Onrecht lijkt onaantastbaar

Still uit The Panama PapersAfgelopen week organiseerde ik in huiselijke kring een voorvertoning van The Panama Papers, die volgende week op het IDFA in première gaat. De documentaire volgt de journalistieke onthullingen nadat een anonieme klokkenluider een groot deel van het digitale archief van het Panamese advieskantoor Mossack Fonseca aan twee Duitse journalisten had toegespeeld. De twee beseften al snel dat ze die gigantische hoeveelheid data zelf niet aankonden, en brachten – met hulp van het internationale onderzoeksinstituut ICIJ – een cohort van bijna 400 journalisten uit talloos veel landen samen, die een jaar lang buffelden om alle documenten te verifiëren, te bestuderen en verbanden te traceren.

Ik heug me de dag dat het schandaal losbrak. Een week lang las ik ademloos de twee Nederlandse kranten die meewerkten aan de onthullingen: Trouw en het Financieele Dagblad.

Presidenten, emirs, popsterren en voetballers bleken op grote schaal offshore te bankieren, hun eigendomspapieren diep verstopt onder een roedel anonieme bv’s. Van Poetin tot Messi, van David Cameron tot de IJslandse en de Pakistaanse premier – ze hadden allemaal de weg naar Panama gevonden, en al doende honderden miljarden aan het zicht van allerhande overheden weten te onttrekken.

Wat de sneak preview extra boeiend maakte: het select genode gezelschap bestond uitsluitend uit financieel onderzoeksjournalisten. De kers op de taart was de aanwezigheid van Siem Eikelenboom. Die had immers voor het FD meegewerkt aan het onderzoek, en kon de documentaire van doorlopend commentaar voorzien. Zo wist hij te vertellen dat de enige taak van een werkneemster van Mossack Fonseca die kort in beeld kwam, eruit bestond dat ze dagelijks ‘eigenaar’ werd van pakweg duizend nieuwe verstopbedrijfjes en niets anders deed dan daar handtekeningen voor zetten. Zelf verdiende ze een paar tientjes per maand en woonde in een armzalig huisje, maar op papier was ze multibiljonair.

Gedurende die avond brak stiekem mijn hart. Al dat werk, al die moeite, al die onthullingen – maar overal ter wereld, Nederland bepaald niet uitgezonderd, vind je kantoren als Mossack Fonseca: clubs die zich erop toeleggen dat de superrijken belasting kunnen ontduiken en ontwijken, en die al doende burgers in de kou zetten. Want ze roven uiteindelijk het geld uit ons aller centrale pot.

Er is wel degelijk woede over zulk misbruik, maar de bittere waarheid is dat extreemrechts daar aanzienlijk beter gebruik van weet te maken dan verstandig links. Toen de Britse premier via The Panama Papers werd betrapt op belastingontwijking, wisten Brexiteers die onthulling in te zetten in hun leave-campagne. Ook Trump en Poetin werden betrapt; het deerde ze niet. Integendeel: ze wisten er klinkende munt uit te slaan.

Zodat ik me steeds vaker afvraag: hoe kun je nu zorgen dat onthullingen van misbruik en onrecht tot verbeteringen leiden?

Malaise in de marktwerking

SlotervaartziekenhuisHet Slotervaartziekenhuis en de IJsselmeerziekenhuizen zijn al jarenlang zorgenkindjes. Paar keer bijna failliet gegaan, fiks gedonder gehad met eigenaars of bestuursleden, en ze zaten geregeld diep in de rode cijfers. De IJsselmeerziekenhuizen waren inmiddels onder verscherpt toezicht gesteld, het Slotervaart bleek na de zomer 4,6 miljoen in het krijt te staan en presteerde al jaren slecht. De ziekenhuizen bedelden bij de bank en bij zorgverzekeraars om uitstel van terugbetaling van leningen – een veeg teken. Bovendien hadden de specialisten in het Slotervaart het vertrouwen in een van de bestuurders al voor de zomer opgezegd. Ook de Inspectie had haar zorgen uitgesproken.

