nog het meest curieus is aan haar dood, is hoe alle vingers naar de roddelpers wijzen. Alom klinkt de roep om een boycot van de tabloids en worden paparazzi aangewezen als de schuldigen. Het NOS-journaal wist echter te melden dat de zeven fotografen die de achtervolging hadden ingezet, aangesloten waren bij “gerenommeerde persbureaus”, en dat Paris Match de minste opdrachtgever van de zeven was. Paris Match viel best mee, legden ze nog uit, dat was helemaal niet zo’n onfatsoenlijk blad, er stonden heel interessante stukken in. Maar datzelfde NOS gaf een paar minuten later onvervaard ook de schuld aan de paparazzi. Wi­j doen dat niet, was de teneur, wij zijn decent en zouden nooit iemand erop uit sturen om zulke foto’s te maken.

Misschien niet van een dode prinses – maar ook bij het NOS heb ik onsmakelijke reportages gezien waar mensen pal na een ongeluk een camera en een microfoon op zich gericht kregen en de meest onsmakelijke vragen op zich afgevuurd zagen. Privacy bestaat nergens meer, alles is uitzendbaar en publicabel geworden.

Terwijl de NOS en de BBC zich boos maken over de vermeende paparazzi, kregen we zelf – via hen – per telecamera elke zenuwtrek op Charles’ gezicht te zien toen hij het lichaam van zijn voormalig echtgenote uitlaadde. En degenen die zich op de televisie boos maakten op de paparazzi en spraken over een boycot van de tabloids, vertelden prompt uitgebreid over hun collectie memorabilia: foto’s van de prinses met haar geliefde, foto’s van de prinses die huilde, foto’s van de prinses die wegrende voor de pers.

Rouwenden hebben fotografen geattaqueerd en uitgejouwd. Fotografen fotografeerden vervolgens de jouwenden en de aanvallers, en dat belandde weer in het nieuws. Mensen roepen om strengere privacy-wetgeving. Maar die in Frankrijk geldt als een der strengste der wereld.

There’s something rotten in the state of – nee, niet Denemarken; in de wereld.