Toen ik een maand of vier geleden ’s morgens mijn lenzen wou inzetten, vond ik in het linkervakje van de container maar een halve lens. De overgebleven helft zag er raar uit, alsof-ie wreed doormidden was gescheurd. Nu kunnen lenzen inderdaad kapot gaan en zelfs scheuren, maar wat mij toen vooral verbaasde was waar die andere helft was gebleven.
Had ik de lens de vorige avond maar half in het doosje gedaan en hem doormidden gesneden toen ik de dop alsnog stevig vast draaide? Zou kunnen… Maar dan kon de andere helft van die lens niet ver zijn, en toch kon ik die nergens vinden. Hij plakte niet aan de buitenkant van het lezendoosje, lag nergens op de glazen schraag en ook in de wastafel zag ik geen spoor van een halve lens.
Vreemd. Hij zou toch niet nog in mijn oog zitten? Ik voelde niks maar onderwierp mijn linkeroog toch aan een grondige inspectie. Nee, dacht ik al: niks te zien. Ik pakte een nieuwe linkerlens en zette die in. Klaar.
In de maanden daarna had ik soms last van een tranend oog. Soms leek het of er een korreltje onder mijn ooglid zat. Ook ’s nachts en ’s morgens, wanneer ik geen lenzen droeg, voelde ik dat korreltje soms schuren, en wanneer ik mijn lenzen inzette ging dat oog vaak tranen.
Het korreltje irriteerde me dusdanig dat ik overwoog naar de huisarts te gaan, of desnoods naar de opticien: er zat iets in mijn oog dat me hinderde, maar wat ik zelf niet kon zien.
Op een ochtend inspecteerde ik mijn linkerlens. Er zat een raar wit bobbeltje op: een kleine verdikking, juist op de plek waar ik steeds dat korreltje had gevoeld. Schoonwrijven van de lens had geen enkel effect: de verdikking zat in de lens ingebouwd. Ik pakte een verse linkerlens en had sindsdien nergens meer last van. Hoera! Probleem opgelost.
Een week later – het was al middag, ik hoefde die dag nergens naartoe en had me nog niet aangekleed en had mijn bril op in plaats van lenzen in – kriebelde er iets in mijn linkeroog. Een uur lang wreef ik af en toe wat, maar toen dat niet hielp pakte ik een spiegeltje en liep naar het raam om beter zicht te krijgen op het euvel.
Over mijn oogwit zag ik dun een streepje lopen. ‘Ah, een kattenhaar,’ dacht ik, wat helemaal geen rare gedachte was. Er wonen hier immers twee katten en hun haren zitten overal. Ook in mijn neus of mond, dus waarom niet in mijn oog? ‘Da’s Max,’ oordeelde ik, want de haar in mijn oog was grijzig of wit, en Michael is zwart als de nacht.
Het spiegeltje lag op de vensterbank. Met mijn linkerhand trok ik mijn bovenooglid stevig omhoog, terwijl ik mijn rechterwijsvinger over mijn oogwit haalde om die verdomde kattenhaar eruit te vissen. Dat lukte. Meteen voelde mijn oog opgelucht aan: weg irritatie – eindelijk rust. Nog even knipperen om de laatste kriebel uit mijn oog te krijgen.
Toen ik de boosdoener wou bekijken, bleek mijn vinger leeg – geen kattenhaar te bekennen. Wel zag ik iets glimmen aan mijn wimper. Voorzichtig viste ik de glimmer eruit. Huh? Een halve contactlens? Nou ja! Het was de ontbrekende helft van die kapotte lens van vier maanden eerder.
Is dat niet raar? Ik heb vier maanden lang met een halve lens, inclusief afgescheurde en dus rafelige rand, in mijn oog rondgelopen zonder dat te merken. Ik heb er zeker zestien weken mee geslapen. Ik heb zeker zestien weken een héle lens over die kapotte lens in mijn oogbol gedragen, en ik heb al die tijd niks gemerkt. Nou ja, behalve dan dat ik sinds een maand of twee een ergerlijk korreltje in mijn oog voelde, maar dat kwam doordat er in de vervangende lens ook werkelijk een korreltje zat.
Zodat ik me – opnieuw – verwonder over de veerkracht van lichamen. Maandenlang een vreemd, aan één kant ruw geschubt voorwerp in je oog dragen en toch niks merken; maandenlang een kapotte lens in je oog hebben, zonder dat je daar een blijvende beschadiging aan overhoudt; maandenlang vagelijk iets raars voelen en de dag nadat je het vreemde voorwerp eruit hebt gevist, niks geen tranend oog meer hebben. Business as usual. Alsof er nooit iets aan de hand is geweest. Lichamen zijn verdomd veerkrachtig.
De enige vraag waarover ik nog pieker, is deze. Hoe kan zo’n lens in hemelsnaam in je oog scheuren, zodat maar de helft eruit komt terwijl de andere helft koppig blijft plakken?
[Foto: de weergevonden tweede helft.]