Kiekeboe!

Toen ik een maand of vier geleden ’s morgens mijn lenzen wou inzetten, vond ik in het linkervakje van de container maar een halve lens. De overgebleven helft zag er raar uit, alsof-ie wreed doormidden was gescheurd. Nu kunnen lenzen inderdaad kapot gaan en zelfs scheuren, maar wat mij toen vooral verbaasde was waar die andere helft was gebleven.

Had ik de lens de vorige avond maar half in het doosje gedaan en hem doormidden gesneden toen ik de dop alsnog stevig vast draaide? Zou kunnen… Maar dan kon de andere helft van die lens niet ver zijn, en toch kon ik die nergens vinden. Hij plakte niet aan de buitenkant van het lezendoosje, lag nergens op de glazen schraag en ook in de wastafel zag ik geen spoor van een halve lens.

Vreemd. Hij zou toch niet nog in mijn oog zitten? Ik voelde niks maar onderwierp mijn linkeroog toch aan een grondige inspectie. Nee, dacht ik al: niks te zien. Ik pakte een nieuwe linkerlens en zette die in. Klaar.

In de maanden daarna had ik soms last van een tranend oog. Soms leek het of er een korreltje onder mijn ooglid zat. Ook ’s nachts en ’s morgens, wanneer ik geen lenzen droeg, voelde ik dat korreltje soms schuren, en wanneer ik mijn lenzen inzette ging dat oog vaak tranen.

Het korreltje irriteerde me dusdanig dat ik overwoog naar de huisarts te gaan, of desnoods naar de opticien: er zat iets in mijn oog dat me hinderde, maar wat ik zelf niet kon zien.

Op een ochtend inspecteerde ik mijn linkerlens. Er zat een raar wit bobbeltje op: een kleine verdikking, juist op de plek waar ik steeds dat korreltje had gevoeld. Schoonwrijven van de lens had geen enkel effect: de verdikking zat in de lens ingebouwd. Ik pakte een verse linkerlens en had sindsdien nergens meer last van. Hoera! Probleem opgelost.

Een week later – het was al middag, ik hoefde die dag nergens naartoe en had me nog niet aangekleed en had mijn bril op in plaats van lenzen in – kriebelde er iets in mijn linkeroog. Een uur lang wreef ik af en toe wat, maar toen dat niet hielp pakte ik een spiegeltje en liep naar het raam om beter zicht te krijgen op het euvel.

Over mijn oogwit zag ik dun een streepje lopen. ‘Ah, een kattenhaar,’ dacht ik, wat helemaal geen rare gedachte was. Er wonen hier immers twee katten en hun haren zitten overal. Ook in mijn neus of mond, dus waarom niet in mijn oog? ‘Da’s Max,’ oordeelde ik, want de haar in mijn oog was grijzig of wit, en Michael is zwart als de nacht.

Het spiegeltje lag op de vensterbank. Met mijn linkerhand trok ik mijn bovenooglid stevig omhoog, terwijl ik mijn rechterwijsvinger over mijn oogwit haalde om die verdomde kattenhaar eruit te vissen. Dat lukte. Meteen voelde mijn oog opgelucht aan: weg irritatie – eindelijk rust. Nog even knipperen om de laatste kriebel uit mijn oog te krijgen.

Toen ik de boosdoener wou bekijken, bleek mijn vinger leeg – geen kattenhaar te bekennen. Wel zag ik iets glimmen aan mijn wimper. Voorzichtig viste ik de glimmer eruit. Huh? Een halve contactlens? Nou ja! Het was de ontbrekende helft van die kapotte lens van vier maanden eerder.

Is dat niet raar? Ik heb vier maanden lang met een halve lens, inclusief afgescheurde en dus rafelige rand, in mijn oog rondgelopen zonder dat te merken. Ik heb er zeker zestien weken mee geslapen. Ik heb zeker zestien weken een héle lens over die kapotte lens in mijn oogbol gedragen, en ik heb al die tijd niks gemerkt. Nou ja, behalve dan dat ik sinds een maand of twee een ergerlijk korreltje in mijn oog voelde, maar dat kwam doordat er in de vervangende lens ook werkelijk een korreltje zat.

Zodat ik me – opnieuw – verwonder over de veerkracht van lichamen. Maandenlang een vreemd, aan één kant ruw geschubt voorwerp in je oog dragen en toch niks merken; maandenlang een kapotte lens in je oog hebben, zonder dat je daar een blijvende beschadiging aan overhoudt; maandenlang vagelijk iets raars voelen en de dag nadat je het vreemde voorwerp eruit hebt gevist, niks geen tranend oog meer hebben. Business as usual. Alsof er nooit iets aan de hand is geweest. Lichamen zijn verdomd veerkrachtig.

De enige vraag waarover ik nog pieker, is deze. Hoe kan zo’n lens in hemelsnaam in je oog scheuren, zodat maar de helft eruit komt terwijl de andere helft koppig blijft plakken?

[Foto: de weergevonden tweede helft.]

Hackwinkels

Wie bij hackers nog steeds denkt aan bleekneuzige jongetjes die zich met cola en pizza’s achter hun computer verschuilen, loopt achter. Wat hackers bindt is hun hang naar kennis en hun experimenteerlust.

Ze ontleden dingen tot op het bot, zoeken uit wat er anders of beter aan kan, en waarvoor je het nog méér kunt gebruiken. Alles uitproberen en alles zelf doen staat hoog in hun vaandel: nergens tref je zoveel mensen met een duikdiploma, een vliegbrevet of – sociaal iets minder aanvaard – een wapenvergunning als onder hackers.

Veel hackers zijn wandelende encyclopedieën. Elke vraag wordt in principe met een lezing beantwoord, of je nu iets wil weten over de geschiedenis van Japanse anime of op het voormalige katholieke monopolie op wort. Nieuwe problemen krijgen voorgelegd, vinden ze nog veel leuker. Testen hoe veilig een slot is, uitzoeken of een chipkaart goed is beveiligd, verzinnen wat je met een GPS-tracker kunt doen.

Hackers denken snel; zeker in groepsverband leveren ze een bijna onstuitbare stroom ideeën op, die rap worden geschift, getest en verbeterd. Dat procedé werkt juist zo goed omdat ze alles volop bediscussiëren, en bijna iedereen een andere invalshoek heeft: dat voorkomt blindstaarderij.

Daarom verbaast het me dat bedrijven die met technologie tobben, niet vaker contact leggen met hackerspaces. Waar anders vind je mensen die graag meedenken, die tal van deskundigheden in huis hebben en die zich uit puur enthousiasme koppig op een probleem storten?

Vroeger had je wetswinkels en milieuwinkels. Individuen konden daar gratis hun probleem voorleggen, en voor een miniem bedrag konden stichtingen, verenigingen en kleine bedrijven advies krijgen. Die constructie was slim: kennis werd verspreid; deskundigheid werd maatschappelijk ingezet; kleine bedrijven konden de concurrentie met grote, gevestigde bedrijven beter aan, omdat degelijk advies nu ineens betaalbaar werd.

Het wordt tijd voor hackwinkels! Plekken waar bedrijven tijdelijke coalities aangaan met hackers en hun hulp kunnen inroepen om ideeën en producten te testen; plekken waar technologisch vernuft wordt uitgewerkt en productief kan worden gemaakt.

Er zijn teveel leuke bedrijven die net te weinig expertise in huis hebben, en teveel grote adviseurs die een boel geld kosten, maar niets anders doen dan procedures opschrijven zonder dat ze zelf ooit iets bedenken. Ondertussen laten we een enorm potentieel aan kennis liggen en doen we het voorkomen alsof wat daar gebeurt, niks anders dan vaag hobbyisme is.

Ga hacken. Ga winkelen bij hackers. En vooral: ga ’s naar zo’n hackerspace.

Alles kan!

[Foto: Agnes Jaspers]

Terwijl ik buiten wachtte, zag ik alleen maar blijheid. Iedereen die met zijn autootje de Gashouder in- of uitreed, had een grote glimlach. Ook het publiek werd erg vrolijk van ons Cantaballet, Bezoekers werden zelfs ontroerd: tientallen mensen vertelden me na afloop hoe geraakt ze waren geweest, ja zelfs tranen in hun ogen hadden gekregen. [Bekijk het hele ballet via Uitzending Gemist.]

Het ballet zat vol met verbintenissen. Choreograaf Ernst Meisner had de gouden ingeving om alle Cantarijders die ingewikkelder patronen zouden rijden, een danser als vaste passagier te geven. Zij hielpen waar nodig, gaven aanwijzingen, en zorgden desgewenst voor hun bestuurder. Zodoende werd er ook ín de autootjes samengewerkt, wat je in de voorstelling voelde. (Er was zelfs een danser die op de balletvloer doodkalm het stuur overnam van een Cantarijder die plotseling door zenuwen werd overweldigd.)

Meisners tweede gouden greep was een dubbel duet. Eerst voerden Casey Herd en Marisa Lopez – twee sterren van Het Nationale Ballet – een pas-de-deux uit. Nadat Marisa was weggerend, kreeg Casey een nieuwe partner: geen prima ballerina, maar een prima Canta. We dansten soms vergelijkbare figuren, mijn autootje zwierde en zwaaide, Casey stopte mij, ik achtervolgde hem. Het was het pièce de resistance van het ballet: de Canta danste hier echt. En ons duet oogde verrassend teder. [Bekijk een Youtube filmpje van dit dubbele duet.]

Voor Casey was het lastig om de controle uit handen te geven. Hij moest zich letterlijk aan mijn autootje overgeven, zich erdoor laten voortslepen en vertrouwen op mijn stuurkunst en manoeuvres. Voor iemand die met dusdanig gemak ballerina’s optilt en omhoog gooit dat zijn bijnaam ‘the truck’ is, bepaald een ongewone ervaring…

Het Cantaballet was een ode aan samenwerking, een ode aan verbintenissen, een lofzang op anders kijken. Ook voor de Cantarijders zelf pakte dat zo uit: niemand voelde zich nog gehandicapt, iedereen voelde zich op de eerste plaats danser. Iedereen had het gevoel dat er nu eindelijk anders naar ze kon worden gekeken.

Dat sterkende effect werkte door naar Cantarijders die niet aan het ballet meededen. Diverse mensen mailden dat ze, door de tv-serie voorafgaand aan de uitvoering, eindelijk moed hadden gevat om grotere afstanden af te leggen. ‘Als jullie ermee kunnen balletten, moet ik er toch mee naar de andere kant van de stad kunnen?’ En hupsakee: dat deden ze dan, voor het eerst!

Het Cantaballet was vooral een ode aan de kunst. Alles kan, wanneer je verbeelding wordt gestimuleerd. Dan kun je zelfs gehandicaptenautootjes laten dansen.

Liefde

[Mijn uitgever, Nijgh & Van Ditmar, heeft een column-estaffette op haar website. Ditmaal was de beurt aan mij. Het verzoek: een stukje in te leveren dat hetzij over schrijven ging, hetzij over Nijgh. Ik koos het voor eerste.]

***

Nooit gedacht dat ik ooit een boek over een auto zou schrijven. Ook nooit gedacht dat juist dát het vrolijkste, meest frivole boek uit mijn carrière zou worden. Spaink is immers altijd bloedserieus? Nou, ditmaal niet!

Want nu schreef ik een lofzang op een klein, kek autootje: de Canta, een gehandicaptenvoertuigje. Hij valt op door zijn afmetingen en privileges (smal en hoog, en je mag ermee op het fietspad), maar ’t is zijn vormgeving die hem tot een echte blikvanger maakt. Nadat ik op Twitter om foto’s van Canta’s had gevraagd, klaagden sommige inzenders maanden later nog dat door deze queeste hun blik voorgoed was aangetast. Ze konden dat autootje niet meer van zich afschudden: ze waren verslaafd geraakt aan het Canta-spotten.

Zelf was ik allang verliefd op dat autootje, dat me mimmers ijn vrijheid teruggaf toen mijn benen onbetrouwbaar bleken.

Nadat in de Canta-fabriek had gebivakkeerd om te achterhalen hoe het ding werd gemaakt, werd ik ook verliefd op de makers. Er komt veel vakmanschap aan te pas. Al die autootjes worden met de hand in elkaar gezet en tot in detail aan hun toekomstige bestuurder aangepast. Plotseling ging mijn boek niet alleen over vrijheid en beweging, maar ook over beroepstrots, over technisch vernuft en over innovatie. Ooit bedacht hoe je vanuit je rolstoel met een joystick een Canta kunt besturen?

Dat de Canta is verzonnen door een Nederlandse coureur, Dick Waaijenberg, was natuurlijk geestig. Maar het riep ook vragen op. Waarom besteedt een snelheidsduivel vijftien jaar van zijn leven aan het ontwerpen van een autootje voor gehandicapten?

Dick – notoir wars van interviews – wilde ditmaal wel praten. Ik luisterde tussen zijn zinnen door en ontdekte drie, nee vier dingen. Eén: dat racen niet over snelheid gaat, maar over auto’s aanvoelen en daar één mee worden. Twee: dat coureurs hartstochtelijke sleutelaars zijn en als geen ander weten dat je auto’s eindeloos kunt aanpassen. Drie: dat dit hem bij uitstek kwalificeerde om te snappen dat je auto’s aan mensen moest aanpassen in plaats van andersom.

Les vier was lastiger. Het was vooral een les voor mezelf. Ik schrijf altijd over abstracte onderwerpen, of over groepen mensen. Nooit eerder verdiepte ik me voor een boek in een specifiek persoon. Nu wel: ik werd per ongeluk biograaf. En ik ontdekte dat je, om oprecht over iemand te kunnen schrijven, daarmee één moet worden.

Pas wanneer je om iemand geeft, kun je hem doorgronden. Of wellicht werkt het andersom: wanneer je in iemands huid bent gekropen, ga je van hem houden.

Zodoende leerde ik – opnieuw, maar nu anders – dat liefde en schrijven precies hetzelfde zijn.

Ballet klaar!

Het ballet is achter de rug. En het was prachtig. Ik heb bijna alles kunnen zien, maar nogal hap-snap; een scène hier en dan weer een scène daar, omdat ik natuurlijk ook zelf iets moest doen. Gisteren hebben we drie voorstellingen gedaan: ‘s middags de generale repetitie, en ‘s avonds de twee publieksvoorstellingen. Het ging alledrie de keren vrijwel foutloos! Nergens schade ook, alleen een zijspiegel eraf geloof ik :)

Het was een ecclatant succes. Bijna elke scène kreeg applaus, en na afloop kregen we beide keren een staande ovatie die zeker vijf miunuten duurde. Er zijn later enorm veel mensen op me afgekomen die me vertelden dat ze tot hun verrassing geroerd waren, dat ze de tranen in hun ogen hadden. en veel mensen hadden zelfs gehuild…

Ik trouwens ook. Bij de eerste doorloop woensdag sprongen me onverwacht de tranen in de ogen zodra het eerste autootje opkwam, en toen er eenmaal zestien rode Canta’s rondreden, rolden de tranen over mijn wangen. Maartje kwam naar me toelopen en zei: ‘Spaink, ik moet zo huilen…!’ Toen hebben we samen een tijde jankend zitten kijken naar dat prachtige schouwspel daar op de dansvloer. Het gebeurde nu allemaal echt!

Zondagavond wordt het ballet uitgezonden bij de NTR op Ned2, van 19:00 tot 20:00. Allemaal kijken!

Oonderstaand een paar foto’s van mijn pas-de-deux met Casey Herd, eerste solist van Het Nationale Ballet.

Foto: Het Nationale Ballet / ©Angela Sterling

Foto: Robert Scheer

Toi toi toi

Sinds maandagochtend is er een militaire operatie gaande in de Gashouder: de boel wordt er in drie dagen tijd volledig verbouwd en heringericht. Er moet een heleboel gebeuren: het draaiboek telt zestien dichtbedrukte pagina’s.

Volgspots ophangen. Tribunes opbouwen. Dranghekken plaatsen. Balletvloer leggen. Videoschermen ophangen. Vloerverlichting prepareren. Kleedkamers bouwen. Crewcatering ontvangen. Koffiebalie inrichten. Bedjes neerzetten voor tussentijds vermoeide Canta-rijders. Danskostuums uithangen. DJ-spullen aansluiten. Verkeersregelaars en beveiligers briefen. Rode overalls uitdelen aan crew. Polsbandjes geven aan deelnemers. Winkeltje inrichten. EHBO en brandwacht instrueren. Opbouw kassa. Publieksbegeleiders instrueren. Zorgen dat die ene bezoeker die met bed en al komt, een goede plaats krijgt. Wc’s schoonmaken. Acht tv-camera’s installeren.

Monteurs ontvangen en een werkplek geven. Vijftig balletdansers, twee coureurs en drieënvijftig Canta-rijders ontvangen. Alle Canta’s controleren op schade en kijken of ze voldoende benzine hebben. Zekerheidsbeurt geven aan een paar autootjes. Sommige autootjes nog even wassen. Canta’s in de juiste volgorde en voor de goede deuren parkeren. Gastenlijsten nalopen. Duimen dat het droog blijft. Alles nóg een keer controleren.

Zo raar dat iets waaraan je twee jaar lang aan hebt gewerkt, ineens in bestek van drie dagen uit de vloer gestampt wordt: al die plannenmakerij materialiseert zich nu in een razend tempo.

Als alles klaar staat – en we op woensdag twee keer een volledige doorloop hebben gedaan, plus op donderdagmiddag nog een generale repetitie – dan gaan we het ’s avonds eindelijk echt doen: het Nationale Canta Ballet, een grote show met live muziek, videoschermen, vijftig balletdansers en ruim vijftig Canta-rijders. We hebben een corps de ballet en een corps de Canta, stuntwerk, een pas-de-deux voor twee solisten van Het Nationale Ballet en een pas-de-deux voor prima Canta en solist, plus een heuse circusscène. Het wordt een soort West Side Story met autootjes.

Ik raak doodnerveus. Doen we het allemaal goed als het erop aankomt? Tijdens de repetities reden we als keien, maar hoe doen we het in de spotlights, met overal publiek omheen? Dansen met je familie, je geliefden en honderden wildvreemden in de zaal is immers een stuk enger…

Komt allen! Er slechts twee voorstellingen, en er zijn nog kaarten! Steek ons een hart onder de riem en kom genieten van het spektakel.

En nee, we doen het hierna niet nog een keer. Na donderdag zijn we allemaal weer gewone Canta-rijders en doodnormale balletdansers. Alleen die donderdagavond vallen we allemaal hoogst elegant en heel sensationeel uit onze rol.

Eindelijk!

Deze week voeren we – na godbetere twee jaar van voorbereidingen, vergaderingen en repetities – eindelijk Het Nationale Canta Ballet uit: een bijzondere samenwerking van Het Nationale Ballet en Canta-rijders. Met vijftig balletdansers en vijftig Canta-rijders gaan we iets heel moois neerzetten.

Er is een corps de ballet en een corps de Canta; in de voorstelling mengen beide groepen zich, maar soms dansen ze ook elk apart. Er is een dubbele pas de deux: eerst dansen twee solisten van Het Nationale Ballet samen (Marissa Lopez en Casey Herd), meteen gevolgd door een pas de deux tussen een balletdanser en een Canta-rijder (Casey Herd en ik, wat mij – oh joy! – tot de prima Canta maakt). Er zijn massale scènes, er zijn intieme scènes. Er zijn ontroerende scènes, er zijn spectaculaire scènes.

En overal ligt gevaar op de loer. Want dansen met autootjes is niet zonder gevaar. Mensen kunnen gerust tegen elkaar aanlopen, maar bij autootjes is dat meteen een botsing. Wanneer je Canta-rijder bent en je danspartner een mens is – een professionele danser met erg dure benen – wordt het werkelijk uitkijken.

Voor iedereen die het moeilijk vindt om zich een voorstelling te maken van een ballet tussen dansers en autootjes, is er deze video. Deze opname (ik heb ‘m met mijn mobieltje gemaakt) is van 17 mei: de eerste keer dat er echt werd gerepeteerd. En toen deden we dit al! Terwijl ik zowat alle bewegingen al kende, en ze zelfs had helpen bedenken, stond ik bekant te juichen toen ik dit zag. Het is net The West Side Story, maar dan met autootjes.

We voeren het ballet uit op 28 juni 2012, in de Gashouder in Amsterdam. De voorstelling wordt maar twee keer uitgevoerd, en daarna nooit meer. Het is dus nu of nooit.

Er zijn nog kaartjes. Die kosten 30 euro. Dat lijkt een klap geld, maar ‘t is een schijntje wanneer je weet hoeveel rompslomp en organisatie er bij dit ballet komt kijken. Je kunt je kaartje digitaal bestellen of telefonisch, via 020 6255 455.

***

Maartje Nevejan heeft een prachtige documentaire-serie gemaakt (uitgezonden door de NTR) waarin de lange weg naar dit bijzondere ballet is vastgelegd. De vier afleveringen zijn hier terug te zien:

Wie een exemplaar van De benenwagen wil kopen, mijn boek over de Canta, kan dat na de voorstelling doen. We bieden voor de gelegenheid een speciale, gebonden editie van het boek aan, en na beide voorstellingen zit ik klaar in mijn Canta om te signeren. (Dammit. Waarom klink ik altijd zo raar als ik reclame voor mezelf moet maken?)

Op 1 juli zendt de NTR een registratie van Het Nationale Canta Ballet uit.

Kijken komt na luisteren

Wanneer er op een tentoonstelling een koptelefoon naast een schilderij hangt, denk je meteen: ‘Oh nee, achtergrondinformatie.’ Niemand die zo’n ding oppakt, want dan zit je eraan vast. Zet je hem na twee seconden af, dan ben je alsnog een cultuurbarbaar, en welk gezicht trek je in hemelsnaam met die koptelefoon op? Moet je bedachtzaam naar het schilderij knikken, zo van ‘Goh, nu u het zegt, dat was me niet eerder opgevallen…’?

Deze keer was alles anders. Nadat de eerste bezoekers in de grote tentoonstelling van de Impressionisten in Hermitage hun schroom hadden overwonnen – daarbij heftig aangemoedigd door mij – stonden de kijkers in de rij voor die koptelefoon. Want ditmaal huist daarin geen droge uitleg. Zbigniew Wolny heeft een geluidslandschap gemaakt bij het schilderij dat voor ons hangt. We zien badende dames in Versailles. We horen klaterend water, ruisende bomen, fluitende vogels en flarden van conversaties.

Via een ingenieus systeem van sensors ‘weet’ de koptelefoon precies waar de kijker staat, waardoor het afgespeelde geluid afhankelijk is van je positie voor het schilderij. Wie heen en weer drentelt, hoort steeds het gesprek pal voor zich opklinken, terwijl de geluiden van links en rechts tot gemurmel wegzakken. Het resultaat: Wolny brengt het schilderij tot leven. (Zelf noemt hij het resultaat een sonic painting.)

Anderhalf uur lang heb ik staan kijken hoe mensen reageerden. Nu had ik daar persoonlijk belang bij: ik had namelijk de teksten mogen verzinnen van de gesprekken die op dat schilderij werden gevoerd, en was razend nieuwsgierig hoe mensen zouden reageren.

Het overtrof mijn stoutste verwachtingen. Sommige mensen zetten de koptelefoon geschokt af: het was ze te intiem, ze voelden zich plotseling een voyeur. Kijken naar die blote dames vonden ze geen probleem, maar naar ze luisteren was moeilijk te verteren. Anderen drentelden eindeloos heen en weer, in een poging om alle conversaties – die immers simultaan werden gevoerd – enigszins te volgen.

Bijna iedereen zei: ‘Ik ging anders kijken. Beter, vooral. Ik keek ineens niet naar de techniek of de compositie, maar naar het verhaal. Wie waren die mensen? Hoe leefden ze? En ik vroeg me steeds maar af: die vrouw daarachter, die zelfs nu nog stil bleef, wat zou zij hebben gezegd?’

Ik heb altijd geloofd dat mensen een stem geven, maakt dat je beter – en vaak: anders – naar hen gaat kijken. Zbigniew Wolny heeft die theorie prachtig bevestigd.

Tableau vivant

Gisteravond was de officiële opening van een grote tentoonstelling in de Hermitage Amsterdam: Impressionisme – sensatie en inspiratie. Daar is ook werk van mij, uh, mee te maken :)

Zbigniew Wolny benaderde me een paar maanden geleden met een bijzonder verzoek: wilde ik een tekst schrijven bij een schilderij, of beter gezegd: gesprekken bedenken bij een schilderij? Hij zou die opnemen, allerlei omgevingsgeluiden erbij mixen en daarvan een geluidsinstallatie maken. Zodoende maakte hij er een sonic painting van. Afhankelijk van je positie voor het schilderij zou soms het ene, soms het andere gesprek luider opklinken, zodat je als het ware in het schilderij werd opgenomen. Het schilderij zou naar je uitreiken.

Ik vond het een fantastisch idee en deed graag mee. Het schilderij dat de Hermitage voor Zbigniews project had uitgekozen, was Bathing of Court Ladies in the 18th Century van Francois Flameng. Als voorbereiding bekeek ik een fikse stapel documentaires over het hof van Marie-Antoinette en las allerlei fragmenten uit de geschiedenis. Onderstaand mijn gesprekken. Hoofdpersonen: de twee hofdames linksachter de fontein, de twee jonge meisjes zittend rechts, en de liggende naakte vrouw rechtsvoor. [Een grotere versie van de afbeelding vindt u hier.]

Meisjes:
Thérèse (links, opgetogen): Mijn vader zei gisteren dat hij –
Virginie (rechts, onderbreekt haar): Och kijk nu Thérèse, daar komt Isabelle aan! Zij zou vandaag toch de Koningin vergezellen?
Thérèse: Hm. Men zegt dat Marie Antoinette haar niet kan uitstaan.

Hofdames:
Christine (staand): Madame Isabelle! U heeft besloten ons alsnog met uw aanwezigheid te vereren! Men zei dat u verhinderd zou zijn.
Isabelle (in koets): Ma chère Christine! Voor geen prijs zou ik het genoeglijke samenzijn hier missen.
Christine: En de Koningin? Wie heeft nu de eer om haar vandaag gezelschap te houden, als ik u vragen mag?
Isabelle: Hare Majesteit is vandaag helaas niet gedisponeerd.

Meisjes:
Virginie [giechelt]: Niemand kan haar uitstaan. Zelfs haar echtgenoot mijdt haar zo veel als hij kan.
Thérèse: Op mij maakt ze niettemin een prettige indruk, ik begrijp de aversie tegen haar niet goed.
Virginie: Men zegt dat ze heult met de libellisten.

Peinzende vrouw:
Heerlijk, de zon op mijn huid. En even geen kostuum aan, wat een opluchting. [..] Mijn korset knelt me meer dan normaal. [..] Ik zal toch niet zwanger zijn? God verhoede. Dit zijn geen tijden om een kind te krijgen. Het land roert zich, de Koning is besluiteloos, de Koningin verdrietig, en men betwist haar loyaliteit aan La France. ‘La Autrichienne’ noemen ze haar nu.

Hofdames:
Christine: Och, het spijt zeer me dat te horen… De arme, arme Koningin. Zelfs uw verkwikkende verschijning kon haar door zorgen geteisterde gemoed niet verlichten?
Isabelle: Zij liet mij weten dat ze troost hoopte te putten uit het gezelschap van haar kinderen. De gouvernante heeft ze zoeven naar de vertrekken van de Koningin begeleid.
Christine: Wij mogen God danken dat zij een tweede zoon heeft. Nu de Dauphin zo ernstig ziek is, is dat een grote troost voor haar en voor het volk. Wat zou er van Frankrijk worden zonder een troonopvolger?

Meisjes:
Thérèse: De libellisten?
Virginie: De schrijvers van die vuige pamfletten… Maar laat ons in hemelsnaam ons daarover niet bekommeren, politiek is zo’n vulgair onderwerp. Vertel me liever wat je vader zei.
Thérèse [begint te ratelen]: Je raadt het nooit. Ik ga trouwen! Papa nam me gisteren terzijde en vertelde me dat hij een kandidaat op het oog heeft. De onderhandelingen lopen voorspoedig, zei hij, hij verwacht eind deze week het contract te kunnen bezegelen. Stel je voor, Virginie, dan ben ik straks verloofd! Het is Eduard, een volle achterneef van de Koning.
Virginie: O! Dan kun je gelukkig hier in Versailles blijven!

Peinzende vrouw:
Men zegt dat de edelen binnenkort belasting zullen moeten gaan betalen. Alsof wij niet al voldoende kosten hebben, ik kan mijzelf nog amper een nieuwe jurk veroorloven… Als ik zwanger ben, zal ik heus een nieuw kostuum moeten aanschaffen. [is eventjes stil]
Hm! Kijk Madame Stéphanie daar dromerig zitten. Hoor ik het goed? Ze zingt zelfs een melodietje, het is lang geleden dat ik haar in zo’n goede stemming heb gezien. Zou ze eindelijk een minnaar hebben genomen? [..] Jammer dat Louis nooit een minnares heeft. Gebrek aan viriliteit schaadt de Koning. Een slappeling in bed is een slappeling daarbuiten.

Hofdames:
Isabelle: Was meneer uw echtgenoot gisteren ook aanwezig bij de vergadering van de Éstats Généraux? Men zegt dat de Communes besloten hebben om de Assemblée Constituante uit te roepen. Nadat de Koning de vergadering ophief, schijnt men dat bevel te hebben genegeerd.
Christine [afgemeten]: Madame, ik weet hoegenaamd niet wat mijn echtgenoot overdag uitvoert, en hijzelf is godzijdank zo verstandig om tijdens ons souper mijn eetlust niet met politiek gebabbel te bederven. Helaas is niet iedereen even delicaat als hij.
Isabelle [koeltjes]: Mijn oprechte excuses, ma chère. Ik verkeerde in de veronderstelling dat de toekomst van ons land op uw warme belangstelling mocht rekenen.

Meisjes:
Thérèse: Gisteravond passeerde ik hem toen we onze plaatsen innamen bij het grote diner, we waren maar een paar meter van elkaar af. Virginie, ik bezweer je dat hij me een smachtende blik toewierp! Ik kon geen hap meer door mijn keel krijgen.
Virginie: Eduard is een fiere man, recht van rug, en met sterk bloed. Jullie zullen zonder twijfel gelukkig worden…
Thérèse: O, ik ben nu al verliefd!

Peinzende vrouw:
En het hof maar roddelen over de lusten van de Koningin. Alsof haar hoofd naar affaires staat … Ik heb meelij met Marie Antoinette. Niemand vertrouwt haar, en straks sterft het enige dat ze Frankrijk heeft gegeven.

Hofdames:
Christine [vals liefjes]: Madame, de Koning is de toekomst van ons land. En de Dauphin. En u weet opperbest dat hun welzijn mij terdege aan het hart gaat.
Isabelle [idem]: Maar natuurlijk weet ik dat, Madame. U staat wijd en zijd bekend om uw grote hart.
Christine: U vleit mij, Madame.
Isabelle: Geen enkele vleierij doet u recht.

Meisjes:
Virginie: Krijg je een nieuwe jurk voor de verloving? En zal die nog wel op tijd gereed zijn, wanneer het contract mogelijk al deze week wordt gesloten?
Thérèse: Papa vertelde me dat de naaisters al aan het werk zijn gezet. Mama heeft hoogstpersoonlijk het dessin en de snit uitgekozen. Zachtgeel, met brede paniers aan weerszijden. Overmorgen ga ik hem passen! Wil je mee?
Virginie: Overmorgen? Dan kan ik niet… Mijn papa heeft, nu de Éstats Généraux ontbonden zijn, besloten een bezoek aan zijn neef in Italië te brengen. Mama en ik gaan mee. Hemel – ik besef nu pas dat ik dus niet op je verlovingsbal aanwezig kan zijn…
Thérèse: Nee toch! Ik had gehoopt dat je daar de kennismaking met mijn broer kon hernieuwen. Ik weet dat je een oogje op hem hebt.

Peinzende vrouw:
Hoor die meisjes toch… Haar papa wil een neef in Italië bezoeken? Me dunkt dat het niet om een simpele visite gaat. Ik vermoed dat haar papa voorlopig in Italië blijft. Dat zou een verstandig besluit zijn. Had ik maar familie in het buitenland…

Hofdames:
Christine: Kom Madame, ik zal u naar een geschikte plaats begeleiden.
Isabelle: Heel vriendelijk, u bent te goed!

Meisjes:
Virginie: Thérèse, ik ben zo verliefd…

Peinzende vrouw:
Ik hoop werkelijk dat ik niet zwanger ben.