Niets is heilig

Zowat elk debat ontaardt tegenwoordig in ingegraven stellingen, moddersmijterij en verdachtmakingen. Dat maakt het zoeken naar toenadering, begrip en oplossingen schier onmogelijk. Iedereen verschanst zich in zijn eigen standpunt, ingenomen stellingen worden met de dag onwrikbaarder.

Open debat voeren, praten zonder reserves, oprecht luisteren, kritiek incasseren, je standpunten onderbouwen, bereid zijn je argumenten te heroverwegen – daar doen we nog amper aan in publieke debatten. Feiten die iemands standpunt weerleggen, worden bruusk terzijde geschoven – alsof ze niets meer zijn dan de zoveelste mening.

Erger: hoe goed gedocumenteerd en onderzocht sommige feiten ook zijn, zodra ze niet van pas komen worden ze weggerelativeerd en verdacht gemaakt. Wetenschappers zijn ook maar mensen en zijn dús bevooroordeeld, toch, het is maar net wie je het vraagt, en bovendien: wie betaalde dat onderzoek van hun nou helemaal? Oh, die club? Nou, dan weet je het wel, dat hoeven we dus écht niet serieus te nemen!

En hoppakkee: daar gingen de feiten, de cijfers, het onderzoek – plus, en passant, de distantie, de wens te begrijpen, het beroep op verstand, elk besef van complexiteit, de noodzaak afwegingen te maken – onvervaard het raam uit.

Alles uit naam van de eigen mening.

Niets mag onze eigen mening in de weg staan: de feiten al helemaal niet. Want feiten zijn niets anders dan een afwijkende mening met deftige kleding aan en een boel geld en obscure belangen erachter, geparadeerd om ons de mond te snoeren. Feiten zijn eigenlijk een vorm van censuur.

Dat pikken we niet: eigen mening eerst! Wij laten ons de mond niet snoeren door argumenten, door verhalen van het tegendeel, door feiten die ons niet uitkomen. Wij zeggen wat wij denken, en daar heb je maar naar te luisteren!

Zo triest. Juist die verharding in het debat – ons onvermogen ons te verhouden tot afwijkende meningen, tot feiten en argumenten die ons onwelgevallig zijn – maakt dat we geen sikkepit verder komen en onszelf alleen verder ingraven.

De dooddoener ‘denkende elite’ versus ‘schreeuwend volk’ die vaak als verklaring voor deze malaise wordt opgevoerd, is vals. Heus: debatten gaan er inhoudelijk nooit op vooruit wanneer je eerst de halve bevolking van deelname diskwalificeert. Bovendien zijn er stapels ongeschoolde mensen die openstaan voor feiten en meningen die direct niet bij hun wereldbeeld passen, en veel goed opgeleide mensen die zichzelf zo gloedvol aan het complotdenken hebben uitgeleverd dat geen feit of argument hun geharnaste mening ooit nog kan schampen.

Wat te doen?

Benadrukken dat een mening tegenwoordig vooral een gevoel is, zelden onderbouwd met feiten. Gevoelens hun plaats wijzen: wat jij voelt, telt – en wat een ander voelt, telt óók. Compromissen vinden, overeenkomsten zoeken, accepteren dat je kunt stuiten op onoverbrugbare verschillen.

En vooral: je eigen mening niet heilig verklaren.

Mijn Amsterdam

Het Parool vraagt in zijn weekendbijlage steeds iemand wat volgens hem of haar het mooiste, liefste, meest verrassende of typerende van de stad is. Voor het interne medewerkerskrantje mocht ik mijn eigen editie daarvan schrijven. Bij deze!

Mijn buurt

Wittenburg, de parel van Centrum-Oost en bakermat van het Aardappeloproer. Omdat Wittenburg een schiereiland is, is er alleen bestemmingsverkeer, wat de buurt tot een oase van rust maakt. Op straat groeten veel mensen elkaar. Op zomeravonden hoor je de zeehondjes in Artis, overdag stikt het van de merels, meeuwen, halsbandparkieten en jochies op scooters. De beste haring en mooiste bloemen koop je hier, op de kop van Wittenburg. Alleen is het doodzonde dat de woningbouwvereniging elke leegkomende huurwoning subiet in de verkoop gooit. Alleen al in het portiek hier zijn inmiddels acht van de elf woningen aan het huurbestand onttrokken.

Dagelijkse boodschappen

In de brede omtrek zijn uitsluitend filialen van AH te vinden, dus er valt niets te kiezen. Gelukkig hebben wij wel het AH-filiaal met de allerliefste kassamevrouwen van de hele stad. Een ervan noemt me altijd ‘mop’.

Café

Saarein natuurlijk, de bruine, doch volledig gereviseerde kroeg voor de leukste dames en heren van Amsterdam. Met een mooie stamtafel, een overvolle kapstok, een happy hour met gratis vette hapjes op de vrijdagmiddag, en met meer herinneringen dan me lief is. Ze schenken een goede prosecco (hoezo is prosecco ‘uit’?) en ik kom er altijd wel wat kennissen tegen, met wie ik dan afspreek om weer eens af te spreken.

Restaurant

Choux, aan De Ruyterkade. Ze behandelen groente als een volwaardig gerecht en maken allersmakelijkste schotels met goudeerlijke ingrediënten waarvan je nog nooit hebt gehoord. De onvolprezen Hiske Versprille gaf Choux een 9-, maar mijn moeder overtroefde haar met gemak: die gaf zonder blikken of blozen een fooi van vijftig euro.

Met pek en veren de stad uit

Toeristenbussen, mensen die hun huis vaker airbnb’en dan ze het zelf bewonen, de bierfiets, stadsbestuurders die ontkennen dat de stad uitgewoond wordt door het toerisme, vrijgezellenpartygangers, mensen die hun vuilnis op straat dumpen. En de mussen had ik ook graag weer terug. De vlinders zijn we helaas al kwijt.

Museum

De Hortus, een levend museum van botanische wonderen. Aan het eind van de middag is de Hortus op z’n mooist: een verstilde plek vol geur en kleur. Hoe langer je kijkt, hoe meer je ziet. En ik wil er altijd stekjes jatten. Of er desnoods als vrijwilliger komen werken.

Mooiste gevel

De ballengooiende jongens net onder de daklijsten ergens op de Ceintuurbaan. De eerste keer dat ik ze zag – vanuit een stilstaande tram die moest wachten tot de brug over de Amstel eindelijk dicht kon – waande ik me op de Efteling. ‘Papier hier,’ hoorde ik er eentje zeggen, eerlijk waar.

Dieren in Amsterdam

De leguanen die stilletjes, ongemerkt haast, uit het Kleine Gartmanplantsoen omhoog komen kruipen. Maar ook het kattenparadijs hier – de daktuin op de ondergrondse parkeergarage die middenin ons huizenblok ligt – scoort hoog. Twee zwervertjes zijn via dat paradijs langzaamaan bij mij ingetrokken, en de grote, valse, argwanende zwarte die oprecht niet wist wat snorren was en die totaal verstijfde toen hij zag hoe mijn oude kat mijn schoot koos – ‘Bovenop een méns gaan liggen? Wat?!? Ben je nu helemaal zot?!?’ – werd uiteindelijk de allerliefste kat die ik ooit heb meegemaakt. Na zijn dood heb ik twee dagen volcontinue gehuild. Hij ligt begraven in het kattenparadijs.

Begraafplaats

De Nieuwe Ooster. Rustig, mooi, lief, met prachtige bomen en versierde Hindoestaanse graven; met Allerheiligen branden overal kaarsjes. Het beste crematie-alternatief voor het kille lopendebandwerk dat Westergaarde heet. Er liggen veel schrijvers, en er is vast ergens een ballenjongen die hen ’s nachts stiekem pen en papier bezorgt. Of een kat die ze innige kopjes komt geven.

Verliefd in Amsterdam

Ja, daar is het hoog tijd voor. Alleen vind ik geen kandidaat.

Een avondje stappen met…?

Renate Rubinstein. En dan allebei door de stad karren: zij in haar Arola, ik in mijn Canta. Kijken wie het hartste kan, en wie de mooiste bochten kan maken. En daarna samen lichtelijk dronken worden.

De laatste sigaret

Afgelopen week is de nieuwe tabakswet in Nederland ingegaan, de wet die akelige plaatjes op sigaretverpakkingen verplicht stelt. Wat weinig mensen weten is dat ook aan e-sigaretten via deze wet een streng regime is opgelegd: geen reclame, elke verwijzing naar ‘gezonder’ of zelfs ‘minder schadelijk’ moet worden vermeden, webshops moeten vette waarschuwingen naast hun dampwaren vertonen, enzovoorts. Verschillende dampwinkels in Nederland hebben het bijltje er al bij neergegooid.

Intussen komt het ene na het andere positieve rapport over dampen van de persen. In Engeland is vorig jaar een dik overheidsrapport verschenen dat becijfert dat dampen op zijn minst 95% minder schadelijk is dan roken. Wie overstapt op dampen, ziet zijn gezondheid rap verbeteren – precies even snel als mensen die helemaal gestopt zijn. Het grote verschil is dat overstappers veel minder vaak dan andere ex-rokers terugvallen in hun oude gedrag. Ook hebben ze, anders dan mensen die nicotinepleisters, -sprays of –kauwgum gebruiken, amper afkickverschijnselen: niet chagrijnig, niet geobsedeerd door hun eigen stopgebod. Ze merken dat ze de switch verrassend makkelijk hebben kunnen maken.

Zelf stapte ik na de e-sig één avond te hebben geprobeerd patsboem over, na 43 jaar kettingroken. Dat is nu bijna duizend dagen geleden – en al die dagen heb ik niet getaald naar een saffie. Ik ben onverwacht, totaal ongepland, geen roker meer. Dampen bleek veel lekkerder.

Toch doen met name de gezondheidsorganisaties in Nederland hun best om het dampen uit te bannen. Zo vreemd: hoe kun je nu het middel dat de meeste rokers van hun tabaksverslaving afhaalt, zo in het verdomhoekje wensen?

Het argument: dampen zou aanzetten tot roken. Geen enkel fatsoenlijk onderzoek bewijst die stelling. De Britse regering becijferde dat in hun land hooguit 0,02% van de dampers eerder nooit had gerookt – een verwaarloosbaar percentage. Maar e-sigs hebben inmiddels ongeveer een miljoen Britse rokers van de tabak af gekregen.

Laten we wel zijn: niet de nicotine is het probleem, maar de tabak, de eraan toegevoegde chemicaliën, en vooral het verbranden daarvan. Een roker ademt verbrandingsresten in, een damper niet. Bijna elk goed opgezet onderzoek wijst uit dat er mogelijk risico’s aan dampen zijn verbonden, maar dat die in geen vergelijking staan tot de enorme gezondheidswinst die je behaalt wanneer je van roken overstapt op dampen.

Horizon, het wetenschappelijke programma van de BBC, wijdde dit weekend een aflevering aan de e-sig. Een wetenschapper voorspelde in dat programma dat er later nog eens dikke boeken zouden worden geschreven en felle debatten zouden worden gevoerd hoe het in godsnaam mogelijk was dat juist veel gezondheidsorganisaties zich zo fervent verzetten tegen het dampen – de e-sig is immers de geniale uitvinding die meer rokers van de tabak af kreeg dan wie ook voor mogelijk had gehouden.

Trukendoos

PostNL heeft mot met haar pakketbezorgers. Die mogen contractueel uitsluitend voor PostNL werken en zijn dus geen echte zzp’ers, terwijl PostNL ze wel zo bejegent. De rechter heeft PostNL daar vorig jaar voor op de vingers getikt.

Vorige week betoonde ook de Arbeidsinspectie zich boos over de behandeling van de pakketbezorgers. De werkdruk en fysieke belasting is dusdanig dat de Arbowet systematisch wordt geschonden. De Arbowet geldt óók voor zzp’ers, nep of niet, bromde de Inspectie, en eiste dat PostNL de werkomstandigheden van de pakketbezorgers per 1 september verbetert. Anders volgt een boete.

In een procedure die de zzp’ers tegen PostNL hebben aangespannen, legde de woordvoerder van de pakketbezorgers uit hoezeer de schijn-zzp’ers in de tang zitten: ‘Subcontractors worden binnengehaald met mooie toekomstverwachtingen. Werken ze eenmaal voor PostNL dan zijn ze, mede door investeringen die ze moeten doen, volstrekt afhankelijk. Vervolgens verlaagt het bedrijf stelselmatig de tarieven en laten ze de zzp’ers niet meeprofiteren van de groei van de pakkettenmarkt.’ De associatie heeft een miljoenenclaim tegen PostNL aangespannen.

Ik zie zelf hoe achterbaks de zzp’ers worden afgeknepen. Op een forum waar ik actief ben, bestellen veel leden spullen in China; die pakjes worden, eenmaal in Nederland, afgehandeld door PostNL. Kort na de staking van de schijn-zzp’ers vorig jaar werden veel pakjes waarvoor een handtekening vereist was – en die dus door de pakketbezorgers moesten worden afgeleverd –door PostNL botweg met een sticker overgeplakt wanneer ze door de brievenbus pasten, en aan de brievenbezorgers overgedaan. Niksniet werk voor de pakketbezorgers: hup, gewoon mee met de brievenpost. Lap die vereiste handtekening maar aan je laars, verzender!

Kennelijk waren de verzenders niet erg blij met deze nieuwe aanpak, want na een maand was die grap weer voorbij. Te fraudegevoelig, waarschijnlijk.