Dat de zorgverzekeraars niet langer voor het kennelijk onverantwoorde bestuur en beheer van deze ziekenhuizen wilden opdraaien, vind ik dan niet zo heel vreemd. Ook dat hoort bij de zo bejubelde marktwerking in de zorg. Sterker: dat lijkt me een van de weinige verstandige gevolgen van zo’n aanpak. Zorgverzekeraars zijn er immers niet om de kassen van kennelijk onbekwame bestuurders te spekken. Dat de schuldeisers de ziekenhuizen zo snel ontruimden, lijkt me daarenboven een teken dat er meer aan de hand is: de gedachte aan malversaties dringt zich onwillekeurig op.

Dat laat onverlet dat de ontruiming bepaald chiquer had gekund. Op z’n minst hadden alle opgenomen patiënten eerst volgens afspraak behandeld moeten worden, en naar andere locaties overgebracht zodra ze daarna weer enigszins op de been waren. Mensen een paar uur voor hun operatie naar huis sturen is ronduit smakeloos – je wilt nooit en te nimmer dat een zorgverzekeraar zoiets veroorzaakt, of faciliteert.

Juist over dit aspect, insolvabele ziekenhuizen en incapabele bestuurders de nek omdraaien – wat een van de weinige nuttige effecten is van marktwerking in de zorg – wordt nu allerwegen geweeklaagd.

Net zoals ineens de zorgverleners die voor zichzelf zijn begonnen, de schuld van de malaise kregen. Het Slotervaart wees expliciet op de gestegen arbeidskosten als oorzaak: al die verduvelde verpleegkundigen die ontslag hadden genomen, zzp’er waren geworden, en zich vervolgens voor een hoger bedrag weer lieten inhuren: het kwam door hen, het was een schande!

Ik kon alleen maar denken: good for them. De zorg betaalt verpleegkundigen al decennia te weinig, zadelt ze op met een gigantische berg administratie, en biedt amper ruimte voor soepele roosters. Wanneer je als zzp’er zowel meer verdient, betere zorg kunt leveren, minder onnut papierwerk op je dak krijgt en bovendien zelf kunt bepalen dat je graag alleen nacht- of weekenddiensten draait, is dat je recht.

Zorgverleners die ontslag nemen en voor zichzelf beginnen omdat ze zo betere zorg kunnen leveren dan ze als werknemer mogen: ook dat is marktwerking. Marktwerking van het goede soort, bovendien.

Het wachten is op het eerste ziekenhuis dat als coöperatie wordt gedreven.

 
Beeld: Fragment uit Arch / Wikipedia

Het jampotje opendraaien

Zit je daar, in een debat georganiseerd door een goede vriend die Parkinson heeft, en die publiekelijk tracht te bedenken wat-ie nu in ’s hemelsnaam moet doen als hij, naast die kutziekte waarmee hij zich zo goed en kwaad als maar kan heeft verzoend, vreest óók nog eens dement te worden. Want de kans op dementie is akelig groot bij Parkinson: ongeveer een op de twee mensen met die ziekte eindigt zo.

Hoe bepaal je nu al wat je tegen die tijd denkt aan te kunnen, wat je geliefden kunnen verdragen, en waarmee je je intimi denkt te mogen belasten? Hoe verzeker je jezelf, liefst zo kort mogelijk voordat je te ver heen bent, van een zachte dood, van euthanasie, in de wetenschap dat juist zodra je echt dement wordt, je mening er wettelijk niet meer toe doet?

Henk Blanken – want om hem ging het – heeft prachtig over zijn ziekte en zijn dilemma’s geschreven. Zijn vragen snap ik, zijn dilemma’s deel ik. Maar ik aarzel over zijn oplossing. Henk wil liefst zijn intimi het recht geven te beslissen over zijn dood. Als hij niet meer kan spreken of besluiten, moeten zij dat voor hem mogen oplossen, vindt hij. Hij wil zijn optie op euthanasie aan hen delegeren.

En ik vind dat problematisch.

We vragen artsen in te grijpen in ons leven omdat wijzelf tegenwoordig niet zo makkelijk meer dood kunnen gaan. Middelen die ooit redelijk voorhanden waren om enigszins netjes en niet al te gewelddadig door te kunnen sterven, zijn achter slot en grendel gegaan. We hebben het beheer van de zachte dood in handen van medici gelegd, en bedelen vervolgens of wijzelf niet óók toegang tot de sleutels van hun medicijnkastje mogen krijgen. Dat we artsen belasten met de uitvoering van onze beslissing dat we zo niet verder kunnen leven, vind ik al lastig zat.

Moeten we nu, buiten de uitvoering van onze beslissing, ook de beslissing zelf willen delegeren? Het lijkt me een heilloze weg. En ook: een te smalle aanpak. Henks idee is volledig geschoeid op een hecht netwerk van intimi rondom de dementerende mens, een netwerk dat naarstig meedenkt en grote verantwoordelijkheid wil dragen voor zowel proces als uitkomst; maar dat is bepaald niet de dagelijkse realiteit. Er zijn steeds meer mensen die alleen leven, die geen kinderen of partner hebben, maar wel vrienden – maar die zouden ze voor geen goud met zulke zware vragen belasten als ‘wil jij wellicht zorg dragen voor mijn dood?’

Ik zie meer in het opheffen van de strafbaarheid op hulp bij zelfdoding. Dan kan een goede vriend het jampotje opendraaien dat jij nodig hebt om je bittere papje naar binnen te kunnen werken; dan kan een kennis straffeloos pillen voor je bestellen, opdat jij kan beslissen: nu, of nu net nog niet, of nee, liever later.

De verantwoordelijkheid voor je zelfdoding delegeren gaat me pertinent te ver. Maar de straf opheffen voor mensen die, na veel nadenken, besluiten je te willen helpen: daar kan ik me veel bij voorstellen.

 
Beeld: Pixabay

Vestiging

klimaatveranderingDe afschaffing van de dividendbelasting gaat niet door, besloot het kabinet gisteren na maandenlang geblunder. Premier Rutte voegde daar gisteren meteen aan toe dat de aldus uitgespaarde twee miljard per jaar alsnog naar het bedrijfsleven zouden gaan. Het ‘vestigingsklimaat’ moet namelijk gestimuleerd, en daar hebben volgens hem alle Nederlanders baat bij.

Ik betwijfel het. Van al het geld dat in het bedrijfsleven omgaat, belandt gaandeweg meer bij de bedrijven, hun top en hun aandeelhouders, terwijl er fors minder naar de werknemers gaat. Over die structureel dalende arbeidsinkomenquote – het deel van de door arbeid toegevoegde waarde dat naar werk gaat, in plaats van naar het kapitaal – maakt zelfs het IMF zich tegenwoordig publiekelijk zorgen. Moet dat bedrijfsleven dan echt nog meer geld worden toegeschoven?

Vorige week verdedigde Wimar Bolthuis zijn proefschrift. Hij vergeleek alle doorrekeningen van de verkiezingsprogramma’s van regeringspartijen met die van hun latere regeerakkoorden. Hij deed een opmerkelijke ontdekking: in alle verkiezingsprogramma’s sinds 1986 kwamen de burgers er steevast beter vanaf dan het bedrijfsleven, maar in de uiteindelijke regeerakkoorden was dat precies andersom. De logica: bedrijven stemmen niet en burgers wel. Tijdens de campagne worden huishoudens gepaaid, maar uiteindelijk worden bedrijven stelselmatig te worden ontzien, en krijgen de burgers de lastenverzwaring.

Beide systematieken wil Rutte nu flink versterken. Vanwege het vestigingsklimaat.

Was het kabinet verstandig, dan zou het die jaarlijks terugkerende twee miljard in hun geheel oormerken voor de energietransitie. Ook een klimaatdingetje, maar dan net anders.

Vorige week verscheen een hoogst zorgelijk IPCC-rapport: als we niet snel en radicaal het roer omgooien, zijn we te laat. Dan wordt de klimaatverandering een klimaatcatastrofe: onbeheersbaar, onstuitbaar en levensgevaarlijk. We zitten nu op 1 graad globale opwarming en de weersveranderingen breken record na record – van droogte, van warmte, van stormen en van sterfte.

