Kraken met bamboe

De Kraken is een zogeheten genny atomizer, die worden meestal met mesh opgebouwd. Maar het kan ook heel goed met bamboe. Het scheelt een boel gedoe: niks omstandig mesh oxideren, geen gedoe met hot spots; gewoon mamboe erdoorheen halen. De smaak van de liquid is met bamboe wel een stuk zachter dan met mesh.

Men neme twee coils -in dit geval: .23 kanthal, 8 wikkelingen rond een 2.0mm boortje- en hang ze met boor en al in het deck. Dat maakt het een stuk makkelijker om ze goed te plaatsen. De koppen van de schroeven zijn nogal rond, maar het kanthal past er prima onder.

Boortjes eruit halen, eindjes wegknippen, coiltjes langzaam laten opgloeien en met een pincetje samenknijpen totdat de wikkelingen mooi tegen elkaar aan liggen:

Stuk bamboe nemen -in dit geval: vier draadjes van 15cm- en die dubbelslaan, en door een oogje van kanthal halen, zodat je een ‘naald’ hebt:

Wick door het deck en door de coil halen (hier had ik wat teveel draadjes bamboe):

… en op maat afknippen.

Glaasje eroverheen duwen, tankje vullen, kijken of de wick ook bovenop goed vochtig is, en dan: vuren!

Sleeve eromheen, nog even testen: yup, hij werkt…

Et voilà! De mixed edition Nemesis (met gold plated topcap & ringen), en de brass sleeve voor de Kraken:

Theater

Vliegen blijft een gênante vertoning. Daar sta je dan met je eerder zo keurig ingepakte koffertje, waar je inderhaast alles waar mogelijk elektronica in zit, uit hebt geplukt opdat ’t apart door de scanner kan. Je jas moet uit. Je colbertje ook. Je schoenen. Zelfs je broekriem moet af. Mijn kruk moet ook altijd de door scanner heen, en van de zenuwen ga ik dan extra slecht lopen, zodat ik steun zoek bij poortjes. Die gaan juist daardoor subiet loeien.

Welkom bij het theater van de beveiliging.

‘Mogen wij uw tas wat beter bekijken?’ vraagt zo’n meneer dan, en aangezien weigeren niet kan knik je zo vriendelijk mogelijk van ja. Op kousevoeten doe je rits na rits open, onderwijl piekerend wat ditmaal zal sneuvelen. Heb je wellicht 10cc teveel shampoo bij je? Hoeveel milliliter dampvloeistof vindt de beveiliging acceptabel? Snappen ze daar dat mijn roestvrij stalen tubes-met-verwisselbare-batterijen heus geen pijpbommen zijn, maar het gezondere alternatief voor tabak?

Afgelopen week moest ik op Schiphol voor het eerst door de bodyscan. Aangezien ik weet wat voor absurd gedetailleerde blootbeelden dat ding aan de beveiligers voorschotelt – de befaamde nepreclames over röntgenbrillen uit de jaren zestig zijn nu alsnog bewaarheid geworden – voelde ik me buitengewoon naakt. Je handen voor je borsten en je kruis slaan om nog íets van je waardigheid te behouden, is helaas streng verboden.

Het wrange was: terwijl de naaktscanner een effectiever controle had beloofd, moest iedereen die er doorheen was gegaan, daarna alsnog worden gefouilleerd, en bovendien uitgebreider dan ooit tevoren. Er ontstonden immens lange rijen.

Toen het mijn beurt was, vroeg ik de mevrouw die mij overal betaste hoe dat nou zat. Ze wees naar het gekuiste plaatje van mijn naakte zelf dat ze voor zich had: overal op mijn lichaam waren plekken geel opgelicht, en die moest ze stuk voor stuk nader onderzoeken. In de gauwigheid identificeerde ik de rits van mijn spijkerbroek, de gesp van mijn laarzen, het montuur van mijn bril. Ik geloof dat mijn trouwring en de vullingen in mijn kiezen plots ook zowat in de gevarenzone vielen.

Wat heb je aan geavanceerde apparatuur wanneer die godbetere een rits als potentieel terroristisch wapen aanmerkt? Levert het überhaupt ooit extra veiligheid op wanneer je doodnormale dingen steeds intensiever gaat screenen? Aan hoeveel uiterst gênante controles mag je onschuldige burgers standaard onderwerpen, in de hoop zo ooit eens een snoodaard te vangen?

Ineens zag ik de overeenkomst met die andere ‘preventieve’ controle, die ziekte en sterfte niet voorkomt, maar alleen extra angst veroorzaakt; de controle die allerlei normale processen als ‘verdacht’ bestempelt en die hoofdzakelijk leidt tot overbodig, verminkend ingrijpen: de tweejaarlijkse borstkankercontrole.

Allebei zinloos, en allebei een theater van valse veiligheid.

Systeemfout

Vanwege een programmeerfout in de software waarop een groot deel van alle internetbeveiliging draait, konden onbevoegden twee jaar lang in het geniep allerlei gevoelige data uitlezen. In hoeverre er daadwerkelijk misbruik is gemaakt van de bug is vooralsnog onduidelijk, al zijn een aantal tot nu toe onverklaarde datalekken ineens een stuk begrijpelijker geworden.

Meteen na de bekendmaking van de bug (die Heartbleed is gedoopt) vroegen veel mensen zich logischerwijs af of ook de NSA er weet van had, en of zij de bug wellicht ten eigen bate hadden benut.

Het zou namelijk niet de eerste keer zijn dat de NSA een onbekende bug uitbaat. Al langer weten we dat de NSA, net als onze eigen AIVD waarschijnlijk doet, geregeld zogeheten zero day exploits koopt: bugs en lekken die nog niet bekend zijn bij de mensen die internet beveiligen, en waarvoor dus nog geen patches zijn. Vervolgens misbruiken ze die bugs om zelf her en der informatie op te halen.

Het wrange is dat de geheime diensten met ons belastinggeld informatie over lekken en gaten kopen, en daarmee investeren in dat lek. Ze hebben er vanaf dat moment immers geen enkel belang meer bij dat zo’n lek – dat ook u en mij kan treffen en ernstig kan benadelen – ooit nog wordt gerepareerd. Met publieke gelden financieren wij zodoende, o ironie, onze eigen kwetsbaarheid.

De vraag of de NSA wist van Heartbleed, is derhalve een vraag met een ingebouwde patstelling.

Immers, wanneer de NSA Heartbleed inderdaad heeft uitgebaat, zal zij dat nooit toegeven. Geheime diensten geven de buitenwereld zelden inzage in hun werkwijze, laat staan in de meer schimmige aspecten ervan. Die wetenschap maakt elke ontkenning hunnerzijds inherent discutabel, en dus: niet afdoende.

Mochten ze wel weet hebben gehad van Heartbleed, maar te netjes zijn geweest om zelf er misbruik van te maken, dan valt de organisatie te verwijten dat ze de rest van de wereld niet hebben gewaarschuwd. In dat geval is sprake van grove nalatigheid: honderdduizenden instanties en miljoenen webservers zijn dan doelbewust kwetsbaar gehouden.

En tenslotte: als de NSA oprecht niet van het bestaan van de bug afwist, is dat minstens even erg. Aannemelijk is dat anderen wél wisten hoe je met die bug ongemerkt informatie kon opdiepen; en dat betekent weer dat de NSA en aanverwanten zelf mogelijk slachtoffer van Heartbleed zijn geworden. Alweer: iets dat ze moeilijk kunnen toegeven.

Kortom, het is een rotzooitje.

Wat me het meest frappeerde in de discussie over Heartbleed, was de vanzelfsprekendheid waarmee de NSA verdacht werd van misbruik. Wanneer overheden zowat iedereen blijken af te luisteren, verliezen burgers kennelijk het vertrouwen in hun eigen overheid.

Bijgewerkt

Mijn blog is maandenlang in het ongerede geweest. Om eerlijk te zijn: de boel was langzaam aan het verpauperen.

De afbeeldingen die bij de artkelen horen te staan, lieten zich sinds november vorig jaar niet meer fatsoenlijk aanpassen, zodat ze in het overzicht op de voorpagina alle kanten op schoten. Een paar keer vechten met de plugins hielp niks en ik gaf het op. Dan maar even geen plaatjes… Het werd er hier subiet een stuk saaier van.

In januari begaf ik het, en sindsdien kwam het er niet meer van om mijn website bij te werken, op een heel enkel stukje na. Vorige week stortte ook de commentaarfunctie van de website in, als gevolg van een fout in de code van de spamblocker. Niemand kon nog een reactie posten, terwijl jullie reacties nog het enige waren wat mijn site manmoedig leven inblies. Er bleven immers trouw mensen komen, terwijl ik al dik en breed weg was.

Maar nu was ook jullie de pas afgesneden. Het werd serieus. Nog even en mijn hele website zou het loodje leggen. Geen inhoud meer, geen gesprekken en discussies meer; ergo: geen bezoekers meer. Dat was bepaald niet de bedoeling…

Dus ik heb mezelf weer wat herpakt en heb stuk voor de stuk de problemen opgelost. Fout in de commentaarfunctie getraceerd, alle plugins ge-update, zijmenu weer hersteld, de plaatjes op orde gekregen en aangevuld, alle columns online gezet.

De website is compleet, en alles werkt weer!

Veel dank aan iedereen die de boel hier levend heeft gehouden, terwijl ikzelf intussen schitterde door afwezigheid…

Meet uzelf

Het gerucht gaat dat Apple momenteel druk doende is een deal te sluiten met Amerikaanse ziektekostenverzekeraars. Eind dit jaar introduceert het bedrijf een nieuw gadget: de iWatch, een polshorloge dat allerlei biometrische gegevens van de drager bijhoudt. De iWatch kan automatisch je hartslag, bloeddruk, het aantal gelopen stappen per dag registreren en je kunt er je calorieverbruik in opslaan. Het ding schijnt zelfs eenvoudige bloedmetingen te kunnen gaan uitvoeren.

Apple mikt op twee beproefde strategieën. De ene is de koppelverkoop, bekend van de introductie van mobieltjes. De klant kreeg zo’n (indertijd razend duur) apparaat zowat gratis verstrekt van de telefoonmaatschappij, op voorwaarde dat -ie een abonnement voor twee jaar bij ze nam. De andere is het kortingsmodel: wie geregeld de gegevens van zijn iWatch uploadt naar zijn huisarts, specialist of verzekeraar, krijgt vervolgens korting op z’n ziektekostenverzekering.

Buitengewoon slim van Apple. Op die manier promoten de verzekeraars Apples nieuwste gadget, subsidiëren zij een flink deel van de aanschafkosten voor de consument, en zorgt Apple er tussen neus en lippen voor dat hun gadget als ‘bevorderend’ voor de individuele gezondheid in de markt wordt neergezet.

Je biometrische gegevens permanent meten klinkt geweldig, en wordt aangeprezen als een manier om zelf proactief te zijn, om meer controle over ons lichaam te krijgen, ons ‘bewuster’ te maken van ons eigen gedrag. Zo bezien is de iWatch een middel om ons te helpen gezonder te gaan leven. Voorts zouden we ziektes zo eerder kunnen opsporen en fysieke problemen hopelijk in de kiem kunnen smoren: de iWatch geeft ons de kans om in te grijpen voordat een afwijking ons boven het hoofd groeit.

Maar dat is zeer de vraag. Dure zorg zit ’m vooral in chronische ziektes, in ouderdomsziektes, en in het laatste jaar van iemands leven. Daar verandert een iWatch weinig aan: MS, astma, COPD, Parkinson, dementie, reuma, hernia’s, suikerziekte en kanker voorkom je er niet mee. Op de keper beschouwd zijn er eigenlijk bitter weinig ziektes die je kunt voorkomen door jezelf eindeloos in de gaten te houden.

Voorkom je ongezond leven met een iWatch? Zal iemand minder gaan drinken, eten of roken, zuiver omdat-ie een smart watch om zijn pols heeft? Hooguit is zo’n ding een steun in de rug wanneer je, zoals Hans in deze krant, tóch al wilde halveren, en overal hulptroepen zoekt.

Zulke gadgets slaan vooral aan bij jonge en hippe mensen, toevallig juist de groep die weinig beroep doet op de gezondheidszorg. Je kunt je afvragen welk doel al dat gemeet en ken-je-eigen-lichaam op hen heeft: ik vrees dat ze al doende eerder vaker bij de dokter zullen zitten. ‘Gisteren was mijn hartslag 5% hoger dan gemiddeld, is er soms iets aan de hand?’

We kweken een generatie van hypochonders.

 
Noot, 20 april 204:
Slate spubliceerde gisteren een zeer interessant artikel over Fitbit, een tracker die biometrische gegevens bijhoudt. De gegevens worden onder meer naar je werkgever gestuurd. Zie ‘What Fitbit and Nest Are Doing With Your Data‘.

Ongemak – update

Mijn excuses. Na de update van WordPress afgelopen vrijdag is ergens iets misgegaan, want sinds zaterdagmiddag kunnen er geen reacties worden geplaatst. Ik zal later vandaag uitzoeken wat er precies aan de hand is.

Update 16 april:

Het probleem zat ‘m in de spamblocker, Akismet. Die stond commentaar ineens helemaal niet meer toe. Inmiddels is er een update van Akismet uitgebracht en werkt alles weer naar behoren. *opgelucht*

Kortzichtig

De uitspraken die de directeur van het Longfonds afgelopen zaterdag in het tv-programma Kassa! deed, vond ik schokkend. Michael Rutgers heeft zich vastgebeten in zijn jarenlange strijd tegen het roken en veegt elke andere oplossing dan de zijne van tafel. Alle rokers moeten ophouden met roken, hij wil niks minder.

Elektrisch roken – of beter: dampen, er komt immers geen verbranding of tabak aan te pas – vindt hij onzin. Gevaarlijke onzin zelfs, want het houdt de nicotineverslaving in stand, wat hij vreselijk gevaarlijk acht, en daarnaast zet dampen volgens hem aan tot roken.

Dampen zet niet aan tot roken, Het zet aan tot dámpen, en tot stoppen met roken. Miljoenen mensen die eerder werkelijk alles hebben geprobeerd om te stoppen – van Champix, kauwgom en pleisters tot acupunctuur, Allen Carr en therapie – gaven het roken vrijwel probleemloos op nadat ze eenmaal waren begonnen met dampen. Anderen wisten hun dagelijkse verbruik van ruim een pakje sigaretten zo terug te brengen tot een paar saffies per dag.

Dat is een enorme gezondheidswinst. Dampen biedt een volwaardig, en veel gezonder alternatief voor tabak. Maar niet voor Rutgers: wij zijn volgens hem nog steeds rokers, mensen behept met een verderfelijke gewoonte. Wij moeten derhalve bevochten worden en onze verdampers moeten uit de openbaarheid worden geweerd.

De man weigert te erkennen wat elke damper om zich heen ziet gebeuren: rokers die uit nieuwsgierigheid eens een paar hijsjes uit zo’n ding proberen, zijn bijna zonder uitzondering geïntrigeerd, en een substantieel deel van hen stapt over. Niet iedereen houdt dat vol, en zoeken welk apparaat en welk smaakje je het beste bevallen, is soms nog een heel gedoe. Maar zelfs mensen zoals ik, die niet van plan waren om ooit te stoppen met roken, zijn uit eigen beweging volledig overgestapt op dampen.

Dampers zijn daarmee momenteel de grootste propagandisten van het stoppen met roken. Het interessante is dat deze overstappers anders dan Rutgers en consorten wél een goede entree hebben bij rokers. Terwijl elke roker zich schrap zet tegen roken-is-slechtcampagnes en bij voorbaat Oost-Indisch doof wordt, kunnen wij dampers ze makkelijk benaderen. Sterker: zij benaderen óns meestal. ‘Is dat nou wat, zo’n elektrische sigaret? Smaakt het een beetje?’, willen ze weten. ‘Nou en of,’ zeggen wij dan enthousiast, ‘probeer zelf maar even’, en we geven ze ons spul te leen. En hopla, de interesse is gewekt.

In Frankrijk hebben ze wel het licht gezien. Eind vorig jaar publiceerden zo’n honderd longartsen een gezamenlijke open brief, waarin ze hun steun uitspraken voor de e-sigaret, beleidsmakers aanspoorden om het dampen alsjeblieft vrij baan te geven, en rokers smeekten om over te stappen. Frankrijk telt nu ruim een miljoen dampers, er zijn overal dampwinkels, en de tabaksverbruik loopt zienderogen terug.

Maar wat Rutgers betreft, kun je dan net zo goed blijven roken.

 
Noot: Inmiddels heeft het Longfonds besloten om elke discussie over dampen en de elektrische sigaret op hun forum te weren. Je mag het er daar niet over hebben.

Hoe

Ineens merk je dat je, in plaats van vrienden onder ogen te komen, eigenlijk liever niemand meer ziet. Het risico is immers te groot. Iedereen die mij al wat langer kent, stelt me steevast – en buiten kijf, goed bedoeld – de meest wrede vraag aller tijden.

Zo onschuldig. ‘Hee schat, hoe gaat het nou met je?’ Lief bedoeld, dat weet ik gerust. Daar gaat het niet over. Alleen: ik kan die vraag niet goed meer velen.

Ik hoor namelijk altijd vooraleerst het verzwegen deel ervan. Niet: willen weten hoe het met mij gaat, wel: het onuitgesproken, achterliggende segment ervan. Hoe het met mij gaat, ‘…sinds Christiane – decennialang je hartsvriendin, en uiteindelijk ook je echtgenote – dood ging?’

Elke poging tot contact die mijn beste vrienden maken, verwordt zodoende tot een pijnlijk ding. Ze willen me oprecht troosten, ze willen doodgewoon weten het met me is – maar ik ervaar dat alles als het openrijten van bij lange na niet geheelde wonden. Terwijl mijn vrienden die vraag waarschijnlijk niet eens stelden met inachtneming van mijn rouw, maar gewoon omdat ze mij misten. Of beter nog: omdat zijzelf iets te vertellen hebben, en dat graag met me willen delen.

Maar ik zit zo vast in mijn verdriet dat ik al maanden niets anders doe dan me afsluiten van de mensen die me zouden kunnen losmaken. Niet eens doelbewust: want troost vinden, dat wil ik wel, graag zelfs! Maar mijn verdriet onder ogen zien – dat is bepaald een pad te ver.

Dus stort ik me op onbezoedelde mensen, mensen die niet weten dat ik mijn hartsvriendin zo schrijnend mis. Wie van niks weet, kan me immers niet aanspreken op mijn verlies. Daar kan ik spelen dat ik normaal ben, dat er niks aan de hand is.

Alleen: dat werkt niet. Ja, uiterlijk wel, maar persoonlijk kreeg ik steeds meer het gevoel dat ik zo ongeveer kapot liep tegen een muur.

Met de zachte, maar onverbiddelijke hulp van een vriend ging ik wat meer praten. Over hoe erg het is dat je hartsverwant dood was; dat je dan eigenlijk ook niet goed meer weet wie jijzelf bent, en dat je ultieme veiligheidsnet is weggevallen. Wie spoort je nog aan, met wie kun je nog wilde plannen smeden?

Toen ikzelf wat meer ging praten, hoorde ik ook meer. Verhalen over verlies en afscheid die ik eerder had gehoord, kregen een nieuwe zwaarte. Het is kennelijk écht niet ongewoon om te vrezen dat je ten onder gaat aan je verlies. Sterker: het is niet heel ongewoon om stiekem te hopen dat je mag ondergaan aan je verlies.

Naarmate ik meer vertel, en meer hoor van andere mensen die met verlies hebben te kampen, verbaas ik me meer hoe laconiek we als maatschappij denken te moeten reageren op dood en verlies.

We verzwijgen alle pijn, en we doen manmoedig alsof we amper uit het lood geslagen zijn. Maar in werkelijkheid raken we zowat half psychotisch zodra we werkelijk stilstaan bij ons allereigenste verlies.

En toen dacht ik: maar we overleven het dus wél. Zelfs dramatisch verlies blijkt draaglijk te kunnen zijn. Zoveel mensen die zo lang bang waren dat ze over de rand zouden vallen, zuiver omdat ze teveel pijn hadden – en dan redden ze het toch.

Vleesheid

Hij lijkt haviksogen te hebben, wellicht omdat zijn wenkbrauwen, daar waar ze elkaar naderen, in een krul omhoog schieten. Hij staart, fel. Hij kantelt zijn hoofd en gaat verzitten, zoekend naar een beter perspectief, een nieuwe lichtval, een andere schaduw, en tuurt geconcentreerder verder. Hij jaagt op een beeld, werpt een net van verf uit. Hij haalt zijn prooi met een kwast binnen.

Francis Bacon is geen realistisch schilder. Toch vind ik zijn werk de meest waarheidsgetrouwe en ontroerende weergave van ons fysieke bestaan, van onze relatie tot elkaar en tot de wereld.

Lichamen zijn bij hem nooit intact. De huid – gewoonlijk gedacht als een onaantastbare, bijna heilige grens die afbakent wat ik is en wat jij, die de mens van zijn omgeving afscheidt, die alles wat binnenin ons zit in een keurig cellofaantje verpakt, die alles binnenin op z’n plaats houdt en voor de buitenwacht onzichtbaar maakt – die barrière zijn we bij hem kwijt. Bacon snijdt onze eerste verdedigingslinie radicaal weg.

We zijn vlees: dat staat voorop. Niksniet huid. We bestaan uit bloed, spieren, organen en botten; uit ogen, monden, armen, billen en buiken. We zijn levend, kloppend vlees, op weg naar de dood. Onderweg vervallen we. We raken gehavend en verwrongen; we geven stukjes van onszelf weg, iemand neemt een hap uit ons hart, en soms krijgen we zomaar andermans mond, arm of schouder aangeboden. We zijn vaak alleen of zitten gevangen in onze positie; we vervloeien met onze achtergrond. We mengen ons godlof soms met andere mensen; waar hun lichaam begint of dat van ons ophoudt, is dan niet altijd duidelijk.

Dat wegvallen van lichaamsgrenzen kan een doodeng spektakel zijn. Bacons schilderijen van Paus Innocentius X tonen een schreeuwende paus, tronend op wat welhaast een martelstoel moet zijn. Zijn paus zit gevangen in een kooi van goud. Gestage verticale strepen verf wissen de paus her en der uit en doen hem in zijn achtergrond overlopen. Gevangen in religie, bepaald door dogma: de pausen van Bacon zijn gevloerd door hun eigen macht, ontmenselijkt door het instituut waarvan ze het gezicht wilden zijn.

Soms is het gebrek aan huid, aan grens, aan afbakening juist een lafenis. Bacon schilderde vaak mannen in verstrengeling. Of ze elkaar bevechten of beminnen is niet altijd duidelijk. Wel is hartverscheurend helder dat die samenklonterende paren zich – in woede of in liefde, hoe dan ook – aan elkaar uitleveren. Hun ledematen zijn in de war, je weet niet meer wat wie toebehoort. Hun gezichten zijn verweven geraakt en vloeien in elkaar over, met alweer die vage, verticale, verbindende strepen van verf.

Geen schilder die zo wreed en liefdevol laat zien dat een mens slechts bestaat bij gratie van zijn vlees; dat wij zonder anderen vervloeien met het niets; dat de ander soms meer ik bevat dan je ooit uit jezelf kunt halen.

Wijze lessen in de Nieuwe Kerk, tot eind van deze week. Ga kijken, ga huilen.

Regels

De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit heeft dampwinkels bezocht om daar flesjes e-liquid te verzamelen. Nadat het RIVM eind vorig jaar ten onrechte meldde dat er allerlei gevaarlijke stoffen in dampvloeistof en in uitgeademde damp zou zitten, was de tijd kennelijk rijp voor nader onderzoek. De inspectie werd door dampers verwelkomd. Wij willen ook graag weten of die flesjes alleen bevatten wat erop staat, en niks anders.

Wat dat betreft kunnen we gerust zijn: niets dan glycerine en glycol (stoffen die ook in geneesmiddelen worden gebruikt), plus voedselveilige smaak- en kleurstoffen, en verder wat nicotine. In één geval trof de NVWA een flesje aan dat verkeerd was gelabeld en dat meer nicotine bevatte dan was aangegeven.

Vrijwel alle flesjes waren voorzien van kinderveilige doppen, iets waar de politiek al een tijdje op aanstuurt. Uit zichzelf doet de industrie allang wat de overheid per wet meent te moeten regelen.

Naast dit heuglijke nieuws had de NVWA een minder plezante mededeling. Vanwege de nicotinecomponent schaarde zij dampvloeistof onder de chemische mengsels, en verklaarde zij daarom de al langer bestaande Europese CLP/REACH richtlijn van toepassing.

Dat had forse consequenties. Alles wat officieel als ‘chemisch mengel’ te boek staat, moet aan strenge richtlijnen voldoen. In dit geval: waarschuwingen op het etiket hier, gevarendriehoekje daar, telefoonnummers voor noodgevallen erop, en boven de 7 mg/ml nicotine werden pictogrammen met doodshoofden erop wettelijk vereist. Zulk spul is volgens de richtlijn ‘zeer giftig’, en mag alleen met ‘beschermende kleding’ aan worden overgeheveld.

Shopeigenaars stonden paf. Beschermende kleding aantrekken om je tankje bij te vullen met een liquid van een zeer matig nicotinegehalte? Daar hadden ze nog nooit van gehoord. Toch moest dat, zei de NVWA, die prompt dwangsommen uitloofde. Wie vier weken na dagtekening nog geen gepaste etikettering had, met doodshoofden en al, kon fikse boetes tegemoet zien!

Ik stond ook paf. Met 6 mg/ml krijg je minder nicotine binnen dan met een gemiddelde sigaret. En dampen is sowieso gezonder dan roken. Waarom moesten wij dampers dan in hemelsnaam doodskoppen opgelegd krijgen, terwijl niemand gevarendriehoekjes op sigaretten eiste? En waarom zou je beschermende kleding moeten aantrekken bij het gebruiken van 6mg/ml dampvloeistof, terwijl zo’n waarschuwing ontbreekt op de veel gevaarlijker literfles chloor of spiritus uit de supermarkt?

De aangekondigde boetes waren zo fors dat dampwinkels allerijl nieuwe etiketten lieten maken en hun flesjes opnieuw gingen labellen. Sommige winkels hielden een impromptu uitverkoop, om boetes voor te zijn.

Totdat iemand ontdekte dat de NVWA een stomme rekenfout had gemaakt en er liefst een factor 10 naast zat. Pas bij 70 mg/ml wordt nicotine mogelijk gevaarlijk, niet bij 7 mg/ml.

Morele paniek is een verdomd slechte gids. Ook de NVWA zal dat toegeven, wanneer ze de ontvangen schadeclaims moet vergoeden.

 
Addenum d.d. 20 juli 2014: De Britse branche-organisatie voor e-sigs, ECITA, heeft een onafhankelijk onderzoek naar de kwestie laten doen. Iderdaad schat Nederland, en de EU, de giftigheidsgraad van e-liquids een factor 10 te hoog in: e-liquid is ongeveer even gitig als afwasmiddel… [Link naar persbericht] [Link naar onderzoek]