Kiezen tegen kanker II

In mijn vorige Praktijk-column fileerde ik de KWF-campagne ‘6x sterker tegen kanker’. Dat kwam me op een pissige reactie van het KWF te staan: ‘Waarop baseert u dat wij suggereren dat de helft van de mensen die kanker hebben, dat aan hun eigen leefstijl te wijten hebben? Argumenten graag, geen vage insinuaties.’

Nu, die uitspraak baseer ik op reclamespotjes als deze: ‘Als je je fiets parkeert, doe je hem op slot. Helemaal voorkomen dat net jouw fiets wordt gepikt, is niet mogelijk. Maar het risico wordt wel een stuk kleiner. Zo werkt het met kanker ook.’ Poeh, domoor, om je fiets niet op slot te zetten! Of, uit een ander KWF-spotje: wie geen schort voordoet bij het koken, moet niet gek staan kijken als-ie spatten op z’n kleren krijgt. Dat zijn pas akelige insinuaties. Ze zeggen: wie geen voorzorgsmaatregelen neemt, moet niet verbaasd zijn als-ie kanker krijgt.

Wat beweert het KWF nog meer? Dit: ‘Het risico dat je aan kanker overlijdt, verklein je met vijftig procent door je aan zes leefregels te houden.’ Dat klinkt opzienbarend, maar die verrassende cijfers worden niet door onderzoek gestaafd. Ja inderdaad: roken is een belazerd slechte gewoonte en veroorzaakt longkanker. Dat is zo klaar als een klontje. Maar voor al die andere leefstijlkwesties – overgewicht, teveel drinken, weinig beweging of ongezond eten – ligt het aanzienlijk complexer. Ze veroorzaken geen kanker; het zijn op z’n hoogst factoren die meespelen, naast tientallen anderen die we zelf helaas amper in de hand hebben.

Wie het KWF opbelt, zoals verschillende verslaggevers de afgelopen weken hebben gedaan, merkt dat de woordvoerders er zelf ook niet goed uitkomen. Carl Johan de Zwart van KRO’s Goedenmorgen Nederland belde afgelopen dinsdag het KWF met de niet zo vreemde vraag of je nou 25% minder kans op kanker hebt als je maar drie regels naleeft, in plaats van alle zes. De KWF-mevrouw kwam er niet uit en brak het gesprek plompverloren af. Stefan Wigger, preventiecoördinator bij het KWF, kwam in diezelfde uitzending niet verder dan wat gestamel en kon niet naar helder onderzoek verwijzen: ‘Nou ja, eh, het is een optelsom he, van een aantal leefstijlfactoren gerelateerd aan kankersterfte.’

Nooit voert het KWF campagne over kankerverwekkers in het milieu, zoals vervuiling, kwik, roet, asbest, fijnstof, straling, phthalaten. Nooit voert het KWF campagne over de samenstelling van ons voedsel. Het KWF spreekt liever individuele mensen aan op hun leefstijl.

Dat is overbodig, kortzichtig en vals.

Overbodig, want er zijn al talloze campagnes die iets algemeens als ‘gezond leven’ aanraden: drink niet teveel, stop met roken, eet volgens de schijf van vijf, snoep gezond, wees verstandig met vet, beweeg meer. We geven geen geld aan het KWF om dat nog eens dunnetjes over te doen.

Kortzichtig, want al die zogenaamde ‘leefregels’ zijn helmaal niet zo’n individuele keuze. De gemiddelde Nederlander is al jarenlang dikker aan het worden, en dat komt niet door massale individuele onachtzaamheid. Producenten liegen ons voor met ‘light’ producten, in zowat alles zit teveel suiker, teveel vet of teveel zout; gezond eten is duurder dan een vette hap; op scholen en in bedrijfskantines vind je meer dikmakers dan gezond en verantwoord eten. Waar bewegen eerder een normaal onderdeel van je leven was, leiden we nu een overwegend zittend bestaan en is geregeld bewegen een ‘sport’ geworden, zó ongewoon is het. Om dan naar de individuele mens te wijzen is ronduit kortzichtig.

En vals, omdat de campagne cijfermatig niet klopt,
individuele verantwoordelijkheid voor ziekte benadrukt, maatschappelijke factoren negeert en
een simplistisch en vertekend beeld geeft van de oorzaken van kanker.

Er zijn betere campagnes tegen kanker te verzinnen. Zes keer betere.

