Romantiek en geweld in de Boeketreeks
Uit: Pornografie: bekijk ’t maar, Van Gennep, Amsterdam 1982
IN DISCUSSIES OVER PORNOGRAFIE komt af en toe de vraag op of vrouwen ook pornografie lezen. Voor een enkele gebelgde man is die vraag dan prompt aanleiding om kwaad uit te roepen: ‘Ze lezen verdomme de Boeketreeks! Waarom willen jullie die valse romantiek niet verbieden? Dat is net zo goed soft porno!’
Inderdaad biedt de Boeketreeks vrouwen een droom van gelukzaligheid (‘Boeketreeks – ‘t Geluk zit in een klein boekje’) waarvan in het dagelijks leven bitter weinig overblijft. De kern van ieder deeltje in de reeks wordt gevormd door het aloude adagium dat de liefde alles overwint en elke storm trotseert; de lezeressen krijgen de boodschap te verwerken dat, wanneer ze volharden in hun liefde, ook zij uiteindelijk zullen zegevieren, én dat in die liefde hun complete levensvervulling ligt. Maar is een boek met een dergelijke inhoud pornografisch te noemen?
Die vraag bleef in m’n achterhoofd hangen, en voegde zich daar bij een opmerking die ik ooit in een themanummer van Opzij had aangetroffen. Daarin werd gesteld dat de damesroman aan het veranderen was: de verhalen waren iets minder traditioneel dan een aantal jaren geleden. De Boeketreeks had daarin het voortouw genomen en was met name op het gebied van seksualiteit zeer expliciet geworden. Waar vroeger kuise puntjes stonden, of de allereerste zoen van het jonge paar abrupt werd afgebroken door het woordje ‘einde’, schroomden de uitgevers nu niet langer om de lezeressen op een flinke dosis seks te trakteren.
Welk beeld de Boeketreeks van seksualiteit gaf werd in het artikeltje niet beschreven, en ik had me afgevraagd of de normen die gehanteerd werden ook minder traditioneel waren geworden. Wellicht waren die inderdaad als pornografisch te bestempelen. De beste methode om een antwoord te vinden op deze vraag was natuurlijk om iets uit de Boeketreeks te lezen. Dat heb ik gedaan: ik heb tien deeltjes doorgenomen , op basis waarvan ik een redelijk betrouwbaar beeld van de totale reeks die inmiddels ongeveer 500 deeltjes omvat kan geven.
De deeltjes volgen allemaal een soortgelijk patroon; onderling leggen ze uiteraard verschillende accenten, maar ieder boekje bevat een aantal vaste componenten die tesamen het standaard-Boeketverhaal vormen. In een uitgebreide beschrijving daarvan zal ik vooral de elementen die betrekking hebben op seksualiteit eruit lichten en in zes paragrafen uitwerken. Op twee problemen, de verhouding lichaam-geest en de vermenging van geweld en seksualiteit, kom ik apart terug. Aan de hand daarvan wil ik tenslotte de vraag beantwoorden of de Boeketreeks een vorm van pornografie genoemd kan worden.
1. De hoofdrolspelers en hun verhouding
De verhalen spelen zich doorgaans weinig dichtbij huis af: slechts drie hebben Londen als omgeving, en de rest heeft een exotische setting; om onduidelijke redenen is Griekenland bij veel schrijfsters favoriet. De Boeketvrouwen zijn onveranderlijk jong, met een gemiddelde leeftijd van eenentwintig; de meesten van hen werken en hebben een ‘typisch vrouwelijk’ beroep: stewardess, verkoopster, typiste of model. Slechts drie vrouwen wijken daarvan af. Sara (309) en Sophie (439) hebben geen baan, en Kit (397) beheert een ranch. Kit is tevens de enige die niet in een beschermd milieu is opgegroeid: ze woont als wees bij haar grootvader en heeft van jongsafaan haar eigen boontjes moeten doppen. De aanstaande geliefden zijn allemaal acht a negentien jaar ouder, rijker en mannen van de wereld die precies weten wat ze willen van het leven. Dat is al aan hun uiterlijk af te lezen:
Het was een knap, gebronsd gezicht, zijn ogen stonden hard en zelfverzekerd. Hij was iets langer dan één meter tachtig, had brede schouders en smalle heupen. Zijn houding was arrogant en… ze zocht tevergeefs naar een passende omschrijving! Het kwam haar voor dat hij een gevaarlijke, meedogenloze minnaar moest zijn en ze schrok van haar eigen gedachten. Hij deed haar denken aan een volbloed paard; van een goed ras, maar vurig, ongetemd! Hij naderde haar met tartende mannelijke gratie, zijn parelgrijze Stetson hoed uitdagend schuin over zijn ogen. (31, p.9)
Die zelfbewustheid ontbreekt de vrouwen: hooguit weten ze dat ze mooi zijn, maar van hun sensuele uitstraling hebben zijzelf geen besef:
De hoge jukbeenderen en de smalle kin gaven haar onbewust een zekere charme en de iets wippende neus zorgde voor een pikant accent. Het figuur onder de jurk had zijn definitieve proporties gevonden en was tegelijkertijd vol beloften en verleidelijk. (373, p. 12-13)
En:
Haar jurk kleefde aan haar lichaam, de aandacht vestigend op haar slanke figuur alsof het doorzichtig was, maar ze was zich niet bewust van zichzelf. (451, p.50)
Waar in de vroegere damesroman het contact tussen de twee hoofdpersonen langzaam tot stand kwam, en de man in kwestie door de trouw, het geduld en de lieftalligheid van de heldin uiteindelijk tot inkeer kwam en ternauwernood aan de klauwen van de berekenende femme fatale gered kon worden, biedt de Boeketreeks een radicaal ander toneel. In alle gevallen bestaat er een bijzonder vijandige sfeer tussen beiden, die gecreëerd wordt door een conflict of misverstand dat reeds in de eerste pagina’s ontstaan is. De kern van dat conflict is dat de een van de ander denkt dat die een onverbeterlijke flirt is. Zowel de mannen als de vrouwen beschuldigen elkaar ervan dat ze alleen maar op seksuele bevrediging uit zijn.
De grond van deze beschuldigingen is echter seksegebonden. Van hem is bekend dat hij veel vriendinnen heeft, en op basis daarvan concludeert de heldin dat zijn eventuele interesse voor haar ook oppervlakkig van aard moet zijn. Hij gaat daarentegen af op een algemeen vooroordeel dat hij koestert ten aanzien van alle vrouwen: die zijn slecht, niet te vertrouwen, willen mannen domineren etc. En als alle vrouwen zo zijn, redeneert hij consequent, is ook haar aandacht voor hem dus niet oprecht.
Bovendien is aan haar te zien dat ze seks lekker vindt: de hartstocht smeult in haar ogen (iets waarvan ze zichzelf overigens niet bewust is, zoals eerder gesteld). Wanneer haar het verwijt treft dat ze alleen maar op een pleziertje uit is, trekt de vrouw zich in een beledigd stilzwijgen terug zonder zich te verdedigen tegen deze aantijging. Daaruit leidt hij vervolgens af dat hij inderdaad gelijk heeft. Als de vrouw omgekeerd denkt dat hij alleen maar een avontuurtje najaagt, minacht ze hem daarom en ze steekt dat niet onder stoelen of banken. Die aanval pareert hij dan weer door haar te vragen hoe ze het in haar hoofd haalt dat ze hem iets te bieden zou hebben.
In beide gevallen vormt dit misverstand een bron van onverkwikkelijke discussies en ingewikkelde complicaties. Zij wil zo iemand niet, of, als ze reeds verliefd is, wil ze hem niet op die manier.
Alsof hij haar gedachten raadde zei hij: ‘Ik ga vandaag en vanavond niet meer weg.’ Misschien drukte hij zich niet goed uit of klonk zijn stem nogal minzaam, maar zijn woorden brachten een flits van trots in Sara’s ogen en haar kin ging arrogant omhoog.
