Zingend steen, lichtend pad

Alsof je vanaf de aarde een speldeknop gooit naar een muntje dat ergens op de maan ligt, en dan niet mist: zo beschreef iemand op Twitter de landing van Philae op komeet 67P/C-G. Net als miljoenen andere mensen zat ik afgelopen woensdag urenlang aan het beeldscherm gekluisterd, wachtend tot Philea naar huis zou bellen om te vertellen dat-ie veilig was geland.

De maanlanding heb ik indertijd live gezien. We waren op de camping, mijn ouders hadden speciaal voor de gelegenheid een draagbaar tv’tje van huis meegenomen (of nu ja, tilbaar was een beter woord), en zorgden zo voor een lokale live verbinding tussen Otterlo en de NASA. Ik was best al groot, wel elfeneenhalf, en mocht meekijken met de groep volwassenen die zich voor onze caravan had verzameld. Het was een bijzondere gebeurtenis, dat kon ik uit alles afleiden, maar de crux ervan ging mijn bevattingsvermogen te boven: de rommelige, rotsige beelden op het tv’tje kon ik niet paren aan die gladde, lichtgevende schijf aan de hemel.

Van 67P/C-G had ik tot voor kort nooit gehoord. Sinds die eerste maanlanding is mijn besef van wereld en wetenschap echter voldoende gegroeid om met open mond en gespannen schouders mee te leven met de vluchtleiders van ESA: hoe meer kennis je hebt, hoe meer geïmponeerd je kunt zijn door zulke kunststukjes. En ja, de speldeknop belandde precies op de plek waarop gemikt was. (Al stuiterde hij nadien nog wat door.)

Daarna volgden de foto’s van de komeet. Ruwe, grillige pieken, holtes en gaten. Een wild landschap onder een pikzwarte hemel. Philae boorde, snoof, voelde, luisterde, keek, mat, harkte en analyseerde, en stuurde alle vergaarde data naar huis. Met die gegevens kunnen we het verleden van onze eigen planeet beter begrijpen: we krijgen zodoende een zeldzame blik op onze eigen geboorte. Het klapstuk: Philae wist de oscillaties in de magnetische velden van de komeet te onderscheppen. ESA veranderde de frequentie van die trillingen opdat die voor het menselijk oor herkenbaar werden, en liet ons zo het lied van die verre komeet horen: zacht kwakende kikkers die langzaam muteren tot ruisende wind. We hoorden de kosmos. Toen waren zijn batterijen leeg en viel Philae in slaap.

Op een klein stukje aarde werd diezelfde week een ander wonder van techniek prijsgegeven: in Eindhoven stelde Daan Roosegaarde zijn lichtgevende fietspad open. Overdag verzadigt het asfalt zich met zonlicht, ’s nachts geeft het die energie weer prijs in de vorm van Vincent van Goghs sterrenstormen. Het pad ontvouwt zich voor je ogen. Het is betoverende, wonderschone technologie: Rosegaarde schonk ons een stukje hemel op aarde.

‘Wanneer technologie ver voortgeschreden is, is zij niet langer van magie te onderscheiden,’ zei sciencefictionauteur Arthur C. Clarke ooit. Niet god, maar de wetenschap geeft tover aan ons bestaan.

Schrijnend

Ontdekten we in augustus jongstleden dat er in Nederland vijfduizend ouderen met een indicatie al langer dan een jaar wachten op een plaats in een verzorgings- of verpleegtehuis, waarbij de hulpverleners spreken van ‘schrijnende thuissituaties’, nu horen we dat de omstandigheden in verpleeginstellingen al even hemeltergend zijn. Demente bejaarden die stelselmatig zonder enige supervisie in groepjes bij elkaar worden gezet; verpleegkundigen die ’s nachts met hun tweeën vier afdelingen in de gaten moeten houden; mensen bij wie de urine langs de benen loopt; de inspectie die klaagt dat de mondzorg in verpleegtehuizen volstrekt ondermaats is en de tanden van de bewoners niet eens worden gepoetst.

‘Tsja,’ legde staatssecretaris Van Rijn desgevraagd uit, ‘de instellingen zijn helaas overbelast omdat mensen tegenwoordig langer thuis willen blijven. Er komen zodoende nu vooral zware gevallen binnen, en de zorg is daarop niet berekend.’

Het klonk als een plausibel verweer. Nou ja, op één klein puntje na dan, want het is immers Van Rijns eigen beleid om hulpbehoevende mensen zo lang mogelijk thuis te houden en plaatsing in verpleegtehuizen te reserveren voor de allerergste gevallen. Dat maakt de situatie ronduit bizar: de staatssecretaris geeft publiekelijk toe dat de verpleeginstellingen niet bij machte zijn om zijn beleid uit te voeren.

Onze oudjes (en hun mantelzorgers) kunnen hun borst natmaken. Met ingang van januari aanstaande wordt er flink gesneden in allerlei vormen van thuishulp: de financiering van veel landelijke zorg wordt overgeheveld naar de gemeentes, die het en passant met 15 tot 25% minder budget moeten stellen dan momenteel beschikbaar is. De kans dat voortaan ook thuis u de pis over de benen zal lopen en niemand tijd heeft om u te wassen en te verschonen, stijgt navenant.

Van Rijn heeft eerder gesteld dat familie, buren en kennissen maar vaker moeten bijspringen: niet alle zorg kan of hoeft volgens hem professioneel te worden uitbesteed. Maar inmiddels zijn we in de situatie beland dat de familie zelfs in verpleegtehuizen nog moet bijspringen: de verpleging trekt het simpelweg niet meer om de hoogstnoodzakelijke zorg te verlenen.

Wanneer je eigen vader in de media klaagt dat hij niet langer kan aanzien hoe belazerd slecht de zorg voor je moeder is, moet je als staatssecretaris toch iets gaan dagen. Je vervolgens verschuilen achter privé en niet-op-de-man-spelen is uiterst zwak. De moeder van Van Rijn is helaas geen uitzondering, en daarnaast: alle misstanden in de zorg komen aanvankelijk in persoonlijke verhalen naar buiten.

In Duitsland zijn vorige week zeven mensen een proces tegen de staat begonnen wegens de mensonterende situatie in verzorgings- en verpleegtehuizen. Misschien een leuke tip voor vader Van Rijn.

De staatssecretaris zelf kan maar beter aftreden. Nog even, en in de volksmond vervangen we het woord schrijnend door ‘VanRijnend’.

Bedrijven als staat

Raar, dacht Julian Assange: ga je in op een verzoek van Google-topman Eric Schmidt om samen uitgebreid te praten over de toekomst van technologie en internet, en dan neemt Schmidt drie companen mee, allemaal hoge pieten van Buitenlandse Zaken.

Voor Assange was die ontmoeting – ‘one part Google, one part Wikileaks, three parts State Departement’ – aanleiding om de banden tussen Google en het hogere echelon van de Amerikaanse overheid in kaart te brengen. Vooral met de afluisterdienst NSA en het ministerie van Buitenlandse Zaken blijken die hecht: er wordt veel samengewerkt, ze leveren elkaar technologie, en de drie zien elkaars personeelsbestand als natuurlijke kweek- en visvijver.

In zijn recente boek ‘When Google met Wikileaks’ toont Assange vrij overtuigend aan dat Google meer dan internetpolitiek bedrijft. Assange vat het zo samen: ‘Wanner een Amerikaanse internetmonopolist haar invloed in de wereld wil behouden, kan zij de politiek niet links laten liggen. De buitenlandstrategie en economische hegemonie van de VS zijn een noodzakelijke voorwaarde geworden om je eigen marktaandeel te behouden en te vergroten.’

Daar is niks mis mee, zou je kunnen zeggen, maar opmerkelijk is dat Schmidt al doende vaak opereert als een voorpost van de regering. Schmidt is feitelijk een tweede minister van Buitenlandse Zaken, maar dan wel een die zich meer kan permitteren dan de echte, en die bovendien nooit door het Amerikaanse Congres ter verantwoording kan worden geroepen.

Maar Assange staart zich blind op Google. Wat hij beschrijft, zie je bij alle multinationals gebeuren: ze fungeren als schaduwregering, ze voeren diplomatieke missies uit, ze leveren ministers en topambtenaren bij de vleet, en bieden weggestemde staatslieden werk.

Naomi Klein zette een intrigerende gedachtenstap. Zij beweert dat, na de stadstaat, de natiestaat en de federale staten, we nu naar een nieuwe regeringsvorm groeien: de bedrijfsstaten. Op veel punten groeit de invloed van internationale firma’s de ‘gewone’ politiek letterlijk boven het hoofd: via handelsverdragen wordt bedrijfsmacht boven die van individuele naties gesteld. Het nieuwe trans-Atlantische verdrag dat nu in de maak is, TTIP, geeft bedrijven zelfs het recht om schadeloos te worden gesteld indien een verandering in nationaal beleid hun belangen schaadt. Daarmee krijgen ze een ijzersterk wapen in handen om nationaal beleid te blokkeren.

Tekenend is dat delen van de rechtspraak worden overgeheveld naar het bedrijfsleven. De entertainmentindustrie hamert er al jaren op dat zijzelf als politie, aanklager, advocaat en rechter moet kunnen optreden, en wil dit deel van de rechtspraak liefst geheel zelf afhandelen. Ook het TTIP voorziet in rechtspraak door multinationals: als een bedrijf een overheid aanklaagt, zou een mediator – aangesteld door multinationals – in alle beslotenheid een bindende uitspraak moeten doen.

De staat wikt, de multinational beschikt.

Wees gegroet

Gezond zijn we hooguit tijdelijk; sommigen zijn het zelfs nooit geweest.

Ooit heb ik geprobeerd uit te rekenen welk percentage van de bevolking met een chronische ziekte of handicap leeft. Al kun je het aantal mensen met diabetes, astma, reuma, aids of vaat- en hartziektes niet simpelweg optellen bij de aantallen mensen die blind, doof, verlamd, spastisch, autistisch, dementerend of manisch-depressief zijn (nogal wat mensen hebben meerdere kwalen): je komt tot schrikbarende cijfers. Zowat de helft van de bevolking heeft serieuze fysieke problemen. En wie nu niks heeft, komt later geheid aan de beurt.

De montere kant van die morbide cijfers is dat we er kennelijk vrij goed in slagen om, mét al onze lichamelijke makke, een redelijk leven op te bouwen, Met soms wat extra moeite slagen de meesten erin gewoon te werken, lief te hebben, te reizen, sporten, reizen en uit te gaan. Aan veel mensen zie je van buitenaf niet eens dat ze iets hebben.

In de publieke sfeer valt ziekte daardoor buiten het zicht. We hebben een blinde vlek voor lek & gebrek. Dat – plus de enorme aandacht die er is voor behandeling, herstel en gezond leven in het algemeen – maakt het soms verrotte lastig om uit te zoeken hoe je dat nu eigenlijk doet: fatsoenlijk verder leven met een serieuze, blijvende ziekte of beperking.

Om die reden ben ik een groot fan van de geschiedenissen die mensen vertellen over hun makke. Ze bieden een persoonlijke inkijk in een parallelle wereld, de wereld waar mensen worstelen met hun lichaam. Zulke ziekteverhalen geven vlees en botten aan medische kennis en aan zakelijke informatie over behandelingen; ze maken van ziektegevallen weer echte levens, met alles erop en eraan (en eraf). Ze leren ons dat gezondheid prettig is, maar niet zaligmakend. Ze leren ons hoe arrogant het gezondheidsideaal eigenlijk is, en hoe onbedoeld onhandig of bot gezonde mensen kunnen zijn.

Inmiddels is er een heel cohort van mensen die nog een stap verder gaan: ze doen verslag van hun naderende dood. Aanvankelijk waren het vooral vrouwen die over hun ziekte en aanstaande dood schreven, ooit prachtig aangevoerd door Renate Rubinstein en Annemarie Grewel. Maar sinds Martin Bril durven steeds meer mannen publiek verslag te doen over hun aanstaande einde.

Ook deze krant heeft sinds kort een columnist die zijn dood van nabij in de ogen moet kijken en daarover schrijft. De stukken van Albert de Lange zijn wondermooi, geestig, spits, soms onverwacht sereen. Er is werkelijk iets dat in een mens verandert zodra hij weet dat het bijna met hem gedaan is: de ophanden zijnde dood geeft je woorden gewicht, je beslissingen kracht, je hoofd helderheid. Zo is het en het gaat niet meer anders worden: dat slaat je een boel onzin en getut uit handen, het beent je leven uit tot de essentie.

De dood blijkt ons de mooiste levenslessen te kunnen baren. Maar het blijft hartverscheurend.

Tabakstaks

Afgelopen week vergaderde de World Health Organization in Moskou over haar tabaksbeleid. Het was een vreemde bijeenkomst. Canada en de VS weigerden te komen vanwege Poetins optreden in de Oekraïne; de overige deelnemers stemden eerst om het publiek van alle bijeenkomst uit te sluiten; daarna besloot men – geheel in Poetins geest – om de pers volledig te weren, wat nog bijna leidde tot de arrestatie van een journalist van de Times die nogal gehecht bleek aan zijn recht op vrije nieuwsgaring en transparantie van supra-gouvernementele beslissingen; en tenslotte besloot men om de gang van zaken slechts gedeeltelijk te boekstaven, en dat de rest beter maar geheim kon worden gehouden.

Het vreemdste van al was wel dat de WHO te Moskou besloot om de 179 aangesloten landen een forse verhoging van de tabakstaks op te leggen tot liefst 70%. (Nederland heft momenteel 50% accijns op shag en 57% op sigaretten). Het was een primeur: de eerste keer dat een internationaal orgaan een schier wereldwijde belasting uitvaardigde.

Dit alles om over uw en mijn gezondheid te waken, dat zult u begrijpen.
Alleen: het gaat eigenlijk al redelijk goed met het antirookbeleid. Daar gaat het zelfs zó goed mee dat nationale overheden de gevolgen ervan nu pijnlijk in hun portemonnee voelen. Minder rokers betekent immers ook minder gebeurde accijnsinkomsten. Nederland incasseerde vorig jaar bijvoorbeeld bijna 33 miljoen minder aan tabakstaks. En aangezien overheden net zo afhankelijk zijn van accijnzen als rokers van hun vermaledijde saffie, besloot de WHO de accijnzen dan maar flink omhoog te gooien.

Maar was gezondheid wel het voornaamste motief?

Geen middel is zo effectief om rokers van de tabak af te krijgen als de e-sigaret. Nicotinepleisters, -sprays, -kauwgoms en Champix: allemaal heel leuk, vooral voor de kassa van de farmaceutische industrie, maar hun nut om daadwerkelijk te stoppen met roken blijkt zeer beperkt te zijn. Daarentegen is dampen – de koosnaam voor e-roken – zes keer effectiever dan alles wat de farmaceuten hebben kunnen ophoesten. Rokers die eenmaal kennis hebben gemaakt met dampen stappen makkelijk over op dit veel onschadelijker alternatief, en de meesten van hen doen dat blijvend.

De favoriete stepping stone theorie van de gezondheidsorganisaties is al meermalen onderuit gehaald. Van dampen ga je niet beginnen met roken, van dampen ga je stoppen met roken. Daarnaast zijn de risico’s van dampen dusdanig kleiner, dat steeds meer hart- en longartsen zich vierkant achter de e-sigaret scharen. Want het is niet de nicotine die het probleem is, maar het inhaleren van brandende tabak – en juist dat doe je niet meer wanneer je dampt.

Maar daar had de WHO geen enkele boodschap aan. De e-sigaret en e-liquids moeten volgens hen op precies dezelfde manier worden behandeld – en met dezelfde accijnzen worden bezwaard – als tabak. Voor uw en mijn gezondheid, dát zult u begrijpen.

Zelfstandig

Werkgeversorganisatie AWVN kwam gisteren met een plan om de kloof tussen werknemers en zzp’ers te overbruggen. Werknemers bouwen pensioen op, vallen onder de ziektewet, zijn verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid, kunnen op cursus via de baas, en krijgen WW wanneer ze hun baan verliezen. Voor kleine zelfstandigen geldt niets daarvan. Zij moeten hun eigen ziekteverlof en aanvullend pensioen opzij leggen, zien doorgaans af van arbeidsongeschiktheidsverzekeringen omdat die stervensduur zijn, en als ze geen werk meer hebben, moeten ze eerst hun spaarcenten (waaronder dat eventueel opzijgezette pensioen) opmaken en gaan daarna de bijstand in.

Die tweedeling past niet in een maatschappij die flexibeler moet worden, stelt het AWVN. Misschien moeten werknemers iets inboeten, opdat zzp’ers wat meer rechten en zekerheid kunnen krijgen. Op die manier wordt het wellicht aantrekkelijker om soms werknemer te zijn, en dan weer een paar jaar zzp’er. Je hoeft immers niet meer al je sociale zekerheid in het geding te brengen wanneer je een tijdje wilt freelancen.
Vanuit de werkgevers bekeken is het een slimme zet. Een deel van hen is al enige tijd bezig om hun vaste personeel te vervangen door los in te huren krachten, en dit model maakt die overstap voor werknemers eenvoudiger. Maar is dat voldoende reden om tegen dit plan te zijn?

Want inderdaad: de arbeidsmarkt is drastisch aan het veranderen. Veel werk wordt geautomatiseerd en gerobotiseerd, veel arbeid wordt verplaatst naar lagelonenlanden. Dertig of veertig jaar bij dezelfde baas werken is nu al een relikwie uit het verleden, en dertig of veertig jaar hetzelfde vak uitoefenen raakt met rasse schreden een achterhaald idee. Job-hoppen, wisselen van richting, omscholing, inspringen in lacunes en flexibel zijn is het enige dat ons rest. Daar moeten we ons sociaal stelsel dan ook op toesnijden.

Dus ik vond het een dappere stap van het AWVN.

Zo niet de organisaties van zzp’ers. Die riepen vrijwel unaniem dat dit de zelfstandigheid van de zzp’er zou uithollen. ‘Op een verplicht aanvullend pensioen zitten zzp’ers niet te wachten. En ook niet op ww; een zzp’er is een ondernemer en werk binnenhalen is een ondernemersrisico,’ meldde Charles Verhoef van Zelfstandigen Bouw. ‘De ww is minder relevant voor zzp’ers. Dat is al ingecalculeerd in hun uurtarieven,’ wist Esther Raats-Coster van het PZO.

Pardon? Ik weet niet welke zzp’ers Verhoef en Raats-Coster voor ogen hebben. Zzp’ers zijn meestal niet mensen met van die leuke communicatiebureautjes of hippe freelance journalisten. Het zijn vaak mensen die eerder ergens anders zijn wegbezuinigd: in de zorg of in de schoonmaak bijvoorbeeld. Uit onderzoek van het CBS bleek dat de armoede onder zzp’ers al sinds 2011 groter is dan die onder werknemers. De Kamer van Koophandel becijferde voorts dat 12 procent van de zzp’ers onder de armoedegrens leeft.

Doe mij dan dat plan van het AWVN maar.

Geestesoog

Verspreken, verslikken, verstappen, vergissen, vergeten, verkijken: we hebben een scala aan woorden voor dingen die we verkeerd doen. Maar waar de rest allemaal gaat over fysieke dingen – je voet verkeerd neerzetten, een stukje brood dat in het verkeerde keelgat schiet, een herinnering die uit je hoofd gevallen is, een woord dat verhaspeld raakt – betekent jezelf verkijken voornamelijk dat je een abstracte inschattingsfout hebt gemaakt. Je verkijkt je op de tijd, de afstand, of op iemands loyaliteit.

Bij MS heb je echter een heel fysieke vorm van jezelf verkijken: er missen delen van het beeld. De aangeleverde informatie overleeft het transport via de oogzenuw naar de hersenen niet heelhuids, er brokkelen onderweg stukjes van het beeld af. Je verkijkt je op de aanwezige kleur, en ziet vooral nog zwart-wit. Je verkijkt je op het niets, met als resultaat blinde vlekken in je zicht. Je verkijkt je op enkelkleurige vlakken: er wriemelt van alles. Je verkijkt je op de locatie, en ziet de dingen dubbel. Beeld komt trager binnen, je kijkt, en je weet twee seconden lang werkelijk niet wat je ziet. Beeld blijft langer hangen, en over wat je nu ziet hangt nog het waas van een halve seconde geleden.

Ik noem het ook wel: jezelf verzien.

Het is mijn dagelijkse kost. Het grote niets – de echte blindheid – heb ik gelukkig nooit hoeven meemaken. Wel ben ik vijf lange weken halfblind geweest. In beide ogen zat in het midden van mijn zicht een groot hel gat, alsof ik recht in een brandende lamp had gekeken. Dubbelzien doe ik ook, vooral in de verte: op een heldere zomernacht realiseerde ik me dat de hemel bezaaid was met dubbelsterren, maar dat bleek aan mij te liggen. Sindsdien zie ik een veel mooiere sterrenhemel dan u.

Geen diepte zien, gefriemel ontwaren op vlakken die effen zouden moeten zijn, een gat in beide ogen, een beetje dubbelzien: het is verbazingwekkend wat je in de praktijk allemaal weet te ondervangen. Je hersenen puzzelen de boel uiteindelijk weer redelijk vlekkeloos bij elkaar. Ik tuur wat vaker, ik beweeg mijn hoofd eventjes om de blinde vlek van plaats te laten verhuizen, en mijn hersenen vullen de nagekomen berichten alsnog in en bouwen die met de eerder gearriveerde informatie op totdat er alsnog een kloppend totaalbeeld voor mijn geestesoog verrijst.

Ha, nu zie ik het!

Nu mijn leeftijd zich wat laat gelden, krijg ik ook ouderdomskwaaltjes in mijn ogen. Nachtblindheid. Bijziendheid. Mouches, u weet wel, van die zwarte vliegjes, flarden en frutsels die in je oogvocht zwemmen.

Maar mijn hersenen zijn inmiddels geoefende beterkijkers. Die maken van zulke verkijkingen binnen de kortste keren weer een kloppend geestesoog.

 
[Multiple Care is een kwartaalblad voor de gezondheidszorg, uitgegeven door Biogen – de producent van Avonex, een medicijn dat multiple sclerose afremt. Deze column schreef ik voor hun najaarseditie, september 2014.]

Opvlieger

Twee weken geleden schreef ik dat al die slimme technologie waarmee we ons huis en onszelf behangen, makkelijk tot grove privacy-schendingen kan leiden. Eind vorige week ondersteunde PinkRoccade die stelling. Het automatiseringsbedrijf kwam met een monter filmpje waarin werd geschetst hoe onze eigen wearables kunnen omslaan in bewakingsapparatuur en met gemeentelijke databanken kunnen worden verbonden.

PinkRoccade voorzag een zonnige toekomst waarin een verhoogde hartslag hebben en gaan zweten terwijl je ’s avonds in een buurt rondloopt die als minder veilig wordt beschouwd, volstaat om de meldkamer van de politie te waarschuwen. De politie kan dan de smart phones van mensen in de buurt uitlezen: zij zijn nu immers verdacht, want potentiële dieven of aanvallers. Komen de verdachten de kant van de zweter-met-het-bonkende-hart op? Dan fluks hun gemeentelijke gegevens oproepen: als ze zelf niet in die buurt wonen, is dat extra verdacht! Hup, daar rijdt de politiewagen uit, die onderweg alvast een bericht stuurt naar de smart phones van de verdachten: jongens, kappen nâh, we hebben jullie in de smiezen!

Stereotype profilering, buurten zwartmaken, ongeoorloofd koppelen van bestanden, passanten op grond van andermans hartslag meteen maar als verdachten aanmerken, systematische privacy-schending: het zat allemaal terloops verstopt in PinkRoccades ideaalbeeld. Voor onze eigen veiligheid is het goed als wij burgers onze privacy volledig opgeven, beweren ze. Dat passanten de rest van hun leven te boek staan als ‘verdacht’, of zelfs als ‘betrapt, maar ternauwernood verijdeld door de politie’, wanneer iemand ’s avonds op straat een opvlieger of een stevige hoestbui heeft, kan PinkRoccade bar weinig schelen.

Het fundamentele probleem met elk monitorsysteem is dat ze afwijkingen van de norm problematisch maken. Onregelmatigheden triggeren een waarschuwing. Onregelmatigheden zijn verdacht. Nu moet je je onschuld gaan bewijzen. Het is een dodelijke omkering van onze rechtstaat.

De overheid heeft het PinkRoccade-model al van harte omarmd. Minister Asscher wil zowat alle gegevens die de overheid, de belastingen, werkgevers, zorgverzekeraars, handelsregisters, woningcorporaties, onderwijsinstanties, pensioenfondsen en nog wat klein grut over burgers hebben, aan elkaar koppelen. De overheid kan aan de hand daarvan een filter opzetten dat signaleert wie er misschien fraudeert.

De inbreuk op privacy van deze maatregel is zo groot, dat de Raad van State mordicus tegen is. Het gaat niet aan om de rechten van alle burgers op zulke immense schaal te schenden teneinde iets op het spoor te komen waarvan je niet eens zeker weet of het wel bestaat. Daarbij komt dat een trigger in zulke systemen, ook indien later onjuist bevonden, de persoon in kwestie nog jarenlang problemen berokkent. Je was immers getriggerd? Je wordt voortaan extra in de gaten gehouden.

Want het systeem is nooit fout. Alleen wij zijn dat. En dat maakt ons verdacht.

Houvast

Voor de vijfde keer in een maand tijd lag ik bij haar op de stoel. Inmiddels had de verhouding tussen ons zich wat gestabiliseerd: de eerste keer had ik mezelf met man en macht moeten bedwingen om haar handen niet bij mijn gezicht weg te slaan, abrupt overeind te komen en te stamelen: ‘Eh, nee sorry, toch maar niet.’ En dan heeeel hard wegrennen.

Want ik haat tandartsen, of beter: hun vak. Ze boezemen me doodsangst in, met al dat scherpe gereedschap waarmee ze in je hoofd porren terwijl jij machteloos en met opengesperde mond ruggelings onder ze ligt.

Maar het moest: er was plotseling een voortand gaan wiebelen. Met hangende pootjes was ik naar de tandarts gegaan. Hij had me kort onderzocht en constateerde dat ik na dik veertig jaar roken een stevig geval van parodontitis had ontwikkeld. Wijkend tandvlees, tandsteen onder het vlees, ontstekingen diep in de pockets, afkalvend kaakbot: de hele mikmak. Roken tast je tandvlees aan. De ellende is dat er in tabak tevens een spulletje zit dat je mond verdooft, zodat je niet doorhebt hoe belazerd het eigenlijk met je gebit is gesteld. Nu ik rookvrij ben (al ruim een jaar, lang leve het dampen!) kwamen de problemen eindelijk aan het licht.

Als ik niks deed, en de tandarts niet in mijn mond toeliet, zou die ene voortand er op afzienbare termijn uit vallen. Hij raakte zijn houvast kwijt. En daarna zouden er meer volgen. De enige remedie: een grondige schoonmaak.

Zodoende lag ik elke week met samengeknepen handen mijn vluchtdrift te beteugelen en verwoed níet aan Marathon Man te denken, terwijl de mondhygiëniste mijn gebit met geweld van tandsteen ontdeed. Dat ze had opgebiecht dat zij zichzelf uitsluitend door een goede vriendin liet behandelen, en zelfs dan voor de zekerheid altijd met één been buiten de stoel lag, nam me voor haar in. Gut, zij was óók bang voor haar eigen vakgenoten? Dat schiep een band. En ja, ze was heel voorzichtig met me.

Maar uiteindelijk maakte haar sympathie geen donder uit. Nog steeds stak ze met injectiespuiten diep in mijn kaak, bij voorkeur op de meest gevoelige plekjes. Nog steeds schraapte, schuurde en sjorde ze met scherpe instrumenten elke week een uur lang in mijn mond. Nog steeds voelde het alsof ze met een Dremel tussen mijn tanden en kiezen in de weer was. Nog steeds bikte ze tandsteen weg en legde al doende soms de zenuwen daaronder bloot, omdat die inmiddels geen andere bescherming over hadden. En nog steeds lag ik daar tijdens het zoutstralen met een raar plastikken ding in mijn mond dat mijn lippen met geweld opensperde en mijn gebit blootlegde, opdat ik zo toegankelijk mogelijk was: ik lag erbij als een opblaaspornopop met een angstaanjagende vagina dentata als mond.

Na elke behandeling was ik zo uitgeput dat ik weinig anders kon dan slapen, liefst met een pijnstiller erbij.

Gisteren was onze laatste sessie. ‘Je tandvlees kleurt al mooi roze,’ zei ze monter bij het afscheid.

Andrew Solomon over depressie

[Met dank overgenomen van Bert Brussen.]

Hieronder staat een (Engelstalige) TED-lezing van de Brtits-Amerikaanse schrijver en journalist Andrew Solomon die The Noonday Demon schreef – een gerenommeerd boek over depressie – naar aanleiding van zijn eigen langdurige ervaringen ermee. In deze TED-lezing geeft hij een beschrijving van depressie en de wereldwijde behandelingen ervan. Een ontroerend verhaal, dat depressie niet demoniseert maar reëel beschrijft, en dat laat zien hoe moeilijk het is om eruit te komen. En nee, een pilletje volstaat iet. Maar waarom zou een pil slecht zijn?

“This distaste that people still have for the idea of treatment [of depression], the notion that somehow if we went out and treated a lot of people in indigent communities, that would be an exploitative thing to do, because we would be changing them. There is this false moral imperative that seems to be all around us that treatment of depression, the medications and so on, are an artifice, and that it’s not natural. And I think that’s very misguided. It would be natural for people’s teeth to fall out, but there is nobody militating against toothpaste. And people then say, “Well, but isn’t depression part of what people are supposed to experience? Didn’t we evolve to have depression? Isn’t it part of your personality?” To which I would say, mood is adaptive. Being able to have sadness and fear and joy and pleasure and all of the other moods that we have, that’s incredibly valuable. And major depression is something that happens when that system gets broken. It’s maladaptive.”