Niet zonder weerstand

In haar prachtige essaybundel Frictie, die kort voor de zomer verscheen, beschrijft Miriam Rasch onder meer hoe allerlei technologie – van apps tot apparaten – ‘gemak’ beloven, een frictieloos bestaan. Ze nemen taakjes van ons over, bewijzen ons diensten en zorgen voor ons, als een legertje elektronische dienstbodes die altijd voor ons paraat staan.

Het hoogste streven is dat tussen wens en daad amper afstand resteert: nog voor de melk op is, heeft je koelkast al een vers pak voor je besteld. Apps beloven te anticiperen op je behoeften. De slimme thermostaat floept aan zodra hij merkt dat je onderweg naar huis bent; je koffiemachine krijgt een seintje om je eerste bakkie troost te maken, net voordat je slaapapp besluit dat het ideale moment is aangebroken om je wakker te maken.

Die droom is niet zonder gevaren. Zulke apps zitten bomvol surveillancesensors, en ze delen hun over jou vergaarde data zonder je medeweten – laat staan je instemming – met allerlei nieuwsgierige bedrijven. Ze zijn vaak slecht beveiligd, zodat ook ongenode gasten er toegang toe hebben.

Rasch snijdt een ander punt aan, waarover ik niet eerder had nagedacht: een leven zonder frictie is ook een leven zonder moeite, een wereld zonder weerstand; en, zo betoogt ze, uiteindelijk ook een wereld zonder ethiek, zonder reflectie.

Afgelopen week zag ik daar een frappant voorbeeld van. Ik hielp iemand die onderzoek had gedaan naar de digitale beveiliging van Waternet, de dienst die bruggen, gemalen en sluizen bestuurt, de riolering beheert, voor de zuivering en levering van drinkwater zorgt, en het waterpeil in Amsterdam en de wijde omtrek controleert.

Schrik niet, maar de beveiliging van de digitale architectuur van deze vitale dienst bleek een teringzooi te zijn. Uit interne documenten bleek dat je met oude, niet onderhouden mobieltjes kunt inloggen, dat er honderden computers draaien die niet meer kunnen worden onderhouden, en dat je vanaf de interne servers waarmee de water-infrastructuur wordt beheerd, ook gewoon je mail kon ophalen of wat in de krochten van internet kon lummelen, onderwijl troep naar binnen latend. De vaste grap op de afdeling Security van Waternet is nota bene dat iemand met slechte bedoelingen makkelijk de stad onder water kan zetten.

En hoe kwam dat? De maatregelen die de afdeling beveiliging voorstelt, worden steevast overruled door managers die dat allemaal maar ‘gedoe’ vinden. Zij staan op hun ‘gebruiksgemak’.

Verhip, dacht ik na een dag interne documenten lezen. Deze mensen hebben ‘last’ van de beveiliging en wensen koste wat kost frictieloos te werken. Exit beveiliging. Gebruiksgemak boven alles! (Zouden ze hun voordeur met hetzelfde gemak openlaten – je sleutels steeds moeten opdiepen is immers reuze onhandig – als waarmee ze eisen dat waternet de achterdeur wagenwijd openspert?)

Wrijving geeft glans, frictie houdt ons veilig, en zonder weerstand zijn we verloren.

De minister van corona doet zijn werk niet

Eind vorige week was het op nog slechts 14 van de 100 GGD-testlocaties mogelijk een afspraak te maken: de laboratoria die het afgenomen materiaal door de machines moeten halen, hadden nog nauwelijks capaciteit over. Gisteren stortte het systeem compleet in: Nieuwsuur constateerde dat er nergens nog een GGD-locatie viel te bekennen waar je terecht kon. Tegelijkertijd meldde het RIVM dat er diezelfde dag liefst 1300 testen positief bleken.

De besmettingen stijgen, terwijl de testcapaciteit voortdurend tekortschiet. En minister De Jonge blijft steevast beloven dat het ‘binnenkort’ heus allemaal goed komt. Zodat we nu in de akelige situatie komen dat iemand moet gaan bepalen wiens beroep ‘vitaal’ genoeg is om voorrang te mogen krijgen. Leraren en zorgpersoneel kunnen voortaan sneller terecht voor een test, beloofde minister De Jonge vrijdag, terwijl zijn partijgenoot Hubert Bruls, de voorzitter van het Veiligheidsberaad, daar juist fel tegen was: volgens Bruls hebben mogelijk andere groepen voorrang nodig, zoals politiemensen en vuilnismannen.

