Liefdesverklaring

Lopen is niet echt mijn forte. Vandaar dat ik al jaren een Canta heb. een gehandicaptenautootje. Zo’n klein rood opdondertje dat het midden houdt tussen een Goggomobiel en een luxe koekblik.

Canta’s zijn geweldig. Mijn actieradius wordt er enorm door vergroot. Geen gehannes meer met dure taxi’s, niet doodmoe worden van het wachten op bus of tram en daarna alsnog honderden meters moeten lopen met inmiddels onwillige benen of knikkende knieën. Ook heb ik door dat autootje aanzienlijk minder last van de kou, die anders tot urenlang verstijfde en tegenstribbelende ledematen had geleid.

Canta’s zijn een verrukking. Ze zijn zo klein dat je ‘m overal kunt parkeren (wel oppassen dat je niet de stoep verspert voor mensen in rolstoelen of met kinderwagens – denk aan uw medemens!). Je mag ermee op de rijweg en op het fietspad, zodat je vrijwel overal kunt komen. Je moet een beetje mikken, maar met wat behendigheid kun je ‘m zo tussen verkeerspaaltjes en Amsterdammertjes door laveren.

De stickers van XS4ALL die ik bij wijze van nummerbord voor- en achterop heb geplakt, zijn meer dan gepast: de Canta geeft me weer toegang tot alles en iedereen. Zonder Canta was ik onthand en stukken meer gehandicapt dan nu. Ik zou niet goed weten hoe ik me zonder dat autootje moest redden.

En van Canta’s word je vrolijk, een onderschat pluspunt. Buitenlanders kennen zulke autootjes niet en er is altijd wel een plukje toeristen dat zich vergaapt aan mijn Canta: ze stoten elkaar aan, ze wijzen ‘m na, ze kijken verbaasd, ongelovig of juist geamuseerd. Ik knik dan meestal vriendelijk terug, wat de feestvreugde nog vergroot. Vooral Japanners vallen zowat in katzwijm van acuut opwellende verliefdheid als ze ’m zien en gaan, zodra ze zijn bijgekomen, als een gek foto’s maken. Mijn Canta is denkelijk even vaak gefotografeerd als de duiven op de Dam.

Hoewel ze voor Nederlanders minder verrassend zijn – je ziet die dingen immers overal rijden – blijken die toch ook geïntrigeerd te zijn door Canta’s. Mijn vrienden vinden het altijd fantastisch als ze mee kunnen rijden en de buurtkinderen behandelen ‘m als een exotische traktatie. Ze bedelen soms of we samen een blokje om kunnen, en ze plakken geregeld vrolijke stickers op mijn Canta, ik denk bij wijze van tegenprestatie.

Van de week ontdekte ik dat er heuse Canta-fanclubs zijn; mensen die foto’s van Canta’s verzamelen en die internet afspeuren naar filmpjes. Er is een Canta-blog en een Canta fotopool, beide onder de naam ‘The hunt for the little red car’. Ik vond daar zelfs een meneer die mini-documentaires maakt over Canta-gebruikers en hun voertuig. Het grappige is: die fans zijn mensen zonder makke, mensen zonder handicap.

Is dat nou niet een wondermooi verschijnsel: gezonde mensen die gefascineerd zijn door een gehandicaptenhulpmiddel? Is het niet geestig dat wij gehandicapten iets hebben waarop mensen met goeie benen jaloers zijn?

Het is lente. Ik verheug me nu al op de blije gezichten van de toeristen die Amsterdam bezoeken en die verrast worden door mijn autootje. Nederland: land van tulpen, klompen en Canta’s.

P.S. Uit puur enthousiasme ben ik gisteren zelf een fanclub begonnen op Facebook: www.facebook.com/ClubCanta.

Gezocht: grijze kitten m/v

Sinds Tweety’s dood ben ik au fond katloos: Michael komt vooral thuis om te eten en is verder hoofdzakelijk de hort op. Hij was vroeger al nooit zo aanhankelijk, en dat is na Tweety’s dood niet veranderd. Niksniet bij me slapen of bij me zitten. Ik ben geloof ik in de eerste plaats zijn afhaalrestaurant.

