Broos weefwerk

Elke dood van een intimus is een ramp voor de nabestaanden. Ongeluk, ziekte, euthanasie, zelfmoord – het maakt uiteindelijk bar weinig uit Altijd is er het gapende gemis, het verlies, de schrik, de rouw. Bij euthanasie kun je jezelf enigszins trachten te troosten dat je vriend, je moeder, je kind verder lijden gelukkig is bespaard, maar de aanvankelijke onthutsing over de dodelijke ziekte die ze trof, wordt er niets minder om.

Ik blijk totaal niet bestand te zijn tegen de dood van degenen van wie ik houd, de ontwrichting van mijn leven na de dood van mijn hartsvriendin getuigt daarvan. We praten als samenleving niet vaak over rouw, maar ik denk dat iedereen er terdege van doordrongen is hoe ontzagwekkend de impact van de dood van een goede vriend, een geliefd familielid is.

Ook mensen die zelf dood willen weten dat. In de jaren dat ik dagelijks meelas in zelfmoordfora ontdekte ik dat de laatste lijm die mensen aan het leven kleeft, hun angst is voor het effect van hun zelfmoord op hun intimi. Hun liefde voor vrienden en familie was het laatste restje lijm dat hen aan het leven kleefde. Zelfmoord pleeg je bijna altijd pas, zo leerde ik daar, wanneer je je eigen leed niet meer kan wegstrepen tegen het leed dat je anderen met je dood berokkent.

De afgelopen jaren ben ik de zelfmoord vaak nabij geweest. De spullen had ik allang al in huis, als onderdeel van een beschermingsmaatregel: ik heb altijd gedacht dat mijn point of no return ver voor de grenzen van de euthanasiewet zouden vallen.

Waarom ik het tot nu toe niet heb gedaan? Bottom line: uit liefde voor anderen. Kommernis over de kat, bezorgdheid dat mijn vrienden zich ten onrechte schuldig zullen voelen, maar vooral: omdat ik het mijn ouders niet wil aandoen. Ik houd mijn leven vol teneinde het hunne niet te schaden.

Intussen wil mijn moeder zélf dood, nu ja, soms dan. In het dagelijks leven redden zij en mijn vader het vrij goed, ondanks haar voortschrijdende dementie. Maar zodra de omstandigheden haar forceren na te denken over hoe het er momenteel met haar voorstaat, kan ze alleen maar diep ellendig snikken dat ze dood wil.

Mijn vader wijdt zijn leven tegenwoordig volledig aan het hare. Mocht mijn moeder er op enig moment niet meer zijn, dan heeft hij werkelijk niets meer over om voor te leven. Zij is zijn ziel en zaligheid.

En toch: als ze écht dood zou willen, dan zou hij haar laten gaan, ongeacht wat dat voor hem betekent. En als hij na haar dood wil gaan, zou ik hem dat van harte gunnen, al zou het mijn eigen hart breken en weet ik dan werkelijk niet meer wat mij nog overeind moet houden.

Je gebruikt je eigen verdriet toch immers niet als chantagemiddel?

We hangen aan elkaar, we houden elkaar overeind. Maar liefde en leven is een broos weefwerk, en we kunnen nooit van iemand eisen dat hij of zij doorleeft om ons eigen leven in het gareel te houden.

Bijltjesdag

Terwijl Trump belooft Amerika weer groot te maken, valt de Republikeinse partij door zijn toedoen inmiddels luidruchtig uiteen. Tal van kopstukken wenden zich publiekelijk van Trump af, waaronder vooraanstaande leden als Mitt Romney, John McCain, Condoleezza Rice, John Kasich en Paul Ryan. Kranten die altijd zonder aarzeling hun steun aan de Republikeinse presidentskandidaten hebben gegeven, komen nu met een onomwonden negatief stemadvies.

De Republikeinen vrezen zelfs dat ze in november hun meerderheid in het parlement – verkiezingen die samenvallen met die voor de president –zullen verliezen. Hun nervositeit stijgt met de dag.

