Ziekenhuis plat

Voor u gelezen:

Webwereld meldt dat het Academisch Ziekenhuis in Groningen (het UMCG) gisteren plat lag. Wegens een softwarefout in de router was er geen enkel verkeer mogelijk op het interne netwerk. Resultaat: de EPD’s konden niet worden gelezen of bijgewerkt, alle operaties moesten worden gecanceld, de afspraken op de poliklinieken konden niet worden nagekomen.

René Schoemaker: Softwarefout legt ziekenhuis lam, Webwereld, 12 augustus 2011.

Pulsar

Deze week was de Nederlandse première van Pulsar, de tweede speelfilm van de Vlaamse regisseur Alex Stockman. Het is een low budgetfilm over high-tech problemen.

Samuel zit alleen thuis te Brussel: zijn vriendin Mireille is voor drie maanden naar New York vertrokken voor een stage op een chic ontwerpbureau. Samuel onderhoudt het contact met haar door te bellen, te sms’en, te skypen, te chatten en te mailen. Er klinkt onrust door in zijn voortdurende pogingen om contact te zoeken: de plotselinge afstand tot zijn lief doet Samuel geen goed.

Dan hapert de techniek. Mireilles stem vervormt soms, en de computer meldt ineens dat er een andere gebruiker op het netwerk zit. Samuel haalt er een deskundige bij die zijn netwerk beveiligt, maar dat helpt niet. Wanneer een tweede deskundige de netwerksignalen bij Samuel thuis meet, dringt tot hem door hoeveel andere netwerken ook zijn woning bestrijken.

Gaandeweg krijgt de achtergrondruis de overhand. Gestommel op de trap, contactgeluiden van de buren, gedruis van de straat, gezoem van apparaten: alles dringt zich ongefilterd aan Samuel op. Zijn het wellicht die signalen die zijn netwerk verstoren? Sam neemt een kloek besluit, hij verft wifi-werende verf op alle muren (bestaat echt!) en beplakt de ramen van zijn huis met een speciale coating: hij maakt van zijn huis een kooi van Faraday. Bellen doet hij voortaan met de oude bakelieten telefoon van opa. Toch blijkt iemand uit zijn naam een rare mail naar Mireille te hebben gestuurd. Hoe kan dat? Een hacker, een virus?

Maar ook de communicatie in de gewone wereld loopt uit de hand. Buren staan ongemakkelijk dicht op hem in de lift, de benedenbuurvrouw klampt hem steeds aan, de huisbaas komt zijn beloftes niet na. En op straat hoort Samuel wildvreemden flarden herhalen uit zijn gesprekken met Mireille…

Pulsar verhaalt hoe iemand langzaam de draad kwijtraakt onder de druk van aldoor kunnen communiceren, de druk van altijd bereikbaar zijn, de druk om meteen te willen vertellen wat je denkt. De film laat zien dat communicatie niet hetzelfde is als contact.

Matthias Schoenaerts (Samuel) speelt fenomenaal. Hij heeft een zware rol: Samuel is in vrijwel elke scène prominent in beeld. Bovendien slaagt Schoenaerts er wonderwel in om de ambivalentie van het verhaal tot het einde toe overeind te houden: verliest Samuel langzaam de greep op de realiteit, of is het de realiteit die Samuel een loer draait?

De film draait onder meer in Kriterion. Na de première mocht ik daar een kort vraaggesprek voeren met regisseur Alex Stockman. Hij bleek een bedachtzame, vriendelijke man te zijn, wars van elk pamflettisme. Niks luddisme, geen nostalgie. (Klik hier voor een ander interview met Stockman.)

Een van de mooiste scènes vond Stockman zelf het fragment waarin oude en nieuwe technologieën worden gemengd: Samuel bekijkt oude super-8 filmpjes van Mireille terwijl hij zijn iPod gebruikt als dictafoon en zijn verhalen en associaties bij de beelden inspreekt; die schrijft-ie uit in een lange brief. Met een oude Polaroid maakt hij foto’s van zichzelf tegen een achterwand bekleed met platenhoezen; ook die gaan in de envelop, samen met een liefdesleus gemaakt van de letters van een gesloopt toetsenbord.

Pulsar is geen technothriller en geen technodrama. Het is een film waarin iemand zachtjes en teder implodeert.

Wederopbouw

Mijn ouders waren kinderen toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Ze overleefden die oorlog met groot verlies.

