Verlichting

Dat het ditmaal een rare Kerst zou worden, was op voorhand duidelijk. De wereld zou vergaan: liefst twee keer achter elkaar.

Van de algemene vernietiging van de aarde – het einde van de Maya kalender valt op 21 december, en daarna zou alles over zijn – geloofde ik geen hout. De Maya’s waren best een leuk volk (op die mensenoffers voor hun Zonnegod na, dan) en ze konden fantastisch bouwen, maar dat hun particuliere jaartelling effect heeft op het voortbestaan van de wereld, is hoogst onwaarschijnlijk.

Pal voor het door de Maya’s voorspelde einde der tijden was ik trouwens jarig. Juist dit jaar pakte mijn verjaardag numerologisch gezien minstens even interessant uit als die malle Maya-kalender. Op 20-12-2012 werd ik namelijk 55: kon het mooier, kon het symmetrischer? Een goede vriend werd op exact diezelfde dag bovendien 66!

Alles was dubbelop: alles rijmde, alles spiegelde, alles klopte. De kust was veilig, qua kalenders, numerologie en ander bijgeloof.

Ik plande daarom al een jaar van tevoren een grootse verjaardag. Thema: het is altijd later dan je denkt. Na ons geen zondvloed, en indien wel: dans op de vulkaan, weerstreef het noodlot. Ga met geheven hoofd je ondergang tegemoet. Het is altijd beter om leven, liefde en vriendschap te vieren, dan bang te zijn en het einde – dat hoe dan ook komt – te vrezen.

Via een achterdeur diende de ondergang zich echter ten tweede male aan. Ditmaal was het bloedserieus en hoogstpersoonlijk. Mijn hartsvriendin bleek een dodelijke kanker te hebben. Ze zou doodgaan, vermoedelijk voor december: driekwart van de mensen met haar soort kanker bezwijkt binnen zes maanden na de diagnose.

Dan liever de Maya’s!

Dansen op de rand van de vulkaan is moeilijk wanneer je ondergang particulier is. Weten dat iedereen om je heen binnenkort dood neervalt, spreidt het leed immers. Bovenal voorkomt het dat je, als aanstaand individueel stervende, je het hoofd moet breken over je nabestaanden. Houden zij wel stand in de branding van je dood?

Natuurlijk redden we het zonder haar; we kunnen niet anders. Maar niets zal nog hetzelfde zijn zonder haar. We kennen elkaar beter dan elkaars broekzak. Ik kan me geen leven voorstellen zonder haar. Zodoende dacht ik eerder dit jaar dat rond Kerst mijn wereld allang zou zijn vergaan, ongeacht de Maya’s en hun domme, stomme kalenders.

Eind november kocht ik een kerstboom; dan had ze die tenminste binnen. Ze was inmiddels al een paar keer halfdood geweest en ik vreesde dat ze eind december niet zou halen. Haar zusje tuigde de boom glorieus op en sindsdien zijn alle dagen extra verlicht.

De oncoloog schreef dexamethason voor. Dat helpt niks qua kanker maar geeft wel een geweldige energiestoot. Sindsdien lichten haar ogen – die eerder zieldoorsnijdend mat waren – hartveroverend op.

Ze plant nu een Kerstdiner. Ik ga voor ons koken. Heeft iemand een Maya-recept?

De nieuwe mens

Binnen vijf jaar kunnen onze spullen zien, horen, voelen, ruiken en proeven, voorspelde IBM. Allerlei ‘zintuigen’ voor computers worden al ontworpen en getest op de ontwikkelafdelingen van het bedrijf.

Ik schrok ervan. Straks kan ik niet eens meer schelden op mijn computer wanneer-ie kuren vertoont. Voor je het weet kwets ik zijn binaire gevoelens, waarna het ding natuurlijk helemáál geen zin meer heeft zich voor mijn karretje te laten spannen. En zal mijn laptop dan binnenkort óók al gaan klagen over sigarettenrook en stinkende asbakken, of zelfs recht op een rookvrije omgeving eisen?

