Informatie overload

Op een conferentie eerder deze week meldde Eric Schmidt, een van de bazen bij Google, dat we momenteel elke twee dagen evenveel informatie produceren als sinds het begin der tijden tot aan het jaar 2003.

Laat die even op u inwerken.

Denk aan alles wat er in de pakweg afgelopen dertig eeuwen is geschreven aan boeken, pamfletten, brieven, kattebelletjes, beleidsnota’s, dagboeken, rapporten, boodschappenbriefjes, nota’s, jaarverslagen, liefdesbrieven, naslagwerken, en wat al niet. Stel u die immense stapels papier voor. En bedenk dan dat we tegenwoordig elke twee dagen nog eens die omvang produceren (zij het nu meestal digitaaal), in de vorm van blogs, mails, foto’s, sms’jes, tweets, nieuws, Facebookverkeer, Wikileaksdocumenten en godweetwatal.

Geen wonder dat we allemaal steeds harder zoeken naar manieren om informatie te filteren. (Omgekeerd maakt die filtering dat we steeds meer informatie tot ons kunnen nemen, en derhalve ook weer meer informatie produceren. (Daar is dit bericht een goed voorbeeld van.))

We produceren momenteel – volgens Google – vijf exabyte per twee dagen. Een exabyte is een 1 met 18 nullen erachter: 1.000.000.000.000.000.000 bytes. Wikipedia heeft een iets lagere schatting, nou ja, wat heet dan nog ‘lager’. Dat meldt namelijk: ‘As of March 2010, the global monthly Internet traffic is estimated to be 21 exabytes.’

EenVandaag

Update 1: De uitzending is vanavond (dinsdag 3 augustus), Ned1, 18:15 – 18:40.
Update 2: Hier is de link naar de uitzending. Het item begint iets voor de helft. En Max zit er uitgebreid in, die klom steeds maar op schoot, zodat de interviewers zich daar maar bij neerlegden :)

Morgen – vrijdag 30 juli – zit ik in Eenvandaag: Ned. 1, vanaf 18:14. (Iedereen houdt altijd een slag om de arm want als er iets groots gebeurt, vervallen geplande items geregeld.) Het item gaat over de vraag of ‘positief denken’ nu helpt om van kanker (of andere akelige ziektes) te genezen.

Dit naar aanleiding van een artikel laatst in de Volkskrant, waar enige commotie over ontstond: dr. Honig zei in zijn oratie dat optimisme genezing bevorderde en dat ‘vechters’ een betere overlevingskans hadden. Nou had-ie het niet zo heel scherp gezegd en was de interviewer wat al te voortvarend geweest, maar goed. Sanne Breukink schreef een repliek in de Volkskrant, en zij zit – net als Honig zelf, Maarten van der Weijden en ik – in de uitzending.

Schrijfster, schrijvend

De laatste weken staan hier minder nieuwe stukken dan normaal; dat zal ook de komende weken het geval zijn. Dat betekent niet dat ik niet schrijf. Integendeel: ik ben aan een nieuw boek begonnen. De maanden juli en augustus heb ik uitgetrokken om daar een flink begin mee te maken, en eind van dit jaar hoop ik de eerste versie af te hebben. IJs & weder enzo verschijnt het boek dan in mei of juni volgend jaar.

Ik werk aan een boek over de geschiedenis van Hack-Tic en XS4all, en dus over het ontstaan van het publieke internet in Nederland. Het boek zal waarschijnlijk de periode 1986 – 2000 bestrijken. Ik weet nog niet precies waar het ophoudt, maar ik vertrouw erop dat ik daar tijdens het schrijven wel achterkom.

In 2006 ben ik begonnen met de research voor het boek. Ik heb inmiddels tientallen mensen geïnterviewd, veel oude tijdschrijften en boeken gespeld, en alles in een wiki gestopt zodat ik het verzamelde materiaal makkelijk en op verschillende manieren kan benaderen. En nu ben ik dan eindelijk aan het schrijven. Het is een enorme klus, en ook vreselijk leuk. Tijdens het schrijven ontdek ik steeds weer allerlei dingen die nog beter uitgezocht dienen te worden, maar ook merk ik dat ik de grote lijnen inmiddels in mijn hoofd heb. Maar uitzoeken en daar precies in zijn is erg belangrijk. Als ik een boek schrijf met daarin mijn eigen ideeën mag ik gerust ‘s kort door de bocht zijn, maar nu is ‘t de bedoeling dat ik andermans ideeën en activiteiten beschrijf, en dan moet dat accuraat zijn. Check, check & double check.

Het schrijven gaat gelukkig voorspoedig: inmiddels heb zo’n 8000 woorden staan, en ze staan goed – als een huis, al zeg ik het zelf. Het gaat echter een dik boek worden, ik schat ruim 300 pagina’s, dus ik heb nog wel wat te gaan… Ik denk dat ik uiteindelijk op 80.000 woorden uitkom (ter vergelijking: Vallende vrouw heeft 44.000 woorden). Uiteraard wordt het boek rijk geïllustreerd: niks is zo leuk als een contemporaine geschiedenis met veel plaatjes :)

Geloof in genezing

Een belangrijke voedingsbodem voor de alternatieve sector is de kritiek op de reguliere geneeskunde. De ‘gewone’ geneeskunde zou te beperkt zijn, heeft een veel te technische blik, levert te weinig op, zit volkomen verstrikt in haar eigen aannames, weigert buiten de deur te kijken, wil ‘frisse’ ideeën niet serieus nemen et cetera. Bovendien – en dat is het meest valse verwijt – zou de reguliere geneeskunde een financieel belang bij haar eigen instandhouding hebben, en dus bij de uitsluiting van ‘nieuwe’ behandelingen.

Zulke kritiek is zwaar overtrokken en bovendien paradoxaal. Want zodra hen iets scheelt dat zich als ernstig voordoet, willen de meeste mensen juist niets liever dan dat artsen en specialisten hun hele repertoire aan technisch vernuft inzetten om hen van die klacht te verlossen, en worden ze boos als een arts een therapie of medicijn afraadt.

Niettemin slaat zulke kritiek aan. Ongeveer één op de vijf mensen die een arts bezoeken, raadpleegt daarnaast ook het alternatieve circuit. De verkoop van homeopathische middelen stijgt elk jaar, en daarmee behoort deze nep-tak van de farmaceutische industrie tot de snelst groeiende.
Zonder nu een blind vertrouwen in de reguliere geneeskunde te willen bepleiten: het repertoire van medici is het resultaat van uitgebreid fundamenteel en empirisch onderzoek, wordt in de praktijk beproefd en onderling getoetst, en is onderwerp van wetenschappelijk en maatschappelijk debat. Medisch handelen is het resultaat van jarenlange proefnemingen, van controle en – soms trage – bijstelling.

Juist dingen als toetsing, bijstelling, controle en openlijk nagaan wat de effecten zijn, zijn bij de alternatieven wel een erg zwakke plek. Bovendien is de geneeskunde zich, in tegenstelling tot de alternatieve sector, doorgaans goed bewust van haar beperkingen.

Een dieper gelegen voedingsbodem voor de alternatieve sector is de angst dat een ziekte, een kwaal permanent is en niet meer weg gaat. Met al hun kritiek op de reguliere zorg bevestigt de alternatieve sector precies het beeld waar medici zo graag van af willen: het onmogelijke ideaal van de permanente gezondheid die binnen handbereik ligt.

Critici van het medisch bedrijf meten de tekortkomingen daarvan breed uit, maar sluiten zelf naadloos aan op het kinderlijke geloof dat die herstelde gezondheid voor iedereen haalbaar en bereikbaar is. Wij hoeven alleen maar een andere weg in te slaan. ‘Natúúrlijk,’ zo houdt de alternatieve sector haar clientèle voor, ‘met zo’n beperkte blik op ziekte is het ook geen wonder dat de reguliere sector u niet kon genezen. Met ónze methoden daarentegen…! Kom bij ons, wij kunnen u wél helpen.’

Genezing is heus mogelijk, beweert de alternatieve sector; het is alleen een kwestie van goed zoeken naar de juiste behandeling, de juiste weg. Van meer proberen, van een heel andere weg inslaan – en van je niet neerleggen bij wat de reguliere sector zegt. Dat wakkert het latente schuldgevoel dat zieke mensen helaas zo vaak voelen, alleen nog maar aan: ze hebben simpelweg niet goed genoeg gezocht, nog niet alles uitgeprobeerd.

De medische wereld weet dat ze niet alles vermag. Uit onrust, angst, woede of wanhoop zoeken patiënten vervolgens andere oplossingen. Zodoende belanden ze bij de alternatieve sector die exact dat oude beeld van geneeskundige almacht nog eens flink oppoetst.

Is het niet raar? In een eendrachtige samenwerking van patiënten, alternatieve genezers en – opmerkelijk genoeg – medici zelf, verkruimelen we langzaam het beeld van de arts als god en verlosser. Dat is een goed ding. Maar de alternatieve genezer weigert de hemel af te schaffen en hijst vervolgens zichzelf op de goddelijke troon, en houdt zijn patiënten eeuwige heil voor.

Dat is uiteindelijk niks anders dan een verkapte paleisrevolutie.

Oh brave new world

…that has such transparent people in it!

Webwereld meldt vandaag dat vanaf 2011 DNA-gegevens, vingerafdrukken en kentekennummers automatisch worden uitgewisseld tussen alle Europese lidstaten. Deze informatie is door criminaliteitsbestrijders automatisch opvraagbaar uit de verschillende databanken van de verschillende EU-landen. Nederland loopt – zoals vaak – heerlijk voorop en deelt deze informatie al met enkele Europese landen. Uit het artikel begrijp ik dat er geen rechterlijke machtiging of wat ook aan te pas komt:


Mocht een buitenlandse instantie bijvoorbeeld een crimineel in de kraag vatten dan kan zijn persoonlijke informatie, zoals het DNA-profiel of vingerafdrukken, geautomatiseerd vergeleken worden met data uit verschillende landen. Wordt er een overeenkomst (match) gevonden tussen twee databases, dan kan verdere persoonsinformatie worden opgevraagd indien die aanwezig is.

Deze uitwisseling is vastgelegd in Europese wetgeving waar alle Europese lidstaten in 2011 aan moeten voldoen. De regeling heeft zijn oorsprong in het weinig bekende verdrag van Prüm, onderdeel van het Schengen-akkoord. Daarover is in 2005 onderhandeld door België, Duitsland, Spanje, Frankrijk, Luxemburg, Oostenrijk en Nederland. Schengen is in het leven geroepen om vrij verkeer van personen tussen aangesloten landen te bewerkstelligen.

In 2008 is het verdrag van Prüm zonder stemming ]goedgekeurd door de Eerste Kamer en sindsdien wisselt Nederland automatisch persoonlijke informatie uit met verschillende Europese landen. Er zijn op dit moment 10 Europese landen die onderling DNA-informatie uitwisselen, vijf landen wisselen vingerafdrukken uit en zeven landen doen hetzelfde met kentekeninformatie en chassisnummers. Nederland is een van de voorlopers op dit gebied.

Geheime chaos

Na de aanslagen op de Twin Towers schoten alle Amerikaanse (en Europese) veiligheids- en inlichtingendiensten van schrik in een enorme groeistuip. Er werden nieuwe organisaties opgericht, bestaande diensten werden dramatisch uitgebreid, er werden jaarlijks tientallen miljarden ingestoken.

De Washington Post heeft twee jaar lang de staat van de geheime diensten onderzocht en bracht gisteren haar dossier Top Secret America uit. Het is geen kattenpis: liefst 1271 overheidsinstanties en 1931 ingehuurde bedrijven houden zich momenteel uitsluitend bezig met het verzamelen, opslaan, rubriceren en analyseren van informatie en schrijven daar vervolgens elke dag stapels rapporten over. Alleen al de NSA moet 1,7 miljard e-mails en telefoongesprekken per dag verwerken.

In totaal zijn deze veiligheidsmedewerkers in 10.000 high-tech, zwaar beveiligde gebouwen ondergebracht. 845.000 mensen hebben inmiddels een top security clearance. Sinds 9/11 zijn er 263 nieuwe inlichtingen- en veiligheidsdiensten bijgekomen. Allemaal leveren ze vergelijkbare rapporten op: iedereen herkauwt dezelfde gegevens en vat andermans werk eindeloos samen, zodat juist de betekenisvolle details worden weggewassen. Er zijn voorts te weinig mensen met kennis van het veld, te weinig vertalers en te weinig mensen die goed zijn ingewerkt. (Geen wonder ook, als je de spoeling zo dun en het werk zo dik maakt.)

Het document dat al die geheime clubs (vaak elk met eigen subdivisies) inventariseert, is driehonderd pagina’s lang. Vaak weten instanties niet van elkaar wat ze doen, ook omdat ze allemaal al hun werk gewoonlijk als highly classified bestempelen. Het gevolg: iedereen werkt vreselijk langs elkaar heen. Alleen al de geldstromen van mogelijke terroristische organisaties worden door vijftig verschillende Amerikaanse diensten onderzocht. Niemand heeft tijd om elkaars rapporten te lezen.

De legerdienst die was aangewezen om te bezien of er zich binnen het Amerikaanse leger zélf mogelijk extremisten ontwikkelden, besloot op eigen houtje buitenlandse groepen te gaan onderzoeken (al waren daar al tientallen andere instanties voor). Daardoor had niemand nog oog voor de meldingen over majoor Nalik Hasan, die in november 2009 in de legervesting Fort Hood uiteindelijk dertien mensen doodschoot en dertig anderen ernstig verwondde. Ook de vele berichten over de Nigeriaan Abdulmutallab die een Kerstmisaanslag tijdens een vlucht van Jemen naar Detroit in gedachten had, verzopen volkomen in de bandeloos groeiende stroom informatie. Er waren genoeg mensen die ervan wisten, maar niemand deed iets met die informatie.