Narconon bedelt bij bedrijven

Van een kennis kreeg ik vanavond een bedelbrief van Narconon doorgestuurd. Narconon beweert verslavingszorg te bieden, onder meer via hun afkickcentrum in Zutphen. Wat Narconon er niet bij vertelt, is dat ze een onderafdeling van Scientology zijn en dat hun ‘methode’ geheel en al is gebaseerd op de ideeën van L. Ron Hubbard.

Wie zich bij Narconon meldt, gaat aan de e-meter, moet Scientologyboeken bestuderen, wordt geauditeerd etc. Uit internationaal onderzoek blijkt dat Narconon bedroevend slechte resultaten boekt bij de hulp bij het afkicken, en dat hun ‘cliënten’ daarnaast meestal als Scientologylid eindigen.

Narconon vraagt bedrijven om een financiële donatie om hun ‘goede werk’ te kunnen voortzetten (en merkt daarbij fijntjes op dat donaties aftrekbaar zijn van de belasting – kennelijk is Narconon helaas bestempeld als een instelling die maatschappelijk nut beoogt). Wie doneert, krijgt als dank het prachtwerk ‘De weg naar geluk’ toegestuurd, weer zo’n fijn werkje van Hubbard.

Meer lezen?

Stop de persen!

Met de kranten gaat het minder goed. Adverteerders verleggen hun terrein en abonneebestanden kalven af. Internet krijgt de schuld: want waarom zou je nog een krant kopen als je het nieuws gratis op internet kunt lezen? Da’s echter hooguit een deel van de verklaring; kranten verloren al voor de opkomst van internet terrein. Twintig jaar geleden kregen de commerciële tv en de explosie van doelgroepgerichte tijdschriften de schuld.

Kranten hebben de laatste decennia van alles geprobeerd. Eerst kwamen ze, in de hoop de adverteerders weer aan te trekken, met meer special interest katernen, wat voor individuele lezer hoofdzakelijk betekende dat-ie meer pagina’s kreeg waarvan-ie er minder las. Reden je af te vragen of je dat abonnement wilde houden: je betaalt voor papier waarvan je steeds meer linea recta weggooit. Daarna gingen kranten goedkoper produceren door meer pre-fab nieuws over te nemen van agentschappen en maakten ze meer krant met minder mensen.

Oftewel: er bleef weinig menskracht over voor originele stukken, voor verdieping en voor uitzoekwerk. Het nieuws moest zo snel mogelijk in de krant (anders had een ander de primeur of hadden tv of internet het onderwerp al uitgemolken); van het natrekken van berichten, research doen naar achtergronden en historie kwam weinig terecht.

Tegenwoordig zitten we dus met kranten die persberichten voor nieuws verslijten en die een rel liever opstoken dan hem vakkundig ontleden. In hun haast te publiceren verliezen ze diepgang en winnen ze niets: tv, radio en internet zullen altijd sneller zijn dan een krant. En alle reddingsplannen zijn ouderwets. Wie verzint er nu in hemelsnaam dat je het systeem van omroepbijdragen best kunt overplanten naar kranten? Alleen iemand die niet snapt dat het tv-stelsel zelf op instorten staat. Betalen voor de krant op internet werkt ook niet: als je bij krant A op internet moet betalen voor een stukje, lees je dat toch op de site van krant B?

Bij het debat over de toekomst van het nieuws moeten we voorts vooral niet dezelfde fout maken als in dat over de toekomst van de muziek. Daarbij draait het helaas vooral om de rechten van de muziekindustrie en zelden om de inkomsten voor muzikanten en de meest adequate distributie van hun muziek, terwijl die laatste twee kwesties toch de kern van de zaak zijn.

Een debat over de toekomst van de krant gaat er niet om hoe PCM, de Vlaamse Persgroep of Rupert Murdoch kunnen overleven. We moeten verzinnen hoe we goede verslaggeving en doordacht commentaar op het nieuws stimuleren, en hoe je zulke stukken het beste bij de lezers krijgt.

Waarom kan ik niet kiezen in de krant, naar inhoud noch naar vorm? Waarom kan ik niet zelf mijn Parool-feed bepalen en mijn selectie dagelijks (of om de dag, of elke week) via internet opgestuurd krijgen, leesbaar op een e-reader, op mijn tv, op mijn computer, op mijn mobieltje of als zelf af te drukken krant? Van de papier-, druk- en distributie kosten die de krant dan bespaart, kun je alle abonnees een e-reader of een goede printer cadeau doen.