Ze leerden wat verraad en lafbekkerij is, hoe valsheid en hypocrisie werken, en wat het belang is van dapperheid en saamhorigheid. Ze leerden ver voor hun tijd dat bevelen opvolgen en je verstand uitschakelen waarschijnlijk betere overlevingskansen bieden dan naar eer en vermogen handelen, maar ook dat overleven niet alles is en dat je geweten zich niet zomaar laat sussen.

Toen de oorlog brak vierden ze – elk apart – uitgelaten feest, Begin jaren vijftig verloofden ze zich en trouwden een paar jaar later. Van een eigen huis was geen sprake. Ze trokken vanzelfsprekend bij een van de ouderparen in en deelden de zolder met eerder getrouwde stellen.

Kort voor mijn geboorte vonden ze een eigen onderkomen. Ze telden achttienduizend gulden neer voor een koopwoning, een bedrag dat hun vermogen ver te boven ging. Maar het was wederopbouw: elke uitgave nu was een investering in de toekomst. Mijn ouders meenden oprecht dat die vooruitgangsgedachte gold: hun aankoop was een investering in hun nazaten. Hun kinderen hadden van meet af aan bezit!

Mijn ouders werden de belichaming van de vooruitgang. Hun durf straalde op iedereen af en werd de nieuwe maat: zo kon het, zo moest het. Zij werden onbedoeld het voorbeeld voor de rest van de familie. Wat henzelf overigens het spreken ontnam. Elke aarzeling of kanttekening hunnerzijds werd omgesmolten tot een nieuwe aansporing, of tot een hypocriete relativering: ’Nou ja, wat wij hebben is ook niet alles…’

Daarnaast: zijzelf geloofden er echt in. Vooruitgang bestond, daar waren zijzelf immers het levend bewijs van? Wie zijn best doet, zal uiteindelijk altijd beloond worden. Ze waren tot alles bereid om die maandelijkse hypotheek te betalen. Zij zouden godverdomme bewijzen dat koppigheid loonde, dat inzet tot resultaat leidt. Zodat ze jarenlang alles op alles hebben gezet. Want ineens leek het of hun wel of niet ‘niet slagen’ een kwestie van karakterzwakte was geworden.

Afgelopen weekend was ik bij mijn ouders. We spraken over de eurocrisis, die ik hen al evenmin kan uitleggen als zij mij. Het enige dat ik nu nog weet is dit. Lieverds, investeren in je toekomst is altijd goed. En jezelf dapperder voordoen dan jezelf bent is ook goed: want daarmee trek je anderen over de streep, daarmee investeer je in ieders toekomst.

Maar verder weet ik het ook niet.

[Foto: De wederopbouw in Nederland: In Tiel wordt de 50.000e woning in gebruik genomen. Bioscoopjournaal, februari 1949.]

Stemmen

Facebook en Twitter maken ons ijdel: je gaat denken dat jij het centrum van de wereld bent. Op blogs bepalen de hardste schreeuwers de toon. Internet verruwt het publieke debat. Voor analyse, achtergrond of reflectie is geen plaats, zulke stukken vinden mensen te lang. Na tien seconden zappen we alweer weg. Juist de malloten en extremisten zijn er actief en kunnen ongecontroleerd hun gang gaan. Degelijke informatie vinden is moeilijk.

Wie de krant leest, krijgt automatisch ook onderwerpen onder ogen die buiten zijn interesse of overtuiging liggen. Internet maakt dat mensen zich in hun eigen denkwereld opsluiten en andere geluiden zonder pardon kunnen wegfilteren. Extremisten kunnen hun ideeën er ongehinderd verspreiden. Als de grootste publiekstrekker een site is met rare filmpjes en foto’s van katten, is dat een teken aan de wand.

Deze kleine greep uit de frases die ik de afgelopen weken tegenkwam, maakt twee dingen duidelijk. Eén: we doen tegenwoordig ineens alsof tv, tijdschriften en kranten stuk voor stuk bakens van wellevendheid, objectieve informatie, diversiteit, respect, open debat, educatie en culturele verheffing zijn. Twee: we vinden het in de grond van ons hart nogal lastig wanneer een medium ‘ongecontroleerd’ wordt gebruikt.

We snakken naar regie. We hunkeren naar iets of iemand dat het schorremorrie enigszins in de gaten houdt en hen zo nodig de mond snoert. We willen iemand die de boel beoordeelt en piketpaaltjes neerzet om zin van onzin en goed van kwaad te scheiden. Nee, niet voor onszelf hoor! Je weet best dat wíj ons niet zo makkelijk op sleeptouw laten nemen. Wij kunnen schiften. Maar juist op internet zitten zoveel kwetsbare en beïnvloedbare mensen – denk eens aan jongeren! – die minder robuust zijn dan wij. Die kun je toch niet zomaar uitleveren aan de meute?

Stilletjes vergeten we dat oudere massamedia niet zaligmakend waren. Ja, ze voeren regie. Ze kadreren de wereld: ze selecteren en filteren, kiezen context en invalshoek. Soms is dat heerlijk. Maar ’t is ook een model dat burgers reduceert tot passieve ontvangers, die alleen als consument nog invloed kunnen uitoefenen.

De grootste verandering die internet heeft veroorzaakt is dat iedereen nu kan terugpraten en gesprekken kan vinden die eerder werden weggefilterd. Wat we vroeger thuis terugzeiden tegen de televisie is nu onderdeel van het publieke discours geworden.

Nee, niet al die nieuwe stemmen vind ik even fijn. Maar ja. Van midddag-tv moest ik ook al niks hebben.

Operatie geslaagd

Tot nu toe verloopt alles volgens plan: na jarenlange gedegen voorbereiding kan Breivik eindelijk achterover leunen en rustig de stormen van zijn terreur oogsten. De bomaanslag is geslaagd, de massamoord is goed verlopen!

Zijn naam is op ieders lippen. Zijn secuur georkestreerde staatsieportretten staan in alle kranten. Zijn filmpje wordt massaal gedownload en zijn manifest – een moderne knip- en plakwerkkruising tussen Mein Kampf en Terrorism for Dummies zal maandenlang worden bestudeerd en tot vervelens toe worden aangehaald door een bonte verzameling van medestanders, tegenstanders, sensatiezoekers, wetenschappers en journalisten. Het komende half jaar zullen er minstens vier biografieën over hem verschijnen.

De schuldvraag zal ter tafel komen. Er zal worden gedebatteerd of-ie al dan niet gek, een psychopaat, een narcist is. Links zal zeggen dat dit is waar PVV-haatpraat toe leidt. Extreem-rechtsen zullen zeggen dat links dit door haar politiek over zichzelf heeft afgeroepen.

Er zullen mensen zijn die beweren dat dit plan rechtstreeks is afgeleid van de stadsguerrilla van de Baader-Meinhofgruppe, en mensen die zeggen dat het juist een directe navolging is van de praktijken van Al Quaida. Er zullen mensen wijzen op de overeenkomsten van Breiviks ideeën met die van moslimfundamentalisten – slechts één cultuur en één geloof, een sterke staat en veel patriarchaat – en mensen die juist wijzen op de verschillen.

Een slimmerik zal beginnen over de hedendaagse Facebookcultuur, waarin iedereen zijn eigen marketeer moet zijn – schreef Breivik niet dat je er vooral voor moet zorgen er goed uit te zien wanneer je wordt opgepakt? – en zal erop wijzen dat internet het mogelijk maakt onszelf uitsluitend met gelijkgestemden te omringen, wat een gevaarlijke tunnelvisie kan veroorzaken.

Politici zullen opperen dat internet beter gesurveilleerd moet worden. Mensen zullen zich afvragen hoe het kan dat niemand in zijn omgeving merkte dat hij zulke dramatische plannen had, die hij methodisch uitwerkte. We zullen aandringen op het opstellen van verfijndere, of juist uitgebreidere, maar hoe dan ook hoofdzakelijk méér risicoprofielen.

Maar Breivik is tevreden. Zijn ideeën staan in de schijnwerpers van de internationale pers, zijn manifest staat bovenaan in Google, en via zijn rechtszaak kan hij zijn ideologie verder uitdragen. Voor hem waren z’n vuursalvo’s het begin van een publiciteitscampagne annex een macaber ‘makkers ontwaakt!’ Hij rekent op veel navolging. Maar hij gaf het startschot, hij is de eerste held.

Op de foto’s van zijn voorgeleiding zie je Breivik voldaan glimlachen.

Update / Checklist:
X – Is Breivik gek? Ja: BNR, 26 juli / Nee: de Volkskrant, 28 juli
X – We moeten internet beter controleren! Nu/nl, 28 juli
X – Dit is waar de PVV toe leidt: Spitsnieuws, 26 juli
X – Wilders kan er ook niks aan doen: Joost Niemöller, 28 juli
X – De islam draagt schuld aan Breivik: Afshin Ellian, NRC 26 juli
X – Breivik is verwant aan Baader-Meinhof: Hoeiboei, 26 juli

Boete voor lekken

De Europese Commissie piekert over een betere richtlijn voor datalekken. Telecombedrijven die de gegevens van hun klanten per ongeluk blootgeven, zijn nu verplicht om hun clientèle daarvan op de hoogte te stellen.

Daarbij maakt het niet uit of die gegevens zijn vrijgekomen door een hack of door slordig beheer. Zulke gegevens horen immers terdege beschermd te worden, en mocht die bescherming hebben gefaald, dan hebben de getroffen klanten op z’n minst het recht dat zo snel mogelijk te weten. Het zijn per slot van rekening hún gegevens die onbedoeld rondslingeren.

De huidige richtlijn – niet veel meer dan een notificatieplicht – helpt weinig: hij is te beperkt, te soepel en te laks. Alleen telecombedrijven vallen onder de richtlijn, ze hebben liefst een week om hun klanten te waarschuwen, en er zijn amper repercussies. Wie zich er enigszins in verdiept weet dat datalekken tegenwoordig aan de orde van de dag zijn, en dat ze behoorlijk ingrijpend kunnen zijn. Honderdduizenden patiëntendossiers hier. Tienduizenden creditcards daar. Een half miljoen accounts elders. Persoonsgegevens verliezen (of hacken) is een internationale sport geworden.

Vandaar dat Neelie Smit-Kroes – Steelie Neelie noemen de Engelsen haar – de bewuste Europese richtlijn wil herzien, waarvoor dank! Haar collega Viviane Reding haakte meteen fors in: ook online betaalsystemen, videogames, webwinkels en sociale media horen onder de richtlijn te vallen.

Terecht, want zulke gegevens zijn kostbaarder dan telecomgegevens. Chic is het niet, maar uiteindelijk kan het mij niet bar veel schelen wanneer KPN een bestand laat slingeren met mijn telefoonnummer erin. Maar als de ING of een one click to pay webwinkel mijn inloggegevens kwijtraakt, hoor ik dat echter juist graag. En wel per ommegaande!

Wat mist in de voorstellen is een boetebepaling. Bedrijven en instanties die slordig zijn met andermans gegevens, krijgen alleen een notificatieplicht opgelegd: ze moeten ons melden dat ze hebben gefaald. Nu kosten ook zulke meldingen geld – er is wel uitgerekend dat klanten informeren over een datalek al snel oploopt tot vijf euro per klant – maar dat helpt weinig.

Ik ben voor stevige boetes. Voor elk ontdekt datalek wordt een ferme boete in rekening gebracht, gebaseerd op hoe privé of misbruikbaar de gelekte gegevens zijn, vermenigvuldigd met het potentieel aantal getroffenen.

Alleen dan zullen bedrijven en instanties zich realiseren hoeveel onze gegevens werkelijk waard zijn. En hopelijk stelt die prijs grenzen aan hun tomeloze verzameldrift.

Wapenstilstand

[Op de foto: Michael, narrig kijkend.]

Dropje weet inmiddels niet beter dan dat-ie hier woont. Nu ja: háást niet beter.
Toen de kinderen van de buurvrouw een paar maanden geleden het huis leeghaalden en haar keukendeur voor het eerst in driekwart jaar weer openstond en er stemmen binnenshuis klonken, spitste Dropje zijn oren en klom op de richel van het dakterras. Hij loerde een kwartier naar wat er in zijn oude huis gaande was. Daarna draaide hij zich om, sprong weer in onze tuin en kwam me een kopje geven.

De drie katten kunnen niet echt met elkaar overweg. Max en Michael snuffelen geregeld beschaafd aan elkaars neus of billen, maar meestal duikt Max op of onder Michael of schiet pestend vlak voor hem langs zodat Michael bijna op haar botst. Max slaat Michael soms, nooit hard, maar toch. Maar ze is ook fideel: wanneer Michael terug mept klaagt ze nooit, maar deelt zelf een vlugge tik uit en rent dan heel hard weg.

