Snor

Hebben we eindelijk de borstkankermaand kunnen afsluiten – de roze lintjes vlogen iedereen weer om de oren – en nou willen mannen óók zo’n hippe maand waarin ze een feestelijk tintje aan een rotziekte geven. November moet movember worden: de maand waarin je je moustache laat staan om het bewustzijn over prostaatkanker te promoten en je solidariteit met je broeders een publiek smoel te geven. Hun heldhaftige motto: Grow a mo’, save a bro’.

Zulk simplisme werkt enorm op mijn zenuwen. Je strijdt niet tegen borstkanker door een roze stofzuiger of mobieltje te kopen; je snor laten staan redt niemand van prostaatkanker.
Al dat roze gedoe is niets dan een consumentenaflaat. Je gaat jezelf te buiten onder het mom een goed doel te steunen. Kijk mij eens solidair zijn: ik koop roze pumps! Dat bedrijven die een miniem percentage van jouw aankoopsom doorschuiven naar Pink Ribbon en dat bedrag daarna als aftrekpost bij de belastingdienst opvoeren, zichzelf als ‘maatschappelijk geëngageerd’ wensen te afficheren, is nog wranger.

Moeten we zulke larie nu ook voor mannen invoeren? Vecht tegen prostaatkanker, koop een blauwe Blackberry! Strijd tegen prostaatkanker, koop een Ray Ban met een gratis opplaksnor! Gaan we bij mannen ook doen alsof kanker hebben een solidaire, feestelijke aangelegenheid is, waarvan je – na de ziekte natúúrlijk te hebben overwonnen – enorm veel hebt geleerd? Gaan we prostaatkanker nu bejegenen als een broodnodige levensles? Waarom denken we überhaupt dat we kanker glamour kunnen geven en alle angst en paniek eruit kunnen halen?

Borstkanker heeft één ding voor op prostaatkanker: bewustmaking helpt. Wie regelmatig haar borsten bevoelt, kan de ziekte vaak vroeg signaleren. Dat scheelt enorm in overlevingskansen. Voor prostaatkanker bestaat zo’n eenvoudige test niet. Ook bevolkingsonderzoeken helpen geen lor: driekwart van de mannen met een verhoogd PSA blijken na verder onderzoek namelijk helemaal niks te hebben. Inmiddels hebben ze wel wekenlang in de rats gezeten en moesten ze een pijnlijk biopt ondergaan.

Bewustzijn over een ziekte promoten is alleen relevant wanneer mensen individueel iets kunnen aanvangen met dat besef. Anders is het gratuit. Erger: dan reduceer je zo’n ziekte tot een oppervlakkig teken, tot een modieus icoon. ‘Leuke snor heb je. Prostaatkanker? Ja, dat sucks. Maar die snor staat je goed, man. Houwen zo.’

Roze lintjes tegen borstkanker, snorren tegen prostaatkanker. Nog even, en we krijgen campagnes met luchtballonnen tegen longkanker en een maand waarin iedereen in het bruin moet wegens de strijd tegen darmkanker.

Methusalem

[Vanavond vindt voor de tweede keer de Avond van de polemiek plaats. Tien uitverkoren columnisten leveren verbaal strijd en moesten daartoe op voorhand een stukje inleveren; slechts een ervan kan met de eer strijken en krijgt als beloning ‘Het scalpel’ toegekend. Ik ben een van de deelnemers; dit is mijn bijdrage.]

De Nederlandse Hendrikje van Andel was ooit de oudste vrouw ter wereld. Ze stierf in 2005 en was toen 115. Hendrikje was een medisch wonder: ze leek langzamer te verouderen dan anderen. Op haar 112e scoorde ze bijvoorbeeld bovenmatig goed in een geheugentest – afgezet tegen 60- tot 75-jarigen.

Hendrikjes uitmuntende conditie bleek genetisch te zijn bepaald. Onderzoek toonde later aan dat ze zeldzame genen had die haar beschermden tegen aderverkalking en allerlei hartkwalen. Zo werd Hendrikje de lieveling van wetenschappers die de levensverwachting van de mens willen verlengen. Stel je voor dat we ieders genetische klok kunnen vertragen…!