Gelukkig bleek IBM vooral te doelen op sensoren die zintuiglijke ervaringen op afstand aan mensen kunnen overbrengen. Vooral op het tactiele vlak wordt veel ontwikkeld. Het keurige voorbeeld waarmee IBM kwam aanzetten, was dat we binnen een paar jaar via de computer kunnen voelen aan de stofjes van kleding die in webwinkels wordt aangeboden. Maar als zo’n techniek eenmaal is geïntroduceerd, voorzie ik eerlijk gezegd vooral elders booming businesss, namelijk in de digitale dating- en seksindustrie.

Daarnaast ontwerpt IBM Research computers die de samenstelling van lucht, klanken, beelden, voedsel of geuren analyseren. Dat was minder groot nieuws: dat doen researchbedrijven overal ter wereld allang, er is al heel wat op die markt te koop. Vooral auto’s worden met steeds meer sensoren uitgerust. Een alcoholslot op een auto is al heel normaal. Hij werkt als een mechanische politieagent: je moet blazen voordat hij kan rijden, en zit er alcohol in je adem, dan verdomt de auto het simpelweg om te starten.

Ook met auto’s die de omgeving en het verkeer om hen heen permanent analyseren, wordt driftig geëxperimenteerd. Google heeft bijvoorbeeld een paar Toyota’s rondrijden die elk zijn opgetuigd met sensoren ter waarde van een kwart miljoen dollar, waarna ze geen chauffeur meer nodig hebben. De zelfsturende auto’s hebben gezamenlijk inmiddels ruim 800.000 kilometer afgelegd zonder in een enkel ongeluk betrokken te zijn geraakt. (Het allerhandigste aan zo’n zelfsturende auto lijkt me overigens dat je dan meteen het alcoholslot kunt afschaffen. Formeel ben je immers niet langer de bestuurder ervan, en het ding rijdt sowieso beter dan wij – zelfs in nuchtere staat – ooit kunnen.)

Minder leuk aan IBM’s vrolijke voorspellingen was echter wat ze oversloegen. Nergens in hun optimistische toekomstscenario’s stond een woord over de harde realiteit: omgevingssensoren worden momenteel massaal ontworpen, en ingezet, in moderne oorlogsvoering en bewapening. Van doelzoekende rakketten, volautomatische drones tot crowd control – tegenwoordig komt daar steeds minder een mens aan te pas. Sommige drones initiëren zichzelf al bijna zonder dat daar menselijke interventie aan te pas komt.

Straks is zelfs op een knop drukken al ouderwets geworden.

Wie volgt?

De dood van Jeroen Willems was een schok. Hij was getalenteerd, gedreven, ondernemend, rijk aan ideeën. En, zoals gisteren in een overlijdensadvertentie stond: ‘Iedereen was een beetje verliefd op hem.’

Ook ik bewonderde hem. Een paar jaar geleden heb ik nog met ‘m afgesproken dat ik ooit een toneelstuk voor hem zou schrijven…

Onze levens hebben elkaar meermalen gekruist. Jeroen sprak teksten in voor een toneelstuk dat ik ooit schreef. Mijn echtgenote heeft als tiener te Heerlen toneelles gehad van zijn vader, die Iphiginea in Auris met haar instudeerde – in het Grieks. Na een voorstelling in Amstelveen wilde Jeroen alles weten over mijn afgezette borst, zodat ik me voor hem publiekelijk ontblootte. En afgelopen zomer had hij nog bijna opgetreden op mijn huwelijk met Christiane, om daar voor mijn bruid iets van Brel te zingen.

***

Bovendien & daarnaast: zit ik mezelf – samen met veel anderen – al maandenlang voor te bereiden op de aanstaande, onafwendbare dood van een allerliefste intimus. Fietst er ineens iemand tussendoor die zomaar neervalt – patsboem, zonder aankondiging of enige waarschuwing; al zijn lievelingen volkomen ontredderd achterlatend.

Zodat ik mezelf van de weeromstuit intens rijk weet dat ik al die lange maanden van dat vergeefse gevecht om lijfsbehoud van nabij mag meemaken, hoe moeilijk dat ook is. Liever moeizaam afscheid kunnen nemen en – hoe pijnlijk ook – links en rechts draadjes mogen afhechten, dan dat een geliefde zomaar dood neervalt. En dat je dan jezelf nog eeuwig op je eigen kop blijft geven: had ik dit toen maar meteen gezegd, had ik dat indertijd nou maar niet uitgesteld…

Vertrouwen op ‘later’ – later vertel ik je wat ik nog zeggen wou, later doen we eindelijk ‘s wat we altijd nog zo graag samen wilden doen! Heus, die tijd komt nog wel, maar nu zijn we allebei helaas effies te druk – werkt niet altijd.

Later bestaat niet meer wanneer iemand pardoes omvalt: dan is ineens alle tijd weg. Maar later bestaat eigenlijk ook niet meer wanneer iemand worstelt met een aangekondigde dood. Want dan verschuiven prioriteiten en nemen opties pardoes af. Alles wat je nog wou – ooit, of nu – blijkt dan irrelevant te zijn geworden.

Dus ja. Laat de mensen van wie je houdt, merken dat je ze van je houdt – elke dag weer. Stel niet uit tot morgen wat je nu voor ze wilt wilt doen. Weet dat je geliefden – of jijzelf – morgen kunnen omvallen. Betuig elkaar de liefde, zo vaak als je kunt. En erken dat het leven kwetsbaarder is dan we wel willen weten.

Dag Jeroen. Je was mooi, en ook ik hield een beetje van je. Ik had je graag beter gekend.

Ik wens je intimi veel sterkte met dit abrupte, onzegbare, onaangekondige verlies.

Inwoners

Burgemeester Van der Laan verwelkomde afgelopen vrijdag persoonlijk de 800.000e inwoner van de stad. Het ging om Alex, een pasgeboren baby. ‘Wat een leukerd, en zo relaxed ook!’ zei de opgetogen burgemeester bij die gelegenheid. Hij gaf het jong een feestelijk pakket babyspullen met allemaal Andreaskruizen erop.

Eerder diezelfde dag had de politie het tentenkamp in Amsterdam-Osdorp ontruimd. Al woonden de bijna honderd asielzoekers daar inmiddels twee maanden, zij telden niet als Amsterdamse inwoners. Anders dan de pasgeboren Alex hadden ze geen spullen, meestal geen papieren en werden ze in de media nooit bij naam genoemd. Laat staan dat een jolige burgemeester hun vertrek kwam gadeslaan.

De ouders van Alex bleken, zoals veel andere nieuwe Amsterdammers, ‘import’ te zijn. Ze trokken op jonge leeftijd vanuit Groningen en Brabant naar de hoofdstad om daar te studeren, en stichtten daarna een gezin. Gelukszoekers dus – iets waar niks mis mee is.

De vluchtelingen uit het tentenkamp waren ook import. Alleen gaat het bij deze asielzoekers niet om geluk, maar om lijfsbehoud. Sommigen vrezen voor hun leven in hun land van herkomst, anderen zijn inmiddels statenloos, of komen uit een land dat hun terugkeer actief blokkeert. Zo accepteert Irak bijvoorbeeld alleen mensen die vrijwillig terugkomen, en weigert het land ex-inwoners die in het buitenland asiel hebben gezocht of daar zijn uitgezet.

Alex mag straks naar huis. Zijn moeder moet nog even in het ziekenhuis blijven: de jubilaris is met een keizersnede gehaald. (Vandaar wellicht die zo koninklijke naam.)

Waar de ontruimde asielzoekers naartoe moeten, is onduidelijk. Sommigen werden meteen vrijgelaten en zwerven nu op straat, naarstig zoekend naar een ander – alweer tijdelijk – onderkomen. Anderen zijn overgebracht naar een vreemdelingendetentiecentrum. Daar zitten ze waarschijnlijk maandenlang vast, in nogal erbarmelijke omstandigheden, om daarna alsnog op straat gezet te worden.

In een persbericht over de mijlpaal die door baby Alex werd gemarkeerd, meldde de gemeente trots dat ‘de internationale aantrekkingskracht van de stad’ tegenwoordig groot is. Er werd gejuicht over de toename van ‘hoogopgeleide arbeidsmigranten uit opkomende economieën’.

Migranten die voor hun veiligheid naar Amsterdam komen, zijn minder welkom, al zitten daar zat hoogopgeleiden tussen. Alleen: ze zijn niet afkomstig uit opkomende economieën of bevriende naties, maar uit conflictgebieden. Wanneer wij hun wanhoop erkennen, geven we toe dat onze geopolitiek niet deugt. Zeur niet, Irak is tegenwoordig veilig!

Amsterdam maakt zich ondertussen zorgen over huisjesmelkers die illegalen uitpersen, of anderszins misbruik maken van hun kwetsbare situatie. De gemeente zint op maatregelen. Uitgeprocedeerde asielzoekers helpen wil de stad echter niet.

Liever verwelkomen we baby Alex, die straks veilig naar huis kan. Hij wel.

Kwaadschiks

Eind maart 2011 schoot de Eerste Kamer het landelijk elektronisch patiëntendossier af. De senaat was zo ongerust over de gebrekkige veiligheid plus de brakke privacybescherming van het EPD, dat ze invoering ervan uiteindelijk afwees. ‘Ach,’ dacht minister Edith Schippers, ‘als de overheid het niet mag doen, doen we het toch privaat?’

In november 2011 riep Schippers de zorgsector per brandbrief op om de handen ineen te slaan, en een maand later gaf ze Zorgverzekeraars Nederland 2,2 miljoen euro om het EPD zelf verder te ontwikkelen.

Zo legde Schippers het beheer van het landelijke EPD in handen van de private sector. Elke parlementaire controle of inspraak voor burgers in de vraag hoe het EPD zich nu ontwikkelt, is nu van tafel: het bedrijfsleven beslist zelfstandig over het EPD. Los van dat principiële democratische probleem, is er nog de kwestie van de kat op het spek binden. Patiëntengegevens onder de solitaire hoede van zorgverzekeraars brengen, is nogal discutabel. Juist verzekeraars willen graag weten welke klanten profijtelijk zijn en welke niet, welke klanten een ingreep of een medicijn ‘verdienen’ en wie mogelijk niet. Verzekeraars willen immers geen zorg bieden, maar winst maken.

Schippers maakte de puinhoop kortom nog duizendmaal erger dan-ie al was.

Critici vreesden voorts dat de zorgverzekeraars huisartsen of ziekenhuizen die niet aan het landelijke EPD wilden meewerken – onder medici lag het percentage mensen dat aangaf zelf niet in het EPD te willen worden opgenomen, bijvoorbeeld schrikbarend hoog – daartoe botweg zouden dwingen. Dat kunnen de zorgverzekeraars makkelijk: dreigen dat ze met zo’n partij geen zorgcontract meer zullen afsluiten, volstaat.

We zijn inmiddels een jaar verder. De zorgverzekeraars hebben meegedeeld dat ze zorgverleners extra gaan betalen voor elke patiënt die in het landelijke EPD wil worden opgenomen, en dat ze overwegen om voortaan geen contracten af te sluiten zorgverleners die hun gegevens niet doorsluizen naar het landelijke EPD.

Het effect? De apotheek van het Sint Anthonius Ziekenhuis in Utrecht maakte vorige week bekend dat patiënten die geen toestemming gaven om hun gegevens in het landelijk EPD te zetten, voortaan geen medicijnen wilden uitleveren. Nadat een storm van protest opstak, verklaarde de apotheek gehaast dat die boodschap op een vergissing berustte.

De duimschroeven worden aangedraaid – en wel bij de patiënt. Wilt u niet in het EPD? Dan kunnen wij u voortaan helaas niet meer helpen. Zoek maar een andere huisarts, een ander ziekenhuis.

Nu het parlement niet meer kan ingrijpen – met dank aan minister Schippers, wier geloof in de vrije markt aan patiënten elke keuzevrijheid over het EPD ontneemt – is de enige optie nog de mededingingsautoriteit, de NMA. Of we kunnen illegalen in de zorg worden. Maar ja, illegaal zijn in mag ook al niet meer in Nederland.

Euforie

[Multiple Care is een kwartaalblad voor de gezondheidszorg, uitgegeven door Biogen – de producent van Avonex, een medicijn dat multiple sclerose afremt. Voor hun themanummer over ‘MS en depressie’ (september 2012) schreef ik deze column.]

Tot in de jaren negentig van de afgelopen eeuw zeiden alle medische handboeken dat MS-patiënten vaak ‘euforisch’ waren, een tragisch onderdeel van het ziektebeeld. Die vermeende opgetogenheid van ons was verdacht: hij deugde niet.

Zelf dacht ik daar anders over. Wanneer je weet dat er iets fundamenteel mis is in je lichaam, en zelfs mensen die daar voor hebben doorgestudeerd je maandenlang niet kunnen vertellen wat er gaande is, is de uiteindelijke diagnose een godsgeschenk.

Want pas daarna wist ik wat me te wachten kon staan. Slecht lopen: ja. Kruk: ja. Rolstoel: ja. Maar zodoende wist ik ook wat me niet zou overkomen. Dement worden: nee. Eczeem krijgen over mijn hele lichaam: nee. Kampen met afvallende of wegrottende vingers: nee. Eindelijk wist ik waarop ik me moest voorbereiden, waarmee ik rekening moest houden.

Dus ja, ik was opgelucht nadat ik mijn diagnose kreeg; zeg maar gerust euforisch. Alleen achtte ik die euforie heel gezond. Hoezo was dat een teken van pathologie?

Of neem de keren dat ik het ziekenhuis belandde voor een prednisonkuur. Natuurlijk was ik verdrietig en bang – shit, weer een terugval – maar stiekem, dieper in mij en daardoor lastiger te zeggen, was ik juist dan ook euforisch. O godlof. Overal deskkundige mensen om me heen wier enige taak het was om mijn haperende lichaam, dat ikzelf niet meer de baas was, voor mij op te lappen. Eindelijk mezelf niet groot meer hoeven houden, eindelijk een plek waar ik veilig kon instorten.

De opluchting van de overgave wordt danig onderschat. Plus dat het soms zo heerlijk kan zijn om te zeggen: ‘Ik weet het even niet meer. Ik ben bang van mijn eigen lichaam. Troost me. Houd me vast. Doe iets voor me.’

Is je eigen angst erkennen en blij zijn dat je ergens kunt schuilen, wel euforie?

De keren dat ik een schub te boven kwam, was ik door het dolle heen. Natuurlijk ben je de koning te rijk wanneer je half-verlamde armen weer kracht kregen, of wanneer een half-blindheid verdwijnt.

Wat een gotspe om zulke blijdschap als ‘licht ziekelijk’ te kwalificeren, of als onderdeel va een ziektebeeld te beschouwen. Euforie is dan juist logisch. Niks anders dan pure, gezonde opluchting.

Nu depressie in de mode is, zijn de oude theorieën over euforie plotsklaps vergeten. Niksniet verhalen over ‘onterecht’ of ‘onverklaarbaar’ blije MS-klantjes. Ineens veronderstelt iedereen dat wij bijna per definitie depressief zijn, en dat er dus extra pillen nodig zijn om dat akelige ‘symptoom’ van onze ziekte te bestrijden.

Heus: het is volkomen normaal om verdrietig te worden dat je zo’n rotziekte hebt. Je raakt onverwacht de controle over je lichaam kwijt, en dus over je leven en over je toekomst. Dat is gekmakend en slopend. Daar depressief van worden, is volkomen logisch – niets iets waartegen je pillen zou moeten slikken.

Liever heb ik dat we razen. Dat we uitschreeuwen hoe lastig ons lot is, dat we wegen zoeken om alsnog te kunnen doen wat we eerder wilden. Dat we ons verdriet over ons lot niet met een pilletje wegslikken, maar zoeken naar wegen om onszelf alsnog te laten gelden – met makke en al.

Help uzelf!

Bits of Freedom heeft een boel bereikt. Daar ben ik, als een van de drie oprichters, beretrots op. Toen de organisatie in 1999 begon, was het idee dat er op internet sprake kon zijn van rechten van gebruikers – ja, zelfs van burgerrechten – bepaald nieuw. Inmiddels is geaccepteerd dat gebruikers niet zomaar mogen worden afgesloten of afgeluisterd, dat bedrijven en overheden internetverkeer niet zonder meer mogen filteren, dat niemand stukken zomaar mag verwijderen.

We zijn beter gaan nadenken over privacy op internet. Over cookies, tracking en digitale sporen. Over de grenzen aan surveillance en digitale recherche. Over spam. Over databescherming en datahygiëne. Over opdringerige auteursrechtbescherming, die enerzijds steeds meer materiaal tot haar domein rekent, en anderzijds gebruikers en klanten steeds minder weinig zeggenschap laat over spullen die ze legaal hebben aangeschaft. Over het belang van anonimiteit en het recht om pseudoniemen te gebruiken. Over de feilbaarheid van ambitieuze digitalisering van het verkeer tussen burgers en instanties. Over netneutraliteit.

Bits of Freedom heeft zich enorm ontwikkeld. Aanvankelijk werd BoF vooral door journalisten als een goudmijn van informatie beschouwd. Ze spelden de nieuwsbrief, die vaak aanleiding werd voor mooie achtergrondreportages. Had Albert Heijn een plan om klanten met een digitale vingerafdruk te laten betalen, of verzon Brein weer eens een plan om auteursrechtbescherming te verstevigen, dan werd Bits of Freedom subiet platgebeld.

Via de jaarlijkse uitreiking van de Big Brother Awards, de poedelprijs voor instanties, bedrijven en mensen die de privacy van burgers het meest hadden ondermijnd, wist Bits of Freedom haar ideeën te populariseren. En waar overheidsinstanties en bedrijven de organisatie eerst negeerden, namen ook die haar gaandeweg steeds serieuzer.

Dat laatste ging gepaard met rare stuiptrekkingen. Fameus voorbeeld is die ene persconferentie van Buma/Stemra, waar alle media en belangenorganisaties welkom waren, behalve – zo meldde een daartoe speciaal opgehangen A4’tje bij de entrée – Bits of Freedom.

Inmiddels durft niemand Bits of Freedom meer te negeren. Medewerkers doen hun zegje tijdens commissievergaderingen van het parlement, worden overal uitgenodigd als deskundigen, spreken op chique congressen en lobbyen zich een slag in de rondte. Tientallen vrijwilligers staan Bits of Freedom bij. De organisatie loopt als een trein.

Maar omdat Bits of Freedom (uiteraard) ongesubsidieerd werkt, is het bestaan van de club afhankelijk van donateurs en sponsors. En juist daar wringt het nu: het geld raakt op. Bits of Freeedom heeft dringend donateurs nodig.

Bent u een ‘gewone’ internetgebruiker? Wees uw eigen zeehondje, en geef dit jaar eens gul aan Bits of Freedom. Verdient u uw geld met internet? Geef dan voortaan een deel van uw winst aan hen. Want zonder Bits of Freedom zou internet in Nederland allang niet meer zijn wat het nu is.

Uitvreters

Wie klaagt dat het ‘door de nivellering’ niet meer loont om te werken, weet niet waarover-ie het heeft. Je mag dan denken dat je ten onrechte ‘gepakt’ wordt, maar als het crisis is moet het geld ergens vandaan komen, en van bijna kale kippen valt niet veel meer te pukken – al doet Rutte II haar best.

Moeten inleveren is niet leuk. Maar geen werk hebben is de hel. Probeer het maar eens, stoppen met werken: niet alleen lever je je maatschappelijke status in, je verliest ook je perspectief en moet binnen de kortste keren woekeren met je geld. Want de bezuinigingsplannen voor de WW zijn fors; na één, of mogelijk anderhalf jaar, ga je plompverloren de bijstand in. Van van een bijstandsuitkering te leven: dat is pas echt afzien.

Het werkelijk tragische is natuurlijk dat tal van mensen onvrijwillig moeten stoppen met werken: in veel sectoren wordt duchtig gesaneerd, de arbeidsplaatsen gaan er soms met duizenden tegelijk uit. Voor wie boven de vijftig is, betekent ontslag te vaak dat je nooit meer aan de bak komt. Daar zit je dan, in de bijstand, wachtend op de AOW, verplicht om te solliciteren op banen die er niet meer zijn, gedwongen om je koophuis op te eten en in te teren op je spaargeld (meer dan een paar duizend euro mag je niet hebben wanneer je in de bijstand belandt).

Van overheidswege word je in de bijstand sinds kort gedwongen om ‘huiscontroles’ te gedogen, zelfs als er geen enkele aanleiding bestaat om te denken dat je inderdaad fraudeert. Oh, en de overheid is bovendien van plan om te na te gaan of je wel Nederlands spreekt, anders krijg je sowieso geen bijstand. (Mag Fries spreken wel? Of plat Limburgs, of Haags?)

Dus zeur niet als je moet inleveren vanwege de nivellering. Wees blij dat je kunt inleveren en niet – zoals teveel anderen – alles verliest. Ook het dedain dat vervat is in de uitspraak ‘dat je dan net zo goed niet meer kunt werken’, bevalt me bepaald niet. Daarin klinkt immers door dat alle werklozen slampampers zijn. Uitvreters, eigenlijk, die op kosten van ‘ons’ zuurverdiend geld een beetje zitten te potverteren.

Wat Rutte II moet doen, is nadenken over banenplanen: in de zorg, in het onderwijs, in de dienstverlening, in de infrastructuur. Meer mensen aan het werk krijgen, in plaats van ze stilletjes en zo goedkoop mogelijk laten afvloeien.

Stemfraude

Vanwege het idiote systeem dat de winnaar in een Amerikaanse staat alle lokale kiesmannen krijgt toebedeeld – winner takes all – lijken overal de kaarten geschud. Maar in Ohio gaan Obama en Romney nog steeds kop aan kop: het wordt daar een fotofinish. En omdat de andere kiesmannen opgeteld gelijk spel te zullen opleveren, is Ohio de swing state. Wie daar wint, gaat met het presidentschap strijken.

Dat lijkt goed nieuws voor Obama, want Ohio neigt naar de Democraten. Maar juist in Ohio stinkt het nu dat het een aard heeft.

De staatssecretaris van Ohio, John Husted, heeft een paar weken geleden plotseling om een ‘update’ gevraagd van de stemcomputers die in zijn staat worden gebruikt. Ogenschijnlijk gaat het om een aanpassing van de software waarmee de rapportage van de stemmen naar het kantoor van de gouverneur wordt verstuurd, maar uit de specificaties blijkt dat deze nieuwe programmatuur rechtstreeks kan schrijven in de database waarin de uitgebrachte en verwerkte stemmen worden bijgehouden.

Wat meer is: deze aanpassing van de software is, tegen álle wetgeving in, niet gecontroleerd en niet gecertificeerd, maar wordt nu toch inderhaast geïmplementeerd. Niemand weet precies wat deze nieuwe software doet. Dat de stemcomputers de uitgebrachte stemmen correct registreren, is eerder terdege getest. Maar _rapporteert_ deze nieuwe module de getelde stemmen vervolgens nog wel correct?

Waarom zou je een programma dat alleen een rapport moet opstellen, überhaupt schrijfrechten geven in de database van uitgebrachte stemmen? Kan de nieuwe software uitgebrachte stemmen wellicht herschrijven? En waarom heeft Ohio deze nieuwe software niet netjes laten certificeren voordat ze die invoerde?

Ondanks de rel die inmiddels is ontstaan, wist Husted de nieuwe software wettelijk aan zijn staat op te leggen. In de afgelopen weken zijn in 39 van de 88 provincies van Ohio de stemcomputers en de programmatuur aangepast.

Moet ik heus nog uitleggen dat John Husted, deze illustere secretary of state van Ohio, een Republikein is? Hij – en bij verstek aan hun protest: de Republikeinen, en Mitt Romney zelf – laden al doende de verdenking op zich dat ze deze verkiezingen naar hun hand willen zetten. Want Ohio is immers de swing state.

De zaak stinkt des te meer daar de Republikeinen, bij voorkeur in staten die Democratisch gezind zijn, lastige procedures hebben geïmplementeerd om überhaupt te mogen stemmen, onder het motto dat stemfraude koste wat kost moet worden voorkomen. Maar in Ohio zwijgen de Republikeinen in alle talen.

Onderhoud

Mijn onvolprezen hosting provider – Mischa Peters van High5 – gaat dit weekend enig broodnodig onderhoud plegen op de server waarop ook mijn website draait. Dus mogelijk ben ik gedurende die periode soms wel, en soms niet uit de lucht.

Mischa heeft beloofd de downtime tot het minimum te zullen beperken. Daarnaast is-ie sowieso goed. (De paar keer dat mijn website down is geweest sinds ik naar zijn High5 ben verhuisd, waren uitsluitend te wijten aan bugs in WordPress; nooit aan Mischa.)

Dus als de boel het dit weekend tijdelijk niet doet: haal even diep adem, en probeer het vijf minuten later gewoon opnieuw. Dikke kans dat alles dan weer werkt. Sterker: de kans is groot dat jullie helemaal niks merken van dat serveronderhoud. Mischa is namelijk écht goed :)