‘Dat klinkt als een concessie. Wat word ik verondersteld te doen? Mijn nederige dank te uiten voor de eer van je gezelschap, dat je mij zo neerbuigend aanbiedt?’
Zijn ogen vernauwden zich dreigend, maar zijn stem was zacht en kalm. ‘Ik bied je mijn gezelschap niet aan. Ik zou niets saaiers kunnen bedenken dan een avond alleen met jou door te brengen.’
‘Waarom wijk je dan af van je gewoonte? Waarom ga je niet naar die – die…?’
‘Ja, Sara?’ vroeg hij dreigend. Ze zweeg en hij ging verder: ‘Wees voorzichtig met wat je zegt over Adèle. Ik ben heel erg op haar gesteld.’
‘Waarom ga je dan niet naar haar toe?’ snauwde ze. ‘Je zou bij haar een gezelliger avond hebben dan hier thuis met mij.’
‘Ongetwijfeld,’ gaf hij toe. ‘Maar ik heb zin om vanavond thuis te blijven.’
‘De hemel zij dank is het huis groot genoeg om jouw gezelschap te ontlopen. Ik ga wel in een andere kamer zitten!’
‘Dat komt mij uitstekend uit,’ antwoordde hij vriendelijk. (309, p.58-59)
2. Dwang en verzet
Dat ze ondanks die wederzijdse vijandigheid het contact niet verbreken is slechts te wijten aan de situatie waarin ze zich bevinden: ze kunnen elkaar niet ontlopen. De redenen zijn verschillend: in één geval omdat ze stiefbroer en -zus zijn, in één geval omdat ze voor hem moet poseren, in vier gevallen omdat hij haar werkgever is. Deze lastige situatie is echter niet toevallig tot stand gekomen, maar doelbewust door de mannen gecreëerd; zo kiest Luke er doelbewust voor om juist Sophie te schilderen, en twee van de vier werkgevers hebben het bedrijf waar onze heldin werkt opgekocht om haar.
De ingrepen van de Boeketmannen gaan verder dan dat. Drie van hen ontvoeren de dame van hun keuze, na een paar vluchtige ontmoetingen waarbij ze haar ondanks haar verzet wisten te zoenen, en vier dwingen haar met hem te trouwen. In totaal legt in acht van de tien deeltjes de man haar zijn aanwezigheid dwingend op en kan ze hem niet meer ontkomen.’ De twee meest exorbitante voorbeelden van dwang zijn te vinden in nr. 451, waarin Ben Clea vijf dagen gevangen houdt in zijn flat en keer op keer dreigt haar te verkrachten, en nr. 373 waarin Slade de schulden en het bedrijf van Patrick overneemt op voorwaarde dat hij diens zus Rosa kan trouwen.
Maar,’ haar ogen schoten vol tranen, ‘zie je dan niet in dat je mij als een – soort offerdier gebruikt om jouw bedrijf te redden! Hoe zelfzuchtig is dat!’.
Patrick wendde zijn blik af naar de tuin. Ze draaide zich om naar Slade. ‘Dat idee komt van jou hè!’ zei ze heftig. ‘Dat is natuurlijk jouw achterbakse manier om mij het feit betaald te zetten dat ik ooit je mannelijke trots gekwetst heb.’
Slade antwoordde niet. Patrick bleef bij het raam staan.
‘Dus jullie hebben de koppen even bij elkaar gestoken,’ zei Rosa beschuldigend. ‘Een koehandeltje opgezet: als ik dit inbreng, moet jij dat geven. En dat, dat was ik!’
‘Zo was het niet,’ zei haar broer langzaam. ‘Ik heb niet uitsluitend aan mezelf gedacht. Er is ook nog vijftig man personeel, waarvan een aantal getrouwd met kinderen.’
Dat was zo waar dat Rosa daar niets op kon terug zeggen.
‘En als ik weiger?’ vroeg ze Slade.
Hij bleef haar onverstoorbaar aankijken, de handen in zijn zakken. ‘Dan raakt je broer zijn financier kwijt.’
‘En dan ga ik failliet,’ voegde Patrick er aan toe.
‘Dus dan weet je hoe de zaak ervoor staat,’ zei Slade. ‘Wil je nog bedenktijd?’
‘Hoe lang heb ik?’ vroeg ze cynisch.’ De rest van mijn leven zou het beste uitkomen.’
‘Tien minuten.’ Hij keek op zijn horloge. ‘Na nu.’ (373, p.20-21)
Boeketvrouwen zouden geen Boeketvrouwen zijn als ze zich zonder tegenstribbelen bij deze situatie zouden neerleggen. Ze protesteren, razen, tieren en vechten voor hun vrijheid, en aarzelen niet om te proberen op hun beurt de heren onderuit te halen. Ze zijn bepaald geen passieve slachtoffers. Tijdens ruzies kunnen ze zich doorgaans uitstekend verweren; ze zijn niet op hun mond gevallen en lijken in hun scherpte in niets op de zachtaardige wezentjes die vroeger de driestuiverromannetjes bevolkten. Ze bekritiseren de eigengereidheid en arrogantie van de mannen, en worden boos als naar hun mening niet gevraagd wordt.
Opvallend daarbij is dat de schrijfsters hun heldinnen met enige regelmaat feministische uitspraken laten doen. Kit bijvoorbeeld merkt dat de mannen op de ranch het soms maar moeilijk kunnen accepteren dat ze onder haar moeten werken, en ze beseft drommels goed wat de reden daarvan is: ‘Kit wist wel waarom. Hoe verdiend het standje ook was, hij kon niet verkroppen dat hij het van een vrouw moest krijgen, vooral een die nauwelijks ouder was dan hij.’ (31, p. 22). Johanna constateert iets dergelijks: ‘Vrouwen met durf en initiatief kun je niet uitstaan, hè Bannon? Je hebt ze liever met een fluwelen tong en kalmerend. Maar je kunt van mij niet beweren dat ik minder intelligent zou zijn dan welke man dan ook, die je kent!’ (31, p. 64). Maar vooral de manier waarop de mannen hen benaderen, als bezit en als seksueel object, moet het ontgelden en is het doelwit van hun woede. Zij staan erop hun eigen wil te hebben, en als het aan hen ligt zal geen man ze dat beletten.
Ben had haar als een object behandeld. Hij spotte met Kerasteri’s [haar stiefvader] kijk op vrouwen, maar zijn begeerte was voor haar als vrouw net zo beledigend als Kerasteri’s wens haar uit te huwelijken aan iemand van wie ze niet hield. Beiden probeerden haar te dwingen zich te gedragen zoals zij wilden dat ze zich gedroeg, naar het beeld dat zij zelf hadden van een vrouw. Alsof zij geen enkele waarde van zichzelf had. (451, p. 63)
En:
‘Doe dit niet weer, afspraakjes maken met andere mannen. Dat accepteer ik niet. Je bent van mij.’
Het klonk irriterend arrogant en Sophie kwam ertegen in opstand. ‘Ik ben van niemand,’ zei ze boos… Hij scheen haar als zijn persoonlijk eigendom te beschouwen, zoals je een poes of een hond kunt hebben, en daar bedankte ze voor. Ze probeerde zich van zijn harde hand te bevrijden. ‘Laat me los, Luke. Je doet me pijn.’
‘Interesseert me niet. Eerst wil ik antwoord op mijn vraag. Ben jij met een van die vriendjes van je naar bed geweest?’
‘Wat gaat jou dat aan!’
‘Ik heb het recht dat te weten.’
Sophie lachte kortaf. ‘O ja, natuurlijk, jij mag alles en ik niets. Jij mag de ene vriendin na de andere hebben en vertel me alsjeblieft niet, dat het bij handjes vasthouden en een enkel onschuldig kusje bleef – maar ik moet zedig thuis zitten en wachten op De Man.’
‘Zo bedoelde ik het niet.’