Ik zou alle sport, alles over de Nederlandse tv en alle sterrenroddel subiet laten vallen, achtergrondartikelen over politiek een prominente plaats geven, alle artikelen die minder dan driehonderd woorden lang zijn weglaten (die beschrijven vrijwel zeker incidenten), en fijn veel goede recensies willen. En Joep Bertrams zou ik voor eeuwig op de voorpagina van mijn Parool zetten.

Kiezen tegen kanker

[Column voor het radioprogramma De praktijk.]

In de helft van de gevallen ligt het aan uzelf als u kanker heeft en daaraan dood gaat. Deze weerzinwekkende mededeling wordt u ingewreven via de campagne ‘6x sterker tegen kanker’ die KWF Kankerbestrijding momenteel voert. De leus van de campagne: ’50 procent kankersterfte te voorkomen door gezonde leefstijl’.

Wow. Vijftig procent? Ja heus, lees maar: ‘Zes factoren zijn van invloed op het ontstaan van kanker: roken, ongezonde voeding, onvoldoende lichaamsbeweging, overgewicht, te veel alcohol en overmatig zonnen. Van deze zes leefstijlfactoren heeft roken de meeste invloed: ongeveer 30 procent van de kankersterfte in Nederland is gerelateerd aan tabaksgebruik en 7 à 8 procent aan overgewicht. Voor voeding ligt dat tussen de 15 en 35 procent.’ (bron)

Elders neemt het KWF even wat gas terug, om dan meteen weer vol terug te komen: ‘Een gezonde leefstijl kan niet garanderen dat je geen kanker krijgt. Er zijn ook andere risicofactoren zoals leeftijd, ras en erfelijkheid die kanker kunnen veroorzaken en waar je weinig invloed op hebt. Deze factoren beïnvloeden echter het risico op kanker in beperkte mate.’ (bron)

Dat is niet alleen een rare formulering (ras of leeftijd ‘veroorzaken’ kanker niet), maar ook aperte onzin. Leeftijd is juist een heel belangrijke risicofactor: hoe langer je leeft, hoe meer kans dat een proces in je lichaam ernstig ontspoort. Kanker is hoofdzakelijk een ouderdomsziekte. Als het KWF per se met statistiek wil zwaaien, weet ik er nog wel een: doodgaan voor je vijfenzestigste vermindert de kans dat je kanker krijgt aanzienlijk meer dan veel sporten of gezond eten.

Maar, zal het KWF zeggen, we willen mensen juist gebieden aanwijzen waar ze zelf iets aan kunnen doen, en daar valt leeftijd niet onder maar eten, roken, drinken en zo wel.

Dat klinkt aardig, maar het is de vraag of het zo werkt, getuige onder meer de verhalen van mensen die al jaren vruchteloos pogen af te vallen en die hun gewicht in de praktijk vooral zien toenemen. Op leefstijlfactoren hebben we helaas minder greep dan wij of het KWF wel zouden willen, en zelfs met fikse sturing van buitenaf blijken slechte gewoontes moeilijk te veranderen.

Bovendien zijn leefstijlfactoren lang niet zo belangrijk zijn als het KWF beweert. Laten we de meest voorkomende kankersoorten in Nederland eens doorlopen. Mijn rekensom is gebaseerd op de cijfers van datzelfde KWF. [Top tien kankersoorten in NL, en: Sterftecijfers door kanker in NL.)

  • Borstkanker: 12.000 gevallen per jaar, ruim 3000 doden, enige leefstijlfactor die er een licht verband mee houdt: teveel alcohol.
  • Darmkanker: bijna 12.000 gevallen per jaar, 4850 doden; leefstijlfactoren: hangt in enige mate samen met eetgewoontes, maar welke en in hoeverre weten we niet.
  • Longkanker: 9800 gevallen per jaar, 9600 doden; leefstijlfactor: roken is in 86% van de gevallen verantwoordelijk.
  • Prostaatkanker: bijna 9000 gevallen per jaar, 2400 doden; leefstijlfactoren: niet bekend, mogelijk speelt voeding een rol.
  • Huidkanker en melanoom: bijna 8400 gevallen per jaar, aantal sterfgevallen: niet te vinden; leefstijlfactoren: overdadig zonnen bevordert huidkanker en melanoom.

