De techno-oplossers

De ijsmassa op de Noordpool heeft een nieuw laagterecord bereikt, de Australische hittegolf met temperaturen van wel 50oC breidt zich uit naar Nieuw-Zeeland, Nederland heeft zich nog niet hersteld van de droogte van vorig jaar. Daarbij vergeleken klinkt de warmste paasmaandag hier ooit gemeten bijna plezant, maar ook dat record lijkt een teken aan de wand.

‘We vinden er wel iets op, de technologie staat voor niets!’ roepen vooruitgangsdenkers dan optimistisch, en heus, ik help het ze hopen. Maar ondertussen lijkt me evident dat we er niet komen met zelfrijdende auto’s, windmolenparken, plastic recyclen of CO2-heffingen. De wereldwijde uitstoot van CO2 stijgt, terwijl we die drastisch moeten inperken: dat is het allerbelangrijkste dat ons te doen staan. En we moeten daarbij echt minder naar individuele burgers kijken: tien grote Nederlandse bedrijven – waaronder de Shell-raffinaderij, Tata Steel en de energiecentrales – stoten, dwars tegen alle plannen en beloftes in, elk jaar juist meer uit. Samen produceren deze tien bedrijven driemaal zoveel CO2 als alle Nederlandse huishoudens bij elkaar.

Mediafilosoof en technologiecriticus Douglas Rushkoff wees vorig jaar op een ander, vrij fundamenteel manco in de gedachte dat de technologie ons zal redden. Rushkoff was gevraagd een besloten lezing te houden over toekomst en technologie. Tot zijn verbazing bestond zijn gehoor uit slechts vijf hedgefund-managers, die eigenlijk vooral wilden brainstormen hoe ze zichzelf ‘als het zover was’ beter konden beschermen. De een had al een ondergrondse bunker gebouwd, en had een legertje gewapende bewakers paraat. De tweede vroeg zich af hoe hij zijn bewakers en personeel onder de duim kon houden als er voedsel- en watertekorten ontstonden: zou een gehoorzaamheidshalsband iets zijn?

Er zijn amper tech-giganten die zich bezighouden met de overleving van de aarde, constateert Rushkoff. Voor zover ze er al over nadenken, bekommeren ze zich hoofdzakelijk over hun eigen overleving. Van Elon Musk die naar Mars wil en Peter Thiel die zijn veroudering wil tegengaan tot Ray Kurzweil die zijn brein in een computer wil stoppen – dat heeft allemaal niets met het overleven van de aarde te maken.

In tegendeel zelfs, stelt Rushkoff. Wie hamert op technologie als oplossing, verliest uit het oog dat niet alleen de technologie zelf, maar ook de productie ervan medeoorzaak is van de problemen waarmee we kampen. De winning van delfstoffen is vernietigend, vervuilend en gevaarlijk, het productieproces steunt te vaak op lagelonenlanden en uitbuiting, en de rijkdommen die technologie produceert, worden hoogst onevenredig verdeeld. Jeff Bezos is multibiljonair, maar zijn werknemers verdien een schijntje. (Het mediane inkomen bij Amazon is 28.000 dollar per jaar; Bezos verdient datzelfde bedrag elke 9 seconden.)

Blijven vertrouwen in technologie is een vlucht naar voren, terwijl we de realiteit ontkennen.

 
Foto: Satellite image of ship tracks, clouds created by the exhaust of ship smokestacks. Liam Gumley, Space Science and Engineering Center, University of Wisconsin-Madison.

Geen verrader, geen journalist

Julian Assange, de oprichter van WikiLeaks werd vorige week door de politie uit de Londense ambassade van Ecuador werd geplukt. Hij wordt mogelijk uitgeleverd aan de VS, waar hem een aanklacht wacht wegens aanzetten tot hacken en/ofspionage.

Vooropgesteld: het is ronduit bizar, en met geen enkel argument te verdedigen, dat Engeland een Australisch staatsburger aan de VS zou uitleveren voor iets dat de man in kwestie in een ander land heeft gedaan (WikiLeaks is niet Amerikaans, en is in zweden geregistreerd). Dat de VS meent dat Assange hun rechten, wetten, belangen of staatsveiligheid heeft geschonden, is simpelweg geen geldige reden. Zou de VS dat wel menen, dan zijn er stapels buitenlandse politici en activisten te bedenken die evenzeer – of zelfs meer – voor uitlevering aan de VS in aanmerking zouden komen.

