Debat of inzicht?

standbeeld in parkDe publieke debatten vliegen je tegenwoordig om de oren, en eigenlijk ben ik ze beu. Gisteravond zat ik bij een mediacafé over journalistiek en klimaatverandering. De vragen waren oprecht en belangrijk: hoe kun je het beste verslag doen over zo’n alomvattend onderwerp, hoe voorkom je dat je je lezers plat slaat, hoe verschaf je perspectief en inzicht, hoe haak je met zo’n breed onderwerp aan bij het alledaagse nieuws, en wat zijn de valkuilen van je aanpak?

Om het debat te stimuleren, was ook Marianne Zwagerman uitgenodigd: iemand die graag heilige huisjes omver trapt. Het effect van haar bijdrage op het debat was tamelijk desastreus: veel uithalen en gesneer, veel roepen dat zowat ieder ander dan zijzelf het volkomen fout deed. Niemand schoot er veel mee op, behalve mogelijk Zwagerman zelf, die zich al doende weer fijn als ‘mediastrateeg’ op de kaart kon zetten.

“Was het maar een masterclass geweest,” verzuchtte een collega na afloop. “Want nu moest iedereen eerst weer eindeloos tegen elkaar in het geweer treden…” Ze sloeg de spijker vierkant op de kop.

Van een debat –van een mediacafé al helemaal – hoop je dat het de toehoorders inzicht verschaft in achterliggende processen, dat het keuzes blootlegt die gewoonlijk buiten zicht blijven. Hoe besluit een redactie, of de individuele journalist, wat de beste aanpak is voor een onderwerp? Welke overwegingen liggen aan die keuzes ten grondslag? Over welke methodes beschik je als journalist wanneer je een zo immens breed onderwerp wilt aanvatten? Hoe kom je erachter wat werkt, en wat niet?

Een dergelijke inzet – ik zou dat graag als ‘constructief debat’ willen betitelen – vergt een heel ander format. Niet een waarbij je, heel klassiek, voor- en tegenstanders voor de zoveelste keer tegenover elkaar zet, maar een waarbij je van alle deelnemers hardop en vrijuit nadenken verlangt, en ook: de benodigde ruimte daarvoor schept.

Hoe kom je tot keuzes, waarop baseer je die, waar ging je de fout in, wat zou je bij nader inzien anders doen, waarop stuit je dan, en hoe kan het beter?

Philippe Remarque, hoofdredacteur van de Volkskrant, meldde een paar maanden geleden dat zij, na veel kritiek en verzoeken van lezers, hadden besloten klimaatberichtgeving anders aan te pakken. Voortaan zou klimaatverandering overal in doordesemen, en zouden ze geregeld ruimte vrijmaken voor langere, zij het niet per se actueel nieuws over dat onderwerp. Want juist de drang om telkens weer nieuws te brengen, verhinderde dat ze adequaat bericht gaven over de langetermijneffecten van klimaatverandering.

Dáár had ik nou graag meer over gehoord, bij dat mediacafé.

En ineens wist ik: een debat, waarin mensen hun opinies voor de zoveelste keer expliciteren, verhardt die standpunten hooguit. Ik wil helemaal geen strakker stellingnames. Ik snak naar meer inzicht – naar meer nadenken, liefst publiekelijk.

De poederbende

lepeltje poedeDe Coöperatie Laatste Wil heeft een poeder gevonden dat vrij verhandeld wordt en waarmee je makkelijk je leven kunt beëindigen: meng twee gram ervan met wat water, drink dat op, en binnen een half uur ben je dood. Het proces is onomkeerbaar. Het poeder wordt gewoonlijk als conserveringsmiddel gebruikt en doet je bloeddruk zo snel zakken dat je in coma raakt; ik vermoed dat je bloed erdoor stolt.

Terecht kondigde de CLW aan dat de pil van Drion nu eindelijk binnen handbereik ligt: een handzaam, effectief en verhoudingsgewijs vriendelijk middel om je leven te beëindigen.

De naam en besteladressen van het middel wil de organisatie alleen bekendmaken aan mensen die al geruime tijd lid zijn: dit om overhaast gebruik te voorkomen. Informatie geven over deugdelijke middelen voor zelfdoding en waar die te koop zijn, is niet strafbaar: veel boeken en brochures bieden zulke informatie al.

Het knelpunt is de verdeling. Kennelijk wordt het poeder minimaal per kilo verkocht, terwijl je voor dit doel maar twee gram nodig hebt. Vandaar dat de CLW tobt met de distributie. Het lijkt logisch om het poeder gezamenlijk in te kopen en het dan in afgepaste porties door te verkopen. Maar wie dat organiseert, distribueert dodelijke middelen en riskeert zodoende vervolging wegens hulp bij zelfdoding, en daar is het Openbaar Ministerie nogal alert op.

Allicht dat de CLW die distributie niet op zich wil nemen: ze zouden binnen de kortste keren in het beklaagdenbankje belanden. Nu er een goede oplossing voor de laatstewilpil is gevonden, is de nieuwe hamvraag: hoe kun je het risico op vervolging beperken?

De organisatie denkt zelf aan groepjes mensen die het spul samen inkopen en onderling verdelen. Maar op die manier is er voor de wet evident iemand aansprakelijk, te weten degene die de aanschaf deed, en – indien daar anderen bij betrokken zijn – tevens de mensen die de feitelijke distributie regelden. Dat lijkt me geen verstandige aanpak.

Waar ik op uitkwam, was anoniem uitdelen. Een aantal mensen koopt elk een kilo van het poeder en verdeelt die hoeveelheid in de benodigde porties. De CLW stimuleert haar leden vervolgens om regionale ontmoetingen te houden. Een paar inkopers gaan naar zo’n bijeenkomst, en een van hen laat daar wat potjes met poeder achter, dat leden desgewenst kunnen meenemen – maar niemand weet precies wie het spul nu achterliet.

Die aanpak voorkomt dat er een rechtstreeks verband tussen ‘helper’ en dode kan worden vastgesteld, terwijl het OM juist dat nodig heeft om tot vervolging te kunnen overgaan. In het slechtste geval kan het OM proberen de CLW en haar leden in hun geheel als criminele organisatie aan te merken, maar aangezien die aanpak zelfs bij notoire motorbendes heeft gefaald, lijkt dat me een onwaarschijnlijk traject.

Sinds hun aankondiging heeft de CLW haar ledenaantal verdubbeld. Dat zie ik een willekeurige motorbende nog niet doen.

Hypocrisie [2]

plaatjeAllereerst mijn excuses. Ook wanneer je roept dat het je niet om de cijfers is te doen, moet je wel zorgen dat je die op orde hebt, en in mijn vorige column sloeg ik daar de plank vreselijk mis. De hoeveelheid doden die jihadi’s en extreemrechts het afgelopen decennium in de VS op hun geweten hebben, ontlopen elkaar weliswaar niet veel; studie A meent dat jihadi’s meer slachtoffers hebben gemaakt, studie B dat extreemrechts met die wrange eer strijkt [1] [2] [3]. Maar voor Europa geldt dat, anders dan ik beweerde, absoluut niet: jihadi’s hebben hier aanzienlijk meer slachtoffers gemaakt dan extreemrechts.

Maar, zoals ik eerder schreef: het zijn niet de cijfers die me angst aanjagen. Ik ben – ook met de correcte statistiek – banger voor extreemrechts geweld dan voor dat afkomstig van jihadi’s. Het is namelijk niet het geweld zelf, maar de cultuur eromheen die me soms tot op het bot doet huiveren.

Want extreemrechts geweld, of de dreiging daarvan, wordt te vaak opzij gezet met het excuus: ‘ja, maar hullie’. Alsof we wel móesten. Alsof extreemrechts geweld een soort van verzetsdaad zou zijn. Alsof ‘hullie’ dat helemaal zelf hebben uitgelokt – alleen zijn de mensen die daarbij worden aangevallen of bedreigd nooit de jihadi’s zelf, maar vrijwel altijd doodnormale moslims, gewone mensen, of vermeende politieke tegenstanders.

Wat me angst inboezemt, is dat Nederlandse would-be hippe neofascisten hun onzalige ideeën hier zo gemakkelijk en kritiekloos in de media kunnen ventileren. Wat me angst aanjaagt, is dat de NOS op haar website zonder aarzelen Breitbart News als een serieuze en legitieme bron citeert. Wat me angst aanjaagt, is dat neofascisme in Nederland – en daarbuiten – in onze democratische instituties doordringt: het FvD heeft twee Kamerleden, en maakt zich op om ook zetels in gemeenteraden te veroveren. Wat me onthutst, is dat er racistische koppen op de voorpagina’s van Nederlandse kranten verschijnen. Wat me benauwd maakt, is dat er extreemrechtse adviseurs in het Witte Huis rondlopen en we het inmiddels al normaal zijn gaan vinden dat Trump mensen vergoelijkt die de Hitlergroet brengen en nazileuzen scanderen.

Terreur van jihadi’s is godlof een Fremdkörper in het Westen: een indringer, een griezelige aberratie,; maar hoewel het onderhuids leeft en soms de akelige kop opsteekt, is het niet gegrond, niet ingeburgerd – en er wordt door heel veel instanties, van welzijnswerkers tot inlichtingendiensten, gelukkig keihard aan gewerkt om dat zo te houden.

Maar van een vergelijkbaar breed offensief om extreemrechts de kop in te drukken, is helaas geen sprake. Integendeel: woordvoerders van allerlei pluimage daarvan hebben akelig gemakkelijk toegang tot de media, en hun venijn sijpelt op steeds meer plaatsen door.

Het allerengste is dit: de wetenschap dat zowel jihadi’s als extreemrechts uit zijn op een totale clash. Om die te voorkomen, moeten we beide kanten afwijzen – niet alleen de jihadi’s.

Hypocrisie

slang spreekt over vredeDe afgelopen dagen brak ik me het hoofd waarom ik aanslagen en dreigementen van fascisten en neonazi’s diep in mijn hart erger vind dan die van jihadi’s. Afgaande op de publiciteit zou ik precies andersom moeten reageren. De wandaden van jihadi’s in het westen zijn groter opgezet en krijgen massale aandacht van de media: ze ogen spectaculair en maken meer slachtoffers.

De aanvallen van neonazi’s in Europa en de VS zijn niettemin veelvuldiger, worden minder vaak verijdeld, krijgen – in elk geval ogenschijnlijk – minder aandacht van politiek en politie, terwijl ze in het afgelopen decennium gezamenlijk meer slachtoffers in het westen hebben gemaakt dan alle jihadi’s hier bij elkaar.

Juist dat maakt de opkomst van de neonazi’s naar mijn idee zo perfide: ze verrichten hun akelige werk sluipenderwijs, onder de radar; hun activiteiten halen zelden de voorpagina’s. We slaan minder acht op hun haat en hun geweld dan op dat van hun jihadi tegenhangers, al zijn beide groepen volledig complementair en parasiteren ze op elkaar. (De jihadi heeft de moslimhaat van de neonazi’s even hard nodig als de neonazi het schrikbeeld van de jihaditerreur.)

Maar het gaat niet om de cijfers, concludeerde ik. Het is de hypocrisie die ’t hem doet.

‘Wij’ roepen om het hardst dat we beter, geciviliseerder en democratischer zijn dan ‘zij’. Ondertussen vormen de stoottroepen zich hier onder onze eigen ogen, en houden we niettemin de blik koppig gericht op de ander, op de vermeende buitenstaander die de bron van alle kwaad zou zijn – blind voor de haat die onder ons groeit. Ik lees in artikel na artikel hoe jonge moslimmannen radicaliseren, maar zelden zie ik artikelen die beschrijven hoe hard en heftig voorheen ‘gematigde’ Nederlanders aan het radicaliseren zijn.

‘Wij’ eisen routineus dat de gemiddelde moslim publiekelijk afstand neemt van elke jihadi terreurdaad – en spreken daarmee elke moslim, nee elk méns met een Arabische achtergrond, ook de ongelovigen of de ietsisten onder hen, aan als potentieel geestverwant van de jihad – maar we houden zelf ferm de bek wanneer een clubje neonazi’s marcheert of wanneer moslimhaters een moskee belagen. ‘Wij daarvan afstand nemen? Waarom zouden we? Daar hebben wij niks mee te maken!’ En ondertussen maar afgeven op de islam, op moslims, op mensen met een Arabische voorouder. En vooral: al ‘die mensen’ gemakzuchtig op één hoop blijven vegen.

De crux is dit: elke moslim wordt al doende pars pro toto. De vreedzame moslim, de Marokkaanse moeder die voor haar rechten vecht, de derdegeneratie-gastarbeiderszoon die moeizaam zijn weg zoekt tussen moderniteit en het bewaren van familiebanden: ze zijn in de ogen van veel Nederlanders steeds vaker ‘eigenlijk’ geen zier beter dan de eerste de beste extremistische jihadi.

Intussen bedreigen de fascisten van Pegida de kinderen van een Leidse basisschool. Maar daar staan wij ‘gewone’ Nederlanders helemaal buiten, toch?

Fijne frisse jongens

Cartoon uit The GuardianHeb je honderden extreemrechtse mannen die in gevechtskleding in je stad rondbanjeren omdat ze het land ‘willen terugveroveren’, terwijl ze zichzelf bewapend hebben met semiautomatische geweren en nazivlaggen, en luidkeels ‘Soil and blood! Soil and blood!’ scanderen – ja, dan mag je toch gerust spreken van de coming-out van de neonazi’s.

[Zei Twitter, kort daarna: dat een grote groep witte mannen zwaarbewapend en groepsgewijs over straat kan lopen zonder dat de politie ook maar iets doet, is toch goddorie het ultieme bewijs van white privilege?]

Wanneer een paar uur nadat een van die frisse jongens zijn auto in volle vaart in een groep tegendemonstranten heeft geboord, waarbij hij circa twintig gewonden en een dode veroorzaakte, de president van je eigen land zich pas na twee dagen uitspreekt tegen nazisme en zich aanvankelijk lafjes keert tegen ‘het geweld van vele kanten, van véle kanten’ – ja, dan mag je toch gerust spreken van een president die extreemrechts geweld met grote tolerantie bejegent.

[Schreef de neonazi-site The Daily Stormer subiet, bijna juichend: ‘Trump veroordeelde ons niet. Hij impliceerde dat er over en weer haat was… over en weer! Hij verzette zich nauwelijks tegen ons. Hij zegt dat hij van ons houdt!’]

Weigert de Amerikaanse president, ook na herhaalde vragen, zich uit te spreken over een extreemrechtse daad van terreur, nadat hij eerder al meermalen had geweigerd enige terreurdaad van rechtse kant op Amerikaanse grond te erkennen – ja, dan mag je gerust spreken van uiterst selectieve verontwaardiging.

[Zei John Oliver, daags daarna: ‘Iemand die openlijke nazi’s weigert te veroordelen begaat een omgekeerde Godwin. Man, wat is er nu evidenter in het leven dan dat je nazi’s dient te veroordelen?’]

Zie je daags na de aanslag in Charlottesville een tweet voorbijkomen van Geert Wilders, de man die routineus eist dat elke moslim zich hoogstpersoonlijk distantieert van geweld dat door een extremist wordt gepleegd. Een tweet waarin Wilders exact dezelfde leuzen gebruikt als de nazi’s dat weekend in Charlottesville deden: ‘Onze bevolking
wordt vervangen. Genoeg is genoeg.’

[Zegt de Nederlandse pers: niets, helemaal niets.]

Lees je terug met welk canaille Thierry Baudet zich omgeeft, kijk je met wie hij goedlachs op de foto is gegaan en van welke ontmoetingen hij trots zijn selfies heeft gepost, inventariseer je waar hij naartoe gaat om te spreken en welke gasten of sprekers hij op zijn partijbijeenkomsten uitnodigt (van de NVU tot aan de IJzerwake, van Erkenbrand tot Kalergi), haal je je zijn uitspraken voor de geest over ‘de homeopathische verdunning van het volk’ tot ‘de omvolking van Europa’, lees je hoe hij de ‘volkswil’ systematisch boven recht en ratio stelt, en dat je dan tot op het bot huivert…

Dan schrik je je rot hoe vaak en hoe kritiekloos de Nederlandse pers het FvD aan het woord laat. Het zijn zulke leuke jongens, met zo’n fris geluid!

[Cartoon: © copyright The Guardian]

Winkelwagentje

Beeld uit de spot van Wakker DierVorige week was ik het abrupt zat: ik wil geen kip of vlees meer kopen. De afschuw van de vleeshandel overviel me plotseling. Die werd niet eens veroorzaakt doordat we voor de zoveelste keer middenin een voedselschandaal zaten – ook al schrok ik enorm dat er miljoenen kippen ‘geruimd’ moeten worden, zoals vergassen tegenwoordig eufemistisch heet, omdat een roofhandelaar het efficiënt achtte om flink met gif in kippenstallen rond te spuiten.

Evenmin was het omdat het toezicht van de Nederlandse overheid op de veehouderij kennelijk zo armzalig is dat een veeboer met een beroepsverbod in Duitsland hier stal na stal kan openen, ook al zijn z’n dierenonderkomens evident ondermaats en onveilig, en leidde zijn laatste misstap tot het levend verbranden van maar liefst 20.000 varkens – en dat de overheid zelfs dán nog niet ingrijpt.

Wat me zo faliekant deed omslaan, was een eenvoudig spotje van Wakker Dier. Je ziet een varkentje dat krabbelt in een winkelwagen en vergeefs probeert om uit het karretje te klimmen. Zo’n winkelwagentje, meldde de stem die bij de spot hoorde ons, komt vrij nauwkeurig overeen met de leefruimte van varkens die wij voor de slacht grootbrengen.

Ineens kwam de walging opzetten. Een dier geboren laten worden en zijn hele leven in een ruimte met de maximale oppervlakte van een winkelwagentje gevangen houden, opdat ik spekdobbelsteentjes of een karbonaadje kan kopen – dat gaat ver. Erg ver. Nee: dat gaat te ver. Ik doe er niet meer aan mee.

Had zo’n dier nog een aardig leven, dan was het te velen. Dan kon ik mijn geweten sussen, onder het motto ‘dood moeten we allemaal’. Maar een dier zijn hele leven in gevangenschap in een industriële omgeving laten slijten, met zo min mogelijk leefruimte, met geen zonnestraal of grasspriet in de buurt, in afwachting van de slacht – dat grenst aan het perverse. Dan behandel je een dier uitsluitend als opgekweekte, levenloze eetwaar: niets dan een machinaal, verwerkbaar product.

Later heb ik me meermalen afgevraagd waardoor deze plotselinge omslag nu precies veroorzaakt werd. Dit alles was immers geen nieuws voor me. Ik weet al langer dat we, als we klimaatverandering willen tegengaan, moeten stoppen met het gebruik van fossiele brandstof, afstappen van de intensieve veeteelt, en plantaardiger gaan eten. En beelden van opgehokte, krap behuisde, elkaar van de stress aanknagende varkens had ik al tientallen keren eerder gezien.

Maar bij zulke heftige beelden heb je de neiging je af te sluiten: ik geloof dat het juist het zakelijke, kale gehalte van het spotje van Wakker Dier was dat me zo had geschokt. Zo kil en armzalig was dus het leven van slimme dieren die wij behandelen als waren ze niets dan koopwaar: een levend wezen in een winkelwagentje.

Voortaan wil ik alleen nog vlees kopen voor mijn kat. Want zij kan niet zonder – ik wel.

Tere zieltjes

Verschijnen er eindelijk eens een paar vrouwelijke superhelden op het witte doek en op de tv – eerst Marvels Wonder Woman, daarna de aankondiging van een nieuwe incarnatie van Dr. Who – of mannen beklommen fluks de barricaden om luidkeels tegen deze ellende te protesteren, plus plechtig te verklaren dat ze nu nóóit meer zouden kijken: hun liefde was in de kern aangetast, hun halfgoden ontheiligd! (Dat belooft nog wat wanneer Idris Elba eindelijk de nieuwe James Bond wordt: die is weliswaar geruststellend man, maar tevens zwart: vast ook een enorm schandaal.)

Vervolgens valt een akelig groot deel van Nederland in katzwijm wanneer de gemeente Amsterdam en de NS besluiten om mensen in het kader van grotere inclusiviteit voortaan niet meer als ‘dames en heren’ maar lekker genderneutraal als ‘geachte aanwezigen’, ‘beste burgers’ of ‘onze reizigers’ aan te spreken. Al is hu aanwezigheid, dat burgerschap, dat onderweg zijn de crux om ze überhaupt aan te spreken: het vlugzout moest eraan te pas komen. Hun mannelijkheid werd hen evident ontnomen, hun kloten werden gekneusd, hun essentie was aangetast.

Die arme, tere mannenzieltjes toch. Dat ravotten, wat SIRE ze kennelijk zo graag ziet doen, kunnen ze heus beter achterwege laten: straks raakt hun haar nog in de war. Voetballen doen Nederlandse vrouwen de laatste tijd trouwens ook beter, net als ze de Giro eerder wonnen dan een man deed – vier keer, zelfs: Marianne Vos in 2011, 2012 en 2014, en Anna van der Breggen in 2015. Niettemin werd Tom Dumoulin deze zomer neergezet als de eerste Nederlander die de Giro ooit won. Een akelig staaltje fake male news.

Wat maakt toch dat witte mannen – want vooral zíj lijden aan de tere-zieltjesziekte – totaal overstuur raken wanneer andere mensen zich een zekere mate van zichtbaarheid en erkenning verwerven, al is het maar in de vorm?

Waar komt dat rare idee vandaan dat een man geen ‘man’ meer kan zijn, een jongen geen jongen, een witte vent geen bestaansrecht meer heeft, wanneer hij erop wordt gewezen dat er ook andere mensen bestaan, die net als hij onvervreemdbare rechten hebben?

Vertel me niet dat mannelijkheid erop gebaseerd is dat je altijd en overal overwicht moet hebben. Want als dat overwicht inderdaad zo ‘natuurlijk’ is als sommige heren nu in paniek beweren, dan hoefde het niet zo krampachtig en alomvatttend te worden gestut, en donderde dat gevoel van eigenwaarde toch niet zo makkelijk in elkaar dat ravottende meisjes, vrouwelijke superhelden of goede sportvrouwen het bouwwerk onderuit halen?

Tere zieltjes – wat ik u brom. En uit angst dat ze op eigen benen hun eigenwaarde niet overeind kunnen houden, willen ze schuilen onder moeders rokken. De overheid moet hun prerogatief blijven garanderen. De media mogen hun vooraanstaande plaats niet aantasten. En in sport zijn ze echt het allerbeste!

Papkindjes zijn het, zulke mannen. Doe mij maar een sterke vrouw [m/v].

Tussen broodmes en vrije wil

Rosanne Herzberger bij ZomergastenNa politicus Kees van der Staaij (‘De dokter komt u nu vermoorden’) en psychiater Esther van Fenema (‘Voor een paar euro koop je bij Blokker een broodmes’) voegde zich dit weekend een derde spreker in de rij mensen die zich heftig verzetten tegen het idee dat oude mensen die dood willen, daarbij de hulp van artsen zouden mogen ontvangen. Rosanne Hertzberger zei in Zomergasten niet mee te willen gaan in de discussie over voltooid leven; ze repte zelfs van ‘doodseskaders’.

Hertzbergers argument: ze twijfelde aan ‘de vrije wil’ bij zulke beslissingen. Een opmerkelijk standpunt, zeker voor wie de verhalen kent die mensen vertellen die met zo’n voltooid leven kampen en daar gesprekken over aangaan met hun arts. Die verhalen zijn veelal bestendig, doordacht, overtuigend, schrijnend, en getuigen van grote wanhoop. Nee, ze worden in zekere zin inderdaad niet ‘uit vrije wil’ genomen: vrijwel zeker waren deze mensen liever gelukkig geweest, omringd door geliefden, en vooral: stukken jonger en gezonder.

Maar zo zit hun leven niet meer in elkaar, en dat is precies waarom ze liever dood willen. Hertzbergers concept van vrije wil veronderstelt een bijna absurdistisch concept van individuele maakbaarheid: ook oud, met een vrijwel uitgestorven vriendenkring, een achteruit sukkelende gezondheid en zonder zicht op verandering, worden deze mensen geacht nog iets van hun leven te kunnen maken.

En dat vieren van de vrije wil van Hertzberger: ammehoela. Er zijn veel cruciale wendingen in ons leven waar we uiteindelijk bitter weinig greep op hebben, en veel ‘keuzes’ die we maken – ook ingrijpende – zijn het gevolg van een paar onnadenkende seconden. De impact van de ratio op onze beslissingen overschat Hertzberger fors. Zou elke zwangerschap zo rationeel tot stand komen als Hertzberger bij doodgaan verlangt, dan werden er nog amper kinderen gemaakt.

En dan de uitspraken Van Fenema: ‘koop maar een broodmes’, en ‘op internet zijn afdoende tips te vinden om het leven rustig te beëindigen’. Zulke tips kun je inderdaad vinden, Van Fenema, maar de middelen niet: die zijn, in een gezamenlijke krachtsinspanning van artsen en overheid, stevig achter slot en grendel gezet. In de afgelopen decennia zijn zowat alle pillen die je als patiënt kon sparen om een zachte dood mee te bewerkstelligen, aan strenge regels onderhavig gemaakt of zelfs van de markt gehaald. Dan moet je niet raar opkijken als mensen vervolgens bij diezelfde overheid en artsen gaan bedelen om iets uit de medicijnkast los te peuteren.

Wat me vooral verbaast is het dedain waarmee mensen die niets willen weten van een zachte dood voor wie oud is en niet verder wil leven, spreken over artsen (‘moordenaars’, ‘doodseskaders’), en over de mensen in kwestie. Die moeten gered worden van zichzelf; het dondert niet wat ze daar zelf van denken. Hun mening doet er gewoon niet toe.

Dat ontbrak er nog maar aan

Re-enacted PutinAl een paar jaar hebben we te maken met nepnieuws. Onderdeel daarvan zijn foto’s die creatief worden hergebruikt. Oude beelden van Spaanse tasjesdieven actief in eigen land worden opnieuw gepost als zijnde moslims die recent in een Noord-Europese stad een vrouw beroven, om het verhaal te bewijzen dat ‘we’ sinds de komst van vluchtelingen in de afgelopen twee jaar worden ‘overstroomd’ door buitenlandse criminelen – dat werk. [Zie voor een recent voorbeeld van zulk nepnieuws deze diskwalificatie van een tweet van Flip Dewinter, de voorman van Vlaams Belang.]

Het kan nog een stuk erger. Een Duits-Amerikaanse onderzoeksgroep is al geruime tijd bezig met software die YouTube video’s in real-time kan aanpassen. Ze gebruiken daarbij een tussenpersoon die zittend voor een webcam allerlei grimassen trekt, die vervolgens direct worden verwerkt in een gezicht uit een bestaande video. Zo kun je met Face2Face in een paar minuten tijd een ingrijpend veranderde versie van een bestaand filmpje opnemen.

De groep gaf vorig jaar een video vrij waarop een dikkige man met een driedagenbaardje al bekkentrekkend met een eerder opgenomen GW Bush wordt gemixed, zodat president Bush ineens overtuigend allerlei tics vertoont terwijl hij zijn betoog afsteekt; daarna laat een andere jongeman president Poetin met verve lachen en schmieren.

Een tweede onderzoeksgroep presenteerde deze week een techniek om bestaande mensen nieuwe teksten in de mond te leggen. Een vertrouwd gezicht wordt softwarematig tot in zijn vezels ontleed – hoe zitten die mond en lippen in elkaar, hoe bewegen de ogen en wangen tijdens het spreken? Dat videomodel kan dan na enige training en met wat fine-tunen kersverse teksten uitspreken, als waren ze authentiek.

Ze toonden een paar proefjes met Obama: hij stak vrij overtuigend een nooit gehouden toespraak af, hij sprak grijs en wel een tekst uit die oorspronkelijk in zijn studentenjaren was opgenomen, en het meest onrustbarend was wel dit: de Obama Bot diste verzonnen zinnen op die door een Obama-imitator waren ingesproken.

Overtuigende, maar totaal valse videobeelden: dat was nu net wat nog ontbrak in onze toch al zo riante verzameling nepnieuws. De techniek is nog maar pril, maar met pech zijn binnen een paar jaar zelfs videobeelden van interviews en speeches niet langer meer te vertrouwen.

De onderzoekers achter de Obama Bot zeiden hoopvol dat, wanneer je zo’n techniek eenmaal onder de knie hebt, het daarna ook een stuk makkelijker is om instrumenten te ontwikkelen waarmee je het daadwerkelijke gebruik ervan kunt opsporen. Dat moge zo zijn, maar haast geen enkele nieuwsconsument doet dat. Zodra een ogenschijnlijk onrustbarende foto op Twitter of Facebook verschijnt, wordt die overhaast doorgegeven en onder grote verontwaardiging verder verspreid; zelden controleren mensen of de foto en de erbij vermelde context daadwerkelijk authentiek zijn.

We willen te graag dat wat we vrezen metterdaad waar is. En we krijgen steeds meer middelen in handen om de werkelijkheid naar onze angsten om te vormen.

Luchtledig

RIVM: toename lichaamsgewicht tot 2040Elke vier jaar presenteert het RIVM de Volksgezondheid Toekomstverkenning: een trendanalyse, die in het verleden geregeld heeft gezorgd voor nieuw beleid. Zo was de VTV van 1993 een van de eerste beleidsstukken waarin werd gewaarschuwd voor de impact die chronische ziektes in de toekomst op de zorg zouden hebben. Niet dat we in de toekomst plotseling vaker ziek zouden worden, maar fatale ziektes zouden beter kunnen worden ‘gemanaged’. Je ging dan simpelweg minder snel dood aan aderverkalking, hartproblemen, kanker of suikerziekte. Die vreugdevolle constatering vergde een drastische herbezinning op het gevoerde beleid.

Afgelopen week publiceerde het RIVM een nieuwe toekomstverkenning: ze keken opnieuw een kwart eeuw vooruit. Hoe staat het er in 2040 voor met onze geestelijke en lichamelijke gezondheid, bij ongewijzigd beleid?

We leven tegen die tijd stukken langer, roken minder, voelen ons aanzienlijk eenzamer, hebben vaker serieus overgewicht, en het aantal mensen met dementie en psychiatrische stoornissen stijgt extreem. Ik bestudeerde de staatjes met grote belangstelling.

Gaandeweg viel me iets op. Trends uit het verleden werden in het rapport lineair naar de toekomst doorgetrokken: zoveel minder rokers in de afgelopen jaren zouden tot evenveel minder rokers in de toekomst leiden, zoveel meer mensen met overgewicht in de afgelopen kwart eeuw werden vertaald naar evenveel extra mensen met overgewicht in de komende 25 jaar, zoveel meer mensen met dementie in de afgelopen 25 jaar zou in de toekomst betekenen dat… Enfin, u snapt het punt.

Maar zo werkt het niet. Iedereen die vertrouwd is met interventies, weet dat de eerste kleine ingrepen veel succes hebben, zodat de doelgroep flink slinkt; maar naarmate beleid meer succes boekt, wordt het moeilijker om de laatste doelwitten alsnog mee te krijgen. Met de verhoging van de tabaksprijs verklein je gerust de aanwas van nieuwe rokers, maar uiteindelijk zit je met de verstokte rokers: om hen om te krijgen, is pertinent ander beleid nodig. En die rationale geldt op meer vlakken: er zijn grenzen aan wat beleid vermag. Toch trekt het RIVM de lijntjes kalmpjes door: volgens hen zal ook bij ongewijzigd beleid – zoals het blijven boycotten van de e-sigaret – de groep verstokte rokers even hard blijven dalen als in de afgelopen 25 jaar het geval was.

Er zijn andere tegenwerpingen. Dat inkomen en gezondheid op complexe wijze verbonden zijn, weet iedereen: hoe armer, hoe ongezonder. Maar het RIVM verdisconteert de groeiende armoede in Nederland niet in haar projecties: bij hen blijven de inkomensverschillen ook in de toekomst stabiel.

Evenmin kijkt het RIVM naar onze context. Klimaatverandering speelt geen enkele tol in hun projecties: de geschatte effecten van luchtvervuiling, extremer weer, droogte, grotere hitte – ze ontbreken ten ene male, al bepalen weinig andere invloeden onze gezondheid zo als onze omgeving doet.