Deze vijf kankersoorten zijn verantwoordelijk voor maar liefst tweederde van alle nieuwe kankergevallen (ruim 51.000 van de 73.000), en voor de helft van alle kankerdoden (ruim 20.000 van de bijna 40.000). De enige verbanden die daarbij hard en duidelijk zijn, zijn die tussen roken en longkanker, en tussen sommige types huidkanker en overdadig zonnen. Bij alle andere grote kankersoorten bestaat geen, een licht, of een onduidelijk verband met leefstijl. Dat klinkt toch heel anders dan die keiharde vijftig procent kankerdoden die volgens de campagne van het KWF aan hun eigen leefstijl te wijten zijn.

Wat ik het akeligst vind aan deze campagne, behalve het onzindelijke gerommel met cijfers, het bot terzijde schuiven van alles wat we niet zelf in de hand hebben, en het ernstig overschatten van datgene waarop we wel invloed zouden hebben, is dit. Het KWF suggereert dat vijftig procent van de mensen die kanker hebben, dat aan hun eigen leefstijl te wijten hebben. Het KWF impliceert dat kanker krijgen een kwestie van ‘keuze’ is.

Dat iemand kanker krijgt is al rot genoeg. Moet je ze daar nu heus ook nog persoonlijk verantwoordelijk voor stellen en ze per publiekscampagne met de vinger nawijzen? Het KWF bestrijdt op deze manier de patiënt, niet de ziekte.

Dolly Bellefleur

Mijn goede vriendin Dolly Bellefleur – we zijn buren, we komen elkaar overal tegen, we delen lief & leed, we flirten altijd, we hebben samen een van haar meesterwerken geschreven en we hebben zelfs ooit op het punt van trouwen gestaan – opent komende zaterdag een grote tentoonstelling over haar werk, haar leven en haar jurken in de Openbare Bibliotheek te Amsterdam, onder de titel ‘Van hem naar haar naar Hyppolytushoef’.

Het belooft een mooie bijeenkomst te worden. Er zijn toespraken, er zijn vast veel bloemen, er wordt gezongen, er wordt geschonken, en ik mag haar publiekelijk interviewen. De grote vraag is natuurlijk: wat doe je áán, als je naast zo’n diva op het podium staat?

Zwoele Turken

Twee weken geleden was ik in Istanbul met mijn ouders. Door de stad struinend – wat is die trouwens immens groot – kwam ik langs een winkeltje waar tijdschriften, prullaria en ansichtkaarten werden verkocht en ik was meteen om. In plaats van de standaardplaatjes van het Topkapi, de Aya Sofia of de Blauwe Moskee heb ik uitsluitend kaarten van zwoele Turkse mannen verstuurd.

Ze waren raar, die kaarten. Ze passen allemaal in hetzelfde format, wellicht met uitzondering van die ene jongeling rechtsonder (maar dat schijnt dan ook een filmster te zijn). Er is een grote fysieke overeenkomst tussen de afgebeelde heren: ze hebben allemaal een snor, ze blaken allemaal van zelfvertrouwen, ze lijken allemaal een poging te doen sensueel en verleidelijk te kijken. Machismo in een zacht jasje: onverbiddelijk stoer maar toch een warme schuilplaats – dat is wat ze willen uitstralen. Ruwe bolster, zacht van binnen.

Wat me intrigeert, is dat mijn reactie op dit vertoon volkomen tegengesteld is. Ik denk geen seconde ‘ha lekker’ en alleen maar ‘eew getsie’. Ik vermoed dat Nederlandse mannen ook niet snel zo zullen poseren. Is het Nederlandse culturele beeld van wat een aantrekkelijke man constitueert nu inderdaad zo afwijkend van het Turkse?

[Voor een iets grotere versie van deze onweerstaanbare collectie: klik hier.]

Gesprek

Gistermiddag ging ik naar de dierenarts om hem een bos bloemen te geven, als dank voor zijn goede zorgen voor Tweety: hij was bijzonder lief geweest. Ik parkeerde op het pleintje voor de praktijk. Terwijl ik bezig was met uitstappen, voorzichtig manoeuvrerend met het boeket, en tussendoor mijn neus moest snuiten, hoorde ik flarden van een gesprek dat een paar meter verderop werd gevoerd.