Maar ik word wat wee van mensen die menen dat met Assanges arrestatie journalistieke vrijheden in het geding zijn. Wat Assange ook moge zijn, hij is pertinent geen journalist: hij is niets anders dan een kieskeurig, selectief, soms onzorgvuldig en vaak nuffig doorgeefluik van informatie die anderen hem hebben toegespeeld. Lijsten met Turkse burgers die in eigen land politiek actief zijn kort na een staatsgreep publiceren, is ronduit onverantwoordelijk. Wat kwalijker is, en apert ingaat tegen alle journalistieke principes: WikiLeaks heeft vaker ongeredigeerde informatie gepubliceerd die evident afkomstig was van overheden en die bedoeld was om hun lokale oppositie zwart te maken. Daarmee maakte Assange WikiLeaks willens en wetens tot een instrument in andermans nationale propagandaoorlog.

Voor mij lag het breekpunt bij de Panama Papers, de documenten die lieten zien welke ingewikkelde constructies internationale bedrijven en rijkaards gebruiken om belasting te ontwijken. Die onthulling was slechts een opzetje om Poetin aan te vallen, schreef WikiLeaks. Met zo’n uitspraak kies je partij: het ging er WikiLeaks kennelijk niet om politiek relevante informatie te publiceren, maar zochten ze informatie die een doelwit heeft dat hun aanstaat. Dan bedrijf je geen journalistiek, maar propaganda.

Dat WikiLeaks bij de Amerikaanse verkiezingen wekenlang mondjesmaat e-mails van de Democraten publiceerde – die toen, zoals anderen al hadden aangetoond, onbetwistbaar via een Russische hack waren verkregen – deed de deur dicht: WikiLeaks liet zich gebruiken om tijdens een campagne een presidentskandidaat te laten ontsporen.

Doorgeefluiken zijn belangrijk, en klokkenluiders onontbeerlijk om beerputten te openen. Maar bij klokkenluiders is de taak van een journalist niet alleen om je bron zo goed mogelijk te beschermen: je moet ook alle informatie verifiëren, de betrouwbaarheid van je bron dubbelchecken, nagaan welke belangen je bron heeft, en context verschaffen. Alle materiaal gewoon maar plempen klinkt stoer, maar is een recept voor ongelukken.

Ik aarzelde drie seconden

foto: Victor Bergen-HenegouwenAfgelopen weekend was het dertien jaar geleden dat mijn rechterborst werd geamputeerd. In de dagen voorafgaand aan de operatie vroeg de behandelend arts me of ik een implantaat wilde: tegenwoordig kon de nepperd vaak al worden geplaatst tijdens dezelfde ingreep als waarbij de echte werd verwijderd.

Ik aarzelde drie seconden, en zei ‘nee’. Weliswaar zag ik er als een huis tegenop om met één borst verder te moeten – wat gelukkig ontzettend meeviel, ik sta er eigenlijk nooit meer bij stil – maar zo’n pronte nepborst naast mijn al wat hangende echte leek me nog veel raarder.

En nu dank ik mezelf op mijn blote knietjes voor die toch vrij intuïtieve beslissing.

Uit het door Radar en Trouw geïnstigeerde internationale journalistieke onderzoek naar de deugdelijkheid van medische implantaten, The Implant Files, is eindelijk boven tafel gekomen hoe idioot veel vrouwen last hebben van hun siliconen implantaten. De nepperds zijn vaak slecht getest, klachten van patiënten worden niet serieus genomen, en toezichthouders weigeren zelfs vaak om überhaupt nota te nemen van hun klachten, omdat die ‘een te verwachten bijeffect’ zouden zijn.

Terwijl die klachten bij borstimplantaten bepaald serieus zijn: van akelige verklevingen in de borstkas en opeenhoping van gelekte siliconen in de hersenen, tot ziekelijke moeheid en een fikse stijging van het aantal vrouwen dat een zeldzame en agressieve vorm van kanker krijgt (ALCL). Maar sinds alle publicaties rondom The Implant Files is de boel aan het schuiven geraakt, ook rondom siliconen borstimplantaten. Vooral getextureerde implantaten blijken onveilig te zijn. Frankrijk heeft ze nu verboden, Canada overweegt dat sterk, in de VS hield de voedsel- en medicijnwaakhond FDA er een hoorzitting over, en in Nederland wordt het gebruik van deze specifieke borstimplantaten tot nader order gestaakt.