Aubrey de Grey, een Britse gerontoloog, stelde deze zomer dat we celschade binnenkort kunnen repareren; daarmee ligt preventie van ouderdomskwalen binnen handbereik. In die opvatting staat hij bepaald niet alleen. De Grey schat in dat 150 worden nog deze eeuw haalbaar blijkt. Na die doorbraak is het volgens hem een peuleschil om onze levensduur te verlengen tot 1000 jaar. In de toekomst, zo verwacht hij, gaan mensen alleen nog aan ongelukken dood.

Een geweldige bio-hack: Methusalem als ons aller voorland! Maar sta mij toe deze wetenschappelijke klok even flink te ontregelen.

Een. De omvang van de wereldbevolking wordt gereguleerd door twee fenomenen: geboorte en dood. Ons overlijden structureel uitstellen geeft een bevolkingsexplosie van jewelste. Zodra de dood onze aantallen niet langer kortwiekt, is het tegengaan van nieuwe aanwas nog het enige wat de bevolkingsgroei kan beteugelen.

Eeuwig oud worden én kinderen krijgen is een weelde die we ons niet kunnen veroorloven. Overbevolking leidt immers altijd tot ruimtegebrek, watertekort, voedselschaarste, en uiteindelijk tot oorlog. Bepaald andere koek dan de ‘ongelukken’ die De Grey als enig resterende doodsoorzaak voorziet.

Het is kiezen of delen. Wie het eeuwig leven wenst, moet zijn kinderen opofferen; wie kinderen wil, moet zelf plaats maken.

Twee. Heeft u laatst ook dat filmpje gezien van de peuter die niet begreep hoe een tijdschrift werkt, en meende dat het een kapotte iPad was? Onze wereld verandert niet langer lineair, maar exponentieel. Technologische veranderingen volgen elkaar zo snel op iedereen zélf al moeite heeft ze bij te benen. Kinderen snappen de wereld van hun ouders niet meer.

U kunt natuurlijk tegenwerpen dat we straks tóch al geen kinderen meer hebben – zie boven – en dat we met onze lange levens tijd zat hebben om elkaar bij te scholen over ons verleden. Of desnoods dat de verwarring over al die veranderingen dan tenminste een gedeelde ervaring is. Maar er is een bovengrens aan de hoeveelheid veranderingen die een mens kan verdragen. Ons leven doelbewust zo inrichten dat we de draad ervan welhaast moeten kwijtraken, lijkt mij geen goed plan.

Drie. Wie ouder wordt, krijgt steeds meer geschiedenis en wordt vanzelf conservatiever. Dat is psychologisch zelfbehoud, voortkomend uit de drang om je eigen verleden te valideren. Hoe het ‘vroeger’ ging, wordt van de weeromstuit belangrijker. Methusalem zal ten ondergaan aan zijn eigen nostalgie.

En tenslotte: wanneer de dood zeldzaam wordt, zal men hem juist meer begeren. Ik voorzie een stralende toekomst voor zelfmoordenaars.

Verhuizing

Ook heel vaak en extra hard op de startknop van mijn Mac duwen hielp niet: uit de sluimerstand was-ie gedurende de nacht pardoes de dood in gemieterd. ‘Gisteravond hadden we het nog zo leuk samen,’ pruilde ik, ‘ik merkte helemaal niks aan je!’ Wat niet waar was: al een maand of wat werd mijn Mac traag wakker: een door jarenlang intensief gebruik vervuild systeem, vermoedde ik. De boel opnieuw installeren stelde ik uit: dat kwam wel, als ik meer tijd had.

Vergeefs duwde ik nog ’s op de startknop. Dan maar tijd máken: twee uur later had ik een gloednieuwe Mac. Vijf dagen later (plus vijf lange avonden) had ik de boel eindelijk op orde.

Mijn eigen spullen terugzetten – honderden columns, duizenden foto’s, tienduizenden muziekjes, honderdduizenden mails – was zo gepiept, maar daarna kwam het echte werk. Aan obsessief archiveren en alles tot in detail backuppen heb je weinig wanneer het besturingssysteem inmiddels is veranderd; ik liep al twee versies achter.

Het leek nog ’t meest op een acute overplaatsing naar een nieuw huis, waarbij de verhuizers hun eigen opvattingen lieten prevaleren. Ook deze woning heeft een keuken, een slaapkamer, een wc en een woonkamer, maar de indeling is je vreemd. Heerlijk dat je nu ook een tuin hebt, maar eh, waar dan? Je moet je eerst de plattegrond eigen maken, nieuwe paadjes ontwikkelen.

Terwijl je al doende geregeld tegen onverwachte muren aanloopt – in je oude huis zat op die plek immers een deur – zoek je je lens naar je spullen. De verhuizers hadden kennelijk zo hun eigen opvattingen. Waar staat de kledingkast nu? Eenmaal gevonden, blijkt de indeling ervan anders dan je gewend was. Waar ligt je ondergoed tegenwoordig, waar je truien? Joh, die mooie jurken moet je toch niet zo wegfrommelen! En de kapstok hangt nu te hoog, ik kan er niet bij. Heeft iemand een trapje voor me, of een boormachine zodat ik het ding lager kan ophangen?

Niet al mijn vertrouwde meubels mochten mee. Proberen ze zelf naar binnen te slepen, stuit op een categorisch nee: mijn nieuwe huis weigert ze domweg toegang. ‘Dat bed kocht je toch voor een andere kamer? Bovendien vind ik het oud. Je koopt maar een nieuwe versie van datzelfde bed, hoor.’

Hier en daar verbouw ik de boel om het huis aan mijn wensen aan te passen; soms ook verleidt de nieuwe indeling me. En vanmiddag vond ik zomaar de tuin.

Opwarmertje

Aanstaande woensdag (2 november) wordt in De Balie, in samenwerking met Het Parool, voor de tweede keer De avond van de polemiek georganiseerd. Tien geselecteerde columnisten strijden er die avond om de trofee: ‘Het scalpel’.

De deelnemers zijn Martin Bosma, Ties Prakken, Hafid Bouazza, Karin Spaink, Thomas von der Dunk, Bert Brussen, Annemarie Oster, Meindert Fennema, Thierry Baudet, Ad Fransen en Kees Tamboer. De jury bestaat uit Pierre Vinken, Hans van den Bergh, Jaffe Vink (de winnaar van Het Scalpel 2010), Barbara van Beukering (Het Parool), Yoeri Albrecht (De Balie) en Theodor Holman.

Het Parool publiceert vandaag een kort stukje van/over alle deelnemers, waarin zij uiteenzetten aan welke criteria een polemiek dient te voldoen. Bij deze mijn stukje:

***

Polemist ben je pas wanneer je puntig kunt schrijven en niet bang bent voor een robbertje verbaal vechten.

Een polemiek handelt altijd over een politiek of sociaal onderwerp. Een polemiek moet voorts scherp zijn, liefst hier en daar ook grappig. En ten slotte hoor je in een polemiek het standpunt van je opponent fatsoenlijk te beschrijven. Pas daarna ga je eens flink aan die opvatting rammelen, op zoek naar de inconsequenties, de vergeten feiten, de barsten en de scheuren erin.

De columnist die op alleen op de man speelt, produceert niks dan een veredelde burenruzie. De columnist die de lezers uitsluitend zijn eigen standpunt opdist, vervalt al snel tot getoeter en gedram. De columnist die het standpunt van zijn opponent slechts persifleert, is geen polemist maar een cabaretier, of erger: een politicus.

Iemand kwetsen in een polemiek mag gerust. Het is zelfs onvermijdelijk wanneer je opponent – zoals tegenwoordig nogal in de mode is – elk weerwoord hoogstpersoonlijk op zichzelf betrekt. Anders dan we nu lijken te denken, is iemand kwetsen helemaal niet zo eng of erg. Mensen zijn niet van fondant, wie kaatst mag een bal verwachten, en als opinies niet botsen, verandert er nooit iets.

Maar doelbewust met modder gooien is nooit raadzaam. Niet alleen zet je daarmee jezelf buitenspel; vooral bezoedel je je eigen argumenten ermee, waardoor je opponent alleen nog maar het vuil van zich af hoeft te wassen.

Een goede polemiek daagt kortom uit tot een zinnig antwoord.

Prostitutie

Wethouder Asscher wil af van de wantoestanden in de prostitutie en zint daartoe op maatregelen. Dat siert hem. Er is veel mis daar, van regelrechte vrouwenhandel en uitbuiting tot intimidatie en mishandeling. Ondanks legalisering en registratieplicht werken veel prostituees nog steeds illegaal. (Niet zo vreemd, trouwens: wie wil er nu levenslang bij de belasting bekend staan als ZZP’ende sekswerker?)