Het is nooit serieus tussen die twee, ook al hebben ze de eerste zomer dat Max hier was vaak enorm met elkaar gevochten. Ik liet dat aldoor maar gaan, hoewel die gevechten soms heftig waren. Dat ze onderling een hiërarchie moesten bepalen snapte ik ook wel. Voor Michael was Max een indringer, voor Max – solipsist als alle baby’s zijn, en dus in haar eigen ogen: de opperkat – was Michael iets dat zich naar haar moest voegen.

Voor Dropje heeft ze meer ontzag, maar tegelijkertijd accepteert ze hem minder. ’t Is alsof ze doorheeft dat Michael hier al was voordat zij arriveerde en dat-ie dus oudere rechten heeft. Dropje kwam ná haar, dat weet Max deksels goed. Anderzijds: Dropje is groot en heeft blikkerende tanden. Max gaat hem derhalve meestal uit de weg en blaast een enkele keer naar hem.

Soms jent ze hem. Dropje ligt op bank of bed te sluimeren, en Max besluipt hem. Ineens doemt ze op en deelt rap een paar meppen uit, nooit echt hard, ’t is meer symbolisch.
Dropje heeft wel door dat het vooral voor de vorm is. Hoewel het hem stoort dat Max zo zit te pesten, slaat hij zelden terug. Hij gaat alleen een tijdje waaks zitten loeren en wijkt uit naar een plek waar Max hem niet kan verrassen.

De veiligste plaats blijkt mijn werk te zijn. Naast een van de boekenkasten staan twee stapels verhuisdozen, boordevol materiaal over Hack-Tic en XS4all (stof voor een boek waaraan ik werk). Mijn onderzoeksmateriaal blijkt een geweldig fort te zijn: als je daarop ligt kan niemand je besluipen, en je hebt aan alle kanten rugdekking! Inmiddels heb ik zachte fleecedekentjes op de dozen gelegd, waarna ook Max de dozen interessant vond. Soms ligt Max op de lage stapel en Dropje op de hoge: dan oogt het haast gebroederlijk tussen die twee.

[Foto: Dropje bovenop mijn onderzoeksmateriaal.]

Michael en Dropje is een ander verhaal. Ze mogen elkaar absoluut niet. Ze vechten zelden, maar ontwijken elkaar nadrukkelijk en met grote precisie. Dat leidt tot ingewikkelde pas-de-deux: ‘Als jij je bocht nu zó neemt en ik de mijne zó – nee kluns, niet zo, luister nou ’s een keer, da’s véél te dichtbij!! Gaan we uitdagen? Wíl je soms dat ik….?! Of denk je soms dat ik tóch niet durf…? Kom maar op hoor, zullen wij eens zien…!! Oh, dat dacht ik al. Nu bind je in.., ja nu wel he. Lafbek!’

Een keer vechten is niet erg, dat is onder katten zelfs gezond: dan weten ze voortaan wat de onderlinge pikorde is. Dat geeft rust: ieder heeft zijn plaats. Het akelige is alleen dat deze zich voortslepende ruzie zich afspeelt tussen Michael, die zich sowieso altijd en eeuwig verongelijkt voelt en dus een boel te bewijzen heeft, en Dropje, die diep in zijn kattenhart gelooft dat hij in dit huis überhaupt geen rechten heeft en hier slechts een logé is, een gunsteling, afhankelijk van onze luimen en onze genade.

Een paar maanden geleden ging het vreselijk mis: Michael en Dropje vlogen elkaar krijsend in de haren. Niks geen symbolisch gevecht, dit was echt, tot bloedens toe echt. Dropje stoof in paniek de archiefdozen op en Michael wou hem achterna; ik kon dat op het nippertje verhinderen en vloekte hem stijf, waarna Michael zich uit de voeten maakte. Bovenop de dozen drukte Dropje zich met schrikogen tegen de muur aan.

Hij bloedde als een rund. Overal zag ik bloedspatten: op de vloer, op de fleecedekens, tegen de muur. Ik aaide Dropje om hem te kalmeren, maar schrok zelf ook toen er gestaag bloed van een voorpoot druppelde. Hoe vind je een wond in een zwarte kattenpels? Hoe schat je de schade in als zo’n diertje zelf over zijn toeren is? Hoe besluit je dat een bijtwond door de dierenarts behandeld moet worden?

Na een paar minuten hield het druppelen gelukkig op. Dropje bleef uit voorzorg urenlang op de archiefdozen zitten, en sindsdien mijden Michael en Dropje elkaar extra nauwgezet.