Nou wil ik dat gerust voor ‘m zijn, maar toch: ik mis het erg, zo’n kat om me heen die hier is omdat-ie mijn aanwezigheid op prijs stelt. Daarnaast: de eerste en laatste keer dat ik een kitten had, was in 1984; dat was Kim. Tweety en Michael zijn beiden komen aanlopen en waren toen al flink wat ouder. Daarom zoek ik een kitten, het allerliefst een grijze: egaal grijs dan wel gestreept grijs. Of het een mannetje of en vrouwtje is maakt me niet veel uit.

Aangeboden: een huis met tuin (die aansluit op andere tuinen en op een gezamenlijk dakterras bovenop de parkeergarage – een waar katten-Eldorado), plus een lief baasje dat betrekkelijk veel thuis is en dat zelf ook een nachtdier is.

Gevraagd: een kitten die eind april / begin mei naar een nieuw thuis mag. Als het ouderlijk huis in de buurt van Amsterdam is, is dat handig maar ‘t is geen voorwaarde. Voor meer informatie etc: karin at spaink punt net.

PS: waarom een grijze, is me gevraagd (hier en op Facebook). Eigenlijk vooral omdat twee eerdere katten waarvan ik erg hield zijn gestorven, en die waren allebei zwart. Ik mis een kat die zo nabij was als Kim of Tweety, maar ik wil geen vervanger voor die twee onvervangbare katten, ik wil gewoon graag meer kat in huis, een kat waarvan ik opnieuw en vers kan houden, zonder teveel heimwee of herinnering. Daarom: een andere kleur – dat helpt.

PPS: Voor al diegenen die nog steeds katjes aanbieden: ik ben allang voorzien. Max is inmiddels ruim zeven maanden oud…

Oh nee! Niet Guusje…

Oh néé! Niet Guusje ter Horst, die de nationale vingerafdrukkendatabank heeft doorgedrukt en zich daarbij valselijk verschool achter Europa’s rokken – want van Europa hoefde dat helemaal niet, dat heeft haar ministerie helemaal zelf bedacht. Niet Guusje Liegebeest, die als grootste privacyschender van Nederland afgelopen februari de Big Brother Award 2009 in de wacht sleepte, en daarna in een open brief aan de jury zonder blikken of blozen loog dat zij juist die week door het parlement toch heus lof toegezwaaid had gekregen vanwege haar o zo zorgvuldige afweging tussen privacy en veiligheid – want dat had het parlement helemaal niet gedaan, zoals uit grondig onderzoek van Sargasso bleek. (1) (2)

Niet Guusje, die toen ze wethouder in Amsterdam was de bijnaam ‘Guusje Tegen’ wist te krijgen: ze was tegen de kermis op de Dam, tegen haringkarren op bruggen, tegen het culinair festijn op het Amstelveld en tegen de winkelopenstelling op zondag. Guusje Tegen, die weigerde de Regulierdwarsstraat. een homo-uitgaansstraat, autovrij te maken, (3) maar wel de Amsterdamse grachten van alle auto’s wou ontdoen en daarbij arrogant zei: ‘Met de bewoners van de binnenstad heb ik niks te maken.’ (4)

Niet Guusje, die als Nijmeegs burgemeester op de bon werd geslingerd wegens rijden onder invloed en toen haar bekeuring van hogerhand onzichtbaar liet maken in het politieregister. (5)

Niet Guusje, die zich er vorig jaar in een interview met Vrij Nederland over bekermde dat het zo akelig en zo ongepast was dat burgers de overheid met wantrouwen bejegenden, terwijl zijzelf als minister intussen de burgers voor geen cent vertrouwde en de ene na de andere controlemaatregel jegens de bevolking uitvaardigde. (6) Niet Guusje Ocherm, die wilde dat wij blind op haar vertrouwden terwijl zij en haar kornuiten in het kabinet wet op wet bedachten die de grondwet en onze burgerrechten verder uitholden. Niet Guusje Ocherm, die in een kabinet zat dat draaien en klungelen tot een treurige kunst verhief en dat haar eigen kleinzieligheid niet onder ogen kon zien.