Zijn we nu werkelijk in de situatie gekomen dat we onderling moeten vechten wie zich een wattenstaafje in neus en strot mag laten duwen, terwijl ‘testen, testen en nog eens testen’ al maandenlang het credo is? En terwijl veelvuldig testen de enige manier is om de bewegingen van het virus in kaart te brengen, en verdere verspreiding ervan tegen te gaan?

Zeggen dat het allemaal wel meevalt, omdat de ziekenhuisopnames haast niet stijgen, is je kop in het zand steken. Je wilt ruimhartig testen opdat de covid-opnames beperkt blijven. Zeggen dat het nog niet zo erg is, omdat nu vooral jonge mensen besmet raken, is al even kortzichtig: die jongeren leven niet geïsoleerd van de rest van de bevolking, en er zijn te veel berichten dat ook onder mensen die amper ziek worden, een coronabesmetting voor flinke gezondheidsschade kan zorgen – denk aan achteruitgang in longcapaciteit of aantasting van de hartspier.

Intussen zijn er tal van commerciële labs die hun diensten aanbieden om de nood te lenigen. Sommigen leuren al maanden met hun testcapaciteit. De Jonge zegt keer op keer dat hij ‘in onderhandeling’ is met deze labs, maar er gebeurt te weinig – zelfs zo weinig dat je aanmelden voor een test maandag nergens kon.

Hoe kan het dat de minister van corona zulke elementaire zaken nog steeds niet op orde heeft, een half jaar nadat de coronacrisis zich in Nederland aandiende? Hoe komt het dat Nederland nog altijd klungelt en zwalkt met zijn testbeleid, terwijl het de landen om ons heen wel lukt? En intussen is het bron- en contactonderzoek al helemaal ingestort.

Van crisismanagement is geen sprake, evenmin als van heldere lijnen en duidelijk beleid. Hugo de Jonge denkt zich met volzinnen uit een volksgezondheidscrisis te kletsen. En die brekebeen moet straks de lijsttrekker van het CDA worden. Hadden ze Pieter Omtzigt maar gekozen.

[Beeld: CC0 | pxhere]

Van spinnenweb naar visgraat

De gemeente moet hier geld besparen om ’t daar te kunnen uitgeven, en kampend met zowel een coronacrisis als met instortende kademuren en brakke bruggen zijn prioriteiten nodig. Allemaal begrijpelijk. Vandaar dat ik liever constructief meedenk dan te boos te worden na het lezen van de plannen van de gemeente om te bezuinigen op het aanvullend openbaar vervoer (AOV) in de stad.

Voor de gezonde lezer: het AOV is bedoeld voor ouderen (75-plussers) en voor mensen met een fysieke beperking. Wie zoals ik een Canta heeft, valt daar niet onder: met die Canta kan ik goeddeels mijn eigen vervoer regelen. Deze bezuiniging gaat ook niet over rolstoeltaxi’s, daar is weer een iets andere regeling voor.

Wie onder de 75 is, heeft een speciaal pasje (plus bijbehorende keuring) nodig om er een beroep op te mogen doen. Het AOV komt neer op taxi-achtig vervoer voor de prijs van een ov-ritje. Wie hulp nodig heeft bij het in- en uitstappen, moet zelf iemand meenemen en ook voor hem of haar betalen. Ritjes zijn maximaal 25 km, maar de meeste mensen reizen kortere trajecten. Ze gaan naar de markt, naar familie in een andere wijk, en doen dat vaak maar eens per week.

Alleen al vanwege de vergrijzing zullen, zonder tegenmaatregelen, steeds meer mensen in aanmerking komen voor het AOV; de oplossing die de gemeente kiest, is om gaandeweg het aantal kilometers af te bouwen dat iemand zo jaarlijks mag reizen; ook gaat de eigen bijdrage omhoog.

Maar er zijn andere oplossingen te bedenken. Juist vanwege de vergrijzing – maar ook omdat de stad minder auto’s wil – is een inclusief ov noodzaak. Maar het openbaar vervoer wordt al jarenlang juist minder bereikbaar, en minder toegankelijk. Voor veel ouderen zijn de grotere afstanden tussen tram- en bushalte die met de ov-herziening van 2018, toen de stad omschakelde van een spinnenweb- naar een visgraatmodel, een grote hindernis. Ook moet je sindsdien meestal meer overstappen, wat een flinke last kan zijn. Zorg dat de haltes weer wat dichter bij elkaar komen.

Zorg ook dat de plateaus van de tramhaltes niet meer zo’n barrière zijn: de afgelopen jaren zijn die zeker een decimeter opgehoogd, wat veel gehannes veroorzaakt – ook voor mensen met kinder- of boodschappenwagentjes. Geen wonder dat je zelden mensen met een rollator of rolstoel in de tram aantreft: je komt er bekant niet in, al was het maar omdat je eerst de horde van de tramheuvel moet zien te nemen.

Met een scootmobiel kun je al helemaal niet in het openbaar vervoer – dat maakt dat iedereen die alleen mondjesmaat kan lopen, niets heeft aan het openbaar vervoer: wil je daarin, dan moet je je scoot thuislaten, maar zonder die scoot is de halte weer geheid te ver. Gevangen tussen Scylla en Charybdis.

Waarom zorgen we niet voor beter begaanbare, bereikbare en toegankelijke haltes? De gemeente fixeert zich op het rollend materieel zelf, de bus, tram en metro, maar de infrastructuur eromheen is zeker zo belangrijk. En die aanpassen is veel goedkoper. Vooral: het aanvullend ov beperk je pas nadat je het algemeen ov toegankelijk hebt gemaakt.

QAnon is de kroon op elk complot

Dat de laatste maanden nieuwe dwarsverbanden zijn ontstaan tussen allerlei tegenbewegingen, is eerder geconstateerd. Maar de verse mengelmoes is ronduit fascinerend – knappe jongen of meid die dat kon voorspellen. De mensen die het 5G-netwerk wantrouwen en denken dat ons afweersysteem door ‘5G-straling’ wordt vernacheld, sloten al snel een bondgenootschap met de mensen die meenden dat covid-19 een ‘hype’ en niets dan een ‘griepje’ was.

Vreemd, want die laatsten denken nu juist dat ons immuunsysteem corona best zonder hulp de baas kan, en dat onze afweer dus opperbest werkt. Vervolgens sloten de anti-vaxxers zich aan, die geloven dat mazelen onschuldig is, dat je je afweersysteem kapot maakt met vaccins en dat een kind door inentingen bovendien kans loopt autistisch te worden.

Toen hadden we al een aardige hutspot.

Intussen hebben zich ook de mensen gemeld die zowat alle overheids- en supranationale instanties wantrouwen, of dat nu het kabinet, het RIVM of de WHO is. In dat stadium was ik eigenlijk hoofdzakelijk verbaasd dat de boze boeren zich niet subiet aansloten: die hadden immers nog een mud of wat aardappels met het RIVM te schillen en meenden al langer dat die club cijfers vervalste om ‘het volk’ te misleiden.

Allerlei extreemrechts volk, zoals de mensen achter de Blauwe Tijger, liep ook al mee: die grijpen elke gelegenheid te baat om wantrouwen tegen instanties aan te wakkeren. Wil het kabinet geen lockdown? Schande! Versoepelt het kabinet de lockdown niet? Een nog grotere schande!

Half juni, toen Willem Engel furore maakte met zijn Viruswaanzin, dacht ik: het zal mij benieuwen wanneer Baudet zich solidair met hem verklaart, of andersom. En jawel, vorige maand verklaarde Baudet fier: ‘Engel is een van de mensen die wij achter de schermen steunen.’

De snelkookpan maakt overuren. Op de demonstratie tegen de coronamaatregelen in Berlijn van afgelopen weekend was QAnon plotseling alomtegenwoordig, een uit de VS overgewaaide complotgroepering, die meent dat er een kartel van machthebbers is – de huidige belichaming van de Illuminatie, zeg maar – die aan pedofilie en kinderhandel doen, en geloven dat Trump de wereld komt verlossen. QAnon is de kroon op elk complot.

Het akelige is dat er in veel een greintje waarheid zit. Ja, het kabinet zwalkt. Ja, het RIVM geeft soms onvoldoende openheid. Ja, er is te veel surveillance. Ja, Big Pharma slijt hun waren met te groot gemak en verdient er te veel aan. Maar elk standpunt wordt in extremis doorgetrokken, de argwaan wordt met de dag groter, en de woede neemt toe.

Zodat Willem Engel, die in februari nog gewoon een onbekende dansleraar was, nu cultleider is en openlijk filosofeert dat hem niks zou verbazen wanneer het volk hier te lande de nationale politici zou vermoorden. Indien het kartel zo doorgaat, komt het volk in opstand, daar kon hij ook niets aan doen.

Baudet lachte besmuikt. Hij steunt Willem immers achter de schermen.

Weg van het water

Wie extra kwetsbaar is, kan beter een stapje terugdoen. Zo geven we jongeren – en de economie – weer de ruimte. Emeritus hoogleraar ethiek Heleen Dupuis legde het in EenVandaag keurig uit, volledig in de geest van de VVD, waarvoor ze jarenlang senator was: ‘Ouderen moeten zelf hun verantwoordelijkheid nemen.’ In Nieuwsuur werd ze hartelijk bijgevallen door specialist ouderengeneeskunde annex OMT-lid Nienke Nieuwenhuizen: ‘Het is net als met zwemmen,’ zei Nieuwenhuizen. ‘Als je niet kan zwemmen, is het verstandig om een stapje van het water weg te doen.’

Het was Dupuis kennelijk ontgaan dat ouderen al sinds half maart supervoorzichtig zijn, en een deel van hen zelfs maandenlang verplicht verstoken is geweest van sociaal verkeer, doch dat zij vaak besmet zijn geraakt door jongere mensen in hun nabijheid. Nieuwenhuizen op haart beurt vergeet dat een mens – jong of oud, sterk of kwetsbaar – prima zonder zwemmen kan. Met sociaal verkeer ligt dat echt iets anders. Haar advies kwam neer op het warm aanbevelen van ‘zelfverkozen’ eenzaamheid.

Ouderen isoleren helpt geen bal. We hebben dat al geprobeerd; ouderen zijn bij bosjes overleden. Het erge is dat dit debat, waarvan ook het OMT zegt dat het dringend gevoerd moet worden, op de verkeerde leest is geschoeid.

Want het water is niet alleen gevaarlijk voor ouderen. Ons land telt honderdduizenden burgers die kwetsbaarder dan gemiddeld zijn: mensen met astma, multiple sclerose, copd, of een andere chronische ziekte. Mensen met overgewicht of diabetes lopen extra risico, evenals wie in een traject van chemo of bestraling zit. Alle familieleden en naasten van deze mensen moeten enorm oppassen om geen corona-infectie naar huis te brengen. Wie de kwetsbaren veroordeelt tot ‘zelfopgelegde’ opsluiting, dwingt zodoende ook iedereen die van een kwetsbare houdt tot een positie aan de zijlijn, ver van het water.

Jong tegenover oud zetten is ook om een andere reden een vals uitgangspunt: ouderen gaan weliswaar aanzienlijk vaker dood aan covid-19, maar dat wil niet zeggen dat een besmetting op jongere mensen amper effect heeft. Integendeel. Hoe meer we over de pandemie leren, hoe meer we zien dat ook bij mensen die een milde variant hebben meegemaakt – vaak de jongere mensen – na afloop serieuze schade kan zijn ontstaan: van hart- en hersenschade tot aan nierschade toe. We hebben nog geen idee bij welk percentage van de mensen die een infectie achter de rug hebben, sprake is van zulke schade. Net zoals we niet weten of het daarbij blijft: mogelijk openbaren zich op termijn nog nieuwe effecten van een doorgemaakte besmetting.

Overigens komt de economie niet bij toverslag op gang wanneer de regels versoepelen: dat gebeurt pas wanneer mensen vertrouwen dat de kust veilig is. De ziekte beheersen is de enige remedie; haar laten woekeren houdt de angst in stand. En een overheid die bevolkingsgroepen afschrijft, boezemt weinig vertrouwen in.

Vingeroefening

De langste hittegolf, de heetste dag, de droogste zomer, de grootste afkalving van de ijsbergen, de hevigste stortbuien – het hagelt records, dit jaar, maar geen van allen verdienen ze gejuich.

In Californië werd het afgelopen week 44 graden (*), en er woekerde een heuse firenado: een tornado van vuur. De ijskap van Groenland smelt sneller dan we in 2019 dachten, en toen vonden we al dat het tempo waarin hij afkalfde ‘moordend’ was. De uitstoot van methaan, een van de krachtigste broeigassen, is nooit zo hoog als nu geweest. De permafrost dooit zo snel dat er sink holes in de bodem ontstaan. Oogsten leveren minder op doordat bijenvolken sterven. De sprinkhanenplaag in de Hoorn van Afrika is van een niet eerder vertoonde omvang.

Klimaatexperts waarschuwden dat de opwarming van de aarde vooral voor extremer weer zou zorgen, dat de extremen elkaar steeds sneller zullen opvolgen, en dat de het ene exces het andere uithaalt. Ze krijgen gelijk. Klimaatexperts vrezen dat het point of no return steeds sneller nadert. Ik hoop dat ze geen gelijk hebben, maar daarop vertrouwen durf ik niet.

En wij maar ventilators kopen, daarmee het energieverbruik nog eens opjagend. Wij maar opblaaszwembadjes neerzetten en die dagelijks opnieuw volgooien, like there is no tomorrow. Eigen koelte eerst.

Kun je bij de coronacrisis nog hopen dat we binnenkort misschien terug kunnen naar het oude normaal, bij de klimaatcrisis lukt dat niet. Het moet permanent anders. Alles moet anders: minder consumeren, minder vliegen, minder verspillen, minder verpakken, minder vlees eten, minder melk drinken, minder monocultuur, minder raffineren, minder vervoeren, minder bemesten, minder intensivering, minder efficiëntie. en vooral: minder energie verstoken. En dat moet allemaal heel, heel rap. Meer lokaal, meer lopen, meer fietsen, meer bloemen, meer bijen, meer vlinders, en meer kleinschalig verbouwen en handelen,

Roepen dat je er ‘nu wel klaar mee bent’ is er met de klimaatcrisis niet bij. Bij corona kun je nog denken dat het jou niet aangaat: je bent jong, je denkt immuun te zijn, je bent het afstand houden moe. Kortzichtig, maar soit. (Wie heeft overigens ooit gedacht: ‘Ach, ik heb al tien jaar opgelet op de snelweg, nu is het mooi geweest. Weg met die verkeersregels!’, en dacht daar furore mee te kunnen maken?)

Met de klimaatcrisis werkt die kop-in-het-zand strategie zeker niet. En als ik kijk naar Nederland, dan boezemt die klimaatcrisis me extra zorgen in. We zijn een land van watjes: al moe na drie uur een mondmasker op, al gesloopt na een paar weken soepele quarantaine. En steeds maar denken dat ‘wij hier’ het beter doen of doorhebben dan de rest van de wereld, terwijl we – zowel op het vlak van het klimaat als dat van de coronabestrijding – het er uiteindelijk stukken slechter vanaf brengen dan veel andere ‘ontwikkelde’ landen.

We zakken voor deze vingeroefening, terwijl we ons rijk rekenen en onszelf veilig wanen. Maak je borst maar nat. En geef de KLM nog wat staatsteun. Want vliegen zullen we!

 

(*) In een woestijn in die staat, in Death Vallley, was het afgelopen zondag zelfs 54,5 graden: een van de hoogste temperaturen ooit gemeten.

[Beeld: Still uit een video van Chris Tangey van een firenado in Australië (2013).]

Gooi maar over de schutting

Beeld: jorono, op PixabayAfgelopen donderdag hield het kabinet weer een persconferentie over corona, en kondigde aan dat mensen met ingang van deze week voortaan bij horecabezoek hun contactgegevens moeten achterlaten. Dit om te zorgen dat, mocht een bezoeker (of medewerker) later besmet blijken te zijn, andere mensen gewaarschuwd kunnen worden.

De horeca kloeg steen en been, bij monde van de branchevereniging. Het klonk vooral verongelijkt. ‘De aandacht voor corona en horeca is buiten proportie.’ Mij lijkt dat elke plek waar mensen gedurende langere tijd redelijk dicht bij elkaar zitten, zonder mondmaskers op, terwijl ze veel lachen en praten, onze volle aandacht verdient.

Maar de branchevereniging had volkomen gelijk dat het kabinet akelig summier was geweest. ‘We willen weten hoe lang gegevens bewaard moeten worden. Moet dat digitaal? Op papier? Wie mag het opvragen, voor welke doeleinden?’ Met zulke vage instructies kon je de horeca toch moeilijk opzadelen, vond de branche. En even later: ‘De gast mag ook niet geweigerd worden als hij niet meewerkt.’

Dat laatste mag waarschijnlijk wel, net zoals je een klant die lazarus is, die andere gasten lastigvalt of die zich niet volgens je regels kleden, de toegang kunt ontzeggen dan wel uit je etablissement mag verwijderen. Een notitie waarin het kabinet vastlegt hoe en op welke grond zulke gegevens kunnen worden verzameld, was verstandig geweest. De regering hamert echter liever op ieders persoonlijke verantwoordelijkheid en laat momenteel alles aan ‘de mensen’ over.

Privacy-jurist Jeroen Terstegge boog zich erover, en bedacht een handzaam setje regels. Houd het bij papier, dat schept het minste risico op oneigenlijk gebruik, en vergt weinig omhaal (en het bespaart ons de zoveelste app). Laat geen lijsten rondgaan, want dan zie je als nieuwe invuller de gegevens van de mensen die je voor gingen. Vraag per setje gasten één van hen om naam en contactgegevens te noteren, geef ze een papiertje als je ze hun tafel wijst, en neem dat in zodra je de eerste bestelling aflevert. Bewaar de formuliertjes achter slot en grendel, en vernietig ze na twee of drie weken: daarna zijn ze immers niet meer relevant. En vooral: die gegevens uitsluitend overhandigen aan de GGD, nadat van een bezoeker bekend is geworden dat hij of zij besmet is.

Zoals Terstegge laconiek schreef: ‘Het is geen rocket science.’

Maar nee. Het kabinet wil iets – registratie van bezoekers aan de deur – legt niet uit hoe dat moet, en trekt vervolgens de deur achter zich dicht. Zoekt u zelf maar uit op welke wet u zich moet baseren, hoe u de zaak aanpakt – wij hebben gezegd wat wij willen wat u doet, en de rest is niet ons pakkie-an.

Het getuigt van een hemeltergende labbekakkerigheid. Gooi maar over de schutting, laat de mensen het zelf maar oplossen. Dat laat een toch al pruttelende branche alle ruimte om flauwe gelegenheidsargumenten uit de kast te halen – ‘Moet het op papier, of digitaal?’ – en getuigt niet echt van een gevoel van urgentie. Het kabinet deed een plas, en alles bleef zoals het was.

[Beeld: jorono op Pixabay]

Misplaatst optimisme

Eric Yahnher, ‘Pandemic Lovers (after Magritte)’, 2020Ook mij hangt het de keel uit. Ik wil argeloos de schouder van een collega kunnen beetpakken, iemand vanzelfsprekend omhelzen, hartelijk handen schudden, tegen een vertrouweling aanleunen, een vriend stevig vastpakken. Ik kan gelukkig thuis werken, zonder financiële consequenties, maar ik mis de dagelijkse omgang met collega’s vreselijk. Vooral dat je nu voor zowat alles een formele videomeeting moet beleggen hindert me – alle terloopsheid, alle natuurlijkheid is kwijt.

Inmiddels haat ik dat opgelegde optimisme van Rutte, zijn jubelend-bezwerende ‘Jongens, we doen het goed!’ Want we doen het helemaal niet goed: we zijn er collectief slecht aan toe.

Er zijn duizenden mensen vroegtijdig overleden, tienduizenden zijn ernstig ziek geweest, soms met langdurige consequenties, we zijn allemaal bang geweest dat wij of onze geliefden besmet zouden raken, en we hebben in een paar maanden tijd onze zorgverleners volledig uitgewoond. Soms parasitaire maar rijke bedrijven als Uber, Booking en Tesla hebben miljoenen overheidssteun geïncasseerd, terwijl kunstenaars, muzikanten, theatermakers en acteurs de pest konden krijgen en kleine podia stilletjes omvallen. Kinderen en jongeren hebben maandenlang school gemist en kregen inderhaast in elkaar geklust onderwijs-op-afstand. De werkloosheid stijgt schrikbarend, en veel bedrijfjes gaan failliet.

Intussen neemt de besmettingsgraad weer toe, nu ook onder jongeren, en Rutte steekt zijn duimen maar weer eens omhoog. Hij deelt complimentjes aan het volk uit, als was het strooigoed.

Ik wil geen snoepjes van het kabinet, geen lolly als een kusje als troost voor onze collectieve kapotte knie. Ik wil een regering die de huidige stijging van de besmettingsgraad bloedserieus neemt, die onze zorgen erkent in plaats van die met opgestoken duim weg te wuiven. ‘Jullie doen het super hoor, ga zo door!’

Ik snak naar bewindslieden die hardop durven zeggen dat sommige bedrijven – nertsfokkers, slachtbedrijven, uitzendbureaus die arbeidsmigranten in krappe behuizingen en volle bussen proppen – er een rotzooi van maken, en dat Booking zelf maar zijn broek moet ophouden. Naar bewindslieden die, zoals burgemeester Aboutaleb, zeggen dat sommige gedragingen zo onverstandig zijn dat ze vanwege het gevaar waarmee ze anderen opzadelen, niet kunnen worden getolereerd, en die heldere lijnen vaststellen: afstand houden, of anders een masker op.

Ik snak naar talkshow-items en krantenartikelen waarin oprecht wordt verkend wat we de afgelopen maanden hebben verloren en hebben moeten inleveren, en hoe we onder deze omstandigheden verder kunnen, zonder meteen in de reflex te schieten dat we de maatregelen ‘dus’ beter kunnen afschaffen.

Zolang niemand onze pijn, angst, zorgen en ellende publiekelijk serieus neemt, zijn de enigen die ogenschijnlijk soelaas bieden degenen die er ostentatief de brui aan geven. Van jongeren die illegale feesten organiseren en vakantiegangers die in kuddes stranden en parken opzoeken, tot mensen die het virus tot hype of hoax degraderen en het beschouwen als een snode poging van onze overlords om het volk aan banden te leggen.

Wie geen perspectief biedt, drijft mensen naar de gekkies, waar een mondmasker afwijzen ‘vrijheidsstrijd’ heet en knuffelen wordt geframed als verzetsdaad. Ruttes ongefundeerde optimisme stuwt mensen in de armen van de viruswaanzin – en beiden ontkennen de harde realiteit: we zijn nog lang niet van dat virus af.

• . •

Noot: ik had Action genoemd als een van de bedrijven die steun hadden aangevraagd, maar dat was ten onrechte: Action heeft geen steun aangevraagd.

[Beeld: Eric Yahnker (website en op Tumblr) – ‘Pandemic Lovers (after Magritte)’, 2020, Oil on canvas, 27.5 x 36 inches, 70 x 91 cm. Een van de kunstwerken in de tentoonstelling ‘Second smile’ bij galerie The Hole (New York). Wegens de coronacrisis kon de expositie alleen digitaal worden bezocht; die is hier nog te zien.]

Oude angsten

Haar zinnen maakt ze nog zelden af, en ze praat zacht. Meestal komt er weinig meer dan wat flarden uit haar mond, een gebroken ketting van woorden.

‘…zo bang…’

Ze knijpt krampachtig in mijn hand, haar knokkels worden er wit van. Met mijn vrije hand streel ik haar arm.

‘Kun je me vertellen waar je bang voor bent?’ vraag ik. Ze kijkt me niet-begrijpend aan. Die zin is te ingewikkeld. Nieuwe poging. ‘Waar ben je bang voor?’

‘Dat ik…’ Haar stem stokt, ze snikt kort, haalt oppervlakkig adem. ‘Dat ik … verkeerd doe.’

‘Wat doe je dan verkeerd?

‘Weet niet.’

Even later heeft ze het over ‘slaan’. Dan: ‘slagen’.

Ineens gaat me een licht op. ‘Ben je bang voor je vader?’ vraag ik.

Ze kijkt me aan en knikt.

Haar vader is ruim veertig jaar dood, misschien al vijftig jaar. Jo Stolk was een arrogante, bombastische man die zijn vrouw bedroog en het huishouden tiranniseerde. Hij jatte het vlees van mijn moeders bord, prikte met een vork in haar arm als ze hem tegensprak, sloeg meerdere Spaanse rietjes kapot op haar rug en haar billen, sloot haar op in de bezemkast en zette haar een keer in de winter ’s nachts op straat, terwijl ze niet meer aanhad dan ondergoed en een dun jasje.

‘Och meisje toch,’ zeg ik tegen haar. ‘Weet je: hij mag hier niet binnenkomen. Ik zal de zusters waarschuwen dat ze je vader nooit mogen binnenlaten. We zullen je beschermen.’

Ze knijpt in mijn hand. Even later loop ik naar de verpleging om ze te zeggen dat mijn moeders angst, tenminste soms, haar dode vader geldt. Iemand maakt subiet een aantekening in haar dossier: ‘Tegen mevrouw zeggen dat haar vader hier niet kan komen.’

Even later stijgt de paniek weer. ‘Wat moet ik nou,’ mompelt ze verslagen.

‘Volhouden,’ zeg ik, ‘en veel toetjes eten.’ Ze is tegenwoordig dol op toetjes.

‘Dat is toch duur!’ zegt ze, bijna verontwaardigd, met wat voor haar doen een volzin is.

‘Ik betaal,’ stel ik haar gerust. ‘Heus, ik verdien genoeg voor extra toetjes.’ Ze moet lachen.