Eindelijk. Maar ook: al die vrouwen die deze krengen al in hun lichaam hebben, zitten er maar lelijk mee. Sterker: vaak weten ze helemaal niet of ze deze verdachte implantaten geïmplanteerd hebben gekregen – artsen vertellen je zelden uit eigen beweging welk type je hebt gekregen, dus vaak moet je je patiëntendossier opvragen, inclusief het operatieverslag, om dat te achterhalen – zodat ook tienduizenden vrouwen met veilig geachte implantaten in de sores zitten.

En wie wél zulke foute implantaten heeft, kampt met een nog groter probleem. Ze eruit laten halen wordt namelijk niet vergoed: je draait dan zelf voor alle kosten op. Dat is toch idioot? Deze implantaten werden door de overheid (en haar toezichthouders) op de markt toegelaten, maar nu blijkt dat die procedure grote tekortkomingen vertoonde, draaien individuele vrouwen voor de schade op?

De enige oplossing is uiteraard: vergoed die verwijdering, en span dan als overheid een procedure aan tegen de fabrikanten, die amper geteste spullen agressief in de markt hebben gezet. Alleen dat zal die producenten leren.

[Foto: Victor Bergen-Henegouwen]

Rafelrandjes

Respectvol zijn, vooral in gesprek blijven, openingen zoeken en die benutten – het zijn prachtige voornemens en gloedvolle woorden, maar tamelijk nutteloze uitgangspunten wanneer het over het bestrijden van extreemrechtse politiek gaat. ‘Gut, vertel ons eens wat u eigenlijk tegen migratie, homoseksualiteit, vluchtelingen, niet-christelijke religies, vrouwenrechten en internationale verdragen heeft? Misschien dat we dan tot een beter onderling begrip kunnen komen.’

Een kind begrijpt dat dat contraproductief is. Maar wat dan wel?

Afgelopen week las ik Will Storrs The Unpersuadables; de titel laat zich het beste vertalen als De onovertuigbaren. Het boek bestaat uit essays waarin hij de werking van het brein verkent, met name hoe we omgaan met informatie die ons niet uitkomt, en reportages waarin hij vrij genoeglijk optrekt met mensen die allerlei extreme opvattingen aanhangen. Hij ontmoet een creationist die zeker weet dat de aarde 7000 jaar geleden is geschapen, een wetenschapper die zich radikaal verzet tegen de notie van klimaatverandering, een veroordeelde Holocaust-ontkenner die een Stormfront-babe als pr-medewerkster in dienst heeft, en extreem sceptische mensen die elkaar meer napraten dan Storr lief is.

Mensen verwerken informatie makkelijker wanneer die past bij wat ze toch al vonden, constateert Storr. We zijn ongelooflijk goed in selectief luisteren, onszelf achteraf goedpraten, onze instincten en ingevingen na afloop van klinkende theoretische rechtvaardigingen voorzien, kortom: in het recht praten wat krom was. En ergens maakte Storr ineens een opmerking die me diep trof: voor sommige mensen zijn hun opvattingen hun identiteit dusdanig sterk gaan bepalen, dat ze zich niet langer afstand kunnen permitteren tussen zichzelf en hun ideeën. Dat maakt alles waarmee ze het niet eens zijn, meteen tot een bedreiging. In debat gaan betekent voor hen dat ze zich verharden, zich sterker terugtrekken in een ijzeren gelijk.

Quote uit ‘The Unpersuadables’

Daar word je niet vrolijk van: debat haalt bij hen kennelijk niets uit. Maar gelukkig zijn maar weinigen zo verhard: de meeste mensen zijn uiteindelijk wispelturig, waaien wat mee, pikken hier wat op, buigen daar wat bij, leggen hier wat af en passen zich daar wat aan. Alleen is het punt nu dat de wind zeer rechts waait. Misschien gaat het minder om de mensen, en meer om het algemene klimaat: welke opvattingen laat je de boventoon voeren, waar leggen we in debatten de nadruk op, wie hijsen we op het toneel?