Om orde in de inlichtingenchaos te scheppen besloot de regering in 2004 het Office of the Director of National Intelligence op te richten: het ODNI zou voortaan de regie voeren. Ogenblikkelijk verschoven de diensten die onder het ODNI zouden moeten vallen, hun budgetten en gaven hun rapporten een hogere status, waarmee ze het ODNI buitenspel zetten. Niettemin is het ODNI van 11 mensen in 2005 uitgegroeid naar bijna 3000 medewerkers nu. Het ODNI houdt zich momenteel vooral bezig met procedurele kwesties. Niet met de vraag wat onder wiens verantwoordelijkheid valt, hoe je die almaar talrijker diensten fatsoenlijk kunt laten samenwerken; laat staan met de vraag hoe specifieke informatie geprioriteerd kan worden.

De Washington Post verdient een Pulitzer voor haar Sisyphusarbeid. De krant toont aan dat ongebreideld informatie verzamelen voor ‘onze veiligheid’ vooral een duur en eindeloos groeiend werkverschaffingsproject is geworden waar veel dure gebouwen met irisscans en ingewikkelde pasjessystemen aan te pas komen, maar dat qua informatie geen klap oplevert. Sterker: in dit systeem verzuipt alle echt nuttige informatie genadeloos.

Bewaarplicht onrechtmatig uitgevoerd

Van steeds meer kanten komt er kritiek op de bewaarplicht, die als gevolg van een Europese richtlijn uit 2006 door alle lidstaten moest worden geïmplementeerd. De lidstaten hebben een beperkte vrijheid hoe ze de maatregel precies aankleden: hoe lang gegevens worden bewaard, wie ze bewaart, onder welke omstandigheden de bewaarde gegevens mogen worden geraadpleegd etc.

Van meet af aan is er scherpe kritiek geuit op de maatregel. Het geeft geen pas alle Europese burgers als verdachten te behandelen; je schept eerst een hooiberg en daarna ga je een naald zoeken; de maatregel schendt de vrijheid van communicatie; de opslag van deze gegevens schept allerlei nieuwe problemen, zoals beveiliging ervan; aanvankelijk werd gezegd dat de gegevens uitsluitend zouden worden gebruikt voor de opsporing en bestrijding van terrorisme, maar binnen de kortste keren dienden zich nieuwe gegadigden aan: zo willen de Breins van Europa de gegevens graag gebruiken voor het bestrijden van piraterij.

De kritiek op de bewaarplicht neemt toe, en wordt steeds lastiger te weerleggen:

  • In november 2009 oordeelde het Roemeense constitutionele hof dat de bewaarplicht tegen de grondwet indruist (lees hier meer);
  • In maart 2010 velde het Duitse constitutionele hof dezelfde uitspraak (lees hier meer);
  • In mei 2010 werd bekend dat het Europese Hof zich over de bewaarplicht zou gaan buigen, dit na een uitspraak van de hoogste Ierse rechter (lees hier meer);
  • Zowel Euro-commissaris Vivian Reding als haar collega Neelie Kroes hebben aangegeven niet gelukkig te zijn met de bewaarplicht en buitengewoon kritisch te zullen zijn bij de aanstaande evaluatie daarvan.

EFF meldt dat gisteren de Europese privacybewakers die zich hebben verzameld in Article 29 een nieuw en serieus argument hebben aangeleverd om nog ‘s heel scherp te kijken naar de bewaarplicht. Ze hebben heel precies onderzocht hoe de bewaarplicht in de Europese Unie is geïmplementeerd, en kwamen tot de conclusie dat tal van landen er een potje van maken en hun bevoegdheden ver te buiten gaan. Hun rapport staat hier (pdf). Bij deze hun voornaamste bevindingen, ik neem ze gemakshalve in het Engels over:

  • “Service providers were found to retain and hand over data in ways contrary to the provisions of the [data retention] directive.”
  • “There are significant discrepancies regarding the retention periods, which vary from six months to up to ten years, which largely exceeds the allowed maximum of 24 months.”
  • “More data are being retained than is allowed. The data retention directive provides a limited list of data to be retained, all relating to traffic data. The retention of data relating to the content of communication is explicitly prohibited. However, it appears from the inquiry that some of these data are nevertheless retained.”
  • Regarding Internet traffic data: “Several service providers were found to retain URLs of websites, headers of e-mail messages as well as recipients of e-mail messages in “CC”- mode at the destination mail server.
  • Regarding phone traffic data: “it was established that not only the location of the caller is retained at the start of the call, but that his location is being monitored continuously.”
  • “Member states have scarcely provided statistics on the use of data retained under the Directive, which limits the possibilities to verify the usefulness of data retention.”
  • “The provisions of the data retention directive are not respected and the lack of available sensible statistics hinders the assessment of whether the directive has achieved its objectives.”