Niet Guusje. Die is apert ongeschikt als hoofdstedelijk burgemeester: ze is te regentesk, te arrogant, te leugenachtig, te verbeten, te truttig, te ijdel en te kortzichtig. Ze mist allure, flair en schwung; en wat ze wel in haar mars heeft, blief ik niet.

Oh nee. Geen Guusje. Want er zijn zoveel betere kandidaten. Boris Dittrich bijvoorbeeld. D66 verdient nu eindelijk eens een burgemeester in een grote stad, en Dittrich snapt een boel van homobeleid, van internationale politiek, van voorzichtig manoeuvreren en toch koers houden. Hij is zachtmoedig maar met principes. Of Andrée van Es: een door de wol geverfde GroenLinkser, die het onschatbare vermogen heeft twisten te kunnen overzien, te doorgronden en te overstijgen. Van Es kan kemphanen met goede argumenten de sporen uittrekken en dan zijn die na afloop nog blij met haar ingreep ook. Ze is bovendien charmant en intelligent. Of Eberhard van der Laan, die zowat als enige minister van de zojuist afgedankte ploeg allerwege respect behield, en die van integratie en emancipatie oprecht zijn vak heeft gemaakt.

Er zijn veel goede kandidaten, maar Guusje ter Horst hoort daar niet bij.

Ontzien

Ik ben nooit een sportliefhebber geweest, maar toen in 1990 de Wereldspelen voor gehandicapten in Assen werden gehouden, ging ik er naartoe. De reden? Samen met Gon Buurman werkte ik indertijd aan het boek Aan hartstocht geen gebrek, dat over handicap en lichaamsbeleving ging.

Bij officiële openingen van internationale wedstrijden schijnt het gewoonte te zijn dat alle deelnemers defileren. Zo ook daar. Land na land presenteerde zich. Achter de landsvlag kwamen de deelnemers, ordelijk maar wreed gesorteerd naar mate van invaliditeit. Eerst alle sporters in een rolstoel, dan de afdeling krukken, en daarna degenen die los konden lopen: kleine mensen, licht spastische mensen, dove mensen, blinde mensen. Mijn god. Ik had nog nooit zoveel mensen met een handicap bij elkaar gezien.

We liepen naar de atletiekbaan waar mensen oefenden en zich warm liepen of reden. Er kwamen mensen in sportrolstoelen voorbij: langgerekte, geavanceerde stoelen waar ze opgevouwen in zaten. Spastische mensen draafden rondjes; alles zwabberde aan ze, ze renden als mallemolens. Ik schaamde me een beetje. Om hen. En eigenlijk om mezelf, want ik liep ook krakkemikkig.

Na een uur begon de wedstrijd, een sprint. Gon en ik stonden vlakbij de finish. Het startschot werd gelost; ze begonnen te rennen. Ze kwamen dichterbij, veel sneller dan ik me kon voorstellen. Olympisch snel, zeg maar. En er wás ook niets met ze: geen rolstoelen, geen wapperende armen of uitzwierende benen, wat hadden ze toch? Ze liepen zo uitzinnig snel, met deze mensen kon toch niets aan de hand zijn?

Mijn blik veranderde, ik verloor mijn distantie. Verbaasd en gefascineerd keek ik naar hun tempo, naar hun gemak, naar hun volstrekte vanzelfsprekendheid van bewegen, van hard en snel en strak bewegen vooral. Ze renden gemeen hard.

Pas toen ze tot veertig meter afstand waren genaderd, zag ik het. Alle sprinters hadden een beenprothese. Gewone bovenbenen, normale knieën; gewone sokken, normale schoenen; en daar tussenin een dunne spijl van gebogen geplet staal. Ze renden harder dan alle gezonde mensen die ik kende. Tot mijn eigen verbazing applaudisseerde ik bij de finish.

’s Avonds liepen we rond op het deelnemerskamp. Overal mensen in rolstoelen, mensen met krukken, mensen die zich moeizaam voortbewegen, mensen die soepel met hun stoel manoeuvreren, mensen met begeleiders, mensen alleen en mensen samen. Mensen die dronken, lachten, plezier maakten. Een kamp vol medemensen.

Vrijwel niemand had de neiging zijn of haar handicap te verbloemen. Protheses werden alleen gedragen wanneer iemand daar daadwerkelijk profijt van had; de cosmetische protheses, de neparmen en -benen voor de sier en tegen het oog van de buitenwereld, waren uit en af. Mensen zonder benen roetsjten op skateboards door het kamp in plaats van hun keurige maar soms lastige rolstoel te gebruiken. Iedereen keek naar elkaar. Onbevangen, zonder te denken dat de ander wellicht gekwetst zou zijn door die blik. Niemand werd ontzien.

Iedereen keek. Wat heb jij, wat kun jij? Soms keken ze schattend: ben je concurrentie? Kan ik je verslaan? Of ze keken ánders schattend: is dat een leuk iemand voor een gesprek, voor een drankje, voor een avondje uit?

Na vijf dagen ging ik naar huis. Op het Centraal Station keek ik onwennig om me heen. Weinig handicaps te zien, ineens; ik voelde me ontheemd en kon een gevoel van spijt niet onderdrukken. Sindsdien ben ik een groot fan van de Paralympics. Doodzonde dat de tv daar niet meer aandacht aan besteedt.

Julianna

Al geruime tijd volg ik The good wife, een Amerikaanse serie over een vrouw wier echtgenoot in de gevangenis belandt en die er daarna in haar eentje voor staat om haar eigen leven, haar gezin, de financiën en hun reputatie weer enigszns op orde te krijgen. Ze pakt haar oude vak als advocaat weer op, wat niet heel eenvoudig is aangezien ze in competitie moet met een blaag van halverwege de twintig. Complicerende factor is dat de gevangen gezette echtgenoot eerder officier van Justitie was en zowat de hele juridische sector het appeltje dat zij met manlief wilden schillen nu op haar verhaalt.

Ze doet het zo mooi. Ze doet het zo goed. Ze weet met onbewogen gezicht te vertellen dat zulke appels niet haar aangaan en verkeerd zijn geadresseerd. Ze vecht niet vals tegen de blaag met wie ze in competitie moet. Ze weet veel zaken te redden door zowel een scherp verstand als een luisterend oor te hebben. Ze tracht haar echtgenoot van blaam te zuiveren maar vergeet nooit dat ze zelf ook nog verhaal wil halen, en denkt nooit dat medelijden hetzelfde is als medeleven – laat staan hetzelfde als liefde. Ze vecht, maar nooit vals.

En ze doet dat zo mooi. Nooit triomfantelijk als ze wint, nooit verslagen als het anders loopt dan ze denkt dat klopt. Ze zeurt nooit als ze vals wordt bejegend, maar ze vergeet het ook niet. Ze eist evenmin het onmogelijke van zichzelf. En ze heeft een prachtige oogopslag, een aantrekkelijke terughoudendheid, een sterke moraal, en een gedegen scherpe geest die graag doorvraagt. Oh dear, Vrouwe Justitia in hoogsteigen persoon!

(Ze schijnt ook in The Sopranos te hebben gespeeld maar die serie heb ik nooit gezien. En ze heet Julianna Margulies.)

Bigelow

Vannacht werd bekend dat Kathryn Bigelow met The hurt locker de Oscar voor de beste regisseur heeft gewonnen. Three cheers! Sinds Strange days (1995) was ik een groot fan van haar, en ook Near dark (1987) heb ik met veel plezier gezien. Voorts speelde ze mee in Lizzie Bordens Born in flames (1983), een knappe post-apocalyptische annex feministische film. Een dame die van wanten weet. En de eerste vrouwelijke regisseur die een Oscar wint.