‘Hoe dan wel? Dat jouw ervaring nodig was? Dat je de minnaar van al die vrouwen móest zijn?’ (439, p. 74-75)
Wat dergelijke discussies betreft heeft de Boeketreeks een maatschappelijke ontwikkeling geïntegreerd, het onafhankelijker worden van vrouwen, wat een deel van het succes van de serie kan verklaren. Het beeld van vrouwen dat eruit spreekt is zelfbewuster dan dat van de geduldig afwachtende typetjes van vroeger. Deze vrouwen hebben een eigen wil en een eigen mening, en laten niet makkelijk met zich sollen. Deze rebellie oefende tijdens het lezen op mij een onverwachte fascinatie voor de boekjes uit, en ik kan me goed voorstellen dat voor vrouwen die de Boeketreeks voor hun ontspanning lezen, deze weerbarstigheid een groot deel van de charme van de reeks vormt. Daar staan we dan niet alleen in: ook de Boeketmannen trekt het aan.
3. ‘Je daagt me uit!’
De tegenstand van de vrouwen is voor de mannen geen reden om hun avances stop te zetten; ze worden er wel boos over, en gaan dan vaak over tot meer of minder verhulde dreigementen. ‘Ik zou je even makkelijk kunnen breken als de steel van een bloem’ (31, p. 152) waarschuwen ze, of ‘Ik heb je gewaarschuwd niet meer zo’n toon tegen me aan te slaan. En ik heb je gezegd dat het je zou berouwen. Dat je nu mijn vrouw bent geeft je helemaal geen garantie voor je veiligheid. Juist het tegendeel, in feite.’ (309, p. 80).
Het verzet geeft zelfs een extra stimulans en vormt aanleiding om krachtiger middelen aan te wenden. ‘Natuurlijk beschouwt een echte man zo’n weigering als een uitdaging,’ want ‘als je boos bent, ben je ontzettend lief. Ik wou dat je nog wat langer boos bleef, maar toch wil ik je, vreemd genoeg, onderwerpen. Je bent opwindend,’ om later te kunnen verzuchten: ‘Eindelijk passief. Wat heb je veel kracht, kindje, maar dat maakt de overwinning des te bevredigender.’ (468, p. 45-46).
Om deze overwinning, het seksueel bezitten van de Boeketvrouwen, te bereiken zijn, zoals eerder gesteld, middelen als ontvoeringen en gedwongen huwelijken gelegitimeerd. Maar daarmee hebben de mannen zich slechts de aanwezigheid van de vrouwen veroverd, en nog niet de zo begeerde vrijpartij. Gevangen als ze zijn hebben de vrouwen nauwelijks mogelijkheden om aan de hartstocht der heren te ontkomen, ook al houden ze vol er niet van gediend te zijn. Ze willen immers om zichzelf en niet om hun lichaam bemind worden.
Hun verbale verweer is echter machteloos tegenover de fysieke kracht van de mannen: ontelbaar zijn de scènes waarin de vrouwen tegen hun wil in de armen van de mannen gerukt worden en worden gezoend. De momenten die zich bij uitstek lenen voor zo’n onderneming zijn die waarbij ze eerst ruzie maakten: de felle woordenwisseling wordt afgebroken doordat hij haar boos naar zich toetrekt, haar wild kust en haar tegenstand breekt. Een en ander gaat gepaard met allerlei dreigementen:
Tara lachte spottend. ‘Als dat je beste kant is, dan hoop ik de andere nooit te zien!’
Hij liep naar haar toe en zij deed een stap achteruit tot haar kuiten het bed raakten.
‘Je vraagt erom, meisje! Moet ik je pijn doen of je op een heel andere manier gehoorzaamheid bijbrengen?’ Zonder haar tijd te geven te antwoorden, trok hij haar met een ruk naar zich toe en drukte zijn lippen op de hare. Ze verzette zich, al wist ze dat het geen zin had. Zijn handen streelden haar, maar deze keer niet zacht en teder. Tara vocht lichamelijk en mentaal, maar moest het opgeven. Hij was haar volledig de baas in al zijn arrogantie en vastbeslotenheid; hij zou haar tot overgave dwingen, fluisterde hij, terwijl zijn lippen haar oor liefkoosden. Ze probeerde hem weg te duwen, maar haar handen zaten gevangen achter haar rug, tot Leon haar beval ze om zijn hals te slaan. Tara gehoorzaamde en toen hij haar zei hem te kussen, gehoorzaamde zij opnieuw. Hij lachte en ze haatte zijn lach. Hij hield haar van zich af en ze verfoeide zijn blik van triomf, vermengd met humor.
Tara werd ineens driftig en zonder aan de gevolgen te denken, beet zij in de vinger die haar mond streelde. Hij kromp ineen van pijn. Ze zag zijn ongelovige blik en probeerde weg te komen. Maar het was al te laat en zij had het gevoel dat de hel in hem was losgebroken toen hij een handvol haren greep en haar hoofd achterover trok met een wrede ruk die haar een kreet van pijn ontlokte.
‘Klein kreng! Ik zou je met gelijke munt terug moeten betalen!’ In plaats daarvan raakten zijn handen haar hals en omvingen die met steeds toenemende druk. Haar ogen werden groot van angst en dit scheen hem voldoende te zijn. De handen gingen weg van haar hals.
‘Een kleine waarschuwing,’ zei hij zacht. (468, p. 31-32)
Of:
‘En jou haat ik ook!’ Haar ogen brandden, niet eens een traan van woede glinsterde er meer in. ‘Jij bent geen haar beter! Ik haat je!’ Met ongekende kracht slingerde ze de vaas naar zijn hoofd, maar Reese bukte net op tijd, zodat de vaas tegen de muur aan stukken sloeg. Met een ruk draaide Kit zich om. Als in een droom greep ze de pook, maar vóór ze er iets mee kon uitrichten, werd haar pols gegrepen door een ijzeren hand en moest ze loslaten. Blindelings begon ze met beide vuisten op Reese in te slaan, zich er niet van bewust dat ze eruitzag als een bang kind dat haar woede op wie of wat dan ook trachtte te koelen.
‘Zo is ‘t wel genoeg. Kit. Kom, houd op!’ Een paar harde handen schudden haar stevig door elkaar. Het sorteerde geen enkel effect. Een hand greep haar bij de haren en trok haar hoofd achterover, waarna zijn mond meedogenloos op de hare terechtkwam. Ze sputterde boze woorden en verzette zich wild, maar het haalde niets uit. Reese scheen zich vast te hebben voorgenomen alle opstandigheid uit haar weg te kussen. (397, p. 102-103)
4. Seksuele lichaamstaal
Het feit dat de vrouwen zich verzetten en overduidelijk te kennen geven dat ze niet gezoend willen worden is voor de mannen van generlei waarde. Hun persoonlijke legitimatie om de weigering van de vrouwen niet te accepteren is hun ongeloof ten aanzien van de oprechtheid van deze weigering: het traditionele idee dat als een vrouw nee zegt, ze diep in haar hart wél wil maar dat uit valse schaamte of schroom niet durft te bekennen, leeft sterk bij de Boeketmannen.
Binnen de kaders van de Boeketdeeltjes hebben ze nog gelijk ook; de uitstraling van de vrouwen, waarvan zijzelf zich onbewust zijn maar die voor het oog van de kenner maar al te zichtbaar is, weerspreekt de weigering van de vrouwen. In de ogen van de mannen geven de Boeketvrouwen een dubbele, tegenstrijdige boodschap door: ik wil niet, zegt hun stem, terwijl hun lichaam spreekt van verlokking en hartstocht. Luke de schilder:
‘Je lijkt me een interessant studie-object. Een uiterlijke koelheid die in strijd is met een smeulende innerlijke hartstocht… Ik vind het bepaald een uitdaging om te proberen dat ongrijpbare in je karakter vast te leggen.’
Sophie kreeg een kleur tot in haar hals. ‘Ik ben bang dat u iets in me ziet, wat er helemaal niet is.’
‘Daar denk ik anders over.’
Ze gaf het echter niet op en zei uit de hoogte: ‘Wat u smeulende hartstocht noemt, is in werkelijkheid smeulende woede.’
‘We merken nog wel wie gelijk heeft,’ antwoordde hij onverschillig. (439, p. 37)
Nogmaals: de dames weten van niets, realiseren zich niet dat ze de mannen ‘uitdagen’. Ze kennen de taal van hun eigen lichaam niet en zijn sowieso onbekend met de geneugten van seksualiteit. Verder dan een kinderlijke zoen op iemands wang zijn ze nog niet gekomen; ze weten niet dat ze naar seks verlangen, laat staan dat ze te kennen zouden kunnen geven dat ze willen vrijen.
De mannen, ervaren minnaars als ze zijn, kennen de hartstocht echter wél en ‘doorzien’ derhalve de lichaamstaal van de vrouwen. Ze hoeven zich dus niet druk te maken om een weigering, omdat ze uit ervaring weten dat die formeel is en niet gehandhaafd blijft. De mannen weten met andere woorden beter dan de Boeketvrouwen zelf wat de dames willen:
‘Je weet heel goed dat je wel wilt blijven, Clea,’ fluisterde hij. ‘Je wilt ook wat ik wil, maar je wilt het niet erkennen, ook niet tegen jezelf.’ Hij raakte haar wang aan, zijn vingers gleden strelend naar haar hals, een vurig spoor op haar koude huid achterlatend. ‘Ik moet je dwingen toe te geven wat je echt voelt,’ ging hij zacht verder.
‘Je bent laf, Clea. Je bent bang je eigen gevoelens te onderkennen. Vroeg of laat zal het tot je doordringen dat je evenveel naar mij verlangt als ik naar jou. Ik denk zelfs dat je het nu al weet. Dat maakt je zo kwaad.‘ (451, p. 92/94)
Zo zweept de weigering en de kwaadheid van de vrouwen de begeerte van de mannen alleen maar hoger op: ze zien het als een impliciete instemming. De angst van de vrouwen betreft immers slechts hun vrees voor hun eigen seksualiteit, en wordt niet ingegeven door de dreiging dat de mannen hen zullen overweldigen. Hun woede bewijst dat, interpreteren de heren verder. Om die angst te boven te komen en het verborgen verlangen de vrije teugel te geven, moeten de dames dus een handje geholpen worden en is dwang of geweld gelegitimeerd.
‘Wat is er gebeurd,’ vraagt Reese symbolisch aan Kit, ‘om je zo van je eigen seksualiteit te doen walgen? Om je alle emoties hermetisch te doen sluiten en de sleutel weg te gooien, zodat de man die langskomt het slot moet openbreken?’ (397, p. 81-82)
De tien boekjes bevatten dan ook vier expliciete en ettelijke verhulde verkrachtingen. Op mysterieuze wijze worden uitbarstingen van woede, angst en geweld omgezet in een vrijpartij. Cruciaal daarbij is dat hun lichaam de vrouwen ook ten opzichte van zichzelf verraadt: nadat de mannen hun wil doorgezet hebben en ze dwingen tot omhelzingen of gemeenschap, vindt er bij hen een omslag plaats en moeten ze, zij het met tegenzin, zichzelf confuus toegeven dat ze zonder dat te willen opgewonden zijn geraakt. Of zoals Clea het uitdrukt: ze breekt in tweeën, haar geest blijft weigeren en verzet zich, maar haar lichaam gehoorzaamt haar niet langer.
Hun boosheid ten aanzien van de mannen verandert door dat verraad van karakter en richt zich tegen zichzelf. Ze schamen zich en voelen zich schuldig. De transformatie van hun emoties – van woede en haat, via verwarring, opwinding en hartstocht naar schuld – vindt in een dramatisch tempo plaats:
Zij werd weer tegen zijn harde lichaam aangetrokken en ziedde van boosheid toen haar kin werd opgeheven zodat ze gedwongen werd hem aan te kijken. Zijn lippen kwamen omlaag – langzaam, alsof hij genoot van de walging op haar gezicht. Zijn woorden bewezen dat ze dit goed gezien had. ‘Misschien kijk je nu alsof je me haat, maar over een paar tellen zul je genieten van mijn kus-‘
‘Genieten!’ Zij spuwde de woorden bijna uit met een woedende blik. ‘Je hebt wel een hoge dunk van jezelf!’
‘Wat ik van jou heb meegemaakt,’ merkte hij lachend op, ‘was meer dan voldoende om te weten dat je in bed uitstekend zult meewerken.’
‘Houd je mond!’ Weer vergat ze haar voornemen waardig te blijven uit woede dat ze moest toegeven inderdaad te hebben genoten van zijn hartstochtelijke vrijage. ‘Laat me los! Ik zal nooit met je trouwen!’
‘Dan zal ik je tot mijn bedvriendin maken,’ was zijn rustig antwoord. ‘Ik ben vast van plan je tot de mijne te maken, Tara, dus het zou plezieriger zijn als je je schikt in het onvermijdelijke.’ En bij deze woorden omsloten zijn armen de hare tot ze haar mond opende. Even weerstond ze zijn vurige passie, maar het werd haar te veel – het sensuele gevoel van zijn lenige lichaam tegen het hare, de stevige aandrang van zijn lippen… Hij streelde haar borst en zij drukte zich tegen hem aan. Toen hij haar uiteindelijk losliet, stond ze bevend voor hem; schreiend, verward en verloren, niet in staat helder te denken of iets te zeggen. (468, p.26-27)
En:
‘Ik speel geen spelletjes,’ ontkende Clea ferm, bang voor de dreiging in zijn ogen, maar vastbesloten om zich niet te laten intimideren. ‘Ik weiger met je naar bed te gaan en ik weet dat je me niet zult dwingen, Ben.’
‘Wees daar maar niet zo zeker van!’ riep hij uit. Een donkerrode kleur verspreidde zich over zijn gezicht en zijn lippen vormden een dunne witte streep. ‘Ik geef je nog een kans om deze belachelijke, zogenaamde tegenzin van je op te geven. Daarna zal ik doen waartoe je me dwingt, namelijk je gewoon te nemen.’
‘Als je dat doet, zal ik je haten!’ Clea liep achteruit totdat ze tegen de muur stond.
‘Er bestaat maar één woord voor vrouwen zoals jij,’ siste hij tussen zijn tanden door. ‘Vanaf het moment dat we elkaar leerden kennen, heb je me gekweld, me tot waanzin gedreven, zonder van plan te zijn me te geven wat je ogen me beloofden, iedere keer als ik je kuste. Als je me echt niet wilde, had je me dat allang duidelijk gemaakt. Je protesteert wel en duwt me steeds weg, maar je zorgt er wel voor dat ik achter je aan blijf lopen, nietwaar? Telkens wanneer ik je aanraak, verraadt je lichaam je!’ [..]
Haar lichaam sidderde toen hij met zijn lippen over haar borsten streek en ze had de grootste moeite om te voorkomen dat Ben haar dijen uit elkaar drukte. Hij werd kwaad en gebruikte brute kracht, maar ze zette zich schrap en kromp ineen onder hem; het schuiven van zijn lichaam zond rillingen over haar rug. ‘Nee!’ kreunde ze, maar Bens mond stopte het hese protest. Een warme vloed van tranen glipte van onder haar gesloten wimpers. Ben voelde ze tegen zijn wang en met een onderdrukte vloek hief hij zijn hoofd op. ‘Verdorie, schei uit!’ riep hij woest. [..]
Ook Clea werd nu door haar eigen hartstocht meegesleurd. Ze sloeg haar armen om zijn hals, haar lichaam trillend onder het zijne. Met gesloten ogen passeerde ze hinderpaal na hinderpaal van genot in die wervelende stoom van hartstocht… Toen haar hartstocht wegebde, kwam er een gevoel van melancholie over haar. Ze had zichzelf verraden door aan Ben toe te geven. Ze sloeg haar arm over haar ogen en voelde de tranen van onder haar oogleden te voorschijn komen. Ik wilde dat ik dood was, dacht ze. (451, p. 119-121)
De integriteit van de vrouwen wordt zo systematisch teniet gedaan. Eerst wordt hun (bewegings)vrijheid ze ontnomen, dan wordt hun mening en wil ontkend of belachelijk gemaakt, en tot slot laat hun eigen lichaam ze in de steek. Er blijft weinig over.
5. ‘Ik hield al die tijd van je, maar…’
Aan de laatste strohalm die de Boeketvrouw heeft, houdt ze zich krampachtig vast. Ze weet dat ze van hem moet houden – anders zou ze toch niet opgewonden hebben kunnen raken? – en zolang ze die zekerheid heeft, lijkt de situatie iets minder erg en kan ze blijven hopen dat hij wellicht ook om haar geeft. Zijn uitbarstingen en onvermogen om zichzelf te beheersen in haar aanwezigheid is immers tevens op te vatten als een compliment voor haar uiterlijk: blijkbaar is ze onweerstaanbaar voor hem. En wie weet is het meer dan alleen seksuele aantrekkingskracht… Een stille hoop die ze nooit totaal opgeeft. Voor de vrouw die een huwelijk heeft moeten sluiten maakt het feit dat hij, hoewel hij slechts seksueel geïnteresseerd lijkt, haar toch getrouwd heeft terwijl hij talloos veel vriendinnetjes gehad moet hebben, dat ze zichzelf desondanks uitverkoren kan weten.
Gaandeweg geven de vrouwen op deze manier ook hun geestelijke weerstand op; de korte ogenblikken van seksueel samenzijn geven haar rust, wakkeren haar hoop aan en bieden haar een glimpje van hoe het had kunnen zijn. Maar toch blijft de onvrede bestaan: hij gedraagt zich onverminderd bot op een paar zeldzame momenten van vredelievendheid na, en ze heeft er niet zélf voor kunnen kiezen om aan zijn zijde te leven.
Hij houdt niet echt van haar, realiseert ze zich steeds scherper. Een gesprek dat ze toevallig hoort, waaruit ze opmaakt dat hij van een ander houdt, is vaak de druppel die de emmer doet overlopen. Dan valt het besluit dat ze op deze manier niet verder wil leven. Als ze zich aan hem moet geven, wil ze dat ook helemaal; en hij wil wel haar lichaam, maar haar liefde laat hem koud. Ze neemt zich voor weg te lopen.
De vrouwen die niet aan hun beminde zijn gebonden door middel van een huwelijk, nemen een soortgelijk besluit zonder zoveel omhaal en overwegingen vooraf. Bij hen telt vooral dat ze, iedere keer wanneer hij ze benadert met zo’n seksuele blik en ze verder met minachting behandelt, telkens weer doormidden gekliefd worden als de zeemeermin uit het sprookje: ze zijn wel bij hun prins, maar het leven op het droge doet ze teveel pijn. Liever dan steeds opnieuw die tweestrijd in zichzelf te moeten ervaren, wil ze hem maar nooit meer zien en helemaal uit haar hart proberen te verwijderen.
De dames poetsen derhalve de plaat. Althans, ze doen een poging daartoe. Hun minnaars ontdekken de vluchtpoging op het nippertje, of weten ze na vruchteloos zoeken eindelijk weer te vinden. Geschrokken, verbleekt (en als het zoeken lang duurde, onvermijdelijk sterk vermagerd) vragen ze haar waarom ze weg wil (of is gegaan). Snikkend bekent ze hem haar liefde (wat ze eigenlijk helemaal niet van plan was, maar ze is ook zó geschrokken van zijn plotselinge verschijning), of fier vertelt ze hem dat ze hem vrij laat en dat hij maar naar die andere dame toe moet gaan.
Dan vindt opeens de omslag bij hém plaats: dat gesprek ging over haar, hij had al die tijd alleen van haar gehouden maar had dat niet willen bekennen. De redenen die hij voor zijn zwijgen opgeeft, zijn interessant. Voor ik de gelieven in elkaars armen laat zakken en ik vooral haar veel sterkte toewens, wil ik eerst nog even zijn motieven onder de loep nemen.
6. Zijn motieven
In de helft van de gevallen (de nrs. 2, 373, 439, 468 en 470) vertelt hij haar in de Finale scène dat hij dacht dat ze niet van hém hield; zijn aanvankelijke motief was inderdaad begeerte geweest, maar gaandeweg was hij van haar gaan houden. De hatelijkheden die hij gedurende het hele boek gedebiteerd heeft, legt hij nu uit als een uiting van een onhandige vorm van zelfbescherming; slechts één van hen, Randall (470), bekent expliciet dat hij een wraakmotief had. Voor de overigen geldt Lukes verklaring:
‘Het was waarschijnlijk een soort terugslaan, omdat je zo duidelijk liet merken dat je een hekel aan me had en je met je terughoudendheid al mijn goedbedoelde toenaderingspogingen in de kiem smoorde.’ (439, p. 151).
Zó beschouwd wordt zijn agressie, wanneer beiden daarop terugblikken, bijna vertederend, ontwapenend. Hij bedoelde het zo goed, maar zij had hem diep gekwetst door de schijn te wekken dat ze niet van hem hield; wat kon hij anders, kwetsbaar als hij was geworden door zijn onbeantwoorde liefde voor haar, dan zichzelf daartegen te beschermen? Hij móest haar dus wel op een afstand houden, en zichzelf een pantser van ondoordringbaarheid aanmeten. Zijn geweld wordt zodoende voorgesteld als een vorm van zelfverdediging: hij was bang voor z’n eigen gevoelens, bang voor alles wat ze bij hem opriep.
Hij dacht dus al die tijd dat hun relatie uitsluitend een seksuele was, en alleen was gericht op begeerte. Nadat ze elkaar wederzijds van hun liefde hebben getuigd, realiseert hij zich opeens hoe fout die gedachtengang is geweest: ‘Ik had moeten weten dat de liefde ook bij jou begon op te bloeien, want je bent er het meisje niet naar om jezelf zuiver uit begeerte aan een man te geven.’ (468, p. 151).
De geliefde wordt zo op de laatste pagina’s alsnog ontdaan van het imago van slet, dat hij haar voorheen consequent heeft voorgehouden: een echte vrouw (en natuurlijk is ze dat) vrijt alleen maar uit liefde. Een uitspraak die volstrekt in tegenstelling is met zijn eerdere interpretatie van haar lichaamstaal: toen beweerde hij dat een echte vrouw een puur lichamelijk verlangen kent, dat hij kon zien dat zijn toenaderingen haar opwonden, ook al mocht ze hem niet.
De scheiding tussen haar geest en haar lichaam die hij eerder aanbracht – en die hij noodzakelijkerwijs had moeten aanbrengen om zijn gebruik van geweld en dwang bij het vrijen voor zichzelf te legitimeren – repareert hij nu met een groots gebaar. Nu ze zich volledig aan hem heeft gegeven, is de geliefde weer één, ondeelbaar: de volmaakte vrouw.
De vijf overige mannen geven een andere verklaring. Ze waren al vanaf het eerste moment dat ze haar zagen verliefd, en wisten meteen dat zij de vrouw van hun leven was. Althans: kon zijn. Er waren een paar obstakels die eerst uit de weg geruimd dienden te worden, en pas als dat geregeld was kon hij zijn liefde ruim baan geven; tot dat moment aangebroken zou zijn, moest hij zich inhouden, hoeveel moeite hem dat ook kostte. Het struikelblok was dat ze er wel uitzag als een echte vrouw, als de vrouw die hij hebben wilde, maar zich nog niet zo gedroeg.
Ook deze mannen brachten zodoende een scheiding aan tussen lichaam en geest: uiterlijk was de dame in kwestie al perfect, maar haar opvattingen en gedrag behoefden nog enige verandering. Ze moesten zich gaan leren gedragen als een echte vrouw; hun beloning is zijn liefde, hun straf was zijn haat, of zijn geweld.
Johanna (31) leek Bannon te verwend en te ijdel; ze moest hem bewijzen dat ze een en ander kon doorstaan, alvorens ze zijn leven met hem zou mogen delen. Simoni (264) treft een ander lot: Kent was er stellig van overtuigd dat alle vrouwen niemendalletjes waren, onbetrouwbaar en oppervlakkige wezentjes. Ze moest beproefd worden, en door haar moed en uithoudingsvermogen tonen dat ze een uitzondering op de regel was. Sara (309) was te onafhankelijk en te fier; Ralph wilde haar eerst ‘temmen’, zoals hij dat noemt; hij wilde ‘een vrouw die spint’ en geen tijger die te trots was om te huilen. Kit (397) die op de ranch rondliep in mannenkleren en links en rechts bevelen uitdeelde, was in de ogen van Reese te mannelijk. Hij oordeelde dat ze een pantser om zich heen gebouwd had uit angst om vrouw te zijn, en vertederde dan ook op slag toen ze bij hun weerzien loshangende haren bleek te dragen en weifelend in plaats van resoluut was geworden. Clea tenslotte (451) hing teveel aan haar stiefvader en was te bang voor haar eigen seksualiteit; ze moest leren alleen van hem te houden en haar verlangens te onderkennen.
Door gebruik te maken van de liefde die de vrouwen hen toedroegen, konden de mannen de vrouwen leren zelf de afstand tussen lichaam en geest te overbruggen, door ook qua gedrag de vrouw te worden die hij hebben wilde. Zo kon hij ze maken tot wie ze (in zijn ogen) écht waren.
‘Ik geloof dat je – dat je willens en wetens geprobeerd hebt mijn karakter te veranderen!’
‘Je karakter te veranderen?’ vroeg hij onschuldig. ‘Waar heb je het over?’
‘Je hebt het steeds weer gedaan – o, ik haat je!’
‘Mijn lieve Sara, alsjeblieft niet weer zo’n driftbui. Juist nu ik vind dat er zo’n duidelijke verbetering bij je is te constateren…’
‘Verbetering! – ja, dat is precies wat ik bedoel. Je hebt me expres willen verbeteren, zoals jij het noemt! Het is me nu volkomen duidelijk. Van meet af aan heb je je erop geconcentreerd mij te vernederen. Het was zorgvuldig voorbereid om mij te – mij te temmen – Dat is toch de term die je zo graag gebruikt, nietwaar?’ (309, p. 138-139)
Hooghartig ontkent Ralph (‘ik begin nooit aan een onmogelijke taak’), maar in de slotscène vertelt hij haar alsnog dat ze gelijk had. En in plaats van boos te worden, is Sara nu ontroerd:
‘Je bent mooi, Sara. Zo mooi dat ik je, vanaf het eerste moment dat ik je zag, wilde hebben. Maar ik wilde iets veel kostbaarders hebben dan oppervlakkige schoonheid. En dat had je in je, dat wist ik. Ik moest het er alleen maar uithalen. Wil je het me vergeven, schat?’
‘Er valt niets te vergeven,’ fluisterde ze, zich tegen hem aanvleiend, ‘zolang ik maar de vrouw ben, van wie je houdt.’ (309, p. 152)
Of nog kernachtiger, door Tara verwoord wanneer ze spreken over Leons dwangmethoden:
‘Je zei dat het voor mijn bestwil was, en dat was zo.’ (468, p.149)
Beide soorten verklaringen hebben, naast de terugkerende lichaam-geest problematiek, een ander gemeenschappelijk kenmerk. Met hun gedrag, waarin agressie een verhuld teken van liefde is en waarin geweld aangewend wordt om liefde te verbergen of juist af te dwingen, creëren de mannen een verwevenheid van liefde en macht die voor de vrouwen – die hun motieven immers niet kenden – tot een onontwarbare knoop werd. Een enkele keer klinkt dat besef door.
Terwijl Dane’s lippen haar langzaam en hartstochtelijk kusten, gaf ze zich met heel haar hart en ziel aan hem over. Dit was de macht die hij over haar had, want ondanks alles wat er gebeurd was, was ze bereid om op haar knieën naar hem toe te kruipen voor een vriendelijk woord. Dat was tevens de reden waarom ze van hem was weggevlucht. Ze wist immers dat hij haar in zijn macht had en dat ze ondanks zijn brute gedrag altijd naar hem zou blijven verlangen. (2, p. 138)
Laat de gelieven nu maar in elkaars armen zinken. Eindelijk. En sterkte, meid.
Van wie is mijn lichaam?
Over het thema lichaam-geest valt meer te zeggen. Lichamelijkheid, in de zin van seksualiteit, speelt een belangrijke rol in de Boeketreeks; ook in de damesroman weerspiegelt zich zo de tegenwoordige nadruk op seksualiteit in relaties. Voor een goed contact tussen man en vrouw zijn deugden als geduld, moederlijkheid en eenvoud van vrouwen niet meer voldoende om een man te boeien: ook seksueel moet ze hem iets te bieden hebben.
Een besef van hun eigen seksuele aantrekkingskracht is voor de Boeketvrouwen echter taboe: dat zou immers impliceren dat ze al enige ervaring op dat gebied hebben opgedaan, en zou ze in de ogen van hun aanstaande echtgenoot tot allemans-vriendinnetjes maken. En met sletten trouw je niet. De Boeketvrouwen staan derhalve voor een schier onoplosbaar probleem. Ze moeten seksueel begerenswaardig zijn en bevrediging kunnen geven, maar ze mogen zich niet bewust zijn van hun capaciteiten in die richting. Kennis daarvan hebben zou schuld bekennen wezen.
Daarom is haar bewustzijn onschuldig: haar geest weet van niets, kent haar eigen uitstraling niet en raakt in verwarring wanneer ze fysiek op zijn omhelzingen reageert. Uitsluitend zó kan ze het dilemma oplossen. Hij is telkens weer degene die haar lichaam seksualiteit geeft: door op een bepaalde manier naar haar te kijken, door haar gedrag op een specifieke wijze te interpreteren, door haar te initiëren in het vrijen.
Eigen verlangens kent de Boeketvrouw niet, ze ontstaan uitsluitend in reactie op zijn aanraking. Dan ontwaakt haar lichaam, als was ze Doornroosje die met een zoen uit haar honderdjarige slaap wordt gewekt. Ik heb al eerder beschreven dat voor hem alleen haar seksuele lichaamstaal geldt; aan verbaal verweer of fysiek verzet stoort hij zich niet. Dat alleen haar seksuele lichaam telt, en dat haar lichaam alleen voor hem telt wordt in de reeks ook op een andere manier uitgedrukt.
Aanrakingen van andere mannen – vroegere vriendjes, semi-concurrenten van de geliefde en verloofden die de Boeketvrouw in een aantal gevallen heeft op het momet dat ze hém tegenkomen – doen haar niets, brengen niet zulke verwarrende gevoelens in haar teweeg. Hij is de enige die haar lichaam kan veranderen van kinderlijk of meisjesachtig naar seksueel en vrouwelijk. In de Boeketreeks is hij tevens de eerste en enige aan wie ze zich geeft: hij ontvangt haar maagdelijkheid als kostbaar cadeau of rooft die als grootste schat. Met die roof vernietigt hij tegelijkertijd haar geestelijke integriteit, door haar wil en haar liefde te negeren; hij kan zich daar echter niet bijzonder druk over maken, want de vraag of zij haar lichaam wellicht eerder aan een ander heeft gegeven, baart hem meer zorgen.