Ik moest ineens weer erg aan Hannah Arendt denken. Volgens haar moeten we frictie voeden, de rafelranden in ons eigen denken prijzen, de momenten koesteren waarop onze eigen opvattingen met elkaar schuren. Niet de hapering of de twijfel moeten we schuwen, maar de mensen die volledig coherent zijn, die geen vraag kunnen horen zonder het antwoord al te weten, en een dichtgetimmerd wereldbeeld hebben.

Leve de rafelranden in ons denken.

Weerwoord

Baudet op de IJzerwake in 2014We worden ondermijnd door onze journalisten,’ bezwoor Baudet ons afgelopen woensdagavond. De NOS, waar hij graag op mag afgeven, zond die overwinningsspeech van 22 minuten integraal uit, en wist na afloop daarvan niet veel meer te doen dan een grap maken over dat rare woord ‘boreaal’, om vervolgens een cabaretière om commentaar te vragen. ‘Nou, die Thierry heeft grootse plannen hoor,’ zei ze, ‘ik denk dat we nog veel van hem zullen horen.’ Intussen kopte diezelfde NOS op haar website klakkeloos ‘Een nieuwe lente, een nieuw geluid’ – een poëtische frase die collega-FVD’er Hiddema eerder die avond had ontleend aan de socialistische dichter Herman Gorter, die zich nog urenlang snikkend in zijn graf omdraaide.

Dus dat van die ondermijning door journalisten, daar was ik het wel mee eens.

Als je weet dat het Forum die dag waarschijnlijk de meeste stemmen haalt en je kennelijk op voorhand besluit zo’n overwinningsspeech in z’n geheel uit te zenden, dan zorg je toch dat je mensen hebt klaarzitten die daar naderhand iets degelijks over kunnen zeggen? Als nationale nieuwszender heb je toch een grotere taak dan het leveren van beaat commentaar, dan wel om als naïef kwebbelend doorgeefluik voor een proto-fascistische speech te fungeren?

En daags erna kwamen ze weer hijgend aanrennen: de kranten en talkshows die, o zo verrassend, gesprekjes wilden met voeren met de FvD-stemmers. Wat waren dat voor mensen? Wat dreef ze eigenlijk? En opnieuw: alles zonder analyse, zonder weerwoord, zonder diepgang. De media speelden voor echokamer waarin iedereen ongegeneerd kon leeglopen.

We zagen het bij Fortuijn, bij Wilders, bij Trump en nu bij Baudet: te veel media die zich bij elke oprisping, fluim of stunt als echokamer en luidspreker gedragen, kennelijk zonder aandrang eens breder te kijken of door te vragen. Haast niemand die eens een verkiezingsprogramma van de nieuwe ‘frisse’ partijleider bestudeert, diens plannen doorrekent, of zijn netwerken in kaart brengt. (Lang leve Humberto Tan, die in 2010 als eerste journalist in een praatprogramma bewees het programma van de PVV grondig te hebben gelezen. De rest praatte elkaar na.)

‘We signaleren slechts,’ zeggen ze dan bij Jinek, Pauw en de Volkskrant. Dat is om twee redenen niet waar: ze signaleren namelijk nooit dat Baudet godbetere trots bij de IJzerwake sprak, waar de Vlaamse fascisten hun gevallenen herdenken, en zich permanent omgeeft met rabiaat rechtse politici. Hun ‘signalementen’ zijn vaak selectief: veertig gele hesjes krijgen het volle pond, maar duizenden mensen die tegen racisme demonstreren na Baudets winst worden amper belicht. Nu ja, op die ene reltrapper die daar verscheen na, natuurlijk.

Maar vooral: media zijn geen doorgeefluik. Een spotlight belicht niet alleen: het voedt, het vormt, het kneedt. En elk spotlight werpt een schaduw over alle andere onderwerpen, andere opinies en andere perspectieven. Een spotlight verblindt. We staren als konijntjes naar de koplampen waarmee de jager ons opdrijft.

Automatische piloot

Boeing 737 Max, foto: Wikipedia / Acelift‘Een robot is een prima back-up voor een menselijke bestuurder, maar de mens is een waardeloze back-up voor een robot,’ zei een specialist in zelfrijdende auto’s vorige week, naar aanleiding van de Boeing 737 Max die in Ethiopië was neergestort. Een snedige, maar misleidende quote: het probleem wordt ermee in de schoenen van de piloot geschoven. Mensen zijn gewoon niet goed genoeg meer, ze kunnen de techniek niet aan, suggereerde de man.

Maar juist in afwijkende situaties is een automatische piloot lastiger: hij vereist dan meer werk. Dat verhoudt zich bar slecht tot noodsituaties, zeker omdat dan per definitie weinig gebruikte functies in het geding zijn. Bovendien duurt het tegenwoordig altijd even voor je hebt uitgezocht wat er nu precies faalt: de besturing zelf, of de registratie, dan wel de weergave daarvan? Verliest het vliegtuig echt hoogte? Is er slechts een sensor defect? Faalt misschien het scherm dat de hoogte toont?

Boeing zelf valt meer te verwijten dan zijn piloten, of menselijke capaciteiten in het algemeen. Het bedrijf heeft herhaalde klachten van piloten over de onhandelbaarheid van het systeem consequent genegeerd. De automatische piloot is daarnaast al jaren geleden zo complex geworden – in de woorden van Nadine Sarter, een gerenommeerd industrieel ontwerpster en hoogleraar: bewilderingly baroque – dat allerlei functies en correcties diep in het systeem verscholen zitten, en je de meer ongebruikelijke functies alleen kunt bereiken door eerst een lange serie schermen te doorlopen.

Anders gezegd: de automatische piloot vormt een hindernis in noodsituaties. Diverse deskundigen beschreven de crashes van de 737 Max dan ook als een gevecht van mens tegen machine, en helaas won de machine.

Maar de mens had moedwillig slechte kaarten gekregen. Bij elk nieuw type vliegtuig trainen piloten gewoonlijk langdurig in peperdure grondcabines. Maar bij de 373 Max besloot Boeing dat piloten die al vertrouwd waren met de 737, de Max gerust wel onder de knie konden krijgen op een iPad. U leest het goed: op een iPad.

Wat ook niet helpt: alle nieuwe softwarefuncties worden doorgaans bovenop de bestaande gebouwd, mede omdat de automatische piloot anders van meet af aan gecertificeerd moet worden, wat een langdradige en dure affaire is. Beter gewoon een extra module erbovenop zetten, moeten ze bij Boeing gedacht hebben: dat is een korter traject, en dus goedkoper.

Jaren geleden werkte ik bij Fokker. Onze afdeling schreef de software die een vliegtuig in partjes ontleedde en voor elk onderdeel tijdig orders uitzette. Wij hadden ook van die aangegroeide software: module op module. Een van onze systeembeheerders ontdekte op zeker moment een oud snoer programma’s dat elke vrijdagavond autonoom draaide. We hadden geen idee wat die batch deed: documentatie en code ontbraken, er restte alleen machinetaal.

We durfden er niet meer aan te komen. En dat waren maar bestelbonnen.

Niets is wat het lijkt

Aan het einde van de gang staat een bankstel voor het raam, geflankeerd door een staande lamp en een kamerplant op een bijzettafeltje. Heel huiselijk. Pas van dichtbij zie je dat het tafereel van verf is en als camouflage voor een deur dient – een deur die vanaf deze kant alleen open kan wanneer je een code intikt op een toetsenbordje dat verstopt zit in de schildering.

Voor de mensen binnen is de deur een bank, niet langer herkenbaar als de uitgang naar hun oude leven. Voor de mensen die de code kennen is dit de gesloten afdeling, het almaar kleiner wordende wereldje waarin hun geliefden langzaam hun oude herinneringen, hun routines en uiteindelijk zichzelf verliezen, en langzaam inert worden.

Ze is dol op haar kat: een grijsbruin tenger diertje met extreem lange poten. Maar ze was hem steeds vaker kwijt. Toen ze nog boven woonde, buiten het schilderij, bij haar man, wilde ze aldoor weten waar de kat was gebleven. Zelfs als hij opgerold op haar schoot lag te slapen, vroeg ze ongerust: ‘Waar is Mickey eigenlijk?’ We kochten een robotkat voor haar, bedoeld voor wanneer ze naar beneden moest verhuizen. Een pluizige, mollige, oranje-witte knuffel die kon mauwen, snorren, een poot opheffen en op zijn rug rollen. We doopten hem Loulou.

De eerste middag beneden pruttelde ze: ‘Wat een akelig nepding.’ Twee dagen later lag hij bij haar op bed, zat-ie bij haar op schoot, praatte ze tegen hem zodra hij mauwde en noemde ze hem Mickey. Ze raken onafscheidelijk, en omdat hij mauwt wanneer ze te lang stil is, weet ze meestal waar hij is en komt dan zelf ook even tot leven. Dan aait ze hem, en zegt zoete woordjes. ‘Ach mannetje van me… Dag lieverd.’ Daarna doezelen ze allebei weer weg. Mijn vader was van plan de echte Mickey vaak mee te nemen als-ie op bezoek zou komen, maar durft dat niet meer: hij wil de schone schijn niet verstoren.

Boven jammert Mickey om haar, en ligt mijn vader ’s nachts zonder haar in bed.

Mickey bekijkt Loulou
Mickey bekijkt Loulou

Ze is dol op chocolade en glaasjes port. Mijn vader neemt die voor haar mee, maar ze weet niet goed hoe dat ook alweer ging. Hoe krijg je zo’n doosje bonbons open? Haar vingers zijn krachteloos, ze pulkt lukraak aan de verpakking, en nadat we haar helpen en de chocolade voor haar op een schaaltje leggen, eet ze de bonbons achter elkaar op, alsof ze een verplichte boterham wegwerkt. Ook het nippen is haar ontglipt: een portglas leegt ze in twee ferme slokken.

Boven kon ze soms plotseling uit haar stoel opstaan, ineens ongerust over iets, wijzend naar een tafel of naar iets anders. Dan stopte ze vaak halverwege, middenin een beweging of in een zin: wat was er ook alweer? Ze was het kwijt. Ze zocht nog even, in haar omgeving en in zichzelf, maar het was allang weg. Dan ging ze maar weer zitten.

Ze zit steeds vaker. De deur is een bank. De robot is een kat. Loulou is Mickey. Boven is beneden. Bonbons zijn brood. De wereld lijkt een illusie. Maar ze blijft altijd mijn moeder.

Vrouwelijk

De internationale atletiekfederatie (IAAF) is ten derde male bezig een uiterst succesvolle sportvrouw uit haar gelederen te weren. De Zuid-Afrikaanse korte-baanloopster Caster Semenya moest eerder al een gênante geslachtstest ondergaan. Nadat de IAAF in haar broekje had gekeken – hé ja, toch een vrouw – wilde de bond haar testosteronspiegel weten, en warempel: haar scores werden te hoog geacht. Niet door doping, maar door een aangeboren conditie die vaker voorkomt.

Net als de vrouw die ooit van Fanny Blankers-Koen won, Foekje Dillema, is Semenya zoals dat tegenwoordig heet ‘hyperandrogeen’: haar lichaam maakt meer testosteron aan dan gemiddeld. Semenya moest van de IAAF daarom verplicht aan de testosteronverlagers, anders ze mocht ze nooit meer meedoen. Ze ging aan de medicijnen, vocht onderwijl de regel aan, en won.

Nu probeert de IAAF het opnieuw. De federatie eist strengere regels: iedere vrouw die meer dan 5 nmol (nanomol per liter bloed) testosteron heeft, moet volgens de IAAF verplicht aan de medicijnen om deel te mogen nemen; dit ‘om een eerlijke en open competitie te waarborgen’. In Nieuwsuur stak voormalig sprintkampioen Ellen van Langen vorige week wreed een dolk in Semenya’s rug: ‘Het is heel precair,’ gaf Van Langen toe, ‘maar ik had ook niet tegen haar willen uitkomen’.


My friend Caster Semenya is unequivocally female. Forcing women w/naturally high testosterone to give up ownership of their bodies & take drugs to compete in sport is barbaric, dangerous, and discriminatory. I stand behind her and hope she prevails. #IAAF https://t.co/L0VZ7sg2xC
— Billie Jean King (@BillieJeanKing) February 19, 2019

Het is bizar: elke vrouw die bovengemiddeld presteert in de sport, kan niet alleen tot een geslachtstest worden verplicht, maar bovendien tot een testosteronmeting: controleren of ze wel ‘voldoende’ vrouw is. (Ook de ‘vrouwelijkheid’ van tennisheldinnen Martina Navratilova en Billy Jean King werd jarenlang op vergelijkbare manier in twijfel getrokken. Eigenlijk waren ze allebei te goed om echt vrouw te kunnen zijn.)

Van Langen, quasi-onschuldig: ‘Dan zeggen mensen dat lange basketballers ook een voordeel hebben, maar dat is toch echt anders!’ Waarom? Lengte is toch aangeboren, net als hyperandrogeen zijn? En waarom zou Van Langen vrouwen met extra lange benen niet willen diskwalificeren? Het is toch even ‘vals’ wanneer iemand met benen die acht centimeter langer dan gemiddeld zijn, sprintjes trekt tegen vrouwen met een gemiddelde beenlengte?

Maar vooral verbaasde ik me over de nauwe marges die de IAAF voor vrouwen hanteert. Hun testosteronniveau hoort zich volgens de federatie tussen de 0,5 en 2,5 nmol te bewegen, met een maximum van 5 nmol. Maar de toegestane variatie voor mannen is aanzienlijk groter: van 7,7 tot liefst 29,4 nmol.


Experts on Semenya’s side have argued that not only are men not subjected to similar gender scrutiny, the IAAF’s understanding of gender is clearly outdated. What could have been an opportunity to challenge outdated perspectives and educate the world has turned into a paternalistic and invasive process.

QZ.com, 25 februari 2019

Deed de IAAF wat Van Langen voorstelde – iedereen die op enig biologisch aspect niet helemaal strookt met de vooroordelen die we over sekse hanteren, voortaan laten uitkomen tegen het andere geslacht – dan zou dat wel eens onvermoede consequenties kunnen hebben. Voor je het weet doen biologische mannen met formeel te veel oestrogeen of zonder testikels voortaan verplicht met de dames mee. Heeft Van Langen haar eigen testosteronniveau trouwens wel eens laten meten?

Wat de camera niet ziet

Het ene toezicht is het andere niet. Er wordt semipermanent gelet op zowat al onze publieke gedragingen: camera’s kijken of iedereen zich aan de snelheidsregels houdt, zich op straat niet agressief gedraagt, geen zakken rolt in winkels of verdacht rondhangt.

Vanmorgen las ik een reportage over de onzalige vorm die cameratoezicht in Dubai heeft aangenomen. Op straat, in taxi’s, in hotels, in winkels: iedereen wordt overal gevolgd, en die camera’s worden steeds slimmer. Ze doen aan gezichtsherkenning, ze kunnen je locatie aan elkaar doorgeven, ze kunnen al wie op een vip-lijst staat een voorkeursbehandeling geven en wie op een zwarte lijst voorkomt meteen bij de politie melden. Wie ergens op betrapt wordt krijgt subiet straf, en met mazzel word je alleen het land uitgebonjourd.

Het resultaat: Dubai oogt superveilig. Je kunt je tas op een terrasje laten liggen als je even naar het toilet bent. Maar voor minder zichtbare groepen is Dubai aanzienlijk minder veilig: voor vrouwen binnenskamers, of voor arbeidsmigranten die afhankelijk zijn van hun werkvergunning. 

Die nadruk op zichtbaar gedrag kleurt ook de publieke perceptie (en definitie) van misdaad en criminaliteit. Wat zich publiekelijk en onder het oog van buitenstaanders afspeelt, krijgt meer aandacht (en straf) dan wat moeilijk traceerbaar is. Wat openbaar gebeurt, valt meer afkeuring ten deel dan wat zich binnenskamers, in advocaatkantoren, vijfsterrenhotelsuites of chique directeurskamers voordoet. Corruptie vang je niet met een camera, omkoperij is zelden zichtbaar, witteboordencriminaliteit wordt veelal gedrapeerd in ingenieuze transacties.

Voor westerse landen geldt au fond hetzelfde. Op burgers houden we uitgebreid toezicht, maar op bedrijven, lobby’s en belangen amper. Gaat een bedrijf over de schreef, dan komt dat er over het algemeen genadig vanaf. De ING let niet op witwassen? Hier, een boete, en we hebben het er verder niet meer over. Je verkoopt tegen alle wetgeving in gebruikersdata aan schimmige bedrijven? Betaal een schijntje van je omzet ter genoegdoening, en alles is pais en vree. Illegaal dumpen? Tsja, we zijn afhankelijk van dit bedrijf, dus wat moeten we?

Wettelijk aangestelde toezichthouders zijn vaak tandeloos, of pleiten hooguit voor ‘betere registraties’ en ‘uitgebreidere meldplicht’. Maar bazen voor de rechter dagen, administraties doorspitten, btw- en dividendfraude naspeuren, belastingontwijking en -vermijding tegengaan, seriële faillissementsfraudeurs achtervolgen, zich misdragende commissarissen een bestuursverbod opleggen (laat staan, o hemeltjelief, ze tot een schadevergoeding veroordelen of ze aansprakelijk stellen) – nee, daar kunnen we echt niet aan beginnen.

Dat leidt tot twee akelige constateringen. Ten eerste: als je je misdaad maar complex genoeg maakt, ontspring je vrijwel altijd de dans, en: toezicht is voor losers. Wie meer geld en macht heeft dan de meute, kan zichzelf onzichtbaar maken.

Grondstof voor tech-giganten

Bedrijven als Google, Facebook en Amazon hebben inmiddels zoveel data over hun gebruikers verzameld en volgen die zo extensief, dat ze stuk voor stuk schatrijk zijn geworden aan de verkoop van onze persoonsgegevens en op maat gesneden advertenties. Nevenproduct: we worden zowat overal door hen gevolgd, gemonitord, gecoached en bijgestuurd – en niet alleen online. We zijn overal te volgen, we lezen wat Facebook en Twitter ons onder de neus duwen, we kiezen onze nieuwe aankopen op basis van algoritmes die bedenken wat wij interessant of handig zullen vinden. Dat fenomeen staat al enige tijd bekend als surveillance capitalism: geld vergaren door mensen in de gaten te houden.

Maar de tech-giganten hebben al doende niet alleen internet getransformeerd, doch ook onze noties van privacy, transparantie en databeheer. Hun reikwijdte strekt inmiddels ver voorbij het web. Amazon heeft een ferme greep op de hele Amerikaanse retail verkregen, en heeft al doende niet alleen monopolies verworven en hele ketens om zeep geholpen, maar vooral ook arbeidsrelaties dramatisch veranderd. Het bedrijf grossiert in piss poor jobs, waarbij werknemers onder het minimum loon werken. Protesteer je daartegen? Geen probleem, voor jou tien anderen. Wie zich niet voor een grijpstuiver uit de naad werkt, kan opzouten.

Intussen zijn we mijlenver verwijderd geraakt van het simpele ‘volgen’ van gebruikers. Zoals Evgeny Morozov vorige week in een lang essay uitlegde: ‘Wanneer tech-giganten hun bewerkte data gebruiken voor gerichte advertenties en het sturen van ons gedrag, creëren zij meerwaarde uit ons gedrag: wijzelf zijn gereduceerd tot surveillance capital.’ Ons leven is de grondstof geworden waaruit anderen hun geld munten.

Het is een trieste, tragische constatering. En al was ik zeer onder de indruk dat de Duitse mededingingsautoriteit vorige week besloot dat Facebook te machtig is geworden en hun beoogde data-integratie van Whatsapp, Instagram en Faceboook om die reden een halt moet worden toegeroepen, kan ik alleen maar denken: dat volstaat niet meer.

Want zo’n ingreep – hoe wezenlijk en dapper ook – baseert zich op een oud model: het stabiliseren van de machtsrelaties tussen consument en fabrikant. Maar dat model zijn we allang voorbij: we hebben tegenwoordig te maken met bedrijven die ons niet als consumenten zien, maar als grondstof, en die tezamen over meer kapitaal en macht beschikken dan zowat elke andere sector ter wereld. Dan is elke poging tot het beteugelen of reguleren van die macht op voorhand gedoemd: want wie is überhaupt nog sterk genoeg om tegen ze op te treden?

Het enige dat nog helpen kan, is een strijd op vele fronten. Kapitaalbelasting heffen. Belastingontwijking en -vermijding verenigd bestrijden. Vakbonden stimuleren. Het minimumloon invoeren en heilig verklaren. Transparantie eisen, en radicale privacy.