Tot mijn schrik kopte Het Parool vanmiddag dit: ‘Bigelow vloert ex met zes Oscars’. Bigelow is inderdaad getrouwd geweest met James Cameron, wiens Avatar de gedoodverfde winnaar was. Maar eh, ‘Bigelow vloert ex’? Is het nou nodig om zodra (eindelijk eens) een vrouw de regisseur-Oscar wint, die prijs te beschrijven in termen van uit de hand gelopen echtelijke ruzie? Had de krant als Cameron had gewonnen ook hebben geschreven: ‘Cameron verslaat ex’? Wat een stuitend ouderwetse benadering…

In de interneteditie van de krant staan gelukkig wel fatsoenlijke koppen: ‘The Hurt Locker grote winnaar Oscars’, en ‘Kathryn Bigelow wint Oscar beste regie’. Zo hoort het. Geen gezeik over met wie ze ooit getrouwd is geweest, niet een vrouw definiëren aan de hand van haar (voormalige) relaties, maar gewoon meedelen dat ze een dijk van een prijs heeft gewonnen. (En ja, je kunt gerust als navrant detail melden dat Bigelow eerder getrouwd was met Cameron, maar dat is heus niet het werkelijke nieuws en bepaald niet kopwaardig.)

Davey

Nummer acht op de GroenLinkslijst voor de deelraad Amsterdam-Centrum is Davey Meelker: een slimme student politicologie. Zojuist was-ie hier, we hebben de formaliteiten geregeld en nu kan hij morgen geïnstalleerd worden als raadslid. Hij heeft er veel zin in, mooi zo!

Voor al wie op mij gestemd heeft en het jammer vindt dat ik het zelf niet doe: Davey heeft gevraagd of ik eventuele suggesties en ideeën voor de deelraad aan hem wil doorgeven. Dat doe ik met alle plezier en vol vertrouwen. Hup Davey!

Deelraad

Bij de deelraadsverkiezing Amsterdam-Centrum ws ik lijstduwer voor GroenLinks: nummer dertig onderaan de lijst. Vanmorgen hoorde ik dat ik met voorkeursstemmen gekozen zou zijn en moest ik me ineens serieus afvragen of ik in de deelraad wou. Lijstduwer zijn is immers een soort van een comité van aanbeveling vormen, maar dan in je eentje.

Zojuist heb ik de precieze cijfers gehoord. GroenLinks heeft in de deelraad 8 zetels gehaald en heeft 25% van alle stemmen behaald, wat ik een fraaie prestatie vind. En geweldig als ik daar een steentje aan heb kunnen bijdragen. Gefeliciteerd dankjewel!

De kiesdeler voor een zetel in de deelraad Centrum is vastgesteld op 1353 stemmen. Zuiver gebaseerd op voorkeursstemmen is de volgorde deze:

  • Nummer 1 van de lijst, Jeanine van Pinxteren, heeft de allermeeste voorkeursstemmen;
  • dan volgt nummer 3 van de lijst: Esther van Schagen met 465 stemmen;
  • dan ik, met 452 stemmen.

… dus dat klinkt leuk, met voorkeursstemmen gekozen zijn, maar ik heb in werkelijkheid nog geen derde zetel. Zodat ik na enig beraad heb besloten dat ik mijn schrijfstoel niet inwissel voor een deelraadstoel. Ik wens nummer 8 op de lijst heel erg veel succes en ik ga graag een keer een borrel met hem/haar drinken.

Handje contantje

Over een paar jaar ligt contant geld eruit: dan betalen we alles digitaal. Dat heeft voordelen. Nooit meer grabbelen naar gepast kleingeld, nooit meer merken dat je nét tien cent tekort komt voor een kop koffie. Pasje doorhalen en transactie bevestigen, RFID-kaart of mobiele telefoon die draadloos wordt gescand in de buurt houden, klaar!

De teloorgang van contant geld heeft ook nadelen. Je ziet het bij de OV-chipkaart: niemand weet sinds de invoering van dat onding eigenlijk nog hoe je een ander op een tram- of treinreisje kunt trakteren. Al wie door de poortjes loopt wordt immers afzonderlijk aangeslagen, en tegen zo’n machine kun je niet galant zeggen: nah, laat mij maar. Wil je een ander meenemen, dan moet je die na afloop schadeloos stellen. Hoe? Met cash! Oeps – dat werkt over een paar jaar niet meer. Tegen die tijd is de enige oplossing om geld over te maken aan je gast, wat toch aanzienlijk minder feestelijk voelt.