‘Vanmorgen heb ik ‘t uitgemaakt met hem.’
‘Jee. Als het nou niet zo’n knipperlichtrelatie was, zou alles veel makkelijker zijn.’

Ik borg mijn zakdoek en sleutels weg en bezag het groepje. Drie meiskes op de fiets. Ze waren tien. Of toch zeker al bijna elf.

Overgave

De dierenarts bleef ‘u’ tegen me zeggen. De noodzaak van professionele distantie begrijp ik, maar hij en ik gingen zo meteen mijn kat doodmaken, een dusdanig intieme bezigheid dat ik hem smeekte of hij me alsjeblieft wilde tutoyeren. Samen hielpen we toen Tweety liefdevol en met alle zorg het hoekje om, Tweety, die nu op mijn bed dood ligt te wezen, totdat ik hem genoeg heb geaaid om hem te kunnen begraven.

Waarom ben ik zo aangedaan door die zieke, nu dode kat? Allicht was het een bijzonder exemplaar: dat vindt namelijk iedereen van zijn eigen huisdier. Ja, het maakt uit dat Tweety ooit wild was, een ongenaakbare, achterdochtige zwerver, die hier uit vrije wil introk en die gaandeweg op me had durven vertrouwen. Een roofdier getemd door liefde. Ik snapte waarom hij vals werd als hij het teveel naar zijn zin kreeg, ik deed zulke dingen immers zelf ook, en negeerde daarom iedere beet. Niksniet terugtrekken, nooitnimmer stemverheffing.

Dat ontwapende hem. Soms zag ik dat-ie wou bijten, zijn kop schoot dan naar voren, de tanden ontbloot – maar middenin die beweging hernam hij zich: ‘Oh nee, haalt niks uit, helpt niet.’ Of wellicht zelfs: ‘Oh nee, hoeft niet.’ Hij gaf zijn verweer op en ik het mijne. Want ik had hem eerder geen áárdige kat gevonden: hij was te gemeen tegen Michael, de andere zwerver die tegelijk met hem hier introk.

Ik ging van hem houden omdat hij mij ging vertrouwen. Omdat hij dat durfde. Ik hield eerst van hem om zijn moed, toen om zijn overgave. Daarna was ikzelf verloren en sindsdien vond ik elkaar kopjes geven minstens even prettig als hij.

Iemand verliezen wiens liefde je moeizaam hebt gewonnen, is vreselijk – ook als die iemand een kat is. Iemand verliezen die je zelf hebt durven vertrouwen, is nog vreselijker. Ook als die iemand een kat is.

Maar dat is het niet, of beter: dat is ’t óók, maar het is niet het enige. Ik kan zo tien redenen opnoemen waarom de dood van Tweety me aangrijpt. Hij stortte snel in, een paar weken geleden was-ie nog op volle kracht; ik was onvoorbereid; mijn katten zijn meer dan elk mens, iedere vriend of vriendin, deelgenoot van mijn leven, juist omdat ze me ook meemaken wanneer ik me terugtrek; en Tweety had meer nachten bij me geslapen dan menig lief. En hoewel al die argumenten waar zijn, raken ze niet de kern. Zelfs mijn grootste zorg – hoe kun je in hemelsnaam voor een ander wezen besluiten wanneer het genoeg is en wanneer zijn dood verordonneerd mag worden – was, hoe waar en zwaar ook, niet de crux.

Vriendin T, nooit te beroerd voor een rake opmerking, wees me er zachtjes op. Terwijl we aan weerszijden van Tweety op bed lagen, zei ze: ‘Die katten van jou, he. Als je over hen schrijft of vertelt, valt je analysedrang plots weg. Dan gaat het niet over uitleg of achtergronden of proberen iets te snappen, noch over wat je moet of vindt. Dan gaat het ineens zuiver om wat je voelt.’

Ze had gelijk. Aan mijn katten leg ik niks uit, ook niet aan mezelf. Bij hen houd ik mijn liefde, zorg, ontroering, angst, ergernis, geraaktheid, verdriet of vertedering nooit terug, die zijn er gewoon, en ik uit ze zonder dat ik die gevoelens eerst hoef te doorgronden of te legitimeren. Katten maken me ongemedieerd en onvoorwaardelijk.

Tweety’s liefde omzeilde al mijn reserves. Tweety legde me bloot. En hij snorde daar zachtjes bij.

Wegstrepen

[Column voor het AVRO-programma De Praktijk.]