Besteed die twee miljard alsjeblieft aan omschakeling, besparing, verduurzaming en recycling. We bouwen geen snelwegen meer maar investeren in beter openbaar vervoer, en in het ontwikkelen van andere vormen van gedeeld vervoer. We leggen een enorme taks op vliegen, en bedrijven moeten voortaan evenveel betalen voor energie als burgers al doen. Woningcorporaties krijgen geld om hun huurhuizen te verduurzamen en van het gas af te halen. We stoppen een boel geld in het ontwikkelen van efficiënte opslag van duurzame energie. We stoppen met intensieve veeteelt. We houden op met gif en monoculturen in de landbouw.

Web moeten koersen op een klimaat dat alle burgers ten goede komt. Want nog even, meneer Rutte, en er is geen land meer over waar iemand zich nog kan of wil vestigen – burgers niet, en bedrijven niet.

 
Beeld: Pixabay

Duik in de geschiedenis

Hedy dPrecies een jaar geleden kreeg de hashtag #MeToo vleugels: vrouwen en mannen deelden massaal hun ervaringen met seksueel geweld en seksuele intimidatie. Voor de publiciteit hielp het nogal dat vrouwen van naam meldden dat zij uiterst nare ervaringen hadden beleefd met opdringerige, of zelfs gewelddadige mannen. De hashtag werd zo veelvuldig gedeeld dat er geen ontkomen aan leek: seksueel geweld was kennelijk aanzienlijk wijder verbreid dan we wel wilden weten.

Maar vrouwen zelf wisten dat natuurlijk allang. Niet voor niets heeft elke vrouw een repertoire aan afweer- en beschermingsmechanismes paraat: van altijd een sleutelbos in je hand houden als je ’s nachts over straat loopt, of keihard fietsen, tot een ijskoud gezicht opzetten, dwars door iemand leren heenkijken of humor gebruiken om de lont uit een potentieel gevaarlijke situatie te halen.

Niettemin zijn vrouwen vaak (en terecht) bang dat de man die ze afwijzen, voor hun ogen zal ontploffen en gewelddadig wordt. En te vaak hanteren ze uit angst daarvoor een pacificatiestrategie, die zo’n vent – die immers naar geen enkel subtiel ‘nee’ wenst te luisteren – vervolgens als aanmoediging opvat: ‘Nou, ze heeft me niet keihard afgewezen, dus ik kan er gerust nog een schepje bovenop gooien.’

Ik ben het werkelijk doodmoe dat #MeToo als een recente openbaring wordt beschouwd. Zes jaar eerder had Tarana Burke die hashtag al geïntroduceerd, maar toen werd die helaas amper opgepakt – wat er, zo vrees ik, mee te maken had dat zij zwart is en haar dader aanzienlijk minder beroemd dan Harvey Weinstein.

Maar ook: we hebben het hier al zo vreselijk lang over. In 1981 – toen we ‘seksueel geweld’ nog met een x schreven, en de reikwijdte van het fenomeen echt nieuws was – schreef ik, samen met mijn toenmalige vriendje, een motie die Fred van der Spek vervolgens namens de PSP bij de Algemene Beschouwingen indiende. Daarin werd hinderlijk gedrag van mannen op straat voor het eerst in verband gebracht met seksuele intimidatie op de werkvloer, met verkrachting, met vrouwenmishandeling thuis, en met de stortvloed van misogyne beelden in de media.

Voor het eerst werd toen in de Tweede Kamer geconstateerd dat er samenhang tussen al die verschijnselen bestond, en dat ze tezamen verband hielden met een verwrongen beeld van mannelijkheid en van macht, en het vermeende ‘recht’ van mannen op seks. De PSP vroeg de regering indertijd daar een samenhangend beleid over te ontwikkelen, en dat tot prioriteit te verheffen. Die motie werd met grote meerderheid aangenomen.

Negentien-een-en-tachtig. Bijna veertig jaar geleden.

Volgde een grote conferentie (Kijkduin, 1982), en een dikke overheidsnota – de zogeheten Paarse Nota, over de samenhang tussen allerlei uiteenlopende vormen van seksueel geweld. Oh sorry: sexueel geweld.

Soms ben ik het moe de geschiedenis zo vaak te moeten herhalen.

 
Foto: Toenmalig staatssecretaris Hedy d’Ancona op de Kijkduin-conferentie

Godgeklaagd

Dit is rape cultureZei secretaris-generaal Joke Brandt van het ministerie van Buitenlandse Zaken vorige week in het blad Binnenlands Bestuur: ‘Je kunt dan wel heel erg je best doen om mensen binnen te halen om een meer diverse en inclusieve organisatie te worden, maar als mensen zich niet thuis voelen of zich niet veilig voelen, kun je ze toch niet vasthouden.’ Er klonk een flinke dot gelatenheid uit haar woorden: je kunt nog zó je best doen, maar als mensen zich niet senang voelen, sta je gewoon met lege handen.

Twee dagen later bleek hoe de vork in de steel zat. Over een hoge ambtenaar op BuZa – hij adviseerde over subsidies – waren door externe organisaties liefst acht klachten ingediend wegens pesterijen, seksuele intimidatie en chantage. Zes van de acht klachten werden toegewezen. De man, die onder meer contacten onderhield met vrouwenrechtenorganisaties, had medewerkers daarvan nadien nota bene gedreigd dat hij hun geldkraan zou dichtdraaien als ze hun mond niet hielden over het gebeurde.

De man werd na het onderzoek naar een andere afdeling overgeplaatst, met behoud van rang en salaris. Hij had wel een berisping gekregen. Een berisping. Uit respect voor de privacy van de ambtenaar kon men niet zeggen hoe de schoft was berispt. ‘Joris, echt nooit meer doen hoor’?

Zegt Brandt, nog steeds in Buitenlands Bestuur: ‘We hebben geen aanwijzingen om te denken dat het [bij ons] slechter of beter is dan in andere organisaties. Ook hebben we helemaal niet veel formele klachten; 27 in acht jaar tijd. Dan kun je zeggen: “ok, allemaal prima, er is niets aan de hand”. Maar, met het oog op de #MeToo discussie, zeggen weinig klachten niet dat er niets in je organisatie aan de hand is. Mensen durven zich misschien niet te melden.’

Dit nadat ze zes klachten over het wangedrag van een hoge ambtenaar had gehonoreerd, allemaal van vrouwen die zich over flink wat angst en schroom moesten zetten voordat ze dat aandurfden, en ondanks de erkenning van de legitimiteit van die klachten was het enige dat BuZa deed de man overplaatsen. Waarom zou je als gedupeerde dan in ’s hemelsnaam nog een klacht indienen en je blootstellen aan de noodzaak daar vervolgens hoogst akelige gesprekken over te moeten voeren? Het haalt toch niets uit.

En dan de gotspe hebben te zeggen dat er weinig klachten zijn. Geen wonder, met zo’n klachtafhandeling zou ik ook liever mijn biezen pakken dan een vruchteloos gevecht aangaan met bazen die bewezen wangedrag afdoen met een verhuizing naar een andere werkkamer.

Dit is, zoals op Twitter moedeloos werd verzucht, rape culture: het toedekken en vergoelijken van misbruik, terwijl degenen die werden belaagd zich eerst in bochten moesten wringen en dan alsnog in de kou worden gezet.

Gisteravond werd bekend dat bij het Groningse studentencorps Vindicat weer eens iemand in elkaar was getrapt. De reactie van het universiteitsbestuur: Vindicat krijgt voor de derde keer op rij geen subsidie, maar de banden worden niet verbroken. Alles liever dan optreden tegen toxic masculinity.

 
Foto: US military, ‘Changing the culture of reporting sexual harassment and sexual assault‘ (2015).

Er komt geen einde aan

Don‘Het was een jeugdzonde,’ zeggen ze. Bij jeugdzondes denk ik toch eerder aan een bal door een ruit trappen of iets uit de winkel jatten, en niet aan het overweldigen van een leeftijdgenootje – iets waarmee je iemands jeugd en leven voor jaren kunt traumatiseren.

‘Hij was nog jong,’ zeggen ze. Nou, daar is-ie dan kennelijk de rest van zijn leven mooi mee weggekomen; een wrange vorm van het kapitaliseren van je jeugd. De hoogste tijd, dunkt me, dat zo iemand nu eindelijk volwassenheid betoont en erkent dat het botweg fout was wat hij indertijd deed.

‘Het was lang geleden,’ zeggen ze. Ja, het is lang geleden. Maar dat wist toch niet uit wat er is gebeurd? Had-ie indertijd opgebiecht wat hij had gedaan, dan zou het hem inmiddels mogelijk zijn vergeven. Alleen: dat deed-ie niet, en dus mag je hem nu aanrekenen wat hij indertijd heeft misdaan, én hem aanwrijven dat hij dat zo lang niet eens de moeite van het vermelden waard achtte. Want nee, het was geen bagatel – in elk geval niet voor degene aan wie hij zich toen opdrong.

‘Hij was dronken,’ zeggen ze. Nou en? Drankmisbruik is nooit een vrijbrief, en tijdelijke ontoerekeningsvatbaarheid geldt hooguit als verzachtend argument wanneer je weinig aan die tijdelijke redeloosheid kon doen; dat wil zeggen, als die je overviel. Niet wanneer je je eerst half klem zuipt, dan je boekje te buiten gaat en vervolgens je eerste fout denkt te kunnen inzetten als sluitend excuus voor je tweede, veel grovere fout.

‘Als we iedereen die ooit zoiets deed daar later op afrekenen, blijft er niemand over,’ zeggen ze. Mooi zo. Misschien kan het groeiende besef dat je er tegenwoordig niet altijd meer mee wegkomt, helpen om eindelijk een halt toe te roepen aan het alomvattende, te vanzelfsprekende, o zo frequente geweld dat veel mannen gebruiken tegen andere mannen, en tegen vrouwen.

‘Denk aan zijn carrière,’ zeggen ze. Waarom eigenlijk? Moet iemand die een dergelijke wandaad heeft begaan, buiten zijn eerdere vrijbrief nu bovendien beloond worden met een knap baantje? Is het niet belangrijker om degene die hij indertijd zo grof heeft benadeeld, eindelijk recht te doen en die gehoor te bieden, om zo te onderstrepen dat zulk gedrag niet normaal is?

‘Maar zijn toekomst!’ zeggen ze. Heus – is de toekomst van iemand die zich in het verleden totaal niet bekommerde om andermans heden, werkelijk een valide argument?

‘Iedereen kan wel zoiets beweren,’ zeggen ze. Maar dat is aantoonbaar niet waar: elke vrouw, elke man die publiekelijk iemand ervan beticht seksueel geweld jegens hem of haar te hebben gepleegd, wordt zelf dusdanig diep, lang en vies door het slijk gehaald dat het vervolgens honderd andere slachtoffers ervan weerhoudt zelf ooit openbaar gewag te maken van hun eigen ervaringen. De prijs die je betaalt wanneer je naar buiten treedt met je verhaal over seksuele dwang, is nog altijd hoog – manshoog.

 
Beeld: Campagne van UW-Madison Police Department, ‘Don’t Be That Guy’ (2015)

Broddelwerk op hoog niveau

Woodwards nieuwe boek Fear, over de gang van zaken in het Witte Huis onder Donald Trump, leest vlotjes weg. Maar na afloop had ik bitter weinig geleerd, realiseerde ik me. Ja, Woodward puzzelt keurig bij elkaar hoe allerlei beslissingen tot stand zijn gekomen; hij geeft een naargeestig beeld van Trumps onkunde en ongeduld, zijn gelieg en gedraai; van het gemak waarmee Trump mensen schoffeert en bedriegt, of waarmee hij processen en procedures ondermijnt; van zijn ijdelheid, zijn narcisme en zijn amoraliteit. Je wordt er niet vrolijk van.

Al die dingen zijn eerder beschreven, zij het niet zo omvattend, en niet altijd door auteurs van zulk niveau. Maar juist daarom schuurt het. Woodward had de publicaties van anderen tot zijn beschikking; waarom – met zijn enorme kennis en zijn geweldige netwerk – daarop niet voortgeborduurd, het eerdere werk van anderen niet geïncorporeerd, om een stapje verder te komen?

In plaats van minutieus te achterhalen wie wat wanneer zei, en welke intonatie ze daarbij kozen, had Woodward kunnen trachten te begrijpen waarom de stafleden en ministers die voorstellen van Trumps bureau verwijderen, uit angst dat hij een in een van zijn vele opwellingen afgedwongen voorstel metterdaad signeert, niet artikel 25 van de grondwet inroepen: de bewezen ongeschiktheid van de zittende president.

Dat minstens een aantal staf- en kabinetsleden inmiddels tot dat oordeel zijn gekomen, werd bewezen door het anonieme artikel uit hooggeplaatste bron dat twee weken geleden in The New York Times verscheen. De auteur daarvan stelt dat intern ‘niemand’ in het Witte Huis dat artikel in werking wil stellen, bang als ze zijn voor een constitutionele crisis – maar intussen is het halve Witte Huis ervan overtuigd dat het land wordt geregeerd door een liegende blaaskaak die een wezenlijk gevaar voor de wereld vormt. Is het heus zoveel beter om stiekem documenten van Trumps bureau te jatten, dat vervolgens publiekelijk te melden, en zo intern én extern nog meer verdeeldheid en achterdocht te zaaien?

Bovendien: als de keus werkelijk is geregeerd te worden door een halve zool die de machtigste functie ter wereld vervult en die naar niemand luistert, ofwel een constitutionele crisis te hebben, dan wist ik het wel. Maar Woodward bekommert zich kennelijk niet om zulke morele vragen.

Dat blijkt ook uit de camaraderie waarmee hij Steve Bannon beschrijft, Trumps voormalige politiek strateeg, die liefst alle instituties opblaast en zich verheugt op de grote kladderadatsj. Bannon, allerwegen gekenschetst als een hele of halve fascist, ‘weet zich binnen het Witte Huis beter te voegen’ dan Trumps dochter Ivanka en schoonzoon Jared Kushner doen, schrijft Woodward, op een toon alsof we daar best wel blij om mogen zijn.

Zo liggen de zaken nu eenmaal, lijkt Woodward te zeggen. Maar inzichtelijk maken hoe het zover heeft kunnen komen – daar begint-ie niet aan.

Dansend in een mijnenveld

Perel in ZomergastenBij Zomergasten vond ik psychotherapeut Esther Perel net wat te gladjes: alsof ze alle antwoorden allang klaar had liggen, ze hoefde alleen maar even in het juiste laatje te rommelen om ze tevoorschijn te toveren, leek het.

Wat toch ergens bleef hangen was Perels opmerking die avond dat ze een serie eenmalige sessies met vrijwilligers – allemaal echte koppels, met echte problemen – had opgenomen en die bewerkt had tot podcasts, die ze nu op haar website beschikbaar stelde. Dit bij wijze van publieke educatie, lichtte ze toe: niet iedereen heeft tijd en geld voor psychotherapie, maar wie weet staken ze er zo toch iets van op. (De serie zal haar daarnaast gerust ook geweldige reclame voor haar praktijk opleveren.)

Zo kwam het dat ik afgelopen week toch even wilde luisteren. Het werd een belevenis; voor ik het wist had ik alle achttien afleveringen uit. Perel – die praktijk houdt in de Verenigde Staten, en in de aankondiging steevast Estaire Parèlle wordt genoemd; nooit geweten dat Amerikanen de naam ‘Esther’ niet snappen – was kwikzilver. Ze was afwisselend slim, vol mededogen, scherp, geestig, streng, troostend, inventief, bemoedigend, en praktisch.

Natuurlijk, de sessies zijn ingedikt: gesprekken van drie uur zijn teruggebracht tot een uitzending van telkens 35 tot 40 minuten. Perel kan daarnaast bogen op een schat aan ervaring en kennis, en heeft zich voor elke sessie ongetwijfeld terdege voorbereid. Dat maakt een boel uit. Maar het verbaasde me niettemin hoe makkelijk ze onderliggende problemen op tafel wist te krijgen, de dynamiek van zo’n stel doorgrondde, die vervolgens kon duiden, om dan met een kwinkslag of geruststelling de loodzware lading ervan draaglijk te maken voor het stel, en hun bovendien praktische tips en strategieën bood om de dingen eens anders aan te pakken.

Tussendoor betrok ze in korte, na afloop van de sessie toegevoegde terzijdes de luisteraar bij haar aanpak en bevindingen. Die terzijdes fungeerden als samenvatting, maar boden tevens een korte reflectie: voetnoten bij haar eigen werk. Ze vertelde erin wat haar was opgevallen, waarom ze op dat moment van strategie veranderde, of hoe ze later merkte dat ze op een bepaald moment een steek had laten vallen.

Ze zong een liedje in het Frans voor de een, ze plaagde de ander, ze gaf een derde in twee minuten een fundamentele les over patriarchale verhoudingen, ze vroeg een vierde zonder enige terughoudendheid door over seks, ze liet de vijfde de hand van zijn geliefde liefkozen, en liet nummer zes en zeven ter plekke een rollenspel doen. Dit was inderdaad publieke scholing in geestelijke gezondheid in optima forma.

Minstens twee keer was ik tot tranen geroerd. En ik wenste iedereen subiet een eigen Estaire toe: iemand die liefdevol door je persoonlijke mijnenveld danst, die je vasthoudt, en ondertussen je blik vrijer maakt.

Seks, macht en gender

Being any sex is a dragNadat bericht werd dat actrice Asia Argento, een van de eersten die filmproducer Harvey Weinstein vorig jaar van seksueel misbruik betichtte, zichzelf ook schuldig had gemaakt aan seksueel wangedrag – ze zou een minderjarige acteur hebben aangerand – was besmuikt gegrinnik te horen. Duh, die vrouwtjes doen het zelf ook! Kijk ze nou in hun hemd staan, met hun #metoo.

Afgelopen weekend publiceerde de Volkskrant een lang en oprecht artikel waarin een aantal mannen aan het woord kwamen die eerder, als minderjarige, in de netten waren verstrikt van een oudere vrouw. Het is de klassieke trope uit de film The Graduate – de moeder van een leeftijdsgenootje als valse verleidster. Indertijd waren de jongens gevleid: een oudere, rijpe vrouw die hen, guppies nog, de moeite waard achtte, wow! Pas later beseften ze dat ze geen idee hadden wat ze eigenlijk overkwam of wat ze deden, laat staan van wat ze zelf wilden. Ze waren hoofdzakelijk overbluft geweest. Hadden hun stem niet kunnen vinden.

We zijn nu eindelijk beland waar we wezen moesten: seksueel wangedrag, grensoverschrijdend gedrag, loopt niet per se langs sekselijnen. We denken te makkelijk dat daders uitsluitend mannen zijn, vrouwen exclusief slachtoffers.

Maar seksueel geweld gaat niet over sekse; het gaat zelfs niet over seks. Het gaat over machtsmisbruik ten eigen bate, gerief, of glorie. Talloos zijn de verhalen over soldaten die door hun meerderen of door een groep collega’s werden verkracht om hen te vernederen; over priesters die koorknapen, misdienaartjes en schooljongens misbruiken; over vaders, stiefvaders en ooms die zonen en neefjes misbruiken, simpelweg omdat ze voorhanden waren en je je driften op hen kunt afreageren.

Toch denken de meeste mensen nog altijd dat alleen vrouwen slachtoffer kunnen zijn van seksueel geweld – een gedachte die wordt gevoed door de notie dat mannen en jongens er altijd wel pap van lusten, zodat zelfs opgedrongen seks voor hen eigenlijk ‘niet echt’ neerkomt op misbruik. En een vrouw als dader valt al helemaal buiten ieders denkraam.

Mag ik de volgende stap voorspellen? Iemand ontdekt dat zelfs binnen lesbische en homoseksuele relaties seksueel geweld voorkomt. Dat lesbische vrouwen elkaar kunnen verkrachten, homoseksuele mannen hun partner soms mishandelen.

Het punt is: er zijn veel vormen van machtsmisbruik. Niet alles laat zich langs genderlijnen uitleggen, al is dat een structurele vorm van machtsverschil. Er zijn ook andere machtsfactoren. Wanneer de ene partij ouder of rijker is, meer privileges of status heeft dan de andere – zijn hun onderlinge relaties, inclusief de seksuele, zelden vrij en onverveerd, en moet de machtiger van de twee de ander het voortouw geven.

Seksueel geweld uitbannen kunnen we niet. Het beste waarop we kunnen hopen – ik schreef dat al dertig jaar geleden – is dat vrouwen even vaak daders worden als mannen nu zijn, en mannen even vaak slachtoffer.

 
Beeld: xJason.Rogersx / https://www.flickr.com/photos/restlessglobetrotter/7527764372/