Reünie

Een paar weken geleden hoorde ik dat er een reünie was van mijn middelbare school, de Van der Waals Scholengemeenschap. Ik viel net buiten de jaargangen voor wie de reünie was bedoeld, maar na een paar mailtjes van hele (ha Marcelle) en halve (dag Rik) bekenden, heb ik me toch opgegeven.

Vanmiddag troffen we elkaar ergens bij een uitspanning langs de Provincialeweg, wat op zich al een trip down memory lane was: die route fietste ik indertijd geregeld van huis (Weesp) naar school (Amsterdam Oost). Het was raar, het was leuk, zoals bij reünies hoort: allerlei mensen wiens gezicht je vaag bekend voorkwam en mensen wier naam je bekend voorkwam – alleen zelden beiden tegelijk. En als je je ogen half dicht deed en door je wimpers tuurde, herkende je ineens een stuk meer. Of soms, als iemand lachte, wist je ineens als bij toverslag: ‘Oh ja JIJ!’

Soms keek ik even om me heen. Allemaal vijftigers, me bijna allemaal onbekend; met sommigen had ik een paar jaar school gedeeld. De mensen met wie het erg beroerd is gelopen waren er vanzelf niet – wie al te ziek is, in de goot is beland, of dood, komt vanzelf niet op een reünie – dus het beeld was vast erg vertekend. Maar toch dacht ik: die school, die was bepaald zo slecht nog niet.

Nanotech

Stel je ‘s één centimeter voor. Dat is een honderdste van een meter. Eén millimeter: een duizendste van een meter. Kleiner, nog kleiner, nóg kleiner: dan zijn we bij de nanometer. Je hebt er een miljard nodig om tot een hele meter te komen. Op die piepkleine schaal speelt zich de komende revolutie in de geneeskunde af: nanotechnologie.

We kunnen genetische structuren steeds preciezer uiteenrafelen en steeds kleinere structuren bouwen of nabouwen. Tegenwoordig snappen we ook steeds meer dat biologische processen eigenlijk een soort informatie-uitwisseling op celniveau zijn; en informatie kun je veranderen of manipuleren. Bijvoorbeeld door een informatiestroom te onderbreken of om te leiden, door ergens informatie bij te stoppen of die er juist uit weg te knippen, enzovoorts. We kunnen inmiddels daadwerkelijk genetische bouwblokken ontwerpen, genetisch materiaal aanpassen en biologische informatie onderscheppen en veranderen – allemaal nog heel beperkt, maar de ontwikkelingen gaan hard.

Je kunt bijvoorbeeld hele kleine computerchipjes maken, van zo’n 100 nano groot (oftewel een tienmiljoenste meter) die een compleet laboratorium aan boord hebben. Zo’n nanochip kun je inslikken of injecteren, en dat ding gaat dan geprogrammeerd op zoek naar speciale enzymen in je lichaam en kan zichzelf daar vervolgens aan binden, en daardoor de werking van die enzymen veranderen. Op die manier kunnen we, zo hoopt men tenminste, in de toekomst sommige ziektes aan de bron aanpakken.

Nanochips kunnen ook worden ingezet als stille verspieders. Als ze behalve met een minilaboratorium ook worden uitgerust met piepkleine zendertjes, kunnen ze de buitenwereld waarschuwen als ze specifieke biomarkers in iemands lichaam aantreffen – biomarkers die aangeven dat er een ziekte in aanbouw is, nog voordat die zich echt heeft gemanifesteerd. Je moet je voorstellen dat zo’n inwendige nanochip in dat geval contact zoekt met je mobieltje en van daaruit een rapport naar jou en je huisarts stuurt, zodat iedereen wordt gewaarschuwd voor het naderende gevaar en je tijdig kunt ingrijpen. Ze bestaan nog niet, zulke chips, maar er wordt hard aan gewerkt.

Eigenlijk zouden we er daarom nu al met ons allen over moeten nadenken. Het lijkt prachtige techniek en een mooie toekomstdroom, maar er zitten ook lastige kanten aan. Het is bijvoorbeeld de vraag of ziekte zich wel zo eenduidig ontwikkelt als nanotechnici doen voorkomen. De meeste loslopende kankercellen worden gewoon door het lichaam zelf opgeruimd en leiden nooit tot een tumor. Eigenlijk heeft iedereen altijd wel een béétje kanker. Dan is het de vraag of je altijd maar meteen moet ingrijpen, en ook: of dat steeds meteen ingrijpen niet zelf weer iets akeligs teweeg brengt in een lichaam.

We zouden ons moeten afvragen wat een dergelijke voortdurende monitoring zal doen met ons idee van ziekte en gezondheid. Gaan we ons lichaam wellicht beschouwen als permanent potentieel ziek? Vinden we inderdaad dat alle ziektes altijd voorkomen moeten worden? Gaan we raar aankijken tegen mensen die hun lichaam niet continue in de gaten willen houden? Mogen zij zich dan bijvoorbeeld nog wel verzekeren? Zou zulke monitoring verplicht gesteld kunnen worden?

Ook moeten we fluks gaan nadenken over beveiliging. Als nanochipjes signalen kunnen verzenden en ontvangen, is het zaak ze goed te beveiligen. Je wilt niet dat jouw chip door onbevoegden wordt uitgelezen, of erger: dat onbevoegden met je chipje kunnen knoeien. Dat iemand je website of je mail hackt is tot daar aan toe, maar de gedachte dat scriptkiddies met andermans nanochips kunnen rotzooien is voer voor nachtmerries.

Britannia rules

In Engeland is zojuist een coalitieregering aangetreden van de Conservatieven en de LibDems. Vice-premier Nick Clegg hield afgelopen woensdag zijn eerste grote toespraak en kondigde een indrukwekkende reeks initiatieven aan. Dat hij de kieswet wil herzien was te verwachten: de LibDems lijden al lang onder het districtenstelsel, waarbij alleen de stemmen tellen die naar de grootste partij gaan.

Onverwacht kondigde Clegg tevens een serie plannen aan om, zoals de Volkskrant hem samenvat, “de erfenis van Labour te ontmantelen op het gebied van burgerlijke vrijheden en overheidsbemoeienis. Volgens zowel Conservatieven als LibDems is het land veranderd in een Big Brother-staat.” De lijst die op de schop gaat is imposant:

  • Labours miljardenplan om een identiteitskaart voor alle Britten in te voeren, gaat in de prullenbak;
  • De aanleg van een centrale database voor alle Britten is van de baan;
  • De databank waarin alle Britse kinderen zouden worden opgenomen (vergelijkbaar met ons EKD), gaat niet door;
  • Er komt geen nieuwe generatie biometrisch paspoorten;
  • Onschuldige Britten hoeven niet langer te vrezen dat hun dna voor onbepaalde tijd wordt opgeslagen in een databank;
  • Er komen restricties aan het bewaren van internetgegevens van burgers (de bewaarplicht);
  • De miljoenen beveiligingscamera’s worden beter gereguleerd.

Wow. Dat is geweldig: Engeland geeft burgers (een deel) van hun rechten terug en beperkt de surveillancestaat. ik wou wel dat wij zulke LibDems hadden…

Uit dit rijtje valt tevens op te maken dat minder surveillance en meer burgerrechten een fikse bezuiniging opleveren. Ideetje voor onze politieke partijen?

Wie is U?

Het vijfde deel in de serie ‘The Next Ten Years’ is uit: ‘Wie is U? Identiteit, privacy & politiek’. De vijf essays in het boek proberen privacy op een nieuwe manier te bekijken. Hoe heeft technologie – bijvoorbeeld de telefoon – ons idee van relaties en netwerken veranderd? Wat doet de wetenschap dat we alles kunnen opzoeken met ons? Wat betekent het dat bedrijven en instanties zowat al onze gedragingen en bewegingen opslaan?

Morgen (20 mei) verschijnt de bundel Wie is U? Identiteit, privacy & politiek. Het boek is het 5e deel van The Next Ten Years uit, een serie boekjes die ik voor XS4all maak. De serie belicht hoe technologische en maatschappelijke ontwikkelingen op elkaar inwerken, en zo onze wereld veranderen.

Details:

Wie is U? Identiteit, privacy & politiek – Nijgh & Van Ditmar – Amsterdam, mei 2010 – 80 pagina’s – 5 euro – ISBN: 978-90-388-9095-1
Auteurs: Egbert Dommering / Bart Jacobs / Karin Spaink / Dirk van Weelden

Bestellen:

AkoBol.comBrunaVan Stockum

Achterflap:

We laten overal digitale sporen achter. Dat gebeurt soms vrijwillig, maar vaak ook zonder dat we er weet van hebben. De gegevens en sporen die we achterlaten, beïnvloeden ons leven: ze kleuren hoe anderen tegen ons aankijken, ze maken dat we een gewilde klant zijn of bedrijven ons juist schuwen, ze maken ons verdacht of pleiten ons vrij – terecht of niet. Tegelijkertijd vertellen mensen graag over zichzelf op internet, omdat ze daar iets voor terugkrijgen. Het stelt ze in staat kennis en interesses te delen, contacten op te doen, hun netwerk te onderhouden en uit te bouwen.

Terwijl de scheiding tussen persoonlijk en publiek vervaagt, lijkt het debat over privacy – dat vooral de verhouding tussen burgers en de staat regelt – stilletjes te zijn verdwenen. Wij worden transparant voor de staat. Maar is voor ons ook transparant wat de staat met onze gegevens doet?

Privacy is een pasmunt geworden, iets dat je inlevert in ruil voor veiligheid of korting op je boodschappen. Waarom roepen we om het hardst dat we niets hebben te verbergen? Van wie zijn onze persoonsgegevens eigenlijk? Wat kan een ander ermee doen? Bent u nog wie u vijf jaar geleden was? Veranderen communicatiemiddelen onszelf, maken ze ons tot andere mensen? Wie zijn we eigenlijk?

Korte inhoud:

De sociale geschiedenis van de telefoon – die in dit boek door Karin Spaink voor het eerst wordt beschreven – illustreert prachtig hoe maatschappij en technologie elkaar beïnvloeden en ons veranderen. De telefoon verhuisde van een koude gang naar de woon- en slaapkamer; met elke nieuwe ruimte die hij veroverde, werden de gesprekken die we ermee voerden persoonlijker. Tegenwoordig nemen we die privésfeer overal mee naartoe, in onze jaszak, en ontwikkelt zich via sociale netwerksites een nieuw maatschappelijk middenveld. Wat doen die draagbare, ons overal vergezellende relaties met ons gevoel voor privacy en met de publieke en politieke ruimte? Is het niet vreemd dat een paar bedrijven kunnen vaststellen wat wel en niet geoorloofd is in dit nieuwe maatschappelijke platform?

Dirk van Weelden beschrijft hoe privacy een pasmunt is geworden: wie informatie over zichzelf prijsgeeft, ontvangt in ruil daarvoor meer – en beter – op maat gesneden informatie terug. Maar informatie die we onbewust achterlaten, zoals ons surf- en klikgedrag, blijkt ook te worden vastgelegd en benut. Is het geen beklemmend idee, vraagt Van Weelden zich af dat alles wat we online doen door bedrijven wordt uitgebaat en bijna verwordt tot onbetaalde arbeid? Hoewel hij voorziet dat de ‘verstikkende ontwikkeling waarin steeds meer vrije, loze, vage tijd en inspanning wordt uitgebaat’ aan een limiet onderhevig is, is hij daar niet gerust op. Zeker niet nu de overheid eenzelfde registratiedrang lijkt te willen hanteren.

In een bij vlagen sardonisch stuk schetst Egbert Dommering hoe in welke mate technologie tot onze natuurlijke habitat is geworden. Wie zouden we nog zijn zonder internet? Als een mens zonder eigenschappen dwalen we door het ICT-woud: de kieswijzer moet ons vertellen op welke partij we moeten stemmen, Google Maps of TomTom vertellen ons waar we zijn en hoe we kunnen komen waar we willen wezen, zoekmachines moeten het antwoord op onze vragen te geven. Ondertussen laten we overal onze digitale sporen achter, en ontwikkelt zich een technologie die straks ook in ons lichaam komt te huizen.

Bart Jacobs rekent af met een groot misverstand over privacy (‘we zetten toch zélf alles op Hyves en Facebook?’) door te wijzen op het verschil tussen vrijwillig verstrekte informatie enerzijds en afgedwongen informatie anderzijds. Maar zelfs bij vrijwillig verstrekte informatie weten we eigenlijk niet goed wat anderen ermee doen. Jacobs pleit voor grotere openheid daarover, en werkt die gedachte ook politiek uit: nu de controlestaat een feit is, kunnen we maar beter snel gaan ijveren voor een controle-controlestaat: duidelijkheid eisen over wie wat met welke informatie doet.

In het slotstuk zet Karin Spaink uiteen wat datalekken zijn: dezelfde bedrijven die links en rechts onze gegevens verzamelen en bewerken gaan daar vaak slordig mee om, zodat ze op straat komen te liggen. Maar als onze gegevens zo interessant zijn, hebben de vergaarders die beter te beschermen. Temeer daar die gegevens feitelijk niet van hen zijn maar van ons, en wij door hun blunders het risico lopen op identiteitsdiefstal. Spaink pleit voor een uitgebreide meldplicht voor datalekken, boetes op het lekken van gegevens en een premie op het vinden van datalekken. Maar vooral pleit ze voor de invoering van datahygiëne en voor spaarzaam bewaren.

OV-chip website lek

En weer een lek rondom de OV-chipkaart… De site Ervaar het OV wil mensen aanzetten een op naam gestelde OV-kaart te nemen, en biedt daartoe kortingen en aanbiedingen. Inmiddels hebben zich ruim 168.000 mensen aangemeld via de site.

En die blijkt lek. Met een eenvoudige MySQL-inject kun je de gegevens van die 168.000 mensen ophalen, maar ook veranderen. Het gaat om hun naam, adres, geboortedatum, e-mail adres, telefoonnnummer, en waarschijnlijk ook om hun paspoortnummer en de wijze waarop ze hebben betaald. Het lek heeft maandenlang bestaan.

De site is, nadat Webwereld hen over het lek informeerde, uit de lucht gehaald. De OV-chipkaart wordt de komende maanden in een aantal nieuwe regio’s in NL verplicht gesteld voor wie met het OV wil reizen; de SP is van plan – nu er voor de zoveelste keer een lek is vastgesteld rondom die OV-chipkaart – een motie in te dienen om de boel te bevriezen.

Digitale stemwijzer

Bits of Freedom heeft een stemwijzer gemaakt waarin de politieke partijen aan de hand van negen verschillende onderwerpen worden beoordeeld op hun digitale vrijheidsgehalte. BOF keek daarbij onder meer naar hun opvattingen over het auteursrecht, internettoegang, databankbeveiliging, surveillance en rechtsbescherming.

De partijen kunnen rood, oranje of groen scoren. Er zijn maar twee partijen die op groen uitkomen: GroenLinks en D66. CDA, CU, PVV, SGP en TON scoren rood; PvdA, Partij voor de Dieren, SP en VVD oranje. De digitale stemwijzer kun je hier bekijken, en hier geeft BOF een toelichting op haar werkwijze.

Mam !?!

Vanavond was andere Karin hier. We hebben een inmiddels jarenlange traditie van ‘s zondags ons leven bijpraten en daarna samen een serie bekijken: van Expeditie Robinson tot alle seizoenen van Sex & The City. Vanavond hebben we de laatste afleveringen van Gooische vrouwen gezien. Geweldige serie: geestig, soms hilarisch, slim, goed geacteerd en bij vlagen buitengewoon dapper. Ik ben door die serie ineens een fan van Linda de Mol geworden.

We lagen op bed en keken tv. Max hield ons gezelschap en beet af en toe in mijn tenen, of joeg op haar staart terwijl ze zich vastklauwde in mijn heup. Toen andere Karin en ik besloten dat we vanavond na ons vaste rantsoen van twee afleveringen toch ook maar de laatste twee erdoorheen zouden jassen, haalde ik een pak zoutjes voor erbij. Max viel begerig aan op de Japanse mix en ik moest haar herhaaldelijk bij haar nekvel verwijderen. Er was amper houden aan: ‘Must…. have…!’

Kort daarna moest ik naar de wc en toen ik terugkwam, meldde andere Karin dat Max subiet haar belangstelling voor de Japanse mix verloor nadat ik de kamer had verlaten. En ze had al eerder gemerkt dat Max mijn tenen buitengewoon interessant vond, terwijl ze die van haar amper een blik waardig keurde. En dat Max meteen van bed sprong als ik even iets moest pakken ofzo. Max volgt me, in alles.

Ah, snapte ik toen. Andere Karin maakte het me duidelijk. Het is geen honger of begerigheid die maakt dat Max mijn eten wil hebben. Max wil doen wat ik doe. Ze wil mijn aandacht, niet mijn eten. Ik heb een aandachtsmonster in huis, een kitten die mij als maatstaf heeft genomen, een diertje voor wie ik plaatsvervangend moeder ben. Fuck: alsnog in de val gelopen :) En ook: wat ontzettend vertederend…

Meisje Max

Als Max iets wil, zal ze dat laten merken ook: resistance is rather futile. Michael moet nog steeds weinig van haar hebben, maar Max blijft buitengewoon geïnteresseerd in Michael. Soms laat ik haar in de keuken of Michael eruit, in de hoop dat ze zo wat wennen. Max hupst dan gewoonlijk op Michael af en vlijt zich tegen hem aan, Michael snuffelt wat en loopt dan geërgerd weg.

Laatst had Michael zich gebelgd op de keukenstoel teruggetrokken. Die stoel is hoog, hij was ooit bedoeld opdat ik zittend dingen bij het aanrecht kon doen; juist de hoogte ervan maakte dat Michael jaren geleden besloot de stoel in bezit te nemen. Tussen hem en Tweety was de stoel altijd Michaels buut-vrij: de plek waar geen kat hem meer lastig viel.

Max wou naar Michael en dus op de stoel, die voor haar (nu nog) te hoog was om erop te kunnen springen. ‘Als je slim bent,’ dacht ik, ‘klim je eerst in in mijn been en spring je dan op die stoel.’ Max bleek slim.

Rits-rats omhoog ging ze, nog een klein sprongetje zijwaarts. Hopla: doel bereikt! Michael was geloof ik vooral verbouwereerd en Max ging neutraal de andere kant op zitten kijken: ‘Goh wat woon je hier leuk! Oh let vooral niet op mij, hoor.’ Michael snuffelde, en gaf toen tot mijn verbazing een paar likjes over Max d’r hoofd. Het ging niet van harte, ‘t was meer een instinct dat ongewild de kop opstak. Iets later gaf Michael Max een mep en toen donderde die kleine de keukenstoel af. Maar inmiddels kan ze d’r al helemaal zelf op klimmen.

Met eten betoont ze zich een enorme dwingeland. Er staat altijd droogvoer, dus honger heeft ze nooit. Maar zodra ze kaas of rosbief ruikt – mijn favoriete soorten broodbeleg – zet ze een enorme keel op en is ze haast niet te houden. Die kleine met één hand van mijn bord wegduwen en met mijn andere hand eten is nog een heel gevecht, zodat ik serieus overweeg haar in zulke gevallen voorlopig in de badkamer op te sluiten. Mijn eigen eten moeten verdedigen tegen zo’n opdondertje gaat wat ver, en alles wat ze nu leert krijg ik er later niet meer uit. Beter nu iets strenger zijn dan ik wil en later de teugels wat laten vieren.

(Michael blèrde vroeger ook zo als-ie eten kreeg en schrokte vervolgens alles in noodtempo op. Dat zal een gevolg van z’n zwerversverleden zijn geweest: een straatkat weet nooit wanneer-ie weer iets eetbaars vindt. Gaandeweg heeft Michael geleerd erop te vertrouwen dat er een gestage aanvoer van eten is: hij schreeuwt nu aanzienlijk zachter en eet in een normaler tempo.)

Ze dribbelt soms als een hondje achter me aan, legt d’r kopje vertederend op mijn arm, of kijkt me ineens met van lekkerte toegeknepen oogjes aan en zet haar snormachine daarbij in de luidste stand. Ze kan ook heel aandoenlijk over het bed hupsen of er een staart vinden (hier op Youtube) en om te bewijzen dat ze niet van de straat is, luistert ze gefascineerd naar een politiek debat over kernwapenreductie (hier op Youtube). Kortom, Max windt me met allure om haar voorpoot.

Bewaarplicht getoetst

Bits of Freedom heeft goed nieuws: de bewaarplicht wordt dan toch eindelijk getoetst door het Europees Hof.

De volgende fase in het terugdraaien van de controversiële bewaarplicht bel- en internetgegevens is een feit. Na een uitspraak van de Ierse hoogste rechter op 6 mei 2010, zal het Europese Hof van Justitie zich moeten buigen over de verenigbaarheid van de Europese richtlijn bewaarplicht met onze fundamentele rechten en vrijheden, zoals het recht op privacy. Als het Europese Hof de breed gedragen kritiek op de bewaarplicht van rechters en experts overneemt, vervalt de bezopen verplichting voor telecombedrijven om het bel- en internetgedrag van alle Europeanen een jaar lang te monitoren.

Digital Rights Ireland, de Ierse collega van Bits of Freedom, boekt met de doorverwijzing een belangrijk succes. In Duitsland, Roemenië en Bulgarije is de bewaarplicht al ongrondwettig verklaard. In tegenstelling tot deze landen kent Nederland geen Constitutioneel Hof. Daarom is de toetsing van wetten aan de fundamentele rechten bij ons moeilijk te realiseren. Maar als het Europese Hof van Justitie in Luxemburg de richtlijn strijdig met onze grondrechten verklaart, worden alle Europeanen in een klap verlost van de richtlijn bewaarplicht.

Met de rechterlijke uitspraken en alle kritiek van experts wordt de druk op de controversiële bewaarplicht opgevoerd. Dat momentum is hard nodig, aangezien de bewaarplicht in september 2010 wordt geëvalueerd in Brussel. Eurocommissaris Viviane Reding kondigde al aan de richtlijn volledig te willen heroverwegen, dat is alvast een goed teken. Het torpederen van de bewaarplicht is namelijk van groot belang voor onze digitale vrijheid. De Duitse rechters omschreven de bewaarplicht namelijk als ‘een bijzonder zware inbreuk [op het communicatiegeheim] van een omvang, die de rechtsorde tot nu toe niet kent’ (§210).

Wat nu? De volgende stap is de precieze formulering van de Ierse vragen aan het Europese Hof. Die vragen worden binnenkort verwacht. Bits of Freedom blijft verslag uitbrengen van de ontwikkelingen, en zal er samen met haar Europese collega’s alles aan doen om de bewaarplicht te torpederen. Of dat nu in Luxemburg of in Brussel moet gebeuren.

Fnuikende automatisering

Of ze waarlijk standhouden valt nog te bezien – vooral leden van de regeringspartijen krijgen als ’t erop aankomt nogal eens slappe knieën – maar het heeft er alle schijn van dat de Eerste Kamer over drie weken tegen de verplichte invoering van het elektronisch patiëntendossier (EPD) zal stemmen. Gelukkig maar: dat EPD is een geldverslindend gedrocht en een angstwekkende toonzetter.

Medische gegevens horen met grote zorgvuldigheid te worden omgeven. Niet iedereen mag ze inzien, juist omdat ze vaak intens persoonlijk zijn en het bekend raken ervan flinke repercussies kan hebben voor de betrokken patiënten. Alle gegevens erin horen bovendien correct te zijn: anders word je verkeerde been afgezet, krijg je een te hoge dosis chemo of worden riskante allergieën over het hoofd gezien.

Met het EPD in de huidige vorm is zowat alles mis. De toegang ertoe is buitengewoon grofmazig: het volstaat om arts te zijn. Medisch personeel had vroeger alleen toegang op basis van need to know: de dossiers van je eigen patiënten kon je uiteraard inzien en aanpassen, maar bij elk ander moest je de gegevens via de behandelend arts opvragen en moest je de uitdrukkelijke toestemming van de betreffende patiënt hebben. Had je die toestemming niet, dan kon je naar zo’n dossier fluiten.

Het EPD doet het precies andersom: alle medici hebben per definitie toegang tot ieders gegevens, ongeacht of je hun patiënt bent of niet. Of die algemene autorisatie terecht wordt gebruikt, wordt pas achteraf gecontroleerd, en dan alleen op incidentele basis. Die aanpak betekent een tersluikse, volledige omkering van het principe achter het medisch geheim: van ‘nee, tenzij’ naar ‘het zal wel goed zijn, totdat er een klacht ligt’. Zelfs de gegevens van mensen die het ministerie van Volksgezondheid per brief te kennen hebben gegeven niet in het EPD te willen worden opgenomen, blijken desondanks eenvoudig opvraagbaar te zijn.

Wat het EPD echt tot een rampgebied maakt, is dat de computersystemen van huisartsenpraktijken, apothekers en ziekenhuizen vaak slecht beveiligd zijn. Zo’n netwerk valt geregeld om: ineens kan niemand meer bij noodzakelijke gegevens, terwijl de hele exercitie nu juist was bedoeld om uitwisseling te vergemakkelijken. Het is al verschillende keren gebeurd dat hele poliklinieken in het ongerede raakten en patiënten de deur moesten wijzen omdat de computers een virus hadden. Of hackers verschaffen zich toegang tot zo’n systeem, en kunnen patiëntengegevens niet alleen lezen en kopiëren, maar ook veranderen. (Wilt u zich laten behandelen op basis van gegevens waar scriptkiddies mee hebben gespeeld? Ik niet.)

De leden van de Eerste Kamer maken zich vooral zorgen over de kosten van het EPD. Die zijn inderdaad niet onaanzienlijk, maar als de zorg daardoor zou verbeteren, is dat wellicht een acceptabele prijs. Er zijn andere, veel belangrijker bezwaren. De noodzaak van geheimhouding, tot afgeschermde en op voorhand beperkte toegang en van de zuiverheid van gegevens in het EPD zijn geen van allen gewaarborgd. Sterker, zulke cruciale criteria hebben nooit meegespeeld in het ontwerp van het systeem.

Die nalatigheid is desastreus. Want daarmee holt de overheid niet alleen ons vertrouwen uit in de geneeskunde, in onze eigen artsen, in de behandelingen die ze ons voorstellen en in het medisch geheim. Het effect is veel breder. Als zelfs ons medisch reilen en zeilen op zo weinig bescherming en zorgvuldigheid kan rekenen zodra het om automatisering gaat, betekent dat dat andere terreinen helemaal vrij schieten worden.