Dit is geweldige munitie om de bewaarplicht te herzien. Of beter: om ‘m af te schaffen.

Tienduizend!

Al een paar dagen kijk ik met een schuin oog naar een getalletje ergens rechtsonder op mijn website. Inmiddels is het moment daar: er zijn nu tienduizend reacties op mijn stukjes geplaatst. Wow! (De 10.000e bijdrage was overigens deze, van Tartarus.)

Ik ben in mei 2004 begonnen met een blog, toen nog bij XS4all. Sindsdien werd het makkelijker om te reageren op mijn stukjes; op mijn officiële website kon je commentaar alleen kwijt in het gastenboek. Maar hoewel het vooruitgang was, ideaal was de nieuwe situatie niet. De software die XS4all gebruikte was nogal beperkt, en bovendien moest ik nu mijn stukjes op twee plaatsten neerzetten, te weten op mijn website en op dat blog.

In mei 2008 vroeg ik daarom Paul Wouters, die mijn website indertijd beheerde (tegenwoordig doet Mischa Peters het), of-ie WordPress voor me wou installeren. Na een tijdje rommelen en puzzelen met de lay-out was ik eindelijk tevreden, en toen begon de grote klus: alles verhuizen.

Het kostte me een paar maanden om zowel bijna (*) alle artikelen van mijn oude website naar WordPress over te zetten, als ook alle blogjes en alle reacties die inmiddels op mijn blog stonden. Vooral dat laatste was nogal een klus want er stonden toen al zo’n drieduizend reacties, die ik stuk voor stuk met de hand heb geïmporteerd. Maar ik had daarvoor een goede reden: ‘ik had het mezelf makkelijk kunnen maken door alleen mijn eigen berichten te verhuizen. Maar dat wou ik niet: een blog leeft juist ook bij gratie van de reacties, en die niet meenemen voelde alsof ik mijn lezers zou wegsnijden.’ In augustus 2008 was alles klaar en vanaf dat moment had ik alles onder één dak: blog en website waren geïntegreerd en alles stond fijn overzichtelijk op www.spaink.net.

[* Nog steeds is niet alles overgezet. De oude Fishman pagina’s – oftewel de teksten waarover Scientology mij en XS4all in 1995 een proces aandeed dat bijna tien jaar zou duren, en waarvan wij (godlof) alle stadia wonnen – staan er nog steeds in de oude vorm, evenals alle andere Scientology pagina’s; de overzichten van mijn boeken en van de bundels waarin werk van me staat, zijn nog niet overgezet, evenmin als mijn cv (dat trouwens flink verouderd is). En her en der missen ook nog wat stukken. Komt allemaal nog wel. Ooit. Een keer. Heus. Denk ik.]

Een artikel over zelfmoord op de site trok na verloop van tijd zoveel reacties dat zich er zich bijkans een community rondom die ene pagina vormde. Enerzijds vond ik het prettig te weten dat mensen dat een veilige plek vonden om openlijk over zelfmoord te schrijven, anderzijds was die drukke discussie ook een last: reacties op andere stukken sneeuwden daardoor onder, wat die andere discussies nogal belemmerde. Reden waarom ik in juli 2009 besloot om mijn website uit te breiden met een forum. Software gezocht & gevonden, code & lay-out aangepast: klaar. In juli 2009 ging het zelfmoord-forum van start.

Iedereen moest even wennen aan die nieuwe vorm, maar ook het forum draait nu als een tierelier. Er zijn inmiddels 81 leden en in nog geen jaar tijd hebben die maar liefst bijna zevenduizend berichten gepost en zijn er ruim 200 draden. (En dan te bedenken dat een deel van de leden zelf nooit schrijft, en dat sommige forumleden hun berichten gewoonlijk na een week ofzo wissen…)

Inmiddels telt de site zelf ruim duizend stukken. (Weer wow: ik heb dus meer dan duizend artikelen geschreven. Niet slecht, Spaink, niet slecht.) En er zijn nu dus tienduizend reacties op mijn stukjes…! Ik vind dat een fikse mijlpaal, temeer daar bijna al die reacties betrekking hebben op pakweg de helft van die duizend stukken. De eerste 500 stukken dateren immers uit een periode dat er geen optie was om te reageren. Voorts: hoewel er veel vaste reageerders zijn – voor sommige mensen is mijn website een vaste pleisterplek geworden – hebben er meer dan duizend verschillende mensen een reactie geschreven. Ook dat vind ik een heleboel, en evenzeer iets om bij stil te staan.

Wat betreft het bezoek aan de site: ook die cijfers stemmen vrolijk. Sinds augustus 2008 zijn hier bijna een half miljoen bezoekers geweest, en als je de zoekmachines meetelt zelfs dik een miljoen. (Raar toch dat zoekmachines evenveel verkeer genereren als menselijke bezoekers? Vindbaar zijn & blijven kost kennelijk een boel overhead.) In september 2008 had ik gemiddeld 250 bezoekers per dag, inmiddels zijn dat er zo’n 1400, met geregeld uitschieters naar 1800.

Heerlijk, zo’n levendige website. Ik dank jullie allemaal van harte voor het steeds maar weer langskomen, voor het lezen, en vooral: voor het reageren! :)

Olie

Op allerlei blogs lees ik ineens dat Obama verboden zou hebben nog foto’s van met olie besmeurde dieren in en rond de Golf van Mexico te publiceren. De bron van dat nieuws kan ik niet vinden, alleen veel commentaar erop (bijvoorbeeld hier, hier en hier). Het lijkt me een raar verhaal: er wordt gerept van boetes ter waarde van maar liefst 40.000 dollar, en ik kan me sowieso niet voorstellen dat welke regering ook denkt dat zo’n boete stand houdt in de rechtbank (of in het internettijdperk).

Allerlei mensen gebruiken het verhaal om compilaties van foto’s te maken. Het zijn akelige beelden, we kennen ze intussen helaas maar al te goed. Maar waar ik echt van schrok is dit filmpje (8:55 lang). Het zijn panoramische beelden, gefilmd vanuit een helicopter. Pas dan word echt duidelijk hoe heftig de schade is: er woeden branden op zee, je ziet dat het water paars, rood en bruin is van de olie, je ziet hoe bitter weinig de booms uithalen, hoe dik het olieslik is. Het oogt als de grootste ramp die we ooit hebben meegemaakt. En hij is nog lang niet voorbij…

Update:
erik was zo vriendelijk me op een nieuwsbericht te wijzen: een item op CNN van 1 juli jongstleden. CNN meldt dat de kustwacht een verbod heeft uitgevaardigd: journalisten, forografen en anderen mogen niet dichterbij dan 20 meter (65 feet) van een reddingsboot of boom komen. (Booms zijn drijvers die de olie moeten tegenhouden.) Wie dichterbij wil komen, moet toestemming vragen bij een bureau in New Orleans. Dat betekent dat verslaggevers sommige eilanden niet meer op kunnen (ze moeten daqwn immers die booms voorbij) en niet op stranden kunnen komen waar booms liggen. Deze maatregel zal verslaggevers flink hinderen. (De kustwacht wilde aanvankelijk een grens van 90 meter – 300 feet – instellen.) CNN zelf is sinds de maatregel al een paar keer tegengehouden en mocht niet filmen.

De kustwacht stelt dat dit een veiligheidsmaatregel is: zo kunnen buitenstaanders het werk niet belemmeren, en kan niemand gevaar lopen. CNN stelt echter dat zij juist veel klachten krijgen van lokale officials die vinden dat er niet genoeg foto’s gemaakt kunnen worden – en dat een deel van dieklachten al van voor de maatregel stamt. Bovendien zijn er geen verhalen bekend van verslaggevers die het reddings- of schoonmaakwerk op enigerlei wijze hinderen. Wel worden er ineens verslaggevers tegenhouden bij faciliteiten waar reddingswerkers worden behandeld en worden opgelapt.

De maatregel komt niet van Obama, maar hij moet ‘m wel als de sodemieter intrekken.

Argwaan: naschrift

Mijn column van 2 juli voor het radioprogramma De Praktijk over Zamboni’s benadering van MS heeft nogal wat reacties losgemaakt, zowel op mijn website, in mijn mailbox als op MSweb. Reacties & commentaar zijn altijd goed, en ik heb veel mensen privé geantwoord. Maar gezien de commotie vind ik eigenlijk ook wel prettig om een meer algemene reactie te geven. Bij deze…

1. Stom genoeg had ik het in mijn column over halsslagaders, en dat is onzin. Het gaat om halsaders. Zodra ik daarop werd gewezen, heb ik het verbeterd.

2. Anderen mailden me dat al langer duidelijk was dat ijzerafzetting een rol speelt bij MS. Ja, dat klopt, maar niet met die stelligheid van Zamboni: dat alle MS-patiënten dat hebben. Daarnaast is ook niet goed duidelijk wat die ijzerafzetting precies met MS te maken heeft: wat zou ijzer in je hersenen dan doen?