Aan zwaaien met verboden, zoals Asscher nu al wekenlang doet, hebben de vrouwen in kwestie niets. Prostitutie illegaal maken betekent dat de sector verder ondergronds gaat en zich juist meer aan controle – en dus aan interventies – onttrekt.

Al wie uit de prostitutie wil en daartoe hulp zoekt, zal zichzelf dan eerst als delinquent moeten afficheren, met alle gevolgen van dien. Pooiers en handelaars krijgen van overheidswege gratis een nieuw chantagemiddel in handen gedrukt: ‘Als je lastig bent, leveren we je aan de politie uit!’ Voor de vrouwen zelf wordt het riskanter om aangifte tegen hun handelaars te doen, laat staan tegen ze te getuigen.

Daar sta je dan met je regulering en je handhaving: doel volledig voorbijgeschoten. Maar ja, we zien het niet meer hè, niemand die dan nog klaagt…

Naar Zweeds voorbeeld overweegt Asscher ook een andere optie: niet de hoer, maar de hoerenloper aanpakken. Juridisch is dat een gedrocht: wanneer een dienst zelf legaal is, is het afnemen ervan dat ook. En het werkt amper. In Zweden worden jaarlijks zo’n vijftig mannen als prostituant veroordeeld.

Bovenal is het een ouderwets concept, gebaseerd op het romantische beeld van prostitutie waartegen Asscher zich juist zo afzet. ‘Winkelen’ – de ramen langsgaan op zoek naar een prostituee – wordt steeds zeldzamer. Tegenwoordig bestel je iemand via een website of een mobiel nummer. Vervolgens wordt er iemand uit de ‘stal’ gehaald en binnen het uur per taxi op het gewenste adres afgeleverd. Vroeger vormden escorts de top van de branche, nu zijn zij bij uitstek de meest machteloze vrouwen uit het circuit – juist omdat ze permanent buiten zicht worden gehouden.

In interviews laat Asscher zich snerend uit over ‘comfortfeministen’ die de kwaden van prostitutie bagatelliseren. Beste Lodewijk: dertig jaar geleden was ik óók tegen legalisering van prostitutie, op – naar ik dacht – feministische gronden. Pas nadat andere feministen zich beter in de kwestie verdiepten, leerde ik dat legalisering het enige is dat echt helpt om misbruik te stoppen, en dat hulpverlening alleen werkt als prostituees vindbaar en benaderbaar zijn.

Heus: dat was bepaald een oncomfortabel inzicht.

Inlooppoes

Er zijn hier altijd wel buitenkatten, de daktuin fungeert immers als hub. De laatste weken is er een buitenkat die vaak opdoemt en die verwarrend veel op Max lijkt: ook cypers, met her en der wat wit, en met even mosgrijze ogen als zij. [De buitenkat is net als Max een meisje: jongenskatten hebben maximaal twee kleuren, alleen meisjeskatten kunnen drie kleuren hebben.]

De kenner weet beter. De buitenkat heeft lichte strepen en stippellijnen, terwijl Max donkere cirkels op haar flanken heeft; haar witte sokken zijn langer; de buitenkat heeft niet zo’n witte vlek op de neus. Ook is de buitenkat net iets kleiner dan Max. [Voor een grotere foto van Max en de inlooppoes, zie hier.]

Buitenshuis zijn Max en haar Doppelgänger soms vriendjes, soms vechters. Sinds een week of twee sluipt de Doppelgänger geregeld door ons kattenluik naar binnen en steelt dan eten. Max, anders nooit te beroerd om ergens bovenop te springen, kijkt van een afstandje gebiologeerd toe.

Ze doet niks. Ze kijkt kalmpjes toe.

’t Is niet dat ze te perplex is om in te grijpen. Haar ogen staan niet groot of fel, haar oren zijn niet gespitst, haar staart zwiept niet. Haar houding toont afgrijzen noch verwarring. Ze weet simpelweg niet wat ze hiervan moet denken: een vreemdeling die hier zomaar binnenwandelt? Buitenshuis vecht ze sindsdien iets vaker met de Doppelgänger – buiten vechten is vertrouwd terrein – maar zodra die haar keuken binnen stapt, vervalt ze tot dat ene: aandachtig kijken. Afwachten wat er gebeurt.

Mocht Max binnenshuis naar haar blazen, dan zou ik de buitenpoes subiet wegjagen; mocht Max haar terreinverkenningen en dieverij schouderophalend toestaan, dan zou ik haar aanvaarding accepteren. Ik laat mijn reactie van haar afhangen. Alleen: Max weet hoegenaamd niet wat ze hiervan vindt.

Dus kijk ik, net als Max, gebiologeerd en afwachtend toe wanneer de buitenkat binnenstapt. Max staart naar haar, ik staar naar Max. Vanaf een veilige plek staart Dropje met schrikogen naar ons alledrie.

Sinds dit weekend is de Döppelganger vrijpostiger geworden: van buitenkat ontwikkelt ze zich tot inlooppoes. Buiten nestelt ze zich regelmatig op Dropjes stoel; ze stapt een paar maal daags naar binnen; aarzelend verkent ze de rest van het huis. Vanmiddag maakte ze voor het eerst een excursie naar de slaapkamer, waar Max en Michael op bed lagen. Niemand deed iets. Een paar uur later sloop ze voorzichtig de badkamer in en deed zich tegoed aan de brokjes daar.

Crisiskoorts

De meeste banken zijn weer opgestaan en keren als vanouds bonussen uit. In de zakenwereld stijgen de topsalarissen, vaak ook de winsten. Wel zijn er veel werknemers weggesaneerd, een noodzakelijke ingreep om weer gezond te worden. Toch bedreigt de crisis ons nog uit alle hoeken. Om ons stelsel van groei en krediet in stand te houden, moeten alle overheden derhalve fors bezuinigen en daarnaast investeren in bedrijven en banken.

Ik had koorts, zoveel was duidelijk. Want wie ijlt, heeft een volkomen eigen logica: je huishouding wordt gedreven door onnavolgbare, oververhitte dromen.

Zwetend belandde ik bij het Amerikaanse CBS. De cijfers duizelden me voor de ogen. In Amerika leeft een op de zes mensen momenteel onder de armoedegrens. Een op de zeven heeft geen zorgverzekering. Een op de acht huizen staat er leeg: de bewoners moesten vertrekken omdat ze de hypotheek niet meer konden betalen. Een op de tien Amerikanen is werkloos, zonder uitzicht op een baan. De inkomensongelijkheid in het land is de laatste decennia fors toegenomen. Ondertussen schreeuwde de Tea Party me toe dat Obama een vieze socialist was.

Met bonkend hoofd probeerde ik thuis te komen. Mijn knieën knikten in de Arabische landen. In Syrië schoot een president het volk dood om ze in ’t gareel te krijgen. In Egypte organiseerde het leger samen met huurlingen een fatale religieuze rel. Een westerse krant dwarrelde voor mijn voeten. In vette koppen schreef men de doden aan moslims toe. ‘Dat is toch evenzeer religieuze stemmingmakerij,’ dacht ik koortsachtig, maar ik werd weggelachen door een andere krantenkop die Egypte verweet dat het land in een half jaar tijd een halve eeuw aan repressie niet ongedaan had weten te maken.

Zoekend naar verkoeling dook ik in de Middellandse Zee en dreef naar Spanje. Daar was de werkloosheid nu ruim 21%; een kwart van de kinderen is er ondervoed. Andere Zuid-Europese landen gingen hard die kant op. In Italië overleefde Berlusconi voor de 51e keer in drie jaar een vertrouwensstemming, en beloofde grijnzend de honderd vol te zullen maken. Ik vluchtte naar Griekenland maar dat werd juist failliet verklaard.

Op Icarus’ vleugels – mijn onderpand van de Grieken – wist ik Amsterdam te bereiken. De marathon in de stad trok meer bezoek dan de bezetting van het Beursplein, zag ik in vogelvlucht.

Thuisgekomen verstopte ik me onder mijn bed en woof mezelf koelte toe met een rapport waarin stond dat Nederland, op de staat Delaware na, het beste belastingparadijs ter wereld is.

Facebook dwang

In navolging van Google+ is ook Facebook nu begonnen een real-name policy af te dwingen. Wie onder een alias post, riskeert te worden geblokkeerd – vaak zonder waarschuwing vooraf of uitleg na afloop.

Waarom zulk beleid kortzichtig is en makkelijk tot politiek wapen kan verworden, legde ik al eerder uit in een column voor Het Parool. En wat is eigenlijk iemands ‘echte’ naam? De naam die in je paspoort staat? Dan komt elke Johannes die zich sinds jaar en dag Jan of Johan noemt, elke Geertruida die voor iedereen Gerda heet, onder vuur te liggen. En hoe moet het met getrouwde, gescheiden en hertrouwde vrouwen? Heet Jacqueline Kennedy volgens Facebook Jackie Kennedy, Jacqueline Lee Bouvier of Jacqueline Onassis?