Sinds vorige week gebruikt PostNL een nieuwe truc. Ineens worden onze Chinese pakjes niet aan huis bezorgd, maar op een afhaalpunt gedumpt. (Voor de kenners: vroeger kregen ze een s3rimu-code, nu een s3reta.) De pakketbezorger moet zulke pakjes allemaal op het ‘servicepunt’ achterlaten en krijgt niets voor de bezorging. Lekker goedkoop voor PostNL.

En reuze onhandig voor de geadresseerde. Kreeg ik mijn spullen vroeger fijn aan huis bezorgd, nu moet ik naar een afhaalpunt twee kilometer verderop, dat bovendien op zaterdag dicht is. (Je kunt niet zelf een afhaalpunt kiezen.)
PostNL liegt bovendien over haar beweegredenen. ‘Dit is op verzoek van de verzender,’ beweerde het bedrijf. Maar mijn verzender ontkent dat.

En omdat PostNL vaak ‘vergeet’ de geadresseerde een ophaalbericht te sturen, gaan er bovendien ineens erg veel pakjes onbesteld retour naar China.

Geweldig beleid, PostNL!

Het recht niet te weten

DeepMind, het Googlebedrijf dat laatst de beste Go-speler van de wereld verrassend versloeg, heeft een nieuw project. Via het Britse NHS kreeg het toegang tot 1,6 miljoen patiëntgegevens van drie Londense ziekenhuizen, inclusief de dossiers tot vijf jaar terug. DeepMind krijgt alle (geanonimiseerde) gegevens: van abortussen tot hiv-controles, van psychiatrische aandoeningen tot besmettelijke ziektes, van controles wegens chronische ziektes tot ziekenhuisopnames.

Het onderzoek van DeepMind richt zich op het monitoren van patiënten met een nierziekte: de inzet is het ziekenhuispersoneel te helpen om deze patiënten beter te monitoren. Maar Google wil meer. Met hun nieuwe bedrijf Calico richten ze zich op onderzoek naar ouderdomsziekten, hun zijtak Google X is de complete genoomkaart van 175 vrijwilligers aan het ontleden en koppelt die aan ziektegeschiedenissen in de familie plus de analyse van allerlei lichaamsvloeistoffen, en Google zelf maakte in januari bekend dat ze vergevorderd zijn met een in een contactlens ingebouwde chip die het glucoseniveau van mensen met suikerziekte permanent monitort, opdat de hinderlijke vingerprik achterwege kan blijven.

Google is niet het enige bedrijf dat high tech, big data en machine learning inzet in de gezondheidszorg. Maar zonder twijfel het is wél de grootste, en de rijkste onderneming die dat doet. Daarnaast weet het bedrijf sowieso al meer van ons dan welke instantie ook: onze internetzoekgeschiedenis, onze locatie, waar we naartoe willen, onze e-mails, contacten, agenda’s, foto’s, woonomgeving, interesses, aankopen – Google weet meer van ieders dagelijks leven dan de gemiddelde geheime dienst, en heeft inmiddels op veel fronten een ferm monopolie in handen.

Daarom is het wellicht een minder aangenaam idee dat datzelfde bedrijf nu ook de beschikking krijgt over onze ziektegeschiedenissen. Dat die geanonimiseerd zijn, zegt weinig: meermalen is aangetoond dat je, aan de hand van iemands zoekgeschiedenis, precies kunt bepalen om wie het gaat. Met een gedetailleerd en tot vijf jaar geleden teruggaand medisch dossier moet dat óók mogelijk zijn.

Hans Galjaard, professor in de humane genetica, ontwikkelde jaren geleden het ‘recht om niet te weten’. Wat is het nut, betoogde hij, om iemand die op grond van zijn genen mogelijk een akelige ziekte kan krijgen, nu al met die informatie op te zadelen? Want die informatie beïnvloedt vervolgens iemands verdere levensloop, en hoe anderen – instanties inclusief – op hem of haar reageren. Dat terwijl er geen zekerheid is óf die ziekte wel tot uiting komt…

Google scherpt Galjaards vraagstuk akelig aan. Want zij dataminen niet op verzoek van de patiënt: hun gegevens gaan rechtstreeks naar medici, beleidsmakers, en mogelijk zelfs van verzekeraars. Zie daar maar eens tussen te komen, wanneer Google eenmaal een potentiële diagnose over je heeft geveld.

Burgerlijkere bijsturing

Het regent lekken: na de Panama Papers hebben we nu de TTIP-documenten in handen. Eindelijk valt er een redelijk volledige versie van het Transatlantic Trade and Investment Partnership te lezen, het handelsverdrag dat de VS en de EU nog voor eind van dit jaar willen beklinken.

Via TTIP willen de partners dubbele bureaucratie omzeilen: producttesten die in Europa vereist zijn, worden in de VS vaak niet geaccepteerd, of vice versa, en de eisen die aan de veiligheid voor consumenten worden gesteld, lopen vaak nogal uiteen. Maar TTIP wil tevens internationale bedrijven vergelijkbare rechten verlenen als nationale partijen nu hebben, wat van kwesties zoals aanbestedingen een heidens karwei zal maken – terwijl dat nu al bepaald geen kattenpis is.

Uit de gelekte stukken blijkt onder meer dat de VS willen dat Europa de markt openzet voor gemodificeerde landbouwproducten, en protesteert tegen de strenge regels omtrent dierproeven die de EU hanteert. Geeft de EU op die punten niet toe, dan dreigen de VS dwars te gaan liggen bij de import van Europese auto’s. Daar gaan onze moeizaam bevochten milieumaatregelen, vreest Greenpeace, de organisatie die de documenten heeft bemachtigd en online heeft gezet. Omgekeerd vrezen veel Amerikaanse burgers het Europese aanbestedingscircus.

De grootste steen des aanstoots van TTIP blijft dat bedrijven een nog grotere vinger in de pap krijgen. Ze praten mee over TTIP, ze zullen volgens het verdrag worden geconsulteerd over nationale beleidswijzigingen die aan hun producten raken, ze mogen bij een daartoe speciaal op te richten hof fikse schadevergoedingen van een land eisen wanneer een nationale beleidswijziging de ‘winstverwachting’ van zo’n bedrijf schaadt, etc. Aan het versterken van de positie van consumenten – de burgers – draagt TTIP naar verwachting echter bitter weinig bij.

De openbaarmaking van de concepttekst is een goede zaak. Eerder uitgelekte versies planden een nog absurder versie van dat speciale strafhof: het zou zonder de optie van beroep en zonder enige vorm van transparantie opereren, plus dat een van de drie geplande arbiters een vertegenwoordiger van het bedrijfsleven zou zijn. Na de politieke commotie die over dat voornemen ontstond, herschreven de onderhandelaars de plannen schielijk: er komen voortaan alleen gekwalificeerde rechters aan te pas.

Hopelijk zullen burgerorganisaties, milieuverenigingen en talloos veel slimmerds de zojuist gelekte versie van TTIP doorvlooien. De kans dat er nog allerlei ongeluk in de 247 pagina’s rondzwerven, is vrij groot. En het is toch te dol voor woorden dat de burgers van de VS en de EU nog steeds niet mogen weten wat er komt te staan in het grootste handelsverdrag ooit bedacht?

Dat je tijdens een onderhandeling niet alle details kan openbaren, is begrijpelijk. Maar tot nu toe heeft publieke commotie het document beter kunnen bijsturen dan de onderhandelaars zelf.

Punt NL

Gisteren vierde .nl feest: het was precies dertig jaar geleden dat de allereerste Nederlandse domeinnaam geregistreerd werd. Maar die prestatie was groter dan hij in eerste instantie klinkt: Nederland was daarmee namelijk het eerste land ter wereld dat een eigen top-level domein kreeg. Tot 25 april 1986 kende het prille internet alleen top-level domeinen naar het type gebruikers: .mil, .gov. edu, .com en dergelijke. Voor landen bestonden er geen aparte top-levels.

Piet Beertema, indertijd werkzaam bij het Centrum voor Wiskunde en Informatica – en van daaruit sterk betrokken bij de ontwikkeling en structurering van internet, dat tot dan toe nog hoofdzakelijk Amerikaans georiënteerd was – realiseerde zich vrij vroeg dat wanneer Europa ook grootscheeps het internet op zou gaan, er meer domeinnamen en vooral: ándere top-levels nodig zouden zijn, teneinde iedereen plaats op internet te bieden.

Beertema promootte een landensysteem, waaraan we de huidige systematiek van de.nl, .de , fr, .ca en .nu top-levels te danken hebben. In een balorige bui dacht hij: ‘ik probeer het gewoon,’ en deed bij Darpa – dat het Domain Name System beheerde – een aanvraag voor een domeinnaam met een Nederlands top-level. ‘Het zal wel niks worden, maar we zien wel wat er gebeurt,’ zei hij nog. Het lukte. Beertema was daarmee de eerste ooit die een domeinnaam op landniveau registreerde: het illustere cwi.nl, nu dus dertig jaar oud.

Tien jaar lang beheerde Beertema het hele Nederlandse top-level domein: wie een domeinnaam met punt NL wilde, moest bij hem wezen. Toen het werk hem eind 1995 boven het hoofd groeide, droeg hij de Nederlandse domeinregistratie over aan SIDN: de Stichting Internet Domeinregistratie Nederland. Er waren toen ruim 9000 Nederlandse domeinnamen.

Domeinnamen waren lange tijd een vreemd verschijnsel voor de buitenwacht, internet was iets voor nerds en stond nog mijlenver af van de ‘gewone’ wereld. Ik herinner me mijn vreugde toen ik voor het eerst een voetnoot in een krantenartikel zag (uiteraard in het wetenschapskatern, voor het gewone nieuws was internet nog echt een stap te ver) daarin een verwijzing naar een website waar meer over het onderwerp te vinden was, en later mijn plezier toen ik in de reclametekst op een busje een url zag staan (nog heel ouderwets met http:// ervoor). Als er toen mobieltjes met camera’s hadden bestaan, had ik indertijd zonder aarzelen een foto van die reclametekst gemaakt…

Internet is nog geen twintig jaar ingeburgerd, en de veranderingen die het medium teweeg heeft gebracht, zijn enorm. Het is nu al moeilijk je voor te stellen hoe je zonder internet kunt leven: geen e-mail, geen sms, geen Google, geen WhatsApp, geen Twitter, geen Facebook, geen Wikipedia, geen newsfeed, geen live blogs bij groot nieuws.
E
n Piet Beertema indertijd maar denken: ‘Ach, ik probeer het gewoon. Het zal wel niks worden, maar je weet maar nooit…’

Niks vertederends aan

In boeken over Alzheimer lees je steeds wat een leuke vader of moeder je ervoor terugkrijgt. Dat ze zo aanhankelijk worden. Dat je gezellig samen kleurplaten kunt inkleuren. Hoe grappig ze zich uit de taallacunes in hun hoofd redden. Hoe ontwapenend direct hun gedrag is. Dat het zich dubbel en dwars loont, die ziekte.

Voor mij hoeft het niet. Die veelgeroemde toenadering tussen zieke ouder en zorgend kind komt me voor als een doekje voor het bloeden: net als zeggen dat het voordeel van kanker is dat je elke nieuwe dag zo intens gaat waarderen.

Bovendien: ik hád al ontzettend leuke ouders. En die zijn momenteel helaas ver te zoeken, dankzij haar Alzheimer.

Mijn vader is gereduceerd tot een berg zorgen om zijn rap dementerende vrouw. Hij valt enorm af, uit grenzeloze loyaliteit met haar. Eten, daar vindt ze niks meer aan, koken gaat niet meer, en dus bepalen ze zich tot boterhammen, yoghurt en soep. ‘Mam, kunnen jullie niet af en toe beneden eten? ‘ opper ik eens per week. Er zit een restaurant bij het zorgcomplex waar ze nu wonen. ‘Het is te duur en ik vind het eten daar niet lekker,’ snibt ze.

Net zoals alcohol een kwade dronk kan geven, levert Alzheimer soms balsturige wanen op. Dagenlang is ze woedend op haar man. Ze wordt nergens in gekend, hij helpt haar ook nooit, hij luistert niet. Ze loopt weg, ze scheldt hem uit, ze schopt hem zelfs. Het is allemaal onmacht: ze is vergeten dat elke beslissing uit en te na met haar wordt besproken, ze vergeet dat hij dovig is en haar niet altijd goed hoort, temeer niet daar ze tegenwoordig zo zacht spreekt. Ze vergeet dat als je haar iets voorlegt, ze tegenwoordig vooral geërgerd ‘nee’ zegt.

Ze wil vooral vergeten dat ze Alzheimer heeft. Dat lukt niet zo best, en mijn vader wordt dan de bliksemafleider: hij krijgt de schuld van alles dat niet gaat zoals zij het wil. Want beseffen dat het flink mis is met haar, is een vreselijke stap.

Meestal weet ik zo’n bui wel te doorbreken, dan verdwijnt de weerbarstigheid. Het kost een paar uur, maar haar woede smelt. Ineens bevalt het nieuwe huis haar goed, is het uitzicht mooi, en zijn de kinderstemmen van de school buiten geen bron van irritatie, maar vertederen ze haar. Ik kam haar haren, blader met haar een fotoboek door, kook voor twee dagen voor ze en ben blij: het is weer pais en vree tussen die twee.

Maar niets, werkelijk niets – samen kleurplaten maken al helemaal niet – kan ooit het verlies van mijn allereigenste moeder goedmaken; niets kan mijn vader de prachtige vrouw teruggeven met wie hij bijna zestig jaar lang getrouwd was.

Er is niks vertederends aan Alzheimer: dement worden is een langdurige onttakeling, leven met een schim van iemand, een tragisch uitgesmeerd afscheid.

De volgende die me vertelt dat-ie zo genoten heeft van de laatste jaren van zijn dementerende moeder, kan een welgemeende schop krijgen. Mede namens mijn moeder.

Geen tijd voor cynisme

[Column uitgesproken op de VVOJ-avond over de Panama Papers, Pakhuis de Zwijger / Amsterdam, 13 april 2016]

Binnen 24 uur na de bekendmaking van de Panama Papers was het hele scala aan reacties al voorbijgekomen. Dit wisten we toch allemaal allang al, niks geen nieuws; dit was een ‘goed georkestreerde actie’ van de CIA, gericht tegen Putin; deze onthulling zorgt er hooguit voor dat burgers hun vertrouwen in de politiek verder verliezen; de ICIJ [the International Consortium of Investigative Journalists] wordt betaald door George Soros en/of de VS dus dit kán niet deugen; iedereen wil toch belasting ontwijken, dus wat is er nu eigenlijk mis met die offshore constructies?

Het was kortom feest voor complotdenkers en cynici.

Het was óók een feest voor tal van belastingdiensten op de aardbol. Bij onze eigen blauwe dienst ging de champagne na verluidt daags erna open, en staatssecretaris Eric Wiebes meldde gisteren dat de aangiftes van alle Nederlanders die in de Panama Papers voorkomen, met deze nieuwe kennis in het achterhoofd nogmaals zullen worden doorgespit. Over in het buitenland weggemoffeld geld zullen forse boetes worden geheven, tot wel driemaal het oorspronkelijke bedrag, beloofde hij.

…Terzijde: hier past een herhaald pleidooi voor het vindersloon. Laat in hemelsnaam een percentage van de naheffingen en boetes die belastingdiensten opstrijken door het uitputtende werk dat onderzoeksjournalisten hebben verricht, structureel ten goede komen aan organisaties als het ICIJ en het OCCRP [the Organized Crime and Corruption Reporting Project] – zij verenigen en faciliteren immers de journalisten die dergelijk subliem speurwerk verrichten. Zij zijn degenen die momenteel regelmatig tientallen miljoenen, ja soms honderden miljoenen euro’s, in de kassen der de belastingdiensten doen vloeien [denk aan de VimpelCom-zaak, en de kwestie TeliaSonera], en daarvoor persoonlijk geregeld forse risico’s lopen…

De complotdenkers laat ik aan hun lot over. Wie meent dat de publicatie van de Panama Papers slechts bedoeld is om de concurrentie uit te schakelen (te weten Mossack Fonseca), opdat de rijken voortaan uitwijken naar Nevada in plaats van Panama of de Seychellen, is voor rationeel debat verloren, evenals de mensen die wel jammeren dat Putin wordt geïmpliceerd maar die niet zien dat Porosjenko harder werd gepakt.

Met de cynici heb ik wel een appeltje te schillen. Inderdaad: we zoeken allemaal naar aftrekposten wanneer we gebogen zitten over onze aangifte. Maar het gaat niet om aftrekken. We hebben het over het doelgericht verstoppen, verhullen, wegwerken en witwassen van immense sommen geld; over een bedrijfstak die een miljardenbusiness heeft gemaakt van het anonimiseren en doorsluizen van biljoenen, en wier hoofddoel het is om belastingdiensten om de tuin te leiden. Dit is geen aftrek- maar een verneukindustrie.

Inderdaad: we wisten dat Ikea, Starbucks, Google, Apple en Facebook soms rare deals hebben met belastingdiensten. Maar gelukkig worden die deals steeds vaker op hoog niveau teruggefloten. Wat we echter niet wisten is hoe groot de offshore-industrie is, hoe ingenieus zij te werk gaat, hoe nauw onder- en bovenwereld erin verweven zijn. De vergelijking met Edward Snowden drong zich op: iedereen die zich verdiepte in surveillance kon bevroeden dat er meer getapt en gevolgd werd dan bekend was. Pas door Snowdens gedetailleerde onthullingen werd duidelijk hoe grootschalig, fijnmazig en vooral: hoe ongecontroleerd burgersurveillance zich had ontwikkeld: het was een complete industrie, geschoeid op buiten- en bovenwettelijke bevoegdheden.

De publicatie van de Panama Papers geeft hoop. Juist in een periode dat mensen zich verbazen dat bedrijven als Ikea minder belasting betalen dan een doorsnee middenstander, zich verontwaardigd betonen over IP-rechten als kennelijk geaccepteerde aftrekpost voor een koffiegigant en zich afvragen waar publieke investeringen in zorg, onderwijs en infrastructuur nog van betaald moeten worden wanneer de rijken en superrijken hun geld onzichtbaar maken, zijn de Panama Papers een godsgeschenk.

Dat vergt wél dat we gaan nadenken over economie. Willen we een financiële structuur waarin winst vrijelijk wordt weggesluisd en verlies wordt afgewenteld op de staat, en dus: op burgers? Willen we een overheid die de belastingen van de middenklasse verhoogt en tegelijkertijd de superrijken ontziet? In New York publiceerden bijna vijftig miljonairs een open brief aan gouverneur Cuomo, waarin ze hem vroegen hen in hemelsnaam zwaarder te belasten: for the public good. In Europa wordt nagedacht over een systeem dat de winst en verliesrekening van multinationals per land verrekent. De kunstmatige winstverlaging van Uber en AirBnb heeft ineens ieders volle belangstelling. Nobelprijswinnar Mohammad Yunus, de bedenker van het microkrediet, propageert tegenwoordig een systeem waarin investeren belangrijker is dan winst maken.

De Panama Papers beschrijven geen incident. Ze leggen een structureel probleem bloot: de dodelijke uitholling van de burgereconomie en van de staatsfinanciën.

Zwelg niet in complotten of cynisme. Onderzoeksjournalisten hebben een flinke tik uitgedeeld aan duizenden amorele rijken. Nu is het aan burgers en politici om het stokje over te nemen.

Verrassend verzet

De gruwel achter de Panama Papers is dat de vrijgekomen documenten aantonen hoe absurd veel geld er wordt weggesluisd en onttrokken aan de belastingdiensten, en dus: aan publieke gelden. Elk jaar zien overheden zich langs slinkse wegen miljarden ontnomen worden. FACT, de Financial Accountability and Corporate Transparency Coalition, heeft becijferd dat er wereldwijd ongeveer 21 biljoen dollar in mantelbedrijven zit weggestopt – meer dan het bruto nationaal product van de hele VS (dat bedraagt 18 biljoen).

Die weggesluisde biljoenen is geld dat niet kan worden besteed aan onderwijs, zorg, huisvesting, onderzoek, cultuur, politie, sociale zekerheid en meer van dergelijke nuttige publieke zaken. Met hun offshore constructies bestelen slinkse zakenlui de staat, en daarmee uiteindelijk ook ons, de gewone burgers. Eens temeer daar de staat haar fondsen toch ergens vandaan moet halen, en dan de belastingen uit arren moede maar weer eens verhoogt.

Piketty zei het al: de rijken zuigen de burgers uit, en de afstand tussen rijk en arm neemt rap toe.

Maar niet alle rijken wensen dit vermaledijde spel nog langer spelen. In New York publiceerden een groep van bijna vijftig miljonairs een open brief, waarin ze nogal verrassend om een belastingverhoging vroegen. Onder hen bevinden zich erfgenamen van Disney en Rockefeller. De reden: een serie belastingmaatregelen die de staat New York tijdelijk heeft ingesteld, loopt in 2017 af. ‘Wanneer die tijdelijke maatregelen komen te vervallen,’ schrijft de groep, ‘worden de gezamenlijke belastingen voor de middenklasse komend jaar met 1 miljard euro verhoogd, terwijl miljonairs als wij samen dan 3,7 miljard dollar minder belasting hoeven te betalen.’

Een maand eerder had een andere groep miljonairs ook al een belastingverhoging voorgesteld. De Patriottic Millionairs, die inmiddels 200 leden tellen, willen een fatsoenlijk minimumloon voor werkenden, een ferm belastingregime voor bedrijven, en regels om de invloed van het grote geld op de politiek in te perken. ‘Politieke en economische ongelijkheid gaan hand in hand, ik beschouw ze als een woekerende kanker,’ zei oprichter Morris Pearl. ‘Een kleine groep mensen gebruikt hun geld om hun politieke invloed te vergroten, en hun politieke macht gebruiken ze om hun kapitaal te vergroten. Dat verwoest ons land.’

Met ons eigen aandeel in de liefdadigheid en mooie fondsen vergroten, komen we er niet, zeggen ook mensen als Bill en Melinda Gates. De sociale zekerheid, het onderwijs, de zorg, de infrastructuur worden immers uit andere bronnen bekostigd: je wilt koste wat kost voorkomen dat die sectoren afhankelijk worden van liefdadigheid en privaat kapitaal. De enige remedie: de overheid moet gaan herverdelen en meer geld van de rijken naar de staat laten vloeien, en dus: naar de burgers.

De rijken trekken ten strijde tegen de superrijken. Ik verheug me erop.