3. Zamboni meldde heus dat alle MS-patiënten die hij heeft onderzocht, zo’n vernauwing aan de halsaders hebben. Dan blijft het raar dat er mensen met MS zijn die zo’n vernauwing niet hebben, en ondergraaft dat zijn theorie: ineens is zo’n vernauwing niet meer het onderscheidende kenmerk maar een kenmerk. Om daarop een ingreep te baseren, vind ik nogal wat.

4. Een aantal mensen mailden me dat Zamboni uitsluitend dotteren promoot, en niet het plaatsen van stents (wat gevaarlijker is). Niettemin worden in een aantal klinieken, met name de Poolse waar dr. Simka momenteel MS-patiënten opereert, momenteel geregeld stents geplaatst. Daarom houd ik staande dat het een riskante ingreep is, temeer daar bij mensen met MS elke operatie (fysieke stress) een nieuwe schub kan veroorzaken.

5. Er wordt inmiddels door allerlei klinieken met percentages gezwaaid: 60% vernauwing, 80% vernauwing, 90% vernauwing. Alle individuele variatie wordt weggeredeneerd: we doen alsof alle elementen van het lichaam bepaald horen te worden door leerboeken. Zoveel millimeter is 100%, en alles daaronder is vernauwing en dus een afwijking.

Uit mijn kankergeschiedenis heb ik geleerd dat lichamen zich nooit erg goed aan plaatjes in leerboeken houden en dat beeldvormende technieken veel missen of gewone dingen voor iets raar aanzien. Van het Herseninstituut – dat veel MS-onderzoek doet – heb ik geleerd dat wat je ziet als je échte hersenen in je hand hebt, of in plakjes onder je microscoop, veel minder makkelijk te rubriceren is dan we wel zouden willen.

Die precieze percentages van de klinieken zijn – zo vrees ik – dan ook schijnzekerheden, nepwiskunde. Het gaat over meer of minder en over gradaties, niet over 50% of 60%. Dat gehannes met die getallen tot op de komma voedt mijn skepsis: het is paraderen met precisie, pronken met percentages. Terwijl überhaupt nog niet duidelijk is wat die halsaders nu precies met MS te maken hebben, menen sommige artsen te zeggen dat 40% ok is en 60% absoluut een reden voor ingrijpen.

6. Verschillende mensen vertelden me dat ze de behandeling hebben ondergaan en grote vooruitgang merken. ‘Dat kan toch geen placebo-effect meer zijn?’ schreven ze. Hoewel ik oprecht hoop dat de verbeteringen bij hen permanent zijn, denk ik dat ze het placebo-effect onderschatten. Het placebo-effect kan ingrijpend en langdurig zijn; juist daarom is dubbelblind onderzoek zo belangrijk. En in dit geval hoop je als proefpersoon natuurlijk zó hard dat het helpt, dat alleen al die hoop – plus de angst dat die hoop vergeefs is – je soms vleugels kan geven. Daarom: dat iemand verbetert, zegt niet alles. Het is hooguit een indicatie. Wat telt is de lange termijn, en wat telt zijn de aantallen. Pas als veel mensen met MS na die ingreep na een jaar er aantoonbaar beter aan toe zijn, heb je een begin van een wetenschappelijk bewijs.

Wat niet wegneemt dat ook als maar 5% verbetering heeft, dat voor die 5% geweldig is. Dat snap ik ook gerust, sterker: ik zal de eerste zijn om ze te feliciteren. Maar het betekent niet meteen dat zo’n ingreep in het ziekenfondspakket moet en dat neurologen die terughoudend zijn over de ingreep, ‘dus’ dom zijn of hun eigen vakgebeid zitten te beschermen, ten koste van de patiënten.

7. Onverklaarbare verbeteringen bij MS zijn schering en inslag. Dat maakt degelijk onderzoek reuze lastig, want je weet nooit goed waar een verbetering na aan te danken is. Was het het weer? Die pil? Dat je anders ging eten? Of was het misschien toeval? Iets dat je niet kunt traceren of beheersen?

Ik ben daar zelf een voorbeeld van. Ik ben onverklaarbaar verbeterd. Tien jaar geleden had ik geheid een rolstoel nodig als ik meer dan 500 meter moest afleggen, tegenwoordig loop ik op hoge hakken, laat ik mijn stok steeds vaker ergens bij de kapstok staan en beschouw ik die MS als iets dat godlof ‘voorbij’ lijkt. Ik heb sinds 2001 geen enkele terugval gehad. Ik heb geen enkel medicijn gebruikt, alleen af & toe een prednisonkuur gedaan. Wat mijn ‘medisch wonder’ heeft veroorzaakt, weet ik niet. Soms zeg ik wel dat de oplossing klaarblijkelijk ligt in sex, drugs, & rock ‘n’ roll, maar ik weet heus wel dat dat een valse grap is. Niettemin ben ik wezenloos blij met mijn onverklaarbare verbetering.

