Het geheugen is een vreemd creatuur. We vullen authentieke herinneringen aan met verzinsels die we niet als zodanig herkennen, we verbasteren losse flarden die in ons brein rondzwerven, breien de brokstukken ervan aaneen tot een logisch klinkend geheel. We strijken plooien glad, vullen lacunes aan, vegen tegenstellingen weg. We absorberen soms zelfs herinneringen die helemaal niet van onszelf zijn en maken ze tot integraal onderdeel van ons eigen verhaal.
Voeg daarbij dat we vaak beroerd lezen en luisteren – want akelig selectief: wat in onze kraam te pas komt, pikken we feilloos op, terwijl we rap verwerpen of vergeten wat ons niet uitkomt – en je hebt een explosief mengsel, daar in die bovenkamers van ons.
Iemand betrapte mij daar afgelopen week ook op. Ik las dat Trumps perschef een aantal media de toegang had geweigerd bij een persmeeting, gaf dat door op Twitter en maakte er volautomatisch van dat die media voortaan geen toegang meer tot persconferenties hadden. Dat ‘voortaan’ had ik er hoogstpersoonlijk bij verzonnen, maar het duurde een uur – en een vasthoudende debatpartner – eer ik dat zelf ook door kreeg. Ik was woordblind geworden voor mijn eigen vergissing.
Nou snap ik wel waarom ik dat deed: mijn angst dat het zou gebeuren, maakte dat ik het las alsof het al was gebeurd. Maar dat maakt mijn fout er geen greintje minder dom om, en geen sikkepit minder vooringenomen: ik had de werkelijkheid vervormd door mijn eigen frame.
Maar daardoor begreep ik de blunder van Wilders van een paar dagen later ineens wel beter. In een interview met de Duitse ARD vertelde Wilders over Fortuyn. Hij gebruikte de influx van leden in diens LPF als argument waarom hijzelf geen enkele inspraak in de PVV duldde: daar ging zo’n partij maar aan ten onder. In een bijzin vertelde Wilders de ARD dat Fortuyn ‘helaas was vermoord door een radicale moslim’.
Waarop half Twitter over hem heen viel: Fortuyn was immers neergeschoten door een dolgedraaide milieuactivist die zich waarschijnlijk alleen om Mekka had bekommerd indien daar tegen de regels in een boom zou zijn omgehakt. Oeps, zei Wilders prompt op Twitter, ik bedoelde Theo van Gogh.
Dat nu was wel een leugen: hij sprak evident over Fortuyn, de LPF en de verkiezingen van 2002.
Dat Wilders tegenwoordig kennelijk meent dat Fortuyn door een radicale moslim is vermoord, is vooringenomen, maar in zijn hoofd helaas volkomen logisch: álles is volgens Wilders immers te wijten aan radicale moslims, ergo: ook de moord op Fortuyn – de volksheld met wie hij zich identificeert – moet binnen dat nauw afgebakende kader passen.
Dat Wilders niet kon toegeven dat zijn fout een andere was, en dat hij abusievelijk was gaan geloven dat Fortuyn door eenzelfde dader was vermoord als later Theo van Gogh: dat was het probleem. Het geheugen en het begripsvermogen van Wilders hebben zich funest verdicht.