Soms hebben we een wekenlange wapenstilstand. Michael slaapt op de keukenstoel, Max op bed, Dropje op de bank of bovenop het onderzoeksarchief. ‘Bij Spaink hebben alle katten een eigen kamer,’ grapte Christiane laatst.

[Foto: Dropje en Max op de bank.]

Dat ging wekenlang goed. We leefden in gewapende vrede: aanvankelijk een staat van permanente alertheid, maar allengs een soepeler en vanzelfsprekender nageleefd verdrag, met verrassend veel gedoogzones.

Totdat Max en Dropje eind juni naar de dierenarts moesten om te worden gevaccineerd. Ik leende een extra kattenkooi en maakte een dubbele afspraak. Toen uur U naderde en de twee slachtoffers godlof thuis waren, sloot ik de keukendeur om hun weg naar buiten af te snijden en ving Dropje en Max. Michael was toevallig ook binnen en bekeek het schouwspel vol schrik, vermoedelijk blij dat hij de dans ontsprong. Hij keek ons na terwijl ik worstelde met twee kattenkooien, mijn kruk en de huisdeur.

Vanwege een papegaai die weigerde zijn kooi weer in te gaan en een poedel met een heftig bloedende poot liep het spreekuur uit. Pas anderhalf uur later kwam ik met Max en Dropje thuis. Michael wachtte ons op in de hal. Hij keek een beetje raar. ‘Wees maar blij dat jij niet mee hoefde,’ bromde ik, en deed de kattenkooien open. Max en Dropje renden opgelucht de tuin in. Michael volgde ze.

Binnen een paar minuten was het volledig mis buiten: Michael was bovenop Dropje gesprongen in een gevecht zonder reserves. Er klonk schel gekrijs, vlokken vacht vlogen door de lucht. Het leek onmogelijk ze te scheiden. Waar begon de ene kat, waar hield de andere op? Michael en Dropje zijn allebei pikzwart, en ze vormden nu een furieuze kluwen kat.

Ze maakten elkaar af. Met een been veegde ik door de kattenknoop om ze te ontwarren. De kluwen spatte uiteen, Dropje dook de tuin in en verschool zich achter een struik. Michael stormde hem achterna en wierp zich schril krijsend opnieuw bovenop Dropje. Weer veegde ik met een been door het tollende bont, het kostte twee, drie, vier vegen voor ik ze uit elkaar had. Michael rende de keuken in.

Dropje lag een paar seconden lang verstijfd op de grond. Voorzichtig aaide ik hem, wat-ie godlof toeliet. Daarna maakte hij zich los, sprong op het muurtje en verdween.

Dropje heeft zich dagenlang niet laten zien. ’s Nachts riep ik hem, overdags klom ik op de daktuin. Pas twee later dagen zag ik hem voor het eerst, verscholen onder een hortensia in zijn oude tuin. De dag erna waagde hij zich weer in onze tuin, maar hij heeft nog een paar dagen buiten geslapen. Toen ik hem een keer voorzichtig oppakte, mee naar binnen nam en ’m veilig op de archiefdozen zette, trilde hij van angst en sloop weer snel het huis uit.

Michael maakte grof misbruik van de situatie. Zodra hij Dropje zag, liep hij langzaam en met zwaaiende staart op hem af. Dropje begon dan te grommen en deed angstig een stapje terug, terrein dat Michael ogenblikkelijk claimde. Michael had eindelijk de overhand en dat zou iedereen weten ook! Vanaf nu maakte hij de dienst uit, reken maar. En wie niet horen wilde, moest maar voelen!

Michael loerde op Dropje en besprong hem zodra die het waagde een hapje eten te komen halen. Hij ging voor het kattenluikje zitten en versperde Dropje pontificaal de toegang. Hij haalde nu ook onverwacht fel uit naar Max.

Ik schold op Michael, begon te dreigen zodra hij zich breed maakte om Max of Dropje te intimideren. Hij sloeg naar me vanaf zijn keukenstoel wanneer ik voorbij liep, en ik sprak hem bars toe wanneer ik hem passeerde. Max voelde dat er ergens niet klopte en ontweek Michael. Niettemin kreeg ook zij ineens serieuzer klappen dan ze ooit eerder van hem had gekregen.

Michael zat kortom ineens iedereen dwars. Hij was de town bully geworden.