Niet zij, maar hij beheert haar seksuele lichaam. Hij ontvreemdt haar lichaam door het zichzelf toe te eigenen en seksueel te maken; zij raakt vervreemd van haar lichaam, het reageert niet meer zoals ze wil. Die vervreemding ten aanzien van haar eigen lijf wordt consequent voortgezet in de vrijscènes. Ook daar waar ze zich uiteindelijk vol overgave – dat wil zeggen zonder geestelijk verzet – laat beminnen, is haar lichaam er voornamelijk voor hem. Ze is passief en handelt niet zelf: hij streelt, hij kust, hij raakt aan, hij neukt, hij vrijt; zij laat slechts haar handen over zijn borst of schouders dwalen.
Wanneer ze actief zou zijn – haar lichaam actief zou gebruiken om genot te krijgen of te geven – zou ze daarmee weliswaar haar lichaam heroveren en zich dat weer eigen maken, maar ze zou hem verliezen; het zou al te veel kennis omtrent seksualiteit impliceren, haar lichaam zou zich dan ten aanzien van hém verraden. Derhalve blijft ze passief en gebruikt alleen hij haar lichaam.
Voor beiden is haar lichaam dus object: voor hem datgene wat hij bemint en bezit (en waarlangs hij haar geest breekt), voor haar is het een doorgeefluik voor hun beider emoties bij gebrek aan geestelijk contact en iets waarover ze iedere zeggenschap heeft verloren.
Ook al geeft ze haar geestelijke weerstand op, de splitsing tussen geest en lichaam blijft bestaan. Haar bewustzijn is niet bij de vrijpartij betrokken, ze is onthecht van zichzelf. Dat wordt in de boekjes op twee manieren uitgedrukt. In het ene geval ontstijgt ze als het ware aan haar lichaam – van verrukking, uiteraard – en haar bewustzijn verdwijnt in het niets, het verraderlijke lichaam in zijn armen achterlatend. Dat wordt uitgedrukt middels een veelvuldig gebruik van termen als ‘ze vergat zichzelf’, ‘ze gleed in nevelige diepten weg’, ‘ze werd meegesleept in een wervelende storm van genot’ of in ‘de draaikolk van zijn hartstocht’.
De andere weg waarlangs haar bewustzijn verdwijnt is gecompliceerder en vindt plaats via een wisseling van het perspectief van het verhaal. De hele Boeketreeks is geschreven in de derde persoon en beschrijft vanuit haar gezichtspunt haar emoties, haar gedachten, haar activiteiten, de mensen om haar heen etc. Er zijn echter in bijna ieder deeltje scènes aan te wijzen waarin dat perspectief plotseling verandert: hij neemt haar plaats in en doet waarnemingen die zij nooit had kunnen maken, vanuit een seksuele blik die de hare niet is. Zijn blik keurt haar lichaam seksueel en geeft het een kwaliteit die ze zelf niet kent, en maakt haar tot object van de handeling in plaats van het subject dat ze was.
Hij keek naar haar gezicht. Haar ogen openden zich langzaam, alsof ze bijna in slaap was gevallen, de irissen wijd open. Haar gezicht had een subtiele verandering ondergaan. De golf van emoties leek elk afzonderlijk deeltje van haar lichaam te hebben beïnvloed en ook haar vrouwelijkheid te hebben geaccentueerd. Haar ogen schitterden abnormaal groot, haar lippen waren gedeeltelijk geopend, vol en donkerrood. Hij werd zich bewust van haar schoonheid. (31, p. 61)
En:
Ervaren handen knoopten haar bloes los en begonnen haar borsten te strelen, die opzwollen als rijpe vruchten, gereed om geplukt te worden. (397, p. 105)
Deze ingreep wordt ook buiten de vrijscènes toegepast, en vindt vooral plaats als haar lichaam beschreven wordt:
Zijn blik gleed langs het goedgevormde figuurtje (373, p. 15)
Of:
Haar jurk kleefde aan haar lichaam, de aandacht vestigend op haar slanke figuur alsof het doorzichtig was, maar ze was zich niet bewust van zichzelf (309, p. 50)
En:
Het maanlicht viel over haar naakte lichaam en gaf het de koele schoonheid van een wit marmeren beeld (309, p. 48)
Deze dubbele blik – de zijne die in de hare besloten ligt – is voor vrouwen uiteraard geen ongewoon verschijnsel. Vrouwen zijn gewend bekeken te worden en bezien zichzelf doorgaans ook met de kritische blik van de toeschouwer. Ze observeren zichzelf en worden object. Hun geestesoog neemt hun lichaam waar en kijkt met mannelijke ogen. In de Boeketreeks hebben de mannen zich dat geestesoog van de vrouwen toegeëigend; haar lichaam hadden ze al genomen. Er blijft de Boeketvrouwen niet veel anders over dan het bewustzijn te verliezen, zichzelf aan hem te verliezen. Pas als zijn liefde en zijn blik haar gemaakt hebben tot wie ze moet zijn, kan ze weer een eenheid zijn. In zijn armen.
Ik zie ik zie wat jij niet ziet
Het tweede motief waarop ik terug wil komen is dat van de frequente koppeling van geweld aan liefde. Hoe het mogelijk is dat de heldin na zijn brute optreden toch een siddering van geluk door haar lijf voelt trekken is in het voorafgaande al enigszins toegelicht. Een volledig begrip van de vraag hoe zoveel geweld acceptabel kan zijn, is denk ik alleen mogelijk wanneer we het geweld weer in de context van het lezen plaatsen, en zo de positie van de lezeres bij de analyse betrekken.
De Boeketdeeltjes worden verkocht als romantische liefdesverhalen. De lezeres leest de boekjes met de verwachting dat de gelieven elkaar, liefst na enige verwikkelingen en een paar wanhopige momenten, uiteindelijk liefdevol in de armen zullen sluiten. Als het een gladgesmeerde en probleemloze relatie zou zijn, zou het boekje voor haar een groot deel van zijn waarde verliezen: alleen maar lezen dat ze elkaar zien, verliefd worden en met elkaar trouwen is niet spannend en bovendien niet voldoende om honderdzestig pagina’s mee te vullen. Je wéét dat ze elkaar zullen krijgen, maar de boeiende vraag is natuurlijk hóe; en naarmate de afstand tussen de gelieven groter lijkt, wekt de oplossing meer interesse en wordt die ontroerender. Dat de problemen onoverkomelijk lijken is dus in het belang van de lezeres. Het lijden van de heldin verhoogt haar leesplezier.
Een tweede gevolg van het gegeven dat de lezeres de Boeketdeeltjes leest als liefdesverhalen, is dat ze door deze romantische context ook alle gebeurtenissen als zodanig zal interpreteren. Haar wetenschap dat de twee hoofdpersonen waarschijnlijk van begin af aan verliefd op elkaar zijn en uiteindelijk wederzijds hun liefde zullen verklaren, kleurt haar lezing van de gebeurtenissen. Haar blik geeft de scènes hun definitieve betekenis: een romantische.
Zo weet de lezeres bijvoorbeeld eerder dan de Boeketvrouw zelf dat die verliefd is op de held. Terwijl de heldin zich nog verbijsterd afvraagt wat er met haar aan de hand is en hoe het toch komt dat ze aangetrokken wordt tot de held, weet de lezeres allang dat ze verliefd is. Al vanaf de eerste ontmoeting: in de openingsscène wordt dikwijls beschreven hoe de heldin als ‘gehypnotiseerd’ of ‘als in een droom’ naar de held kijkt. Liefde op het eerste gezicht, concludeert de lezeres. Als de handelingen van de man, die haar zoent en met haar vrijt zonder verder een emotioneel of intellectueel contact te leggen, de Boeketvrouw doen besluiten dat haar gevoelens eveneens uitsluitend seksueel moeten zijn, doorziet de lezeres haar ‘ware’ gevoelens.