Tweety’s achterpoten werden steeds strammer. Ik dacht aan reuma. Hij had immers een flink aantal jaren als zwerfkat achter de rug voordat hij besloot bij mij in te trekken, en daar hadden veel koude winters bijgezeten.

Tweety was indertijd argwanend, stoer en vals. Kim, mijn eerste kat, die van jongs af aan bij me woonde, keek-ie aan of ze van Lotje was getikt dat ze bij mij op schoot wou: op een méns liggen, ben je beduveld! De eerste keer dat-ie snorde – een stroef, roestig geluid dat uit een ongeoefende keel kwam – schrok hij zich het lazarus.

Hij wende. Hij ging zelfs van me houden. Wat-ie aanvankelijk doodeng vond, zodat-ie soms hard in mijn arm beet, als verweer, of wellicht omdat oude gewoontes nu eenmaal slecht slijten. Gaandeweg werden we een stel: hij was mijn kat en ik zijn mens. Hij slaapt altijd naast me en we geven elkaar vaak kopjes.

Maar die achterpoten… Hij liep steeds stijver. En ineens zag ik dat-ie niet meer op de stoel naast me sprong, maar zichzelf met zijn voorpoten naar boven werkte. Hij werd stiller, bedeesd bijna, wat raar was voor zo’n stoere ferme kat. Toen-ie me afgelopen dinsdag aankeek en klaaglijk mauwde, maakte ik een afspraak bij de dierenarts.

Dierenartsen werken, meer dan mensenartsen, met wegstrepen heb ik inmiddels geleerd. Eet-ie en voelt zijn buik goed? Streep: er zit geen vreemd voorwerp in zijn maag. Voelen alle botjes recht? Streep, dan is er niks gebroken. Na bloedafname bleek het ook geen nierprobleem: nog een streep. Van pijn worden katten sloom en timide; Tweety kreeg een fikse pijnstiller. Hij knapte niet op. Weer een streep: pijn was het ook al niet.

Nader bloedonderzoek toonde veel te veel witte bloedlichaampjes aan, ruim drie keer zoveel als normaal. Dat wijst op een ontsteking of op kanker. De dierenarts ging doorhalenderwijs de ontsteking te lijf en gaf Tweety een fiks shot van een antibioticum. Ook dat lijkt niet te helpen, we koersen helaas op een nieuwe streep af, zodat er binnenkort een echo staat gepland.

Inmiddels staan overal in huis dozen zodat Tweety trapjes heeft om makkelijker op bed, bank of stoel te klimmen. Niet dat-ie nog veel loopt, trouwens. De afgelopen dagen hebben we voornamelijk samen op bed doorgebracht. Hij duwt zichzelf plat tegen me aan en vindt het prettig als ik een arm om hem heen leg. Soms staat-ie even op, wankel en moeizaam, en gaat dan weer onhandig liggen, ’t is eigenlijk meer een zichzelf laten omvallen. Hij is licht ongedurig. Een enkele keer loopt-ie stram naar de keuken om een slokje te drinken of een hapje te eten. Hij is ongewoon stil en zelfs snorren doet-ie zwakjes. Alleen als Michael, mijn andere kat, ook op bed springt is Tweety eventjes waakzaam als vanouds (ze houden niet van elkaar, mijn ex-zwervers, en daar verandert ziekte kennelijk niks aan).

’s Nachts word ik om de haverklap wakker en kijk ik voorzichtig of Tweety nog ademt. Ik heb al drie dagen hoofdpijn. Aspirientjes helpen niet maar ik slik ze toch, al weet ik drommels goed dat mijn enige medicijn een luidruchtig snorrende Tweety is die zijn hoofd verliefd tegen het mijne wrijft.

Ik ben bang dat ik binnenkort een kat moet wegstrepen.

PS: Vanmiddag maakte de dierenarts röntgenfoto’s. Er zit een fikse vlek in zijn longen. Het zou een ingekapseld abces kunnen zijn, of een oud litteken, maar waarschijnlijk is het kanker. Een radioloog bekijkt de foto’s begin komende week, dan hebben we wellicht meer zekerheid.

Vooralsnog heeft Tweety een depot prednison gehad, daar kun je nog aardig – zij het tijdelijk – van opknappen. Nadat we thuiskwamen heeft-ie voor het eerst wat door het huis en in de tuin gedrenteld. Nu liggen we weer samen op bed.