De volgende dag zit ze vast in een akelige groef. Ze zegt weinig anders dan ‘Ik wil naar huis’ en ‘Ik wil hier weg’, afgewisseld met kort gesnik. Met haar rechtervoet schuift ze dwangmatig over de vloer. Wil-weg (snik) naar-huis (schuif).

Na een kwartiertje geven mijn vader en ik het op, we dringen niet tot haar door, en onze aanwezigheid lijkt haar alleen maar ongelukkiger te maken. Als we buiten staan, zegt mijn vader: ‘Ik weet me soms geen raad.’

Ze wil dood, weten we. Maar dat mag niet, dat kan niet. Ze heeft euthanasiepapieren, maar ze heeft niets getekend dat van toepassing is bij dementie. Ze kan haar wil niet meer kenbaar maken, behalve met gesnik of met wanhoop.

Nooit geweten dat je iemand van wie je houdt, zo innig de dood kan toewensen.

[Beeld: PicRepo, public domain]

‘We zijn er klaar mee’

Logo van Facebook-groep‘We zijn er nu wel klaar mee, met dat virus,’ zei ene Henk. Hij was een van de circa 500 mensen die vorige maand een nachtelijke rave in het Amsterdamse Bos hielden. Afgelopen weekend was daar weer zo’n feest. Ditmaal hadden ze een muziekinstallatie, er was lachgas te koop, en ze hadden entree betaald. Ze hielden geen afstand tot elkaar, en droegen uiteraard geen mondmaskers. Beide keren brak de politie het feestje op, en beide keren slingerde die helaas niemand op de bon.

Er is inmiddels een Facebook-groep opgericht die datzelfde motto als naam draagt: ‘We zijn er klaar mee’. Het is een groep barstensvol complottheorieën: Rutte liegt over het virus, zo beweert de banner die die groep siert, en er staan berichten met titels als ‘There is no pandemic’ en ‘Alleen samen kunnen wij corona leugens verslaan’.

Voor hen hoeft het niet meer, al die bescherming en al die voorzorgsmaatregelen. Ze zijn er he-le-maal klaar mee. Ach ja, Je hebt al tien keer een condoom gebruikt toen je met iemand neukte en steeds opnieuw bleek er niets mis te gaan: geen soa opgedaan, niemand zwanger geworden. Volkomen logisch dat je nu wel ‘klaar’ bent met die condooms. Hoppa, weg met al die bescherming. Hoog tijd voor het vrije leven!

Groepen Nederlandse jongeren met eenzelfde ‘fiere’ inzet teisteren ook het Portugese Albufeira en het Belgische Knokke. Ze zochten zelfs de confrontatie met de politie ter plaatse. Die wist gelukkig wel raad met ze, en deelde boetes en nachten in het cachot uit. Dat ontlokte een van de feestgangers een schaamteloze verklaring: ‘Weet je, het is gewoon racisme, die Belgen haten ons,’ wist ene Bart, die de Volkskrant genadiglijk te woord stond. (Bart wilde niet op de foto, ‘omdat hij later nog “bedrijven en aandelen” van zijn familie moet overnemen’.) Bart beweerde met droge ogen: ‘Die agenten van ze meppen gewoon met knuppels op ons in. Natuurlijk ga je dan als Nederlander voor je eigen volk opkomen.’

Bart grijpt elk excuus aan, hoe flinterdun ook. Bart speelt zelfs de racismekaart. Het kwam geen seconde bij Bart op dat regels ook voor hem gelden, want hij wilde graag feest vieren en is met een gouden lepel in zijn bek geboren. Evenmin als Bart kennelijk bedacht dat hij – mocht hij besmet raken – misschien zelf geen grote kans liep eraan dood te gaan, maar zijn ouders wel. Ach soit: dan vielen die aandelen hem gewoon wat eerder toe.

Het egoïsme is stuitend. ‘Ik heb last van de regels, dus fuck it: ik houd me er niet aan.’ De rest kan stikken, desnoods letterlijk, wegens fatale ademhalingsproblemen.

Intussen stijgt het aantal besmettingen in de Verenigde Staten angstaanjagend. Daar komen er nu elke dag zo’n 60.000 mensen bij, en bedraagt het dodental liefst een kwart van alle geregistreerde coronadoden ter wereld.  Want ook in de VS waren ze he-le-maal klaar met dat virus, zodat gouverneurs alle voorzorgsmaatregelen afschaften. You only live once, toch?