Nest

Samen zijn ze afgelopen weekend honderdvierenzestig geworden: hij is nu 84, zij nog eventjes 80. Sinds de eeuwwisseling worden ze elke paar jaar een centimeter korter. Ik ben tegenwoordig langer dan mijn vader, mijn broer is een hoofd groter dan zijn moeder.

Ze hebben kwaaltjes maar zijn kwiek. Mijn vader fietst, wanneer het weer dat tenminste toelaat, dertig kilometer per dag. Wanneer mijn moeder het over ‘ouderen’ heeft, doelt ze op mensen van ver boven de negentig; henzelf sluit ze blijmoedig doch ferm uit van die term. Wel is het vreemd dat ze tegenwoordig kinderen op gevorderde leeftijd hebben, een ervan loopt nota bene al tegen de zestig. Raar toch, zelf nog jong zijn en dan zulke oude kinderen hebben?

We gaan uit eten om de verjaardag te vieren. Ze komen ervoor naar Amsterdam, waar we een restaurant hebben gevonden waar we vroeg terecht kunnen: mijn moeder heeft een hekel aan terugreizen in het donker. Mijn vader en mijn broer praten over het zwermgedrag van vogels: elke spreeuw schijnt zes of zeven spreeuwen om zich heen in de gaten te houden en zich aan hun vlucht aan te passen, en zo blijft de hele zwerm in een chaotisch patroon keurig op koers. Mijn schoonzus vertelt over haar nieuwe boek: een filosofische verhandeling over de vrije wil. Zouden spreeuwen denken dat ze een vrije wil hebben? Boeken zijn kinderen, zeggen schoonzus en ik tegen elkaar. We hebben bij elkaar al een flinke zwerm gebaard. Haar jongste slaat volgende maand zijn vleugels uit en trekt de wijde wereld in. Ze hoopt innig op recensies.

Mijn moeder haalt anekdotes uit onze kinderjaren op en vertelt haar schoondochter verhalen over familieleden die zij niet gekend heeft. Uit dovigheid praat mijn vader vaak iets te hard, en luisteren is sowieso niet zijn forte. Wanneer-ie weer eens iemand middenin een zin in de rede valt, por ik hem in zijn zij. Mijn moeder laat het gekwetter over zich heen komen en leunt tevreden in haar stoel achterover. Ze overziet haar intimi. Ik grijp haar hand, en we klinken nog eens met onze glazen.

Ogenschijnlijk zijn we los zand, maar iedereen houdt elkaar intussen aardig in het oog. We blijven redelijk op koers, meestal zonder botsingen, en soms wordt het zelfs een prachtige dans. We praten over de doden, over de levenden, over herinneringen, over plannen, ideeën en wensen.

Buiten neemt iedereen uitgebreid afscheid van elkaar, sommigen wel twee of drie keer. Mijn broer brengt onze ouders naar de bus, ik krijg daarna bij hem en zijn vrouw thuis nog een nachtmutsje. Halverwege ons likeurtje belt paps op om te melden dat ze de trein nog net gehaald hebben.

Thuis begroet ik de kat, en ook het zwervertje dat hier al maanden eten krijgt, laat zich even aaien. Anderhalf uur later belt mijn moeder gewoontegetrouw op: ze zijn zojuist thuisgekomen. Het nest is weer op stok.

Soms is troost zo dichtbij.

Kilroy

Aanvankelijk dacht ik: het was de broers Kouachi niet zuiver te doen om een wraakneming vanwege die cartoons. Het was waaschijnlijk niet eens een poging om Charlie Hebdo zelf om zeep te helpen, al zijn ze daarmee een aardig eind op streek gekomen. De aanslag leek me vooral een misselijkmakende vorm van propaganda: aantonen dat je overal kunt toeslaan, dat beveiliging niets uithaalt tegen koppige kamikazestrijders, onderstrepen dat wie niet mét jou is geen recht van bestaan heeft. Voor de broers was de moordpartij een strategie: een middel om de agenda te kunnen bepalen, een middel om iedereen te laten zien dat wie het ware geloof in pacht heeft, geen grenzen meer kent.

Hun aanslag leek me een vorm van graffiti. Wat ze in bloederige hanenpoten met een kogelregen neerkalkten op de muren van de rechtstaat, was dit: Kilroy is here.

Maar nu het stof een beetje is gaan liggen en de contouren van de huidige agenda zich aftekenen, denk ik: haat, angst en verdeeldheid zaaien, dát was hun doel. Zorgen dat niemand – satiricus, politicus, atheïst of moslim – zich voortaan nog echt veilig kan voelen. Bevorderen dat mensen elkaar op een hoop gooien en stevige hekken om zichzelf en anderen heen timmeren: ik hoor hier en jij hoort daar, rot op naar je eigen soort, je eigen wijk, je eigen cultuur. Bewerkstelligen dat iedereen zich het apezuur schrikt zodra ergens een luide knal klinkt of er een auto met sirene voorbij spoedt. Bevorderen dat niemand zich vrijelijk durft uit te spreken. De angst voor moslims groeit evenredig aan de verdachtmakingen jegens moslims.

Ze zoeken de confrontatie. Lijden ook moslims onder hun daden, omdat die voortaan met de nek worden aangekeken? Des te beter, dat is onderdeel van het plan: ze hopen dat zich daaruit een vruchtbare bodem vormt waarin meer strijders zullen opgroeien en zich bij hun strijd voegen. Het is de jihadistische variant op de Verelendung.

En wat doen we het goed, wat houden we ons keurig aan het verhoopte scenario van de beide broers. We eisen prompt dat iedereen zijn kaarten op tafel legt en partij kiest: wie is voor ons, wie tegen ons? Woordvoerders van de inlichtingendiensten nemen de gelegenheid te baat om te eisen dat iedereen nog meer privacy moet opgeven. Politici buitelen over elkaar heen met plannen om het internet te filteren en haatzaaierij te verbieden, al is daar allang adequate wetgeving tegen en zou zulke aangescherpte wetgeving geheid ook tegen bladen als Charlie Hebdo worden gebruikt. Arabische en Egyptische regeerders komen in Parijs demonstreren, terwijl in hun eigen land journalisten jarenlange gevangenisstraffen krijgen.

Wat we wel zouden moeten doen? Op onze vrijheden staan, en op die van elk ander. Moedig zijn, risico accepteren en niemand veroordelen voor wat een ander heeft gedaan.

Hakken

[Voor het afscheid van hoofdredacteur Barbara van Beukering vroeg Het Parool alle columnisten een stukje te schrijven dat begon met de zinsnede ‘Barbara en ik’. Bij deze mijn stukje.]

Barbara en ik hebben een gezamenlijke liefde: hoge hakken. En toevallig zijn die dingen voor ons allebei lastig. Voor mij, omdat ik eigenlijk niet heel goed kan lopen; voor haar, omdat vrouwen in hoge posities met dito hakken vaak automatisch minder serieus worden genomen dan vrouwen met meer degelijke stappers; met blokhakken, ofzo. Hooggehakt zijn kwalificaties als ‘kittig’ al snel je deel, en niets ondermijnt je status zo rap als dat.

Is dat niet vreemd? Bij mannen –zeker indien al wat ouder– is het hun status die ze instant sex appeal verleent, ook wanneer zijzelf bepaald onappetijtelijk zijn. Bij vrouwen –zelfs indien al wat ouder– doen hun aantrekkelijkheid en verwijzingen daarnaar juist subiet afbreuk aan hun statuur.

Dus ja, op naaldhakken moet je flink balanceren, en niet alleen vanwege die dingen zelf. Waarom wij dat dan toch doen, Barbara en ik?

Mijn eigen motieven zijn –in elk geval voor mij– duidelijk. Voor ik MS kreeg, liep ik altijd op hakken: ik kon daar zelfs keihard op rennen. Ooit heb ik een man die me al vaker had lastiggevallen en die nu tot mijn schrik ineens buiten mijn huis stond te masturberen, hooggehakt drie bruggen over de Amsterdamse grachten nagerend. Ik had hem bijna te grazen. De vent schrok zich halfdood, en heeft zich nadien godlof nooit meer laten zien.

Multiple sclerose verplichtte me later om de hoogte van mijn schoeisel drastisch te laten zakken. Toen mijn benen zo rond 2003 weer sterker begonnen te worden, nam ook mijn hakhoogte gaandeweg toe en man o man, wat was ik daar trots op! Sindsdien werd het een sport om elk jaar een centimeter hogerop te komen.

Inmiddels heb ik het tot 9 centimeter geschopt. Dat ik op zulk schoeisel niet kan rennen, neem ik tegenwoordig graag voor lief: ook zonder hakken lukt me dat immers al lang niet meer. Dat mensen me soms raar aankijken of verbaasd oorzaak & gevolg verwisselen –‘Heb je die stok om jezelf staande te houden ofzo, met die schoenen van je?’– kan me werkelijk geen ruk schelen. Sterker, ik schep daar extra lol in.

Naar Barbara’s motieven kan ik alleen gissen. Maar aangezien ze die hoge hakken van haar vaak combineert met bijzonder strakke jurken en ferme decolletés, acht ik dat eerlijk gezegd een educated guess.

Barbara zegt: ‘Ik ben sexy and I know it. En denk geen seconde dat ik daarom minder statuur heb. Als jij dat wél denkt en je daarnaar gedraagt, ontsla ik je desnoods op staande voet.’ Barbara laat zich niet kisten door stereotypen: je kunt gerust de baas van een hele krant zijn, en tegelijkertijd verdomde kittig wezen.

Barbara draagt helemaal geen fuck me heels. Ze draagt fuck you heels. Buig voor Barbara: gehakt en wel torent ze boven iedereen uit.

Dystopie

Een kennis werd afgelopen week oma. Ik feliciteerde haar oprecht, maar dacht er stiekem iets heel anders bij. De vriend die ik kort erna sprak, had dezelfde ambivalentie. ‘Ik ben al blij dat ik geen kinderen heb, laat staan kleinkinderen,’ zei hij. ‘De wereld staat er belazerd voor. Hoe is het over een jaar of twintig? Ik houd mijn hart vast voor de mensen na ons.’

Het begrip dystopie was vroeger onbekend. De eerste keer dat ik het woord in een manuscript gebruikte, trok mijn uitgever er een vinnige streep door. ‘Dat woord bestaat niet, hoor.’ Alleen mensen die graag science fiction lazen waren vertrouwd met de term. De dystopie is de omgekeerde utopie. Zoals de hemel tegenover de hel staat, staat de dystopie tegenover de utopie.

Om het lastiger te maken: science fiction leerde ons, lang voordat filosofen als Hans Achterhuis dat idee theoretisch wisten te onderbouwen, dat het streven naar een utopie vaak uitmondt in een dystopie. Zie Brave New World of This Perfect Day: een overheid die de burgers met veiligheid wil ommantelen, eindigt ermee de waarheid voor hen te verbergen, haar eigen geschiedenis te herschrijven, en iedereen monddood te maken.

Ons streven naar vooruitgang, naar groei, maakbaarheid, veiligheid en controle, is hard bezig een wereld te scheppen die voor de overgrote meerderheid van ons op korte termijn onleefbaar wordt. Een paar voorbeelden:

In Engeland is de overheid serieus van plan kleuterleidsters te verplichten te melden welke drie- tot vijfjarigen ‘mogelijk zullen uitgroeien tot terroristen’. Autobedrijf Daimler wil al zijn 280.000 werknemers driemaandelijks controleren op hun eventuele deelname aan terroristische organisaties. Wij allemaal worden op ongeëvenaarde schaal afgeluisterd door onze eigen overheid, en door een paar andere naties erbij.

De werkloosheid stijgt door privatisering, outsourcing, bezuinigingen en automatisering. Vooral laaggeschoold werk verdwijnt. De gemeentes gaan bijstandsgerechtigden nu verplichten om vrijwilligerswerk te doen, bij wijze van ‘tegenprestatie’. Dit omdat ze gratis zijn ontslagen. De rijken worden echt rijker, en de armen steeds armer – een trend die geldt voor elk land, alsook wereldwijd.

Het klimaat verandert snel: 2014 was het warmste jaar sinds 1500. Negen plaatsen in de toptien van de warmste jaren ooit in Europa, worden bezet door jaren na 1999. In Qatar werken gastarbeiders zich letterlijk dood om in de verzengende hitte de behuizing voor het WK voetbal te bouwen. In Lagos wordt gewerkt aan een offshore stad waar de allerrijksten der aarde zich kunnen afschermen van klimaatsveranderingen.

De grootmeesteres van de science fiction, Ursula LeGuin, kreeg afgelopen november een prijs die tot dan uitsluitend was toegekend aan ‘realistische’ schrijvers. ‘Ik vermoed dat er zware tijden komen, en dat we de stemmen van schrijvers de alternatieven kunnen zien, bitter hard nodig gaan hebben,’ zei ze kalmpjes.

Vertrouwen [3]

[Zie ook de voorlopers van deze column: Vertrouwen [1] en Vertrouwen [2].]

We zijn geconditioneerd geraakt dat de overheid onze gangen moet kunnen nagaan. Waar we zijn, wat we kopen, wie we mailen, bellen of sms’en, welke websites we bekijken: de overheid moet die informatie vastleggen. Het beoogde doel van deze ongeëvenaarde surveillance, wordt ons op het hart gedrukt, is terroristen vangen. Of criminelen. Mensen die in kinderporno doen. Of fraudeurs.

Mogelijk begon de grootschalige afluisteroperatie waarin we verzeild zijn geraakt, inderdaad zo: met het oprechte verlangen om boeven te vangen. Maar inmiddels zijn we in een radicaal andere fase beland.

De documenten die Edward Snowden prijsgaf, laten zien dat alle burgers in het westen permanent worden afgeluisterd, zowel door hun eigen als door andere overheden, en wel op grotere schaal dan iedereen voor mogelijk hield. Vrijwel niets wat gewone burgers doen, valt buiten de spiedende blik van de veiligheidsdiensten.

Ze beperken zich daarbij niet tot het legaal onderscheppen van informatie. De verzamelde westerse geheime diensten zijn inmiddels akelig proactief geworden.
Belgacom onderhoudt een van de grootste internethubs ter wereld: veel Afrikaanse en Aziatische internetverbindingen lopen via hen. De Britse geheime dienst – na de NSA de grootste afluistervink ter wereld – had geen wettelijke grond om toegang te krijgen tot de netwerken die Belgacom beheert, en besloot toen om de boel dan maar te hacken. Ze installeerden dusdanig ingenieuze achterdeuren in de systemen van Belgacom dat het bedrijf de hack pas twee jaar later ontdekte.

Heb je het ooit zo zout gegeten?! De Britse geheime dienst hackt een keurig Europees bedrijf in een bevriende natie teneinde toegang te krijgen tot al het verkeer van de internationale klanten van dat bedrijf, nota bene om daarmee de aan diezelfde geheime dienst opgelegde wettelijke beperkingen te omzeilen?

De Snowden-documenten die Der Spiegel dit weekend publiceerde, bewijzen dat deze Belgische affaire geen uitzondering is. De NSA blijkt ook de Grieken af te luisteren. Met welk doel of recht? Niet om terroristen of kinderpornohandelaars op te sporen, dunkt me.

Diezelfde documenten tonen aan dat de NSA zich al jarenlang inspant om encryptie te breken. Ze forceren bedrijven om achterdeuren in te bouwen in voorheen veilige protocollen, lekken in software houden ze achter teneinde die zelf te kunnen misbruiken, en tijdens internationaal vergaderingen over cybersecurity doet de NSA alles om veilige protocollen af te zwakken en deugdelijke standaards te compromitteren.

Dat uw bankverkeer straks niet meer veilig is, dankt u aan de NSA. Veilig bankverkeer vinden zij namelijk lastig, net als privacy dat eerder was.

We worden door meerdere overheden tegelijk in de gaten gehouden. Geen van die overheden legt daarvoor verantwoording af, en allemaal schenden ze op grote schaal burgerrechten, wetten en verdragen.

We leven in de DDR. In versie 2.0, dat dan weer wel.

Vertrouwen [2]

[Zie ook de voorloper van deze column: Vertrouwen [1].]

Ook overheden maken fouten: niets menselijks is ze vreemd. De laatste jaren blijken er echter systematische fouten in beleidsmakerij te zitten en is een koers, eenmaal ingezet, amper nog te wijzigen. Naar tegengeluid en onderbouwde waarschuwingen wordt alleen voor de vorm geluisterd; wetten die in de weg staan worden omzeild.

De zorg is een tragisch voorbeeld. Het landelijk EPD was slecht doordacht, constateerde de commissie Elias recent. Dat zeiden critici tien jaar geleden al, maar hun doortimmerde commentaar werd terzijde gelegd. Het gerede vermoeden dat DBCs niet tot besparingen zouden leiden, maar tot meer bureaucratie, minder inzichtelijkheid en meer kosten? Idem dito. Korten op dagelijkse zorg en hulp aan huis zou leiden tot een groter beroep op verpleegtehuizen, waarschuwden kenners, en toch is de overheid ‘verbaasd’ dat veel mensen het thuis nu niet langer redden. En ze zijn, sinds de toegang tot verpleegtehuizen is ingeperkt, verrast dat zich sindsdien vooral ‘moeilijke’ gevallen aandienen en het werk er zoveel zwaarder is geworden. Stemt het parlement niet in met een wetsvoorstel? Proberen we de zaak er toch gewoon per AMvB door te drukken!

Ik schaam me voor mijn regering. De kortzichtigheid en vooringenomenheid van veel maatregelen, de ondoordachtheid van de zoveelste ‘betere’ aanpak tergen mijn verstand en hart. Veel beleid is totaal ad hoc, gaat voorbij aan geaccepteerde kennis en feiten, en lijkt op weinig anders gebaseerd dan platitudes als ‘veiligheid’, ‘efficiency’ of ‘doelmatigheid’, in de kennelijke veronderstelling dat het er dan ingaat als Gods woord in een ouderling.

Kwam een van de bewindslieden maar eens met een doordachte bespreking van een beleidsplan, iets waaruit blijkt dat er terdege over de geventileerde kritiek en gebleken voetangels was nagedacht: dat zou winst zijn. Maar nee. Voormalig privacyvoorvechter Lodewijk Asscher verkoopteen verdergaande koppeling van persoonsbestanden dan we ooit hebben gekend, met weinig meer dan een algemene verwijzing naar ‘fraudebestrijding’. Hij toont niet aan dat het huidige beleid tekort schiet, geeft geen cijfers of feiten; hij beweert zelfs niet dat er veel fraude is. Toch moeten we fraude met man en macht tegengaan. Leve de schending van ons aller privacy.

De Ombudsman constateerde koeltjes dat een adreswijziging twee dagen te laat naar de Sociale Dienst opsturen tegenwoordig al volstaat om iemand als fraudeur te bestempelen, een stempel dat je – vanwege diezelfde digitale koppelingen – de rest van je leven zal achtervolgen. Wat is in hemelsnaam het nut van nog fijnmaziger datakoppelingen, Lodewijk Asscher?

En waarom willen we burgers tot in elk detail van hun leven volgen om eventuele fraudeurs te vinden, terwijl we ondanks internationale druk bedrijven die elders op grote schaal belasting ontduiken, in Nederland hartelijk welkom heten?

We verdienen beter dan dit.

Vertrouwen [1]

Het is om je de haren uit de kop te trekken. Westerse overheden treden de wet met voeten, en zetten je weg als zeur of softie als je er iets van zegt. Wanneer je metterdaad aantoont dat de burgers willens en wetens worden belogen, belanden niet zij, maar jij in de gevangenis: je hebt staatsgeheimen verraden, het land in gevaar gebracht.

De Europese dataretentie-richtlijn, die lidstaten verplichtte om alle informatie over het belgedrag en internetverkeer van de 450 miljoen EU-burgers op te slaan, is door het Europees Hof ongrondwettelijk verklaard. ‘Ach,’ zei minister Opstelten vorige maand welgemoed, ‘dan passen we de wet toch aan?’ Alsof je een onterechte inbreuk op het Europees Handvest en de mensenrechten kunt omzeilen met een Nederlands gelegenheidswetje.

Ik heb altijd hartstochtelijk in de politiek geloofd: jezelf engageren, jezelf informeren, luisteren en nadenken, je stem laten horen, steunen wat slim is, en waar nodig met meningen en feiten proberen het beleid te veranderen. Ik heb altijd geloofd in de macht van het woord, en vooral: in recht, rechtvaardigheid, en de kracht van de waarheid.

Maar dat geloof begint danig te tanen.

Vorige week publiceerde het Amerikaanse Congres een lijvig rapport over martelingen door de CIA, een praktijk die de CIA zelf vergoelijkend afdeed als enhanced interrogation. (Op Twitter schreef iemand dat verkrachting volgens die logica eigenlijk niks anders dan ‘enhanced dating’ is.) Verdachten werden in kerkers opgesloten, anaal verkracht, tientallen keren achtereen gewaterboard, moesten urenlang in pijnlijke posities staan, werden dagen en nachten aaneen wakker gehouden. Iemand die later godbetere per abuis als verdachte bleek te zijn bestempeld, stierf door hun toedoen aan onderkoeling.

De CIA verdedigde hun wreedheden met een beroep op veiligheid: om de natie te beschermen, mocht je het recht met voeten treden. Immers, alleen zo konden ze aanstaande terroristische complotten uit de verdachten persen en Amerika veilig houden.

Niet dus. De informatie die ze losmartelden, was verzonnen (dat haal je de koekoek: ik zou complotten bij de vleet bedenken wanneer ik tien keer per dag bijna werd verdronken), en in slechts één geval heeft de CIA mogelijk zinnige informatie gekregen, maar zelfs dat is twijfelachtig.

Daar sta je dan: de parel van de westerse democratie naar de filistijnen. De CIA heeft zich gedragen als de eerste de beste arrogante ISIS-commandant en heeft alle morele superioriteit van de Verenigde Staten te grabbel gegooid. Hoe kan de VS hierna andere landen ooit nog een schending van de mensenrechten verwijten?

John Kiriakou, de CIA-officier die documenten over de martelingen lekte, zit intussen al twintig maanden in de gevangenis wegens het verraden van staatsgeheimen. De CIA-officieren die dit beleid bedachten en uitvoerden, worden niet vervolgd.

Diaspora

Drie dagen in Londen vergaderd over onderzoekjournalistiek. Hoe doe je degelijk onderzoek, hoe bescherm je bronnen, hoe controleer je publieke uitspraken van overheden en bedrijven, hoe breng je schandalen naar buiten? Hoe houd je de vrijheid van meningsuiting overeind wanneer steeds meer onderwerpen in het geheim worden besproken, of zelfs tot kwestie van staatsveiligheid worden bestempeld? Zijn de vrijheid van meningsuiting en de ruimte om degelijk onderzoek uit te voeren nog gewaarborgd, wanneer privacy verdwijnt?

We zaten er met de fine fleur van onderzoeksjournalisten, klokkenluiders, advocaten, hackers en NGOs. Seymour Hersh, die zowel de Amerikaanse slachting van honderden ongewapende burgers in My Lai als het schandaal rond Abu Ghraib blootlegde; Lowell Bergman, die als eerste de dubieuze praktijken van de tabaksindustrie blootlegde; Eileen Chubb, die naar buiten trad met de barre staat van Britse verpleegtehuizen; Duncan Campbell, die het bestaan van afluistersysteem Echelon aantoonde; Daniel Ellsberg, die staatsgeheimen over de Amerikaanse oorlog in Vietnam naar buiten smokkelde en die als de Pentagon Papers in de krant wist te krijgen.

Gaande de conferentie werd duidelijk hoe groot het spoor van vernieling is dat overheden rond hun klokkenluiders trekken. Dat Chelsea Manning 35 jaar gevangenisstraf kreeg voor het lekken van leugens rond de oorlog in Irak is erg genoeg: niet zij, maar de leugenaars verdienen die straf. Zij hebben hun eigen volk voorgelogen – en de rest van de wereld.

In het voetspoor van de klokkenluiders wordt echter ook anderen hun rechten ontzegd. Veel journalisten zijn voor hun eigen overheid gevlucht. Uitgever Julian Assange zit al ruim drie jaar vast in de ambassade van Ecuador; de filmmaakster Laura Poitras – die als allereerste contact had met Edward Snowden – kan de VS en de UK niet meer in, evenals journalist Glenn Greenwald en diens partner David Miranda; Snowden kan Rusland niet meer uit; Sarah Harrison, die Snowden vanuit Hongkong naar Rusland begeleidde, kan haar moederland niet meer in. Meer en meer mensen die ons de verhalen van klokkenluiders brachten, leven nu – o ironie – in exil in Berlijn.

Op de derde dag van de conferentie zag ik Citizen Four, de documentaire die Poitras over Snowden maakte. En na twee dagen van verstandige, heldere, imposante en onthullende verhalen, was ik ineens totaal van de kaart. Niet vanwege de onthullingen van Snowden: die zijn me inmiddels akelig vertrouwd. Niet vanwege de botte leugens van de Amerikaanse overheid: de documenten van Snowden tonen aan hoe verwoestend verraden wij allemaal zijn door de Amerikaanse overheid, en door onze eigen overheden.

Het was de eenvoud van Snowden die me tot tranen toe roerde. ‘Ik zag wat we deden, ik wist wat er gebeurde, en ik vond dat iedereen dit moest weten.’ Ellsberg zei later: ‘Zo was het bij mij ook. Ik kon het bedrog niet langer velen.’

Jong geleerd

Schoolboeken zijn deels digitaal geworden: leerlingen doen hun taken achter de computer. Software houdt bij wat ze gedaan hebben, welke cijfers ze haalden, hoe snel ze waren, waar ze goed in zijn, waar ze blunderen en wat ze over moesten doen. Digitaal lesmateriaal is iets totaal anders dan gewoon maar een boek op de computer: de software observeert en categoriseert al doende elk kind dat met zulk digitaal lesmateriaal werkt.

Die gegevens worden teruggestuurd naar de uitgevers van de schoolboeken. Zij beschikken daardoor over een schat aan informatie over de deelnemende scholieren: inmiddels zitten er al ruim een miljoen leerlingen in hun systeem. En omdat ze dat wel handig leek, hebben de uitgevers van de scholen bedongen dat die tevens de persoonsgegevens van de kinderen naar hen zouden doorsluizen. Daaronder vallen ook gegevens over de ouders. Dit alles wordt verzameld in Basispoort, een portal waarin digitale lesmethodes voor de basisschool worden beheerd.

Alleen weet niemand wat de educatieve uitgeverijen – waaronder giganten zoals ThiemeMeulenhoff, Malmberg en Noordhoff – vervolgens met al die gegevens van en over de kinderen (en hun ouders) doen. Accountantsbureau PwC, dat de kwestie op verzoek van staatssecretaris Dekker van Onderwijs al in april van dit jaar onderzocht, betoont zich bepaald geschrokken in zijn rapport.

De privacywetgeving lijkt niet te bestaan voor de uitgevers. Scholen vertrouwen er maar op dat de uitgevers de zaak netjes op orde heeft: ‘Ik neem toch aan dat zo’n grote partij het goed heeft geregeld,’ verzucht een van de geïnterviewde schoolfunctionarissen. Zijn moedeloosheid en afhankelijkheid van die verzamelde uitgeverijen klinkt erin door. Maar niemand weet écht wat de uitgevers met die gegevens doen, en de uitgevers zelf houden de lippen stijf op elkaar.

Eén ding is duidelijk: uitgevers eisen en beheren veel meer gegevens dan waar ze wettelijk over mogen beschikken. Eén ander ding valt te vrezen: de uitgevers hopen spekkoper te zijn, en de vergaarde gegevens economisch te kunnen uitbuiten. Verkopen van de gegevens aan derden is niet ondenkbaar: wellicht hopen ze winst te maken door de gegevens van uw kinderen aan commerciële partijen door te verkopen.

Basispoort zelf blijkt overigens slecht beveiligd te zijn. Een van de servers bleek lek te zijn, en wekenlang konden onbevoegden – te weten: nog weer andere onbevoegden dan de uitgevers – bij de gegevens van de schoolkinderen. Half oktober waarschuwde het Nationaal Cyber Security Center al voor dat lek, pas eind november dichtte Basispoort het.

Mensen zeggen vaak: ‘Ik heb toch niets te verbergen.’ Nu betwijfel ik of dat werkelijk zo is: niemand wil serieus dat een derde partij alles over hem weet, en vervolgens aan de haal kan gaan met die gegevens. Maar als u echt vindt dat u niks te verbergen hebt, vindt u dan ook dat onbevoegde derden alles over uw kind mogen weten?

Golven

Niet alleen het programma was spectaculair, het belangrijkste gebouw was dat al evenzeer. Le Guess Who, Utrechts jaarlijks terugkerende avant-garde en underground muziekfestival, speelde zich goeddeels in het deze zomer geopende TivoliVredenburg af. In een joekel van een gebouw dat bijna achtduizend bezoekers aankan en dat totaal uitverkocht is, verwacht je dikke mensenmassa’s, mismoedig makende rijen, overal troep op de vloer en vooral heel veel akelig dringen.

Niets van dat al. Je zag overal hoge constructies, licht en lucht; grote vensters, brede trappen en deuren, ruime bordessen, overal zicht op de buitenwereld. Nergens het gevoel opgesloten te zijn in een entertainmentfabriek. Alle mensenstromen bewegen zich langs de randen van het gebouw, rond de vijf zalen die de middenas ervan vormen. (Het enige nadeel: de artiestengangen bleken nogal een doolhof.) Alle lof voor de samenwerkende architecten – duizenden mensen opbreken in plukjes her en der kletsende mensen is een kunst apart.

Een van mijn favoriete bands trad er op: Swans, strak geleid door veteraan Michael Gira. Maakte Swans vroeger muziek die zo deskundig op de luisteraars inbeukte dat bezoekers soms misselijk de zaal moesten verlaten, inmiddels zijn ze gemuteerd tot een iets vriendelijker maar nog altijd hypnotiserende band.

Ze legden laag op laag, net zolang totdat er een hechte muur van geluid was gemetseld. Muziek waartegen je met gemak kunt aanleunen zonder om te vallen, zelfs wanneer je, zoals ik, nogal wankele benen hebt en bijna twee uur lang staat. En langzaamaan verandert er iets in die brij: er komt een ritme bij, ergens wordt iets versneld, het zwelt aan en neemt terug. De muziek wordt als de branding die rollend tegen de rotsen slaat, hij trekt mensen naar zich toe en duwt ze weg, op je benen staan gaat niet meer, die zijn onder je weggespoeld, maar je wordt gedragen door de muziek, dus dat geeft niets. Onder me – ik stond veilig op het balkon – zag ik honderden mensen traag heen en weer deinen, als zeewier in de golven, de muziek had ze volledig ingepakt.

Intussen stond de percussionist met een trombone op zijn schouder te blazen, terwijl hij met zijn andere hand een xylofoon bespeelde. De tweede drummer legde nog een extra tik in zijn strakke ritme. Gira draaide om zijn as op het podium, keek de bandleden om beurten aan, en dirigeerde ze met zijn lichaam. Een en twee en drie en vier! En jij nú je extra laag er bovenop, en nu: jij! Stap stap op zijn linkerbeen, rechterbeen, links, rechts om het ritme aan te geven, zwaaiend met zijn bovenlijf als er een mutatie aan kwam, springend wanneer er een grote klap moest vallen.

Gira was heer en meester van de golven en duwde het publiek kopje-onder.

‘Wow,’ zei een vriend na afloop, ‘Eerst dacht ik: dit trek ik niet. Maar ineens had het me bij de lurven.’ Herboren gingen we naar huis. Daags erna zoemde Swans nog in mijn borstkas rond.