De maatregel treft – buiten mensen die hun echte naam om veiligheids- of politieke redenen liever niet willen prijsgeven – vooral artiesten. Lang niet elke musicus, zanger, schrijver, tekenaar of columnist opereert immers onder ‘eigen’ naam. Denk aan Bernlef, Prince, Zak, Yrrah, Bibeb, Junkie XL, Anna Enquist, Gummbah, Kronkel, Opheffer, A.F.Th., Andreas Burnier, Marjolijn Februari, Drs. P., Arjan Ederveen, Elton John, Kader Abdollah, Freddy Mercury, Blixa Bargeld, Erwin Olaf, Marilyn Monroe. Gerard Reve is dood, maar had-ie volgens Facebook Gerard Reve moeten heten, Gerard van het Reve, Gerard van ‘t Reve of Gerard Kornelis van het Reve?

In Nederland sloot Facebook recent een serie mensen af die daar onder hun publieke pseudoniem actief waren, oftewel juist onder de naam waarmee ze het meest bekend zijn. Het betrof – of dat toevallig was of niet laat ik aan uw verbeelding over – een duidelijk omschreven groep Facebookers: mannen die geregeld in travestie optreden en dat als politiek statement gebruiken. Exit Jennifer Hopelezz, exit Pamela Andersom.

Sommige van hen werken al bijna twintig jaar onder hun artiestennaam en hebben in die hoedanigheid een serieuze carrière opgebouwd, zoals Dolly Bellefleur. Vanzelfsprekend gebruiken zij op Facebook daarom hun artiestennaam wanneer ze over hun werk en activiteiten vertellen. (Soms hebben ze daarnaast onder hun oorspronkelijke naam een ander account, bedoeld voor contact met vrienden.)

Afgelopen week werd zodoende ook Dolly Bellefleur afgesloten. Ze kreeg pas na veel gedonder haar account terug en dat alleen op voorwaarde dat ze voortaan haar artiestennaam aan haar persoonlijke naam koppelde. Sindsdien heet Dolly op Facebook verplicht ‘Ruud Douma (Dolly Bellefleur)’. Een gewrochte en onhandige oplossing, die twee pijnlijke consequenties heeft. Enerzijds ondermijnt-ie ‘Dolly Bellefleur’ als zelfstandige entiteit en daarmee haar impact als performer. Bij alles wat Dolly voortaan op Facebook zegt of doet, wordt ze gereduceerd tot een rol, tot een ‘fictief’ persona, waarmee haar politieke dimensie onderuit wordt gehaald. Anderzijds kan Ruud Douma zich nu nooit meer persoonlijk op Facebook manifesteren: Facebook heeft hem – op straffe van verbanning – verplicht zijn privéleven volledig gelijk te stellen aan zijn werk.

Facebook wordt steeds minder leuk. Maar er is één troost: naarmate Facebook strenger wordt in wie we er mogen zijn en wat we er kunnen zeggen, wordt het minder aantrekkelijk om daar even te gaan buurten. Ik doe steeds minder met Facebook…

(Foto: Dolly Bellefleur, door Erwin Olaf.]

Ruilen

De rollen omdraaien is vaak leerzaam. Wat je eerder vanzelfsprekend vond, is nu oneerlijk of ongemakkelijk; wat normaal scheen, is verwarrend. Zodra een rolwisseling iemands beleving van de situatie anders maakt, wijst dat erop dat die rollen niet neutraal zijn. Omdraaiing maakt ongelijkheid en machtsverschil zichtbaar.

Neem zoiets onschuldigs als iemands jas ophouden. Tegenwoordig zien we dat als een hoogst innemend, zij het licht ouderwets gebaar. De geste wordt geapprecieerd, ook wanneer de uitvoering ervan tot onbeholpen gestuntel leidt. (Niet elke in-de-jas-geholpene is op de galante interventie voorbereid, niet elke in-de-jas-helper weet hoe je een jas hándig kunt ophouden.) De waardering overheerst: wat attent dat iemand me in mijn jas wil helpen!

Maar er speelt meer dan beleefdheid en egards, hoe hard iedereen die voor een ander een jas ophoudt ook roept dat hoffelijkheid het enige motief is. De geste is immers niet neutraal, preciezer, hij is niet sekseneutraal. Nooit houdt een gastheer gedienstig de jassen van de vertrekkende heren op, nooit helpt de gastvrouw de afscheid nemende dames vriendelijk in hun jassen.

Alleen vrouwen worden in hun jas geholpen, alleen mannen houden jassen op. Het gebaar is daarmee onderdeel van een gewrocht onderscheid tussen de seksen, een reliek van de gedachte dat vrouwen door mannen moeten worden geholpen of beschermd.

Maar ja. Een man die een heer wil zijn bozig voor de voeten werpen dat-ie ‘dus’ een seksist is, is bepaald contraproductief. Goede intenties moet je nooit met wapengekletter beantwoorden. Daarnaast: elke ideologie die beleefdheid aanvalt, is kortzichtig en bijt uiteindelijk in zijn eigen staart. Beter te streven naar meer beleefdheid; beter te benadrukken dat iederéén beleefd kan zijn.

Daarom praktiseer ik de omdraaiing. Ik help bijvoorbeeld alle vertrekkende gasten (m/v) in hun jas. Vrouwen zijn eventjes verrast maar hernemen zich vlot; ze herkennen de oorspronkelijke bedoeling – egards, attentie – en kunnen die ineens fris van de lever waarderen. Al het kleinerende dat iedereen altijd ontkent maar toch aanwezig weet, is plots uit het gebaar gevallen.

Mannen wiens jas ik ophoud, raken altoos van slag. Ze kijken een paar seconden lang naar hun jas, die uitnodigend in mijn handen hangt, en dan naar mij. En ze weten: ‘Wij zeiden altijd dat dit gebaar pure beleefdheid was.’ Soms proberen ze daarna mij hun jas af te pakken, soms steken ze aarzelend een arm achterwaarts in de door mij opgehouden mouw.

En dan lispel ik in hun oor: ‘Een echte feminist is óók een heer.’

Amerikaanse drones besmet

Voor u gelezen:

De VS werkt al enig tijd met zogeheten drones: kleine vliegende robots die van grote afstand kunnen worden bestuurd. Vanuit de VS heeft Amerika via drones al een paar keer precisie-aanvallen uitgevoerd en zelfs heel gericht specifieke mensen in het Midden-Oosten geliquideerd. De Predator en Reaper drones blijken momenteel geïnfecnfecteerd te zijn met een virus. Voor zover valt na te gaan doen deze virussen niets anders dan keyloggen: ze leggen alle commando’s vast die de drones krijgen en sturen die naar elders door. Het is niet zeker of dat inderdaad het enige is dat het virus (of de virussen) doen. En vooral: hoe is de infectie tot stand gekomen? Betekent dat ook dat anderen de drones eventueel kunnen overnmen?

Wired heeft er een artikel over:


‘The virus, first detected nearly two weeks ago by the military’s Host-Based Security System, has not prevented pilots at Creech Air Force Base in Nevada from flying their missions overseas. Nor have there been any confirmed incidents of classified information being lost or sent to an outside source. But the virus has resisted multiple efforts to remove it from Creech’s computers, network security specialists say. And the infection underscores the ongoing security risks in what has become the U.S. military’s most important weapons system. [..]

Military network security specialists aren’t sure whether the virus and its so-called “keylogger” payload were introduced intentionally or by accident; it may be a common piece of malware that just happened to make its way into these sensitive networks. The specialists don’t know exactly how far the virus has spread. But they’re sure that the infection has hit both classified and unclassified machines at Creech. That raises the possibility, at least, that secret data may have been captured by the keylogger, and then transmitted over the public internet to someone outside the military chain of command. [..]

Some of the GCSs are classified secret, and used for conventional warzone surveillance duty. The GCSs handling more exotic operations are top secret. None of the remote cockpits are supposed to be connected to the public internet. Which means they are supposed to be largely immune to viruses and other network security threats. [..]

In the meantime, technicians at Creech are trying to get the virus off the GCS machines. It has not been easy. At first, they followed removal instructions posted on the website of the Kaspersky security firm. “But the virus kept coming back,” a source familiar with the infection says. Eventually, the technicians had to use a software tool called BCWipe to completely erase the GCS’ internal hard drives. “That meant rebuilding them from scratch” — a time-consuming effort.’