8. De commentaren op mijn column suggereren soms dat ik helemaal niks van ‘thinking out of the box’ moet hebben. Het tegendeel is waar. Maar ik heb te vaak mensen met MS helemaal hoteldebotel zien worden van diëten dit en diëten dat, van bijenstekentherapie, van geen chocola eten of van wat ook. En ik schrik steeds weer van de hoeveelheid klinieken die zich op dergelijke methodes storten en ze daardoor de schijn van legitimiteit geven. Waardoor ze ieders hoop nog ‘s extra opkloppen, terwijl hun motief au fond minder geneeskundig van aard is en meer financieel.

9. Ik weet ook hoe hard farmaceuten zoeken naar oplossingen, en hoe zij soms kampen met het vreselijke evenwicht tussen enerzijds voorzichtig melden dat er nu wellicht iets is, dat… en anderzijds al die wanhopige mensen die o zo graag iets willen. Hoe meld je iets zonder meteen ongerechtvaardigde hoop aan te wakkeren? De directeur van de farmaceut die Tysabri heeft ontwikkeld, heeft ooit lang met me gesproken. Hij durfde haast geen positieve wetenschappelijke resultaten meer te publiceren want hij had al een paar keer mensen met MS gevonden die zich aan de hekken van zijn bedrijf hadden vastgeklonken, mensen die zeiden dat ze niet weggingen als ze het spul niet kregen. Terwijl hij tien maar 100 doses had, en die allemaal wilde gebruiken voor onderzoek want alleen dan kon het middel – áls het werkte – later voor iedereen beschikbaar komen. Ook voelde hij zich bijna verplicht om ee deel van de winst van het middel (als het bleek te werken) terug te geven aan patiënten.

Ik wil met deze anekdote niet zeggen dat alle farmaceurische bedrijven nobele, onzelfzuchtige engelen zijn (want dat zijn ze absoluut niet), maar beide dilemma’s van deze directeur zijn reëel:
– Een nieuwe aanpak kan pas worden vergoed als die eerst terdege wetenschappelijk is bewezen, en wie dat wetenschappelijke onderzoek dwarsboomt helpt in eerste instantie wellicht zichzelf maar benadeelt alle andere MS-patiënten.
– En hoe ga je in hemelsnaam om met die begrijpelijke, wanhopige hoop van patiënten?

10. Ik wil zelf héél erg graag dat er eindelijk iets gevonden wordt dat MS kan verzachten, kan stoppen, of zelfs: de gevolgen ervan kan verminderen. Ik wil dat voor iedereen, en ik wil dat voor mensen van wie ik houd. Een lieve vriend heeft een vreselijk heftige vorm van MS, en ik zou hem zó graag weer wat beter zien, al was het maar een beetje. Ik heb eindeloos gepiekerd of ik niet moest aandringen dat hij zich op CCSVI zou laten testen en deze ingreep zou proberen.

Maar uiteindelijk realiseerde ik me dat de kans dat hij nadeel van de ingreep oploopt groter is dan de kans dat-ie er baat bij heeft, en bovenal: dat hoop wekken bij hem en bij zijn lief en die dan de grond ingeboord zien worden als ook dit niet werkt, het meest wrede is dat je iemand kunt aandoen. En dat je dus verdomd zeker moet zijn van je zaak voordat je iemand zoiets aanraadt, temeer daar de ingreep zelf niet zonder risico is.

Update:

Mijn ouders stuurden me een mooie ingezonden brief van de neuroloog Vermeulen nav. diezelfde CCSVI-kwestie (NRC Handelsblad, 10 juli 2010). Vermeulen herhaalt dat Zamboni’s vernauwde aders-hypothese zich totaal niet verhoudt met alle eerder verzamelde kennis over MSs, en zegt dan iets dat zo beeldend en beknopt is, dat ik het graag citeer:


De filosofe Susan Haack vergeleek wetenschap met een kruiswoordpuzzel. Als een nieuw woord moet worden ingevuld, moet het wel passen bij de reeds ingevulde woorden. Als het nieuwe woord niet past is het niet verstandig alle al ingevulde woorden eerst te verwijderen en dan het nieuwe woord te plaatsen.

Het komt voor dat dat alle volgende woorden in een een puzzel telkens weer niet passen. Dán is het wél verstandig de al geplaatste woorden te verwijderen. Maar zover is het niet bij MS.