Domoor, denkt ze geamuseerd wanneer de heldin weer eens uitroept dat ze die man haat. Evenzo weet ze dat de heldin opgewonden is geraakt omdat ze van hem houdt. Bovendien is de lezeres vanuit haar positie van meerwetendheid in staat om, beter dan de Boeketvrouw, het gedrag van de held te doorzien. Al diens handelingen komen voor de lezeres in het teken van zijn liefde voor de heldin te staan, terwijl de heldin zelf zich nog in opperste verwarring (of woede) afvraagt waarom hij zich zo gedraagt. Daarmee schaart de lezeres zich aan de zijde van de held: ze kan zich verkneukelen over het protest en het verweer van de heldin (‘meid, doe niet zo suf en geef nu maar toe, jullie zijn alletwee verliefd’) en kan zich er tegelijkertijd op verheugen dat de held zich niet laat afschrikken door het protest maar juist doorzet. Ze hoopt dat hij zal winnen.
Bovendien kan ze vanuit haar superieure kennis het gedrag van de held vergoelijken ze weet immers dat hij overloopt van liefde voor de heldin en excuseert daarom zijn geweldsmisbruik. Hij kan zich gewoon niet langer inhouden, heel vergeeflijk. Als hij uitroept ‘ik kan me niet langer beheersen, ik moet je hebben!’ (een veelvuldig voorkomende uitspraak) weet de lezeres dat de held al die tijd in stilte moet hebben geleden onder de afstandelijkheid van de heldin. Ze heeft medelijden met hem en begrijpt hem volkomen. De blik van de lezeres verandert zo een scène, die los van deze romantische context gelezen als een verkrachting gezien zou worden, in een liefdesscène.
De overige verklaringen die de lezeres mogelijk aanvoert ter verontschuldiging van het gedrag van de man, behalve die van de tomeloze en niet meer te beheersen liefde, worden op diverse plaatsen in de deeltjes ondersteund. Het zijn de gangbare, niet-feministische verklaringen voor seksueel geweld: hij kan zijn emoties niet tonen uit angst of onvermogen, en zijn geweldsmisbruik kan worden opgevat als een teken van interesse of jaloezie. Hij slaat haar uit liefde.
Sara’s woede [nadat Ralph haar bij een feestje heeft weggesleept, KS] bedaarde toen een ongelooflijke gedachte bij haar opkwam. Was het mogelijk dat Ralph niet gehandeld had uit bazigheid? Goed beschouwd zou zoiets ook niet bij zijn karakter passen. Hij zou nooit de moeite hebben genomen – als hij volkomen onverschillig tegenover haar handelingen stond. Betekende dat dan, dat hij niet helemaal onverschillig tegenover haar stond? Dat het hem wel degelijk kon schelen wat ze deed? (309, p. 133)
Of:
Ze zweeg en hoewel ze nog nooit zo iets moeilijks gedaan had, vroeg zij nederig vergiffenis (voor haar beschuldiging dat hij allerlei vriendinnetjes heeft). De tranen bleven vloeien van angst. Langzaam liep ze naar hem toe, in doodsangst, want hij zag eruit alsof hij haar wilde vermoorden.
En ineens drong het tot haar door dat zijn woede buiten alle proporties was voor hetgeen zij gezegd had. Hij had toch toegegeven vriendinnen te hebben, dus waarom zou hij zo reageren? Ze staarde in zijn ogen toen ze hem genaderd was. Hij had gezegd dat hij haar meer respecteerde dan enige andere vrouw – dus kon het ook zijn dat hij die anderen wilde vergeten? Verstomd door deze gedachte bleef Tara hem aanstaren en vergat ze dat ze elk moment een pak slaag kon verwachten. Als hij die anderen wilde vergeten, dan zou dat betekenen… (468, p. 88)
De traditionele uitleg van seksueel geweld en minachtend gedrag wordt telkens in aanzet gekoppeld aan een feministische analyse. De heldin roept dat hij haar alleen maar gebruikt, dat hij zijn zin doordrijft; de lezeres leest dat en weet dat de heldin oppervlakkig gezien gelijk heeft maar dat ze in laatste instantie de plank misslaat.
Conclusies
Om dan nu eindelijk terug te komen op de vragen die ik mijzelf (en u, lieve lezeressen en lezers) aan het begin van dit stuk stelde: zijn de normen met betrekking tot seksualiteit in de Boeketreeks minder traditioneel geworden dan die in de vroegere damesroman, en is de Boeketreeks een vorm van pornografie? Nee, en nogmaals nee.
Hoewel er openlijker wordt geschreven over seksualiteit zijn de opvattingen over seksualiteit niet wezenlijk veranderd. Er wordt weliswaar meer nadruk gelegd op het belang van goede seksuele contacten tussen de partners, maar verder barst het van de traditionele opvattingen. Seks vindt plaats op zijn initiatief en binnen het huwelijk (of vooruitlopend daarop), een vrouw hoort een, onervaren maagd te wezen en zich alleen aan die éne te geven, en ook al zegt een vrouw nee toch wil ze wel – een kwestie van even doorzetten, heren. Traditioneel ook in die zin dat seksueel geweld als volstrekt normaal wordt voorgesteld en eerder als een uiting van liefde dan van macht wordt beschreven.
Allerlei opvattingen omtrent seksualiteit die ook in de pornografie worden aangetroffen – en met name de vermenging van seks en geweld – komen in de Boeketreeks terug, maar waar pornografie mannen leert dat het toepassen van dergelijke normen aanvaardbaar is, leert de Boeketreeks vrouwen ten eerste dat ze dergelijk gedrag maar beter kunnen accepteren, op straffe van een aframmeling of het verliezen van zijn liefde, en ten tweede dat agressief gedrag een verborgen romantische betekenis bezit.
In die zin kun je stellen dat de Boeketreeks de andere kant van de medaille is: pornografie beschrijft de traditionele mannelijke ervaring van seksualiteit en seksueel geweld, de Boeketreeks geeft weer hoe vrouwen daarop (horen te) reageren en biedt een voor hen positieve lezing daarvan. Op die manier wordt de lezeres een interpretatie geboden voor gebeurtenissen die ook zijzelf in het dagelijks leven tegenkomt en die problematisch voor haar kunnen zijn. De analyse die in de Boeketreeks wordt geboden, kan haar helpen die gebeurtenissen – het als seksueel lichaam, als object behandeld worden – te verwerken zonder dat ze in conflict hoeft te komen met haar omgeving. Ze wordt er nadrukkelijk op gewezen dat een en ander als een vorm van liefde en aandacht opgevat dient te worden. De ideologische verwarring die in de maatschappij bestaat omtrent seksualiteit en seksueel geweld wordt zo in de Boeketreeks consequent volgehouden en in een bepaald daglicht gesteld: beide zijn een uiting van liefde.
De Boeketreeks zelf is naar mijn mening niet pornografisch te noemen; zoals elders betoogd is vooral de intentie waarmee een blad of boek gekocht wordt en de blik van de lezer/es bepalend. De lezeres koopt de Boeketdeeltjes niet om op klaar te komen, noch gebruikt ze mannen als object. Eerder leert de reeks haar dat vrouwen, zijzelf inclusief, object voor mannen zijn. De Boeketreeks houdt haar voor dat ze de heersende ideologie, waarin vrouwen als ondergeschikt aan mannen worden gezien, heeft te aanvaarden en houdt haar een positief beeld van de slachtofferrol voor. Haar perspectief is dat ze, als ze haar weerstand tegen zijn dominante gedrag opgeeft en besluit zich naar hem te voegen, als beloning daarvoor zijn liefde zal ontvangen.
Er is ook een hoopgevend aspect aan de Boeketreeks te ontdekken. (Ik wil u niet met alleen droefenis opzadelen; nog een opbeurend woord. Wanhoop niet, dames.) De uitgangspositie van de Boeket-vrouw, de eerste beelden van haar, zijn uitermate krachtig en sterk in vergelijking met de poppetjes uit de dokters- of kasteelroman. Zó krachtig, dat ze ten val moet worden gebracht voor de held (van) haar wil houden. Er wordt inderdaad aanpassing gepredikt, maar blijkbaar zijn vrouwen zo onafhankelijk geworden dat ze nog moeten leren dat ze volgzaam moeten zijn. En vroeger waren ze dat al bij voorbaat.