Ziedend werd ik. Wilde de onaardigste kat van het stel hier nu de dienst gaan uitmaken, dacht híj hier de algehele sfeer en de onderlinge verhoudingen te kunnen bepalen? Dan had-ie buiten de waard gerekend. Jarenlang was ik aardig voor hem geweest. Dat hij zichzelf desondanks nog steeds zielig en veronachtzaamd vindt en daarom andere katten meent te mogen wegpesten, is zijn probleem. No way dat ik dat tolereer.

Michael werd elke dag feller. Dropje was doodnerveus. Ik kocht iets kalmerends bij de dierenwinkel en roerde tweemaal daags een verbrijzelde pil door een dot room die ik Michael quasi-liefjes voorschotelde. Op de website van het dierenasiel zocht ik uit hoe je een onmogelijk geworden huisdier kunt inleveren.

Met lichte tegenzin ging ik eind die week naar mijn afspraak met Andere Karin toe. Het was de eerste avond sinds de vechtpartij dat ik de katten zonder toezicht achterliet.

Bij haar luchtte ik mijn hart. Wat moest ik aanvangen met dat kreng? ‘Al een paar keer heb ik gedacht: “Heb niet het lef… Wáág het niet om nog eens naar Dropje of Max uit te halen. Werkelijk waar, dan sla ik je met je kop tegen de muur!” Wat kan ik nog doen om dat beest weer hanteerbaar te krijgen? En hoe houd ik mezelf in de hand?’

Andere Karin komt hier al jaren vrijwel wekelijks over de vloer. Ze kent Michaels narrigheid, ze weet dat-ie zwelgt in zelfmedelijden. Maar waarom is het nu zo geëxplodeerd? ‘Het lijkt wel of-ie jaloers is,’ zeg ik. ‘Ik stopte Max en Dropje in een kooi en wij gingen met ons drieën weg, hem alleen achterlatend. Wist hij veel dat het de dierenarts was…’

‘Dat is het’, zegt Andere Karin. ‘Niks dan jaloezie. Toen Tweety er nog was, hield je meer van Tweety dan van hem. En toen jullie eindelijk alleen waren, haalde je Max erbij. En nu heb je ook nog Dropje, en hém probeer je nadrukkelijk te beschermen en je doet je best hem op z’n gemak te laten voelen. Michael is dodelijk jaloers.’

Ze zegt dat ik de andere twee katten even links moet laten liggen. ‘Probeer nou maar. Hem wegdoen kan altijd nog. En ja, ik weet ook wel dat het een chagrijnig portret is. Maar zelf vindt-ie dat niet. Hij weet alleen dat iedereen extra aandacht krijgt, behalve hij.’

Wanneer ik die avond thuiskom begroet ik Michael als eerste, en doe moeite om mijn stem zacht en lief te laten klinken. Ik aai hem uitgebreid.

Binnen een paar dagen is Michaels gedrag omgeslagen. Hij zeurt en jengelt als vanouds, maar hij laat Dropje tegenwoordig met rust.

Fideel

Vader Yaseen heeft een fotostudio in Bagdad, waar mensen al decennia lang hun portret laten maken. Het zijn vreemd vormelijke foto’s. Voor een portret van broer en zus zijn bijvoorbeeld slechts drie poses voorhanden, waarbij in alle gevallen de broer op een stoel zit en zijn zus achter hem staat opgesteld. En het fotograferen was nooit makkelijk: de fotograaf mocht de vrouwen absoluut niet aanraken, zodat het moeite kostte hen in de juiste houding te krijgen.

Zaid en zijn broer werkten in vaders studio. Zaid zag hoe de foto’s in de loop der jaren veranderden. In de jaren tachtig vroegen families hen vaak om een portretfoto te reconstrueren uit allerhande pasfoto’s, en in een hoek daarvan moest een zwarte band worden gemonteerd. Het waren rouwfoto’s van jonge mannen die gesneuveld waren in de oorlog met Iran. Of van jonge mannen die juist níet in die oorlog wilden vechten en die als deserteur waren doodgeschoten.

In de jaren negentig fotografeerde de familie Yaseen vooral kinderen. Die afbeeldingen werden sterk geromantiseerd: er werd een kleurige, Disneyachtige achtergrond in gemonteerd, zodat alle Bagdadse kindjes uit een sprookje leken te zijn geplukt. Terwijl moeders vroeger trots met hun kinderen poseerden, verdwenen zij nu gaandeweg uit beeld. Nog later konden zelfs gesluierde vrouwen niet meer worden geportretteerd: ze gingen achter hun kind schuil of moesten van de foto’s worden afgeknipt.

De familie Yaseen is soennitisch, terwijl de veel strengere sjiieten terrein winnen in Bagdad. Vader Yaseen begon dreigbrieven te krijgen en werd voor verrader uitgemaakt. Er kwamen mensen in hun winkel die foto’s van vrouwen verwijderden. Zaids broer werd aangevallen door mannen met geweren met daarop geluidsdempers. Zaid vluchtte naar Nederland, waar hij asiel vroeg en zich toelegde op fotografie.

Inmiddels vinden de Iraakse sjiieten dat mensen en dieren helemaal niet meer mogen worden afgebeeld. De afdelingen beeldhouwkunst, theater en fotografie van de universiteit in Bagdad zijn daarom gesloten.

De IND twijfelt niet aan het relaas van Zaid. Ze vinden alleen dat de bedreigingen en het geweld niets met zijn vak te maken hebben. Zulk geweld is normaal in Bagdad, en Zaid loopt in hun ogen niet meer gevaar dan anderen. Hij moet daarom deze maand terug naar Irak.

Het enige dat Zaid hoeft te doen, zegt de IND, is de fotografie opgeven. Dat vinden de sjiieten nou ook. Hoe fideel dat de IND vanuit Nederland de sjiieten helpt hun beleid te implementeren!

Loyalty

[Translation of Fideel, which appeared in the newspaper ‘Het Parool’.]

Father Yaseen has a photo studio in Bagdad, where people have come for years and years to have their portrait taken. The pictures are oddly formal. For portraits of brothers and sisters, for instance, only three poses are available; in all three the brother sits in a chair, while his sister stands behind him. And photographing was never easy: the photographer may never touch the women, so that it could prove difficult to get them in the right position.

Zaid and his brother worked in their father’s studio. Zaid noticed how the photographs were changing in the course of the years. In the eighties for instance, they often were asked to construct a portrait out of old snapshots, and the portrait had to be adorned with a black ribbon. Those were the mourning pictures for young men who had died in the war with Iran. Or they were the young men who didn’t want to fight in that war, and who were shot as deserters.

In the nineties, the Yaseen family mostly photographed children. Those portraits were utterly romanticised: colourful, Disneyesque backgrounds were used, so that it looked like all Bagdad children were living in a fairy tale. While earlier mothers would pose proudly with their children, they were now slowly disappearing from the photographs. They hid themselves behind their children, or they were cut out of the picture.

The Yaseen family are Sunnites, and the much more rigid Shiites were gaining ground in Bagdad. Father Yaseen started to receive threatening letters in which he was called a traitor. People would enter the shop and take down portraits of women. Zaid’s brother was attacked by men carrying guns with silencers. Zaid fled to the Netherlands, where he asked for asylum and studied photography.

By now, the Iraqi Shiites believe that people and animals may not be portrayed at all. Hence the departments of sculpture, theatre and photography of the Bagdad University have been closed.

The Dutch IND (Immigration Services) do not dispute Zaid’s story. They just think that the threats and the violence have nothing to do with his profession. Such violence is normal in Bagdad they say, and Zaid is not at more risk than any other Iraqi. They informed Zaid that he has to return to Iraq this month.

The only thing that Zaid has to do, the IND said, is to give up photography. That’s exactly what the Shiites think as well. How loyal of the IND to help the Shiites to implement their policy from within the Netherlands!

Ogenblikje geduld aub

… en vooral niet schrikken als alles er ineens héél erg anders uitziet. Dat is allemaal tijdelijk. Heus. Werkelijk waar!

Na de recente grote update van WordPress werken een aantal dingen niet goed meer en het is onduidelijk waardoor dat komt. Om uit te sluiten dat de problemen worden veroorzaakt door allerlei plugins, moet ik die testenderwijs uit- en weer aan zetten. De website kan er daardoor bijwijlen heel raar uitzien (tot en met – oh schrik! – een compleet andere layout), veel spam laten zien, of zelfs ineens zonder forum zitten (want ook dat is een plugin).

Ik hoop eea. snel te hebben opgelost, en hoop dat ik jullie niet al te veel last bezorg. Enneh, mocht er een WordPresskenner meelezen…? Ik kan je hulp nu goed gebruiken!