Alles digitaal betalen heeft enorme consequenties. Het is de doodklap voor onderhandse betalingen, van een krant bij de kiosk tot een zak patat bij de snackbar. Het betekent dat we in de nabije toekomst voor al onze financiële handelingen een intermediair nodig hebben: een instantie die het bewuste bedrag van onze rekening afhaalt en bij een ander erop zet. Daarmee ook dat elke lening, elke gift, elke aanschaf, elke transactie wordt gelogd, en zodoende traceerbaar en opvraagbaar is.

Hoe kan ik een zwerver of een verkoper van de daklozenkrant nog iets toestoppen als we straks geen cash meer hebben? Want zo iemand heeft uit de aard der zaak geen geld voor een apparaatje waarmee hij zijn kant van de transactie die ik via mijn mobieltje accordeer, kan afhandelen. En hij krijgt van zijn leven niet de status van nette neringdoende. Als de bank hem überhaupt al een rekening laat openen…

Handig voor de bestrijding van zwart geld, zult u denken. Maar dat is kortzichtig. Want ook fooien geven wordt dan lastig, evenals schoonmakers of een klusjesman inhuren, en je kind of je oude moeder iets toestoppen. Bovendien weet elke econoom dat wit geld weliswaar de staat overeind houdt, maar zwart en grijs geld onmisbare smeer zijn voor de rest van de economie. Daarnaast zullen dieven zich toeleggen op het digitaal jatten van uw geld; ze moeten toch wat? En aangezien de overheid via de OV-chipkaart in hoogsteigen persoon het systeem van bonloze digitale transacties heeft ingevoerd, waarbij de benadeelde zelf maar moet bewijzen dat het systeem fout was, wordt het nog verdomde lastig ook om digitale dieven te snappen en merk je zo’n beroving altijd pas als het veel te laat is. Misdaad opheffen lukt nooit, we verschuiven hooguit de doelwitten.

Als burgers hebben we eigenlijk nog nooit hardop nagedacht hoe wijzelf ons geldsysteem willen organiseren. Willen we werkelijk voor elke transactie of gift een beroep moeten doen op onze bank, of Paypal? Willen we echt dat de staat tot op de cent kan natrekken wie wat waaraan en wanneer uitgeeft?

Kort nadat mobieltjes opkwamen, bleken mensen pre-paid kaarten tot onderling internationaal betaalmiddel te hebben omgebouwd. Als ik iemand in Italië tien euro wou betalen voor een cd die ik van ‘m overnam, kocht ik beltegoed van een maatschappij van zijn keuze en mailde hem het nummer. Dan had-ie die tien euro. Zoiets moeten we weer verzinnen.

Leve Duitsland!

In een baanbrekende uitspraak heeft het Duitse Constitutionele Hof de Duitse bewaarplichtwet in strijd met de Duitse grondwet verklaard. Alle tot nu toe verplicht bewaarde telecomgegevens moeten worden vernietigd, en de wet zal helemaal opnieuw geschreven moeten worden. De uitspraak en de recente verklaringen van Eurocommissaris Viviane Reding (Justitie), die de EU bewaarplichtrichtlijn opnieuw ter discussie wil stellen, zijn goed nieuws voor digitale burgerrechten en gooien het Europese en Nederlandse debat over de bewaarplicht volledig open.

De Duitse bewaarplichtwet is een omzetting van richtlijn 2006/24/EG, die alle Europese lidstaten opdraagt telecomaanbieders te verplichten alle verkeers- en locatiegegevens te bewaren gedurende een bepaalde periode. De Duitse wet is volgens het Duits Constitutionele Hof in strijd met artikel 10 van de Duitse grondwet, waarin het telecommunicatiegeheim is vastgelegd, en daarom nietig verklaard. De rechtszaak zelf is ook baanbrekend, omdat hij door 34.000 bezorgde Duitsers is gevoerd.

De uitspraak zal ook gevolgen hebben voor de Nederlandse wet bewaarplicht. Onze Hoge Raad laat zich vaak inspireren door deze hoogste Duitse rechter, die op juridisch vlak een van de meest toonaangevende rechtsorganen van Europa is. Bovendien staat de Europese richtlijn nu ook op de tocht. De Nederlandse overheid moet de Nederlandse bewaarplicht opschorten, totdat meer duidelijkheid is over de verenigbaarheid van deze wet met ons grondrecht op privacy en gegevensbescherming.

Verder lezen: