Van kwaad tot Buckler

In San Francisco is zojuist een verbod uitgevaardigd op de verkoop van e-sigaretten. Fysieke winkels moeten de verkoop staken, webshops elders in het land mogen niet meer leveren aan adressen in de stad. Volgens de berichten is het voornaamste doel van de maatregel: voorkomen dat dampen inburgert, en jongeren via het dampen aan het roken slaan.

In Engeland wordt al jaren een tegengesteld beleid gevoerd: daar wordt dampen juist van overheidswege aangemoedigd. De ervaring leert immers dat mensen die nog nooit gerookt hebben, zelden een e-sigaret proberen. Het ding is wel populair onder mensen die al gewend waren te roken, en daar vanaf willen. Dampen is zelfs de meest probate aanpak om met roken te stoppen, constateerde de Britse National Health Service na een grootscheeps onderzoek. Het is twee keer zo effectief als nicotinekauwgum, -sprays of -pleisters. Met de overstap naar de e-sigaret boek je tevens een grote gezondheidswinst: volgens de National Health Service is dampen circa 95 procent minder schadelijk dan roken.

Onder Britse jongeren valt het gebruik van de e-sig ontzettend mee. Langlopend onderzoek onder ruim 200.000 jongeren liet zien dat geregeld roken bij hen sowieso gelukkig enorm aan populariteit heeft ingeboet: het percentage rokers onder hen daalde van 19 procent in 1998 naar 5 procent in 2015. En het zijn bijna uitsluitend jongeren die al eerder rookten die geregeld dampen. Van de niet-rokende jongeren onder de 18 dampt slechts 0,2 procent.

De Britse overheid concludeert dan ook jongeren wel eens met e-sigs experimenteren, maar dat acceptatie van de e-sigaret niet leidt tot meer roken, integendeel. In alle leeftijdsgroepen blijft het aantal rokers gestaag dalen. Dampen fungeert vooral als een hulpmiddel om ex-roker te worden.

Waarom wil San Francisco het dampen dan toch uitbannen? Deels uit misplaatste angst. Dampen past in de van-kwaad-tot-erger theorie: je zou van de ene, betrekkelijk onschuldige verslaving in rap tempo in steeds ergere vormen vervallen, zo ongeveer alsof af en toe een  jointje roken de opmaat is voor een GHB- of heroïneverslaving. Maar zo verslavend is nicotine sec echter niet (reden waarom nicotinepleisters en -kauwgom vrijelijk verkrijgbaar kunnen zijn, zonder dat mensen massaal in het gebruik ervan volharden).

Bij roken is het ’t verbrