Antwoord aan Pink Ribbon

Op 12 oktober ontving ik per e-mail een uitnodiging van Susan Veenhoff (sinds januari 2012 de nieuwe directeur van Pink Ribbon) om eens te praten. Ze schreef me: ‘Je hebt een duidelijke mening over Pink Ribbon, jouw input op onze strategie zou ik erg op prijs stellen.’

Dat Pink Ribbon zich mijn kritiek na al die jaren eindelijk ter harte leek te willen nemen, of althans: er in persoon naar wilde luisteren, vond ik ronduit prettig. Maar aangezien ik momenteel tot over mijn oren in de, eh, persoonlijke omstandigheden zit, had ik geen tijd om Susan fatsoenlijk te antwoorden. En voor ik het doorhad meldde diezelfde Susan publiekelijk op de blog van Pink Ribbon dat ik weigerde op haar ‘verzoeken’ [let op het meervoud!] te reageren en dat ze bovendien sowieso niks begreep van mijn kritiek.

Het uitblijven van een antwoord mijnerzijds was onbeleefd; daarin heeft Susan Veenhoff volkomen gelijk. Maar dat ze mijn verzuim publiekelijk meldt en vervolgens uitbaat, is aanzienlijk onbeleefder. Helemaal nu ze een en ander aanvulde met een sneer aan mijn adres: mijn kritiek zou onbegrijpelijk zijn. Als ik zo wazig ben, waarom wilde je dan in hemelsnaam met me praten, Susan? Waarom was die afspraak dan zo belangrijk dat je publiekelijk kwekte dat ik niet had gereageerd? En vooral: snap je nu heus niet dat dergelijke openlijke aanvallen de oprechtheid van je invitatie ondermijnen? Dat je zodoende ook je toekomstige uitnodigingen aan anderen op voorhand in een kwalijk daglicht stelt?

Susans uitnodiging, en mijn verzuim daarop tijdig te reageren, is door Pink Ribbon helaas publiek gemaakt. Zodat ik mezelf vanavond eindelijk vermande en de vigerende directeur van Pink Ribbon alsnog per e-mail een uitgebreide reactie op haar uitnodiging stuurde. Leest u gerust mee.
 

***

Dag Susan

Allereerst mijn excuses voor mijn late reactie. [Korte uitleg van persoonlijke omstandigheden geknipt.]

Ten tweede: omdat je het uitblijven van een reactie mijnerzijds publiek maakte, maak ik ook mijn antwoord graag publiek. Onderstaande mail staat morgen op mijn website.

Ik werk sinds januari voor Pink Ribbon en ben druk doende om de koers te veranderen.

Het zou mooi zijn als dat je lukt. Dat meen ik oprecht, want borstkanker gaat me aan het hart – om niet te spreken van het lot van al die vrouwen die ermee kampen.

Ik zou het erg fijn vinden als je tijd kunt maken voor een kop koffie. Je hebt een duidelijke mening over Pink Ribbon, jouw input op onze strategie zou ik erg op prijs stellen. Jij mag zeggen wanneer en waar.

Mijn eerste tip: neem kritiek bloedserieus. Sommige critici zijn namelijk kanariepietjes in de kolenmijn. Toen ik in oktober 2006 en 2007 de marketingstrategie van Pink Ribbon publiekelijk bekritiseerde [hier en hier], was ik de eerste in Nederland die dat deed. Toen al kreeg ik opmerkelijk veel bijval, maar Pink Ribbon deed daar niks mee. Inmiddels is mijn kritiek van toen gemeengoed geworden. Sterker: terwijl Pink Ribbon nu probeert het glamourbeeld dat haar eerdere campagnes opriep enigszins te veranderen, krijgen jullie nu links en rechts die oude beelden alsnog om de oren geslagen. Je hebt, anders gezegd, deels te maken met na-ijlende kritiek.

Denk aan de kanariepietjes. Die vallen altijd eerder om dan de mijnwerkers; ze zijn vroeg signaal van een nakende omslag, en daarom waardevolle voorspellers. Had Pink Ribbon toen goed geluisterd, dan was de kritiek indertijd verstomd. Maar omdat Pink Ribbon toen niet luisterde, zwol die alleen maar aan. Zelfs in die mate dat het ‘merk’ Pink Ribbon inmiddels danig schade heeft opgelopen.

Mijn tweede tip: wimpel kritiek nooit af. Want natuurlijk begrijp je mijn kritiek op de jaarverslagen maar al te goed, ook al acteer je in een reactie op je blog van Pink Ribbon dat mijn becijfering je geheel boven de pet gaat. Doe dat alsjeblieft niet, Susan: je ondermijnt daarmee alleen je eigen positie.

De cijfers zijn immers kraakhelder. De strategie van de vorige directeur van Pink Ribbon – de eigen vastgelegde jaarcijfers ontkennen of die jaren later, eh, hoe zeg ik dat netjes: radicaal en retrospectief herinterpreteren? – werkte niet. Jouw strategie lijkt nu te zijn om te doen voorkomen dat je accountantsverslagen niet begrijpt. Voorgeven dat je te dom bent om simpele jaarcijfers en gefundeerde kritiek daarop te begrijpen, maakt dat je jezelf neerzet als incompetent. Dat kan toch niet je bedoeling zijn?

Mijn derde tip: bevecht geen stromannen. Anders dan je stelt, heeft niemand beweerd dat jullie ‘geile vrouwen’ zouden inzetten in de strijd tegen borstkanker. Wél zeggen steeds meer vrouwen dat ze het stuitend vinden dat Pink Ribbon zo vaak gezonde, fotogenieke vrouwen (compleet met twee volle borsten) in haar campagnes inzet. Dat doet het beeld van borstkanker geen goed, en het doet bepaald geen recht aan de realiteit van vrouwen die daadwerkelijk borstkanker hebben, of hebben gehad.

Evenzo heeft niemand beweerd dat Pink Ribbon het Viva-forum heeft gecensureerd. Die schande valt uitsluitend de Viva zelf ten deel. Allerwege werd gespeculeerd dat de werkelijke schuldige Sanoma was, de uitgever van de Viva en van de Pink Rbbon glossy: Sanoma zou geen kritiek op Pink Ribbon tolereren.

Het had Pink Ribbon overigens gesierd wanneer zij publiekelijk afstand had genomen van Sanoma’s censuur van de bewuste column (die overigens bepaald niks nieuws zei, en alleen bestaande kritiek samenvatte). Hadden jullie de publicatie van de column verdedigd, dan had je mooi aangetoond dat Pink Ribbon best tegen een stootje kan, en daarenboven niet aan de leiband van Sanoma loopt. Jullie hielden echter je mond. Jammer, maar soit. Niemand die het jullie kwalijk nam. De woede en de hoon golden uitsluitend Sanoma.

Waarom geef je dan nu in hemelsnaam voor dat jullie het mikpunt van deze kritiek waren?

Daarmee bereik je precies was je niet wilt (of beter, niet zou moeten willen): namelijk dat je Pink Ribbon één op één vereenzelvigt met Sanoma. Immers, je reageert alsof de kritiek over de censuur rechtstreeks jullie betrof. Daarmee verkwansel je eigenhandig elke afstand die tussen Pink Ribbon en Sanoma bestaat. Wie aan Sanoma komt, komt evident ook aan Pink Ribbon. Je zegt het zelf!

Trouwens, nu je zelf begint over censuur: wellicht moet ik je geheugen opfrissen? Want ja, helaas doen jullie soms ook aan censuur. Of nou ja, je voorgangers deden dat. Alle vragen & kritiek met betrekking tot jullie jaarrekeningen die ik in november 2011 in reactie op twee artikelen op de website van Pink Ribbon heb geplaatst [hier en hier], werden aanvankelijk – soms helaas met grote vertraging – geaccordeerd, maar zijn kort daarop alsnog verwijderd. Wat tamelijk bizar is, aangezien juist mijn gepubliceerde doorrekening van Pink Ribbons jaarcijfers de aanleiding vormde voor die beide berichten julliezijds. Is het niet raar dat jullie op mij reageren en vervolgens al mijn reacties wissen?

Mijn vierde (en wees gerust: laatste) tip: neem een uitgestoken hand altijd aan, zelfs wanneer die handreiking je beleid doorkruist. Toen ik vorig jaar mijn funeste doorrekening van Pink Ribbons uitgaven publiceerde – er was niks naar wetenschappelijk kankeronderzoek gegaan, alleen geld naar psychosociaal gedoe – en bovendien vaststelde dat er al enige tijd miljoenen euros op de plank stof lagen te vergaren, bood ik subiet een constructieve oplossing. Het was een helder voorstel: oormerk alle nog liggende gelden voor fundamenteel onderzoek. Al was zelfs dan de beloofde jaarlijkse 15% besteding van door jullie ingezamelde gelden aan wetenschappelijk kankeronderzoek nog lang niet gehaald: het zou een prachtige handreiking zijn. Plus een bewijs van openheid: luisteren naar kritiek, bijstellen van inzicht. Zou Pink Ribbon dat voorstel accepteren, zo beloofde ik indertijd – dan was alles wat mij betreft subiet vergeven & vergeten. Dan werd ik desnoods persoonlijk – en met liefde – Pink Ribbons allereigenste postergirl.

Die handreiking hebben jullie toen botweg genegeerd. Net zoals jullie alle kritiek en commentaar hebben genegeerd die ik al in 2006 tijdens een gesprek met een bestuurslid van Pink Ribbon ventileerde. Sterker: mijn handreiking van 2011 hebben jullie belachelijk gemaakt, door valselijk te stellen dat mijn cijfers niet klopten. Het enige dat jullie wel deden, was goochelen met oude jaarrapporten en je eigen jaarcijfers anders optellen en herschrijven.

*

Zodat ik niet goed weet wat een nieuw gesprek tussen Pink Ribbon en mij kan teweegbrengen. Eerdere pogingen tot handreikingen mijnerzijds hebben duidelijk gefaald. Pink Ribbon wil nog steeds haar eigen fouten uit het verleden – te weten: bizarre marketing, ingezameld geld niet besteden aan beloofde doelen, valse voorlichting over het doel van de opbrengsten – niet vrijelijk toegeven. Sterker, Pink Ribbon ontkent de validiteit van mijn kritiek nog steeds. Je schrijft nota bene publiekelijk dat je mijn becijfering ‘niet begrijpt’.

Zodat ik niet anders kan dan me afvragen: wat is je doel met zo’n gesprek? Wil je bij die voorgestelde kop koffie tenminste proberen om mijn kritiek – en die van duizenden andere vrouwen – te snappen en die ter harte te nemen? Of liever nog: samen nadenken hoe het beter kan? Of wil je – en dat vrees ik, eigenlijk – vooral tegenover mij je verhaal afdraaien, zonder oprecht te luisteren naar het mijne?

Anderzijds: ik ben niet iemand die zich snel laat inpakken. Ik heb niets te duchten van zo’n gesprek; Pink Ribbon heeft er een boel te winnen wanneer ze haar oor te luisteren legt bij critici. En mij is er een boel aan gelegen om Pink Ribbon op een andere koers te krijgen.

Dus Susan, ik aanvaard je uitnodiging met beide handen. Maar een kop koffie biedt ons geheid onvoldoende tijd om tot een echt gesprek te komen. Wanneer je me uitnodigt voor een lunch, sta ik tot je beschikking.

met vriendelijke groet,
Karin Spaink

P.S. 2 november: Inmiddels heeft Susan Veenhoff me uitgenodigd voor een lunch. Ik heb (uiteraard) ja gezegd.

Hyperrealistisch

‘Wat het nieuws op tv biedt, is twitter met een half uur vertraging,’ verzuchtte iemand in alle vroegte. Hij had gelijk. Alle feiten, alle beelden die ik afgelopen nacht op tv voorbij zag komen over de vernieling die de orkaan Sandy in het noordoosten van de VS aanrichtte, had ik al via twitter gezien.

‘Gut, hebben ze dat nu pas door?’ dacht ik toen CBS meldde dat het zeewater een metrostation in gutste. En die foto van een kolkende rivier waarin auto’s dobberden – een paar uur eerder was daar nog een straat geweest – kende ik ook allang.

Oude media raken niet moe te benadrukken dat het tempo waarmee nieuws zich over twitter verspreidt, betekenen dat feiten niet van rumoer worden gescheiden, en onzinverhalen zich ongecontroleerd voortplanten. Zelf merk ik daar weinig van: er ss altijd ergens wel iemand die een verhaal controleert, zodat fouten uiteindelijk sneller worden rechtgezet dan in de traditionele media.

Dat was ook vannacht het geval. De paar ongecontroleerde geruchten die werden neergepend – de beursvloer van New York zou onder water staan, of de gangen van de subway stroomden vol – werden binnen een paar minuten al tegengesproken en ingetrokken. En dat die foto van die haai in een straat ergens in New Jersey vals was, had iedereen gerust door, maar hij was simpelweg te leuk om hem niet verder te verspreiden.

Twitter heeft als voordeel dat er weinig wordt herhaald. Op tv zagen we alweer de gevel die pardoes van dat hotel in New York was afgewaaid. En daarna alweer dat verhaal van die man die, al bleef hij veilig thuis, toch dood ging (er waaide een knoepert van een boom om die zijn huis verbrijzelde).

Daarnaast maakt juist het gebrek aan hiërarchie op twitter – een journalist heeft er evenveel stem als ieder ander – dat de feiten tot leven komen. Geen krampachtige interviews met ‘gewone burgers’, maar gewoon een tweet van iemand die het water tot de rand van zijn venster ziet komen. Geen ‘ongedwongen’ items van reporters die met kaplaarzen aan in de branding staan, maar gemazzelde beelden uit de echte omgeving.

Wat twitter vooral verteerbaarder maakt dan de oude media, is de humor. In het holst van de storm postte iemand bijvoorbeeld een fake foto van Lady Liberty die zich angstig achter haar voetstuk had verscholen. Dat is precies hoe je een ramp tegemoet treedt: met volop verhalen, en met wrange geestigheid.

Censuur door Viva

Op het Viva-forum schreef ene LeonieV op 12 oktober een column over Pink Ribbon. Dat was een kritisch verhaal – redelijk in lijn met stukjes die ikzelf al eerder over Pink Ribbon heb geschreven. Maar Leonie had buiten de waard gerekend. Viva wordt uitgegeven door Sanoma, en Sanoma is de maker van de jaarlijkse Pink Ribbon glossy. En dus? Dus verwijderde Viva het kritische stuk. Kennelijk mag je binnen Sanoma-kringen geen kritiek op Pink Ribbon uiten. Met die geste maakt Sanoma de titel van LeonieV’s artikel – “De roze kanker maffia” helaas waar.

Om te vorkomen dat LeonieV’s stuk uit de annalen verdwijnt, neem ik het hier op mijn eigen website over. [N.B.: Ik heb geprobeerd LeonieV’s toestemming daarvoor te krijgen, maar ze is naar het schijnt niet meer te bereiken via het Viva-forum. daarom doe ik ‘t op de bonnefooi. En LeonieV: ik zou het prettig vinden wanneer je contact met me opneemt.]

De roze kanker maffia – door LeonieV

De hele maand oktober is gebombardeerd tot borstkankermaand. Niet een dag, ook geen week, nee een gehele maand aandacht voor één specifiek soort ziekte.

Gezonde memmen
Vrouwen en borsten. Ziek of niet, het blijft een fijne combinatie voor in de publieke ruimte, maar omdat een verminkt lichaam het marketingtechnisch niet zo lekker doet, staan er als gewoonlijk een paar gezonde jetsers op de billboards.

Door het woud van roze lintjes, glimmende make-up tasjes, glossy magazines, rinkelende geluksarmbandjes en glinsterende Swarovski steentjes, zou je bijna vergeten dat borstkanker bovenal een verschrikkelijk ellendige en bovenal dodelijke ziekte is.

Alles behalve glamoreus
Mijn moeder heeft vijf jaar lang borstkanker gehad en de wereld waarin zij zich begaf was alles behalve glamoureus. Het was een wereld van wachten op uitslagen, een wereld van pillen, bestralingen, chemo- en hormoonkuren, een wereld van ziek in bed liggen en net als je weer energie kreeg opnieuw dat vergif door je aderen laten lopen.

Net toen we opgelucht ademhaalde, mijn moeder gezond werd verklaard, was het twee jaar later wéér raak. Dat is de realiteit van (borst)kanker. Een realiteit die ver afstaat van het paraderen over een catwalk.

Roze-kanker-maffia
Mijn moeder en ik kunnen ons behoorlijk ergeren aan de roze kanker maffia. Op televisie, in de supermarkt en op straat: een maand lang wordt het in je gezicht gewreven.

‘Beat it’ staat er met dikke koeienletters op een campagne posters van Pink Ribbon met daaronder een strijdlustige vrouw afgebeeld in sportkleding. Het idee dat wordt gepropagandeerd is dat je borstkanker kan overwinnen, zolang je maar positief blijft en hard genoeg vecht.

Negatieve slappelingen
Deze boodschap is op zichzelf nog niet zo schadelijk, maar wordt dit wel wanneer je even verder door denkt. Wie de strijd niet wint, heeft niet hard genoeg gevochten. Sterven aan kanker is iets geworden voor negatieve slappelingen.

Die boodschap is pijnlijk wanneer je in het ziekenhuis de meest positieve vrouwen ziet sterven. Die boodschap is ook pijnlijk wanneer je zelf gezond wordt verklaard en mensen je hierover op een feestje complimenteren.

Ondraaglijke gedachte
Kennelijk is het voor veel mensen nog altijd een ondraaglijke gedachte dat we niet alles zelf in de hand hebben. Wanneer je borstkanker krijgt, onderga je de behandelingen en kun je alleen maar hopen dat deze aanslaan.

Meer dan dat kun je helaas niet doen.

Kiezen

In Amsterdam hangen momenteel affiches met daarop een groot portret. De afgebeelde heeft een kort kapsel, een stevige kaak, een onvervaarde blik, plus een gezicht waarvan je niet meteen weet of het nu een mevrouw of een meneer toebehoort. Onder de foto staan twee niet afgestreepte vakjes: hokje ‘Man’, hokje ‘Vrouw’. We moeten kennelijk kiezen wat de sekse van de geportretteerde is.

Steeds als ik langs dat affiche kom, vul ik ’m niet in maar áán; ik zet een ferme streep in het denkbeeldig vakje ‘Nou en?’ Want of iemand een mevrouw of een meneer is, is zelden mijn eerste preoccupatie. Of ze goed zijn in hun vak, iets zinnigs te vertellen hebben, onderhoudend of betrouwbaar zijn, is belangrijker dan hun sekse. Bovendien vind ik een beetje verwarring over uiterlijke kenmerken juist prettig: een aantrekkelijk teken dat we allerergste vormen van seksescheiding gelukkig achter de rug hebben.

Da’s allemaal heel liberaal van mij. Modern ook, alsdat we de seksen toch bijna voorbij zijn. Maar daaronder gaat stiekem een blasé standpunt schuil: een geslachtsverandering, dat hóeft toch tegenwoordig niet meer? Dat heb toch nergens meer voor nodig?

Au fond komt mijn instinctieve reactie er op neer dat transseksualiteit eigenlijk een beetje ouderwets is. Maar da’s net zoiets als zeggen dat geld er niet toe doet; typisch een standpunt dat mensen innemen wanneer zijzelf voldoende financiële zekerheid hebben. Het is een luxe-standpunt.
Marjolijn Februari bewees dat toen ze aankondigde dat ze voortaan Maxim is. Had ze de weg van de sekseverandering niet ingeslagen, lichtte ze later toe, dan was ze er waarschijnlijk helemaal niet meer geweest. De boel omgooien was lijfsbehoud.

Maxims verhaal duwde me ferm met de neus op de feiten. Je kunt frivool doen over sekse, maar ’t maakt alles anders. Ook de impact op sociale relaties onderschatten we: van iemands dochter wordt ze iemands zoon, van iemands vrouw wordt ze iemands man. Maxims dame, een vrouw met een jarenlange staat van dienst als lesbisch icoon, bevindt zich nu plots in een heteroseksuele verhouding. Lezend Nederland verliest een slimme columniste (terwijl die toch al zo akelig dun gezaaid zijn), en krijgt daar de zoveelste man in de krant voor terug.

Maxim zal ongetwijfeld even goed zijn in haar vak als Marjolijn eerder was, veel zinnigs te vertellen hebben en onderhoudend en betrouwbaar blijken. En misschien dat met zijn sekse-zekerheid eindelijk in pacht, Maxim later fijn wat verwarring over uiterlijke kenmerken kan stichten.

Hou ‘s op met dat roze!

Jakkes, het is oktober. Overal affiches van vrolijke vrouwen met veel haar en dito borsten die ons roze meuk aansmeren, afgewisseld met een enkel beeld van een triest kijkende vrouw met een mutsje op haar chemohoofd.

Het is een advertentiefuik. Wanneer u, lieve consument, zo’n sponsorproduct koopt – een extra dure roze stofzuiger, bijvoorbeeld – geeft het bedrijf in kwestie een deel van de winst aan Pink Ribbon. Dat doorgesluisde geld trekken ze vervolgens vrolijk van de omzetbelasting af. Zo verwerven bedrijven zich goedkoop een sociaal gezicht.

Overigens gaat wat Pink Ribbon inzamelt (zoals ik vorig jaar spijkerhard aantoonde), amper naar wetenschappelijk kankeronderzoek maar vooral naar sociaalpsychologische kwesties.

Die roze lintjes belemmeren het zicht op de werkelijkheid. Kanker is geen galafeest, kanker is geen glamourmagazine. Kanker is eng en vies, en te vaak dodelijk. En zonder borstkanker te bagatelliseren – zelf ben ik een borst kwijt en heb bijna drie jaar geworsteld met de naweeën van de behandeling – vind ik de aandacht ervoor disproportioneel. We vergeten andere, vaak veel dodelijke kankers met graagte.

Neem alvleesklierkanker. Zelden werpt een patiënt zich op als woordvoerder: driekwart is namelijk al binnen een halfjaar na de diagnose dood. Na twaalf maanden leeft nog maar één op de vijf. En, anders dan bij borstkanker, zit er amper schot in de behandeling. Wordt het geen tijd de aandacht op zulke kankers te richten? Of past dat niet in het advertentiemodel, dat immers vooral leuk moet blijven – omdat de deelnemende sponsors er anders niks aan verdienen?

Het ergste van borstkankermaand is dat de gekken dan weer uit hun holen kruipen. Neem Yvette van Boven. Zij propageert dat kanker ‘een kado’ is dat je dient te ‘omarmen’. Je kanker kan je iets leren over je ‘innerlijke blokkades’; pas als die weg zijn, kun je genezen! Schadelijke New Age-rimram, die maakt dat zieke mensen zich schuldig voelen wanneer hun therapie niet aanslaat. Wanneer de kanker te sterk blijkt, heeft de zieke kennelijk iets niet goed gedaan…

De gotspe ervan. ‘Kanker is een kado’. Is het een geschenk wanneer een vader zijn 19-jarige zoon verliest, wanneer een moeder haar jonge kinderen als halve wezen moet achterlaten? Is het een cadeau dat ik drie jaar van mijn leven heb moeten besteden aan die kutborstkanker van mij?

Wanneer Yvette van Boven jarig is, geef ik haar een volle injectienaald met tumorweefsel, liefst een van het virulente soort. Kijken of ze haar geschenk inspuit.

Voorzorg

Afwijkingen opsporen is het devies, in medische zaken. We zijn gaan geloven dat elke meetbare waarde in ons lichaam zich aan een algemeen gemiddelde hoort te houden, en elke afwijking van dat hypothetische gemiddelde op een ziektebeeld wijst.

Het devies bij een afwijking is: ingrijpen, ook al heb je momenteel nergens last van. Afwijken van de standaard betekent dat er iets mis is: al heb je nu niks, het bewijst dat je later iets kunt krijgen, en dus dat je nu maatregelen moet nemen!

Ga statines slikken, bijvoorbeeld, want je cholesterol was wat hoog. En je weet toch dat er een verband bestaat tussen cholesterol en vaat- of hartziektes?

Wat zelden iemand hardop zegt, is dat sinds de introductie van statines de grens van wat een ‘veilig’ cholesterolgehalte wordt geacht, drastisch is verlaagd. De afgelopen twintig jaar is de risicogroep opgerekt, en worden elk jaar aan meer mensen statines voorgeschreven.

Dat noemen we preventie. Zonder statines is de kans dat deze mensen hart- en vaatziekten zouden krijgen, een stuk hoger, menen we, en voor hun eigen veiligheid definiëren we de risicogroep graag breed. Want wie wil er nou doodgaan aan hartfalen? Bovendien is voorkomen toch goedkoper dan genezen?

Het klinkt allemaal zo beschaafd, zo meedenkend, en zo – nou ja, zo voorzorgerig, Plus dat dagelijks een pilletje slikken natuurlijk stukken goedkoper lijkt dan dotteren, bypasses aanleggen of een pacemaker inbouwen.

Totdat je je realiseert dat er wel heel veel mensen ‘uit voorzorg’ jaar in, jaar uit wordt aanbevolen om zulke pilletjes slikken, terwijl hun daadwerkelijke kans op hart- of vaatziekten au fond eigenlijk nogal klein is. En dat statines inmiddels onder de top-vijf van de winstmakers van de farmaceutische industrie vallen.

Dat is het moment waarop je kunt bedenken dat die geaccepteerde ‘voorzorg’ wellicht niets anders is dan een melkkoe. Natuurlijk zijn er individuele mensen die baat hebben bij statines, maar de massale voorschrijving ervan dient alleen de farmaceuten.

Ben Goldacre – medicus en gerenommeerd scepticus – veegde na gedegen studie in The Guardian afgelopen week de vloer aan met farmaceutisch onderzoek. Onderzoek dat wordt gefinancierd door de producent zelf, is niet betrouwbaar: ‘Wij van WC-eend…’ Zijn studie toont aan dat de meeste medicijnen totaal niet doen wat ze beloven. Ziektes voorkomen doen ze al helemaal zelden.

Wie wil bezuinigen in de gezondheidszorg, moet ophouden met preventiebeleid. Alleen mensen behandelen die daadwerkelijk ziek zijn, is stukken slimmer dan de hele bevolking als potentiële patiënt bejegenen.

Druk op de knop

Oh, de armzalige kortzichtigheid! Kijk je een hele avond lang mateloos geboeid naar de verkiezingsuitslagen, twitterfeed in de aanslag voor de werkelijk scherpe commentaren, en wat gebeurt er?

Terwijl ik onverwacht word meegesleept door het politieke drama van die avond – de PvdA lijkt even groot te worden als de VVD, oh nee toch niet; ja de PvdA loopt warempel alsnog in, oh nee toch niet genoeg; de VVD lijkt de grootste partij te worden, maar wanneer weten we dat zeker? – begon de ene na de andere politiek journalist te zeuren over de afwezigheid van stemcomputers.

Als we stemcomputers hadden gehad, hadden we nooit zo lang hoeven wachten op de definitieve uitslag. Een enkele druk op de totaalknop had volstaan, we hadden een instant uitkomst kunnen hebben! Nu moesten we maar liefst zes uur delibereren voordat we wisten waar we aan toe waren. Het was een gotspe, vonden ze.

Niet eerder heb ik mensen zo hartstochtelijk zien beweren dat ze liever overbodig waren geweest. Immers: de hele verslaggeving van die avond was erop gebaseerd dat lokale stemuitslagen druppelsgewijs binnenkwamen, en dus steeds nieuwe stof voor speculaties boden.

De fameuze ‘druk op de knop’ waaraan de politiek verslaggevers massaal refereerden, had ze die avond werkeloos gemaakt. Of had ze gereduceerd tot het cliché van sportjournalisten. Niks anders overgebleven dan de sentimentele vraag: ‘En hoe voelt dat nou, om zo’n resultaat te boeken?’

Nog erger was het pijnlijke gebrek aan kennis dat uit die opmerkingen over stemcomputers sprak. Iedereen die zich er een beetje in heeft verdiept, weet dat stemmen per computer zo onbetrouwbaar is als de neten, en dat ermee knoeien een fluitje van een cent is.

Hadden we digitaal gestemd, dan wist ik zo tien mensen te bedenken die er onnaspeurbaar voor hadden kunnen zorgen dat de Piratenpartij landelijk de absolute meerderheid had gekregen.
Wat me schrik aanjaagt, zijn niet die hackers. Wat me schrik aanjaagt, zijn journalisten die ondanks een stortvloed aan bewijs niet doorhebben dat stemcomputers volstrekt onbetrouwbaar zijn. Wat me schrik aanjaagt, zijn journalisten die binnen zes uur definitieve uitslagen willen, terwijl ze terdege weten dat de formatie van een kabinet daarna nog maanden kan duren.

Wat me vooral schrik aanjaagt, is de wetenschap dat er na de OV-chip, het EPD en Diginotar nog steeds politiek journalisten zijn die denken dat als de overheid iets automatiseert, het dús wel goed zal zijn.

Ga stemmen!

Uit protest overwegen veel mensen nu niet te stemmen. Verkiezingen halen toch niks uit, redeneren ze. Occupy Utrecht organiseerde zelfs een publieke verbranding van stemoproepen.

Wegblijven is werkelijk het allerlamste protest denkbaar. Dat stemmen niet idioot veel uithaalt, snap ik ook wel. Maar wegblijven betekent helemaal dat je niet wordt gehoord. Je zei immers niks! En hoezo, wegblijven uit protest? Niemand gelooft toch dat politici zich een hoedje schrikken wanneer er morgen minder kiezers komen opdagen dan de vorige keer?

Wie tegen de huidige manier van politiek bedrijven is, moet snappen dat zélfs een opkomstdaling van twintig procent makkelijk kan worden weggemasseerd. En juist omdat u wegbleef, kan niemand vaststellen waarom u wegbleef. Dat ondermijnt uw protest nogal. Was het mooie weer de reden dat u verstek liet gaan, of juist de regen? Was u ziek, of op vakantie?

Over wegblijvers kun je alles zeggen. Derhalve zal abstinentie worden weggepraat. Daar sta je dan: heb je ‘bewust’ niet gestemd, maar nergens iemand te vinden die je afwezigheid in het stemhokje als pertinent zal duiden – want het is in niemands belang om die afwezigheid, zelfs indien die collectief is, als politiek protest te duiden.

Wegblijven bij verkiezingen bestendigt hooguit het idee dat burgers zich steeds minder voor politiek interesseren. Wegblijven geeft politici het gevaarlijke gevoel dat er toch niet op ze wordt gelet, en dat ze ‘dus’ kunnen doen wat ze willen.

Roepen dat wij moeten stemmen omdat mensen in het Midden-Oosten sterven voor dat recht, klinkt leuk, maar is geen geldig argument. Immers: zij willen een democratie en wij zitten hier met het probleem dat democratieën niet goed werken. Plus die redenering teveel klinkt naar: eet die vieze boterham met pindakaas nou maar op, want elders op de wereld sterven mensen van de honger. Honger elders in de wereld maakt niet dat pindakaas hier lekker is.

Voor ons geldt wél: burgerrechten, waarvan ons stemrecht er één is, tellen alleen wanneer we die keer op keer gebruiken en altijd verdedigen. Wie zelf zijn recht hautain weggooit, mag later niet klagen wanneer dat het hem ontnomen blijkt. Rechten moet je uitoefenen om ze in stand te houden.

Ga dus in godesnaam morgen allemaal stemmen. Stem pragmatisch, stem strategisch, stem onverwacht radicaal.

Stem desnoods blanco. Want blanco stemmen verhogen de kiesdeler en ze maken het daardoor iedereen lastiger om verkozen te worden. En ze zijn het enige protest dat tijdens verkiezingen wordt genoteerd.

Boudewijn

Boudewijn van Ingen (also known as Bogie) died last Tuesday, September 4. He was 49.

Boudewijn was one of the first Dutch people who joined me in September 1995 when I put the Fishman Affidavit online. The Fishman Affidavit contains excerpts of the OT-levels, and Scientology had been rather successful in removing the document from the internet. Until the document hit the Dutch part of the internet: within a week, we had a hundred mirrors of the document. The ensuing lawsuit lasted for almost 10 years, and we kept winning; ever since 1996, the excerpts of the OT-levels as provided on my website are legal and anybody can copy and/or quote them.

Boudewijn joined the protest almost immediately. But unlike most others, he really read up about Scientology and decided that fighting the cult was a worthy cause. He became a real critic. He posted on alt.religion.scientology; he investigated; he joined IRL protests; he engaged (in as far as possible) in conversations with members, and – his most memorable feat – he engaged in debates with his co-critics when he thought that they were sloppy, immoral, or simply unkind.

Boudewijn was a kind and gentle person. Utterly smart but never condescending; utterly engaged, but never blinded.

*

The energy that he spent on Scientology, was even more precious because Boudewijn’s health sucked. He had hemophilia, the bleeders’s disease. His veins would break open at the slightest intrusion, and the blood clots that occurred everywhere in his body, had caused major disabilities. When I got to know him, he had to use crutches for support, and often a wheelchair.

A few years ago, Boudewijn got a brain hemorrhage that left him mostly incapacitated and very dependent (left side paralysis). He was forced to live in a nursing home while he tried to recuperate. And he hated that. It took him quite some time to finally be able to move back into his own apartment, and to feel independent again.

Last week, he got a new brain hemorrhage; and this time, he died. Somehow, I’m happy that Bouewijn didn’t have to negotiate another round of devastating adjustments to more and more minimal possibilities. Yet it sucks that he has died. Boudewijn has done everything he could possibly do to survive, and yet he managed to make time to try and help free others… May he never be forgotten.

[Picture: Nantko Schanssema, Jeta Eggers and Boudewijn van Ingen, August 2000.]

Winnaars

De lijsttrekkers debatteren zich via de tv het leplazurus. Die debatten vind ik heerlijk. Ik hoor graag waar iemand voor staat, ben blij te ontdekken waar de gaten in iemands betoog zitten, en vooral wil ik weten of iemand zichzelf overeind houdt in een dispuut.

Maar kunnen we alsjeblieft ophouden met die nieuwerwetse gewoonte om elk politiek debat op tv meteen te vertalen in rekensommen van verlies en winst, en in zetelvoorspellingen? Dat type verslaggeving doet het voorkomen alsof politieke debatten niks anders zijn dan voetbalwedstrijden: wie heeft gescoord, wie verdient een penalty? Is het 2-1, of 2-2?

Samsom zou de winnaar zijn van debat zus, Rutte van debat zo. RTL4 maakte het anderhalve week gelden wel erg bont, door zelfs per onderdeel van het debat te publiceren wie ‘volgens internet’ had gewonnen en wie had verloren. Nu staat Roemer voor, nu Rutte, en oh wacht nu nee Samsom!

Nog even en we gaan politieke debatten niet op inhoud scoren, maar alleen nog op gezichtsuitdrukking. Oh hemel, Roemer kijkt nu verbaasd – twee punten eraf! Rutte haperde voor hij antwoord gaf: één minpunt. Samsom dacht zichtbaar na: vijf minpunten!

Politiek is geen wedstrijdje. Wellicht verlies je in een debat bij een praktisch argument per ongeluk van je tegenstander, terwijl je principiële argument nog steeds staat als een huis. Doen alsof elk kort (en georkestreerd) debat op zichzelf een toetssteen is waarmee kiezersstemmen kunnen worden behaald of wegvallen, perverteert de discussie. Politiek is immers meer dan hoeveel lachers of klapvee je achter losse uitspraken kunt krijgen?

De Wereld Draait Door komt nu met dagelijkse peilingen: wie wint, wie verkiest? Wat een nonsens. Alsof wij kiezers dagelijks van mening veranderen. En alsof wanneer wij kiezers van mening veranderen, dat per se is gebaseerd op wat een politiek leider gisteren zei. Ooit gehoord van Uitzending Gemist? Misschien verander ik vandaag mijn stem gebaseerd op wat een lijsttrekker drie dagen geleden zei.

Ondertussen denk ik aan twee dingen. Toen GeenStijl vorige week het volk ondervroeg over hun opinie over de niet langer bestaande PSP, hadden alle ondervraagden een gedecideerde mening over de lijsttrekker van die partij – wat het hele idee van peilingen nogal onderuit haalde.

En dat interview met de directeur van een familiebedrijf. Die zei: ‘Kwartaalrapporten? Daar doen wij niet aan. Korte-termijn peilingen vernaggelen je visie op lange termijn. Onze enige vraag is hoe wij het bedrijf fatsoenlijk aan onze kinderen kunnen overdragen.’