Team Trump houdt de lijst van afvallige Republikeinen intussen nauwkeurig bij. Rudy Giuliani, voormalig burgemeester van New York, memoreerde gisteren koeltjes dat Trump ‘niet zal vergeten’ wie achter hem is blijven staan en wie niet.

Met Clinton zelf heeft Trump bepaald snode plannen. ‘Als ik tot president word gekozen,’ zei Trump zondagavond in het debat met haar, ‘zorg ik ervoor dat jij in de gevangenis belandt.’ Dat leidde tot een protestkoor van Republikeinse openbaar aanklagers, die betoogden dat zoiets tegen alle principes van de rechtsstaat indruist en dat ze een dergelijk dienstbevel nooit zouden uitvoeren. Zij staan nu vast ook op Trumps lijst.

Een presidentskandidaat die openlijk een bijltjesdag belooft? Wat is er in godesnaam aan de hand daar?

Op sommige momenten in het debat van afgelopen zondag viel mijn mond gewoonweg open. Toen moderator Anderson Cooper aan Trump de vraag stelde of zijn dat weekend opgedoken opmerking over ‘vrouwen bij hun kut grijpen’ niet neerkwam op seksuele intimidatie, begon Trump eerst over ISIS en benadrukte daarna dat hij Amerika ‘weer veilig’ wilde maken. Veilig voor wie precies?

Niet voor Hillary Clinton. Want die moest volgens Trump de gevangenis in, terwijl hij de rechtsstaat onder ieders voeten wegtrok, en steeds hinderlijk dichtbij haar ging staan, alsof-ie elk moment los kon gaan.

Niet voor moslims, die hij valselijk verantwoordelijk stelde voor het niet tijdig opmerken van geradicaliseerde extremisten. Niet voor vrouwen, want door hem is het weer quasi-normaal geworden om verhalen over vrouwen bij hun kut grijpen af te doen als onschuldige grappen van ‘mannen onder elkaar’. Niet voor arme mensen, die evident te dom zijn om hun belastingaangiftes slim in te richten.

Zelfs de feiten zijn niet veilig voor Trump. Hij verkracht ze waar je bij staat, hij liegt en verdraait, de feiten gaan pardoes voor de bijl.

Wat me het meest bevreemdt is dit: het kan zijn aanhangers geen sikkepit schelen. Zelfs als ze terdege weten dat hij liegt, juichen ze voor hem. Soms denk ik: ze juichen voor hem, juist omdat hij liegt.

Kan iemand me alsjeblieft uitleggen wat maakt dat iemand de toekomst van zijn land in de handen wil leggen van zo’n man?

Gegijzeld door je thermostaat

We sluiten steeds meer dingen aan op internet. Van de routeplanner in de auto tot de slimme thermostaat in huis die gedetailleerd bijhoudt – en, wat niet iedereen weet, dus ook precies aan het energiebedrijf doorgeeft – welk apparaat hoeveel stroom verbruikt, en wanneer dan wel.

Dat we de thermostaat op afstand kunnen bedienen, betekent dat het ding een internetverbinding heeft. Alleen daardoor kunnen we commanderen: ‘CV: ga nu aan, want binnen het uur kom ik thuis.’ De slimme koelkast die je boodschappenlijstje voor je bijhoudt en desgevraagd zelfstandig bij de supermarkt de frisdrank, de melk en de rosbief voor je bestelt? Ook die doet dat via zijn eigen internetconnectie.

Zulke verbindingen worden alleen maar frequenter. Tezamen heten ze: het internet of things. De foto’s uit je camera worden zomaar, zelfs zonder dat je ergens een kabeltje in prikt, naar je computer overgezet? Dat is dankzij the internet of things: je camera praat achter je rug om met je tablet of je laptop, en regelt alles voor je, zonder dat jijzelf nog enige moeite hoeft te doen.

Reuze handig.

Totdat je je realiseert dat vrijwel al die connecties volkomen onbeschermd zijn. Een paar maanden geleden bewezen Duitse hackers dat ze andermans slimme thermostaten eenvoudig op afstand konden overnemen. Ze konden die zelfs gijzelen, naar het voorbeeld van ransomware: ‘Tenzij je me nu xxx euro betaalt, laat ik alle bestanden op je computer verdwijnen / beheers ik nu het klimaat in je huis. Zal ik de temperatuur in je huis vastzetten op 15 graden? Of vind je 40 graden fijner? Zeg het maar – ik heb nu de rechten over de temperatuur in je huis, en jij niet meer.’

Internetjournalist Brian Krebs onderzoekt criminelen die mensen via internet geld afhandig trachten te maken. De afgelopen weken werd zijn website geteisterd door een heftige DDoS-attack, waarbij de aanvallers zoveel verkeer genereren dat de site eronder bezwijkt. De aanvallen bleken afkomstig te zijn van camera’s en videorecorders.

Niet dat de eigenaars van die apparaten zich tegen Brian Krebs hadden gekeerd. Nee: hun apparaten waren stiekem door criminelen gekaapt en werden door hen ingezet als een zombieleger. Ondertussen hadden de eigenaars van die camera’s, koelkasten, thermostaten en koelkasten geen idee dat zijzelf grandioos werden misbruikt om iemand die wilde vertellen over de risico’s waaraan zijzelf als gebruikers blootstonden, de mond te snoeren.

We moeten serieus gaan eisen dat elk bedrijf dat ons als consument ‘slim’ verbindt met internet, de boel zelf terdege op orde heeft. Leuk dat je koelkast kan praten met Albert Heijn of de Jumbo, maar hoe veilig is die verbinding?

Want zodra onze camera’s en koelkasten achter onze rug om kunnen worden misbruikt om critici over het internet of things de mond te snoeren, of onze eigen apparaten te gijzelen, is er iets fundamenteel mis.

Middelvinger

Hoe vaak mensen elkaar ook napraten dat Clinton versus Trump een schoolvoorbeeld is van de elite versus het volk – het is simpelweg niet waar. Al wie dat beweert, is feitelijk al ten prooi gevallen aan het vertoog van Trump.

Trump is niet van het volk, hij is niet voor het volk. Nooit geweest, ook: Trump maakt zelf een solide onderdeel uit van de elite die hij zegt te bestrijden. De man is opgevoed met een gouden lepel in de mond, dankt al zijn geld aan zijn vader, wordt permanent omzoomd door een roedel advocaten die hem overal uit trachten te kletsen, pocht eindeloos over zijn kapitaal en zijn privileges, betaalt amper belastingen, gebruikt het geld van zijn vermeende liefdadigheidsstichtingen hoofdzakelijk te eigen bate, en wringt zich uit elk faillissement dat hij over zichzelf heeft afgeroepen.

Dat past toch amper bij het beeld van de kleine man die met succes zand gooit in de geoliede machine van de heersende elite? Toch is dat waar hij zijn aanhang vandaan haalt: mensen die geloven dat Trump het establishment even mooi even een poepje zal doen ruiken.

Trump liegt, draait, kleineert, beschimpt, beledigt dat het een aard heeft, onderbouwt geen enkel plan. Hij gedraagt zich als een windbuil, als een snoever, maar het dondert niet voor zijn aanhang. Trump heeft nergens blijk gegeven van doordacht beleid – verder dan ‘I have a plan, and it will be a wonderful plan, everybody will love my plan!’ komt hij niet – maar zelfs dat kan zijn fans niet schelen.

Zijn aanhang hoopt vermoedelijk vooral op een mogelijkheid om een dikke vinger uit te steken naar de heersende orde. Daarbij doet het er niet toe dat Hillary Clinton in haar politieke leven aanzienlijk meer heeft gedaan voor het gewone volk dan Trump. Het maakt zelfs niet uit dat Trump diezelfde ‘gewone’ mensen meermalen een poot heeft uitgedraaid, hetzij door zijn eigen werknemers zwaar onder te betalen, hetzij door mensen via zijn ‘universiteit’ dure doch nutteloze cursussen te slijten.

Het zinderende verlangen om de zittende orde eens stevig op haar nummer te zetten, begrijp ik terdege. Maar zoiets doe je niet – nooit – door een nitwit annex bully president te maken. Want dan zijn de rapen gaar… Wil je werkelijk zo iemand de codes voor de nucleaire raketten geven? Wil je zo iemand serieus laten beslissen hoe voortaan in diplomatieke situaties moet worden gehandeld?

Een aantal Trumpfans met wie ik de afgelopen weken de degens heb gekruisd, zeiden steeds: ‘Oh, maar als-ie eenmaal president is, zijn er checks and balances. Dan zijn er mensen en regels die hem in het gareel zullen houden, en die voorkomen dat hij kwaad kan doen.’

Hoe vreemd. Juist de mensen die zich verheugen dat een presidentskandidaat permanent zijn middelvinger opsteekt naar alle regels, vertrouwen er stilzwijgend op dat diezelfde regels hun zelfgekozen gek uiteindelijk in bedwang zullen houden.

Rupsje Nooitgenoeg

Kijk hem staan. Ietwat slobberig in het pak – de armen te iel voor de mouwen –, zijn helderblauwe ogen priemend, de mondhoeken misprijzend naar beneden, de vuisten gebald. Rob Bertholee, hoofd van de AIVD. Zijn grootste vijand: terreurorganisaties. Zijn op een na grootste vijand: ons aller privacy. Om de eerste vijand te verslaan, moeten wij burgers het tweede opgeven, vindt hij.

‘Ik vind privacy ook uiterst belangrijk,’ begint hij. Ja, wat moet hij anders: zeggen dat je privacy onzin vindt is voor een hoge ambtenaar onaanvaardbaar, het is immers een grondrecht? Maar verder moet hij er eigenlijk niets van hebben.

Bertholee deelt het volk fijntjes mee, toevallig precies in de week waarin het boek van Maurits Martijn en Dimitri Tokmetzis over alle privacy-vermalende beleidsmaatregelen die overheid en bedrijfsleven het afgelopen decennium hebben genomen, insloeg als een bom, dat privacy-voorvechters hartstikke gevaarlijk zijn. ‘Zouden mensen die privacy als hoogste doel hebben dat net zo enthousiast nastreven als zij slachtoffers zijn van een aanslag? Als zij weten dat zij hebben toegestaan dat zoiets gebeurt?’

Hoe vals van Bertholee: alsof er aanslagen plaatsvinden omdat er teveel privacy is. Alle terroristische aanslagen zijn uitgevoerd door mensen die al bekend waren bij de AIVD of hun internationale collega’s. Die verdachten verloren de veiligheidsdiensten echter uit het oog door een overmaat aan bureaucratie, door gebrekkige onderlinge samenwerking en door de door henzelf gecreëerde overmaat aan signalen – immers: hoe meer triggers, hoe meer loze meldingen, en hoe meer nutteloos werk. De AIVD kan simpelweg niet uit de voeten met de grote hoeveelheid door henzelf geplante vlaggetjes.

Bertholee wijdt er geen woord aan, ook al is dat probleem inmiddels in zowat alle westerse landen breed uitgemeten. Hij pleit voor meer bevoegdheden en minder privacy, en zet nu zelfs de mensen die het luttele beetje privé verdedigen dat ons rest in de schandhoek: voor hem zijn al wie dat grondrecht te berde brengen, weinig meer dan handlangers en medeschuldigen aan terreur.

Sinds 9/11 zijn onze grondrechten drastisch ingeperkt, jaar op jaar. Maar de AIVD is Rupsje Nooitgenoeg: er kan altijd gerust nóg een beetje van onze privacy worden afgebikt, vinden ze.

Bertholee vecht nu het recht op encryptie van berichten aan. De ellende van het opgeven van dat recht betekent dat iedereen daardoor akelig kwetsbaar wordt voor hackers, en voor bank- of identiteitsfraude. Wat heb je er in hemelsnaam aan om een eventuele terrorist te kunnen onderscheppen wanneer dat betekent dat het reilen en zeilen van de hele bevolking op werkelijk alle dagelijkse fronten aanzienlijk kwetsbaarder wordt?

Meneer Bertholee: voer al uw persoonlijke transacties een maandje uit op een onbeschermd netwerk, zonder enige encryptie. Daarna praten we verder over wat veiligheid behelst.

Loepzuivere journalistiek

Onderzoeksjournalistiek heeft een flinke vaart genomen. Kranten geloofden lang dat artikelen korter moesten en nieuws alleen telde als het snel werd gebracht; ze ontdekken nu dat ze op dat vlak altijd door internet worden verslagen en intussen zelf flink bijdragen aan de vervlakking en simplificatie van het nieuws. Daarom bieden ze nu godlof weer ruimte voor langere, diepgravende stukken.

Het gaat over de vraag wat de prijs van medicijnen zo opdrijft. Uitvlooien wat de toezichthouders op de banken doen, en of zij inmiddels ze beter op hun taak zijn berekend dan in 2007. Het immens dikke dossier van de PanamaPapers doorspitten en in kaart brengen hoe tonnen of miljoenen voor het oog van de belastingdiensten worden weggesluisd en spoorloos witgewassen. Nagaan waar de puinhoop bij de SVB vandaan komt, zodat de overheid maanden achter elkaar het persoonsgebonden budget niet kon uitkeren en waardoor ook kinderbijslag en AOW-betaling flink in de soep liepen. Hoe komt het dat de overheid aan softwarebedrijven tientallen miljoenen betaalt voor programma’s die niet naar behoren werken? Of we krijgen uitgebreid verslag van wat Heineken nu eigenlijk in conflictgebieden in Afrika uitvreet.

Onderzoeksjournalistiek is hot. Er zijn opleidingen voor gestart, er zijn bureaus die zich erin specialiseren, datagravers hebben zich gelieerd aan de onderzoeksjournalistiek en delven in databases om feiten en tendensen boven water te halen, sommige media – zoals De Correspondent en De Groene Amsterdammer – leggen zich toe op onderzoeksjournalistiek.

Makkelijk is het niet: zulk onderzoek is complex en tijdrovend. Een vlot artikeltje met een leuke quote, rechtstreeks overgenomen uit een persbericht van bedrijf of overheidsinstantie, heb je een stuk sneller klaar. Het is ook aanzienlijk veiliger: je maakt er geen vijanden mee, niemand begint over advocaten, rectificaties en rechtszaken. Alleen degradeert zulke journalistiek het vak en maakt het dat zielloos: het is doorgeefluikje en roeptoeter spelen, open deuren intrappen, en veel naar boven likken.

Het meest interessante: die lange onderzoeksstukken worden vaker gelezen dan een jaar of tien terug, zowel in de krant als digitaal. We lezen zulke longreads niet alleen omdat ze er nu eindelijk weer zíjn: de behoefte aan verdieping, verbreding, achtergrond en analyse is schijnbaar toegenomen. Kennelijk zijn steeds meer mensen de verschraling van het nieuws behoorlijk beu.

Wat een geweldige ontwikkeling!

Nog blijer word ik van al die platforms die her en der ontstaan om onderzoeksjournalistiek te faciliteren en te verspreiden: van De Correspondent tot De Coöperatie, van Investico tot Follow the Money.

Het beste nieuws: stukken van onderzoeksjournalisten, ook de meest kritische, worden zelden onderuit geschoffeld. Het is loepzuiver werk.

De versmalling van diversiteit

Het symposium over diversiteit in de media dat ik bijwoonde, bood een prachtige baaierd aan verhalen. Film- en documentairemakers vertelden hoe hun lastige of onbeantwoorde vragen langzaam waren uitgegroeid tot volwaardige onderwerpen. Ze vertelden hoe lastig het kon zijn hun hoofdpersonen frank en vrij te laten vertellen, hoeveel tijd ermee gemoeid is om een goede band op te bouwen. Ze vertelden hoe hun pitches bij de omroepen regelmatig afketsten op onwetendheid, maar dat daar gelukkig schot in zat. En we zagen ronduit adembenemende fragmenten.

Toch knaagde er iets. Het thema was diversiteit: waarom ging de discussie dan uitsluitend over kleur, over niet-westerse culturen en mensen van gemengde etniciteit? Diversiteit is toch breder dan dat?

Gaandeweg ging het me dagen. We hebben het besef dat de Nederlandse media ziekelijk wit zijn, stiekem ingeruild voor de notie dat we gebaat zijn bij ‘meer diversiteit’. Dat klinkt vriendelijker, is minder verwijtend jegens de ingesleten posities, en het is prettig positief geformuleerd, als een win-win situatie.

Maar die aanpak leidt enerzijds tot een akelige versmalling van het begrip diversiteit, anderzijds tot het verdoezelen van feiten. Want hier stonden mensen te bepleiten dat het ‘diverser’ moest, terwijl we eigenlijk gewoon wilden zeggen dat het gezicht van de media veel te wit is. Kijk naar de Britse tv: zowel in actualiteitenprogramma’s als tv-series voeren die aanzienlijk meer mensen van kleur op. Ik vind dat telkens weer een verademing. Maar zeggen dat het Nederlandse medialandschap simpelweg te wit is, doen we niet meer: we betitelen dat tegenwoordig liever met een kuis mondje als ‘gebrek aan diversiteit’.

Zo wordt diversiteit sluipenderwijs een slap synoniem voor etniciteit.

Het streven naar diversiteit is altijd breder geweest, met als doel mensen onafhankelijk van hun kleur, gender, seksuele voorkeur of lichamelijke beperking zichtbaarder te maken en recht te doen aan de complexiteit van hun leven. Vrouwen zijn niet alleen aantrekkelijke popjes of schommelende moeders, maar ook wiskundigen, piloten en soldaten. Of gehandicapt. Homo’s zijn meer dan relnichten of slachtoffer van religie; ze zijn vaders, machinisten en medisch specialisten. Of zwart. En zwarte of Aziatische mensen hoef je niet te reduceren tot hun ‘etnische diversiteit’: ze zijn ook schrijver, econoom, moeder, decorbouwer of buurman. En vrouw. Of homo. Of gehandicapt.

Na afloop raakte ik aan de praat met Akwasi Owuso Ansah, die aan een serie over twee zwarte, heel verschillende studerende jongens werkt. Ik opperde: ‘Misschien kun je een docent introduceren die in een rolstoel zit of een hand mist, en dat niemand het daar dan over heeft.’ Hij knikte enthousiast. ‘Dat hij gewoon zo is, bedoel je, zonder dat we daar drama van maken!’

Ik kon een high five amper onderdrukken.

Diamant

Babs van den Bergh, weduwe van René Gude, beschreef in een prachtig stuk in Filosofie Magazine hoe zij en de voormalige ‘denker des vaderlands’ een houding vonden tegenover zijn fatale kanker. Wat te doen, hoe te zijn, wanneer je weet dat je uitbehandeld bent en de zekerheid hebt dat je ziekte je gaat slopen?

Je horizon raakt gefixeerd, ‘later’ krijgt een einddatum. Al weet je niet precies wanneer je zult sterven, je weet wel dat de dood nabij is. Je kunt dan grofweg twee dingen doen, schrijft Babs: je vonnis ontkennen en de strijd met je lot aangaan, of jezelf huilend op de bank werpen. Maar dat ‘strijden’ is in zulke gevallen vruchteloos. Hoe hard je ook je best doet om niet ten onder te hoeven gaan, om het toch te winnen van de ziekte: de dood heeft je al aangeraakt. Je strijd, hoe oprecht ook, is tevergeefs. Ondertussen verspil je kostbare tijd en energie aan een gevecht dat je al verloren hebt.

Ook huilen op de bank levert je weinig op: ja, het is onrechtvaardig, maar woede daarover helpt je geen sikkepit verder. Met beide opties ontneem je jezelf tijd om afscheid te nemen, tijd om af te ronden, en het belangrijkste: tijd om door te brengen met de mensen die je liefhebt, tijd om te genieten van wat je nog hebt en wat je nog wél kunt.

Gude en Van den Bergh kwamen uit op een mooie middenweg. Niet: je moet het maar accepteren, want dat was hen beiden te passief, te gelaten. Ze kwamen uit op actieve aanvaarding: zo liggen de zaken nu eenmaal, en we maken er binnen de beperkingen het beste van. Van den Bergh rept zelfs van amor fati: het hartelijk omarmen van het lot.

Eergisteren zat ik urenlang tegenover mijn ouders aan een grote tafel. We waren met ons twintigen en vierden met vrienden en familie hun diamanten huwelijk. Mijn moeder was in goeden doen: ze klaart enorm op van aandacht. Maar na elke lach schoof haar gezicht als vanzelf weer in die verbitterde trek die ze nu al een halfjaar draagt. Alles wat wij doen om haar dementie voor haar (en voor mijn vader) draaglijker te maken, beschouwt ze als een frontale aanval op haar bestaan: want met haar is écht niets aan de hand, en wij stellen ons allemaal ontzettend aan.

Mijn vader is meer van de Gude-aanpak. Hij reddert, hij maakt er het beste van, hij laat al haar momentane venijn als een eend van zich afglijden: ‘Dat is haar ziekte, dat is zij niet’. Zij neemt hem zijn inventiviteit grenzeloos kwalijk: want hij kijkt naar hoe hij hun heden en toekomst leefbaar kan houden, terwijl zij zich blind staart op haar verleden. Van haar ‘nu’ wil ze eigenlijk niets meer weten.

We zongen voor ze, en mijn moeder sloeg mijn vader machteloos en woedend op zijn borst toen hij vrolijk een tweede stem aanhief.

Gude kon – hoe ziek hij ook was – nog reflecteren. Daar was-ie zelfs heel goed in. Mijn moeder kan dat niet langer. Zij is veroordeeld tot huilen op de bank, en voert verbitterde gevechten die ze allang verloren heeft.

Schijnveilig

Er is een hoogst curieuze veiling gaande: een groep hackers, de ShadowBrokers, slijt publiekelijk een roedel zogeheten zero-day exploits aan de hoogstbiedende. Zero-day exploits zijn beveiligingsgaten die nog niet zijn gepubliceerd en waar de betrokken software- of hardware-fabrikant geen weet van heeft, zodat ze geen verweer tegen de bewuste kwetsbaarheid hebben kunnen ontwerpen.

Het effect? Iedereen die zulke hardware of software gebruikt, kan worden gehackt door deskundigen – of door groepjes die zulke exploits verzamelen en heimelijk aan elkaar doorgeven – met mogelijk grote gevolgen. De fabrikant heeft niet door dat zijn product lek is, de klant weet niet dat zijn gegevens geoogst kunnen worden door kwaadwillenden. Beiden denken hun zaakjes op orde te hebben, maar verkeren in schijnveiligheid.

We weten al langer dat de NSA, de Amerikaanse afluisterdienst, dergelijke zero-day exploits verzamelt. De NSA zet zelfs deskundigen in om die als eerste op te sporen, teneinde ze later naar eigen goeddunken te gebruiken tegen mogelijk verdachte organisaties.

De NSA is terdege bekritiseerd om deze praktijk. Door gevonden exploits niet te publiceren, zoals serieuze veiligheidsexperts doen, maar ze te eigen bate geheim te houden, verzwakken ze uiteindelijk ieders veiligheid. Want welke zekerheid hebben we dat andere, minder nette clubjes, diezelfde exploits niet ook hebben gevonden? Vergroot het onze veiligheid wanneer de NSA denkt dat zij als enige dergelijke exploits heeft gevonden en die secuur kan beheren? Is het niet beter om zulke exploits bekend te maken, opdat ieders algemene veiligheid wordt verbeterd?

De NSA denkt: als wij zulke lekken niet bekend maken, kunnen alleen wij ze heimelijk inzetten.

Deze veiling maakt korte metten met dat idee. De ShadowBrokers hebben ergens in 2013 digitaal ingebroken bij de NSA en zijn er vandoor gegaan met het hele toenmalige pakket aan zero-day exploits. En die verkopen ze nu aan de hoogste bieder. Aan de hand van het lokkertje dat de ShadowBrokers vorige week publiceerden om bieders over de streep te halen, hebben diverse beveiligingsexperts inmiddels bevestigd dat de verkopers een set authentieke zero-day exploits in handen hebben, en dat die inderdaad van de NSA afkomstig moet zijn.

Je wil er niet aan denken dat ISIS, of een andere terreurorganisatie, straks de hoogste bieder blijkt te zijn, en dan dat akelige pakket aan exploits in handen krijgt.

Wat te doen?

De slimste optie: de NSA gedraagt zich per direct als een verantwoordelijk beveiliger, meldt alle ooit gevonden beveiligingslekken alsnog bij de betreffende fabrikanten, wacht tot die een patch hebben uitgebracht, en publiceert dan het lek. Dat ondermijnt de veiling van ShadowBrokers finaal en maakt iedereen op slag veiliger.

Maar de kans dat de NSA voor die optie kiest, is klein. Om ons te beveiligen, hebben ze liever dat wij kwetsbaar blijven.

Veerkracht

Nadat de jezidi’s in juli 2014 tegen Isis in opstand kwam, nam de terreurgroep wraak. Ze dreven de jezidi’s naar de berg van Sinjar, waar ze vast kwamen te zitten. Isis nam in de weken daarop zo’n tweeduizend jezidische vrouwen gevangen, die vervolgens als seksslaaf werden gebruikt: als ze niet voor een paar dollar konden worden verkocht, hield Isis ze zelf en werden de vrouwen dagelijks meermalen verkracht door de o zo vrome strijders.

Inmiddels zijn bijna zevenhonderd van deze vrouwen weer op vrije voeten. Sommigen wisten zelf te ontsnappen, de meesten zijn bevrijd door de Koerdische peshmerga. Ze zijn daarna in ziekenhuizen opgelapt.

Je zou denken: die vrouwen zijn gebroken, ze zijn stuk voor stuk hoopjes ellende geworden. Ze hebben hun mannen onthoofd zien worden, hun kinderen zijn hen afgenomen, hun moeders afgeslacht, hun land is onder hun voeten weg geroofd. Tel daar het dagelijks herhaald seksueel misbruik bij op, en er rest je nog bitter weinig.

Maar nee. Een van hen, Khatoon Khider, benaderde een commandant van de peshmerga. Zij en haar lotgenoten hadden nog nooit gevochten, maar ze stelde voor dat ze een gevechtstraining zouden krijgen. De peshmerga – waar Koerdische vrouwen een vanzelfsprekend onderdeel van vormen – voelde er wel wat voor.

Zo wist Khider haar eigen vrouwenleger te vormen, ‘The Force of the Sun Ladies’ geheten. Honderddrieëntwintig jezidische vrouwen hebben inmiddels hun militaire training afgerond, en vechten nu mee met de peshmerga. De Sun Ladies leverden steun bij de bevrijding van Sinjar in november 2015: ze vochten, ze schoten, ze veegden straten schoon, ze verwijderden explosieven uit gebouwen. Kapitein Khiders vrouwenleger maakt zich momenteel op om samen met de Koerden voor de ontzetting van Mosul te strijden.

Nog eens vijfhonderd vrouwen staan te trappelen om eveneens getraind te worden. In totaal gaat het dan om ruim zeshonderd jezidische vrouwen die de wapens opnemen – oftewel: bijna iedere vrouw die na augustus 2014 uit de klauwen van Isis ontsnapt is.

Mijn mond viel open toen ik het verhaal las. Wat een heldinnen, wat een moed, wat een ongelofelijke veerkracht…! En wat spotten deze vrouwen met alle westerse ideeën over achterstelling van vrouwen in het Midden-Oosten. Voor Khider liggen de zaken simpel: ‘Na alles wat ons is overkomen, zijn we onze angst kwijt. Nu verdedigen we onszelf tegen het kwaad, we verdedigen alle minderheden in de regio. En we willen onze mensen terug.’

Het enige waarvoor de Sun Ladies bang zijn, is dat ze in de confrontatie met Isis hun eigen zonen zullen tegenkomen. De jongetjes van de jezidi zijn inmiddels door de terreurgroep getraind en zullen met pech straks tegenover hun eigen moeders komen te staan.

‘We zullen doen wat nodig is,’ zegt Khider.

De Sun Ladies verdienen ons respect, en al onze steun. Ze verdienen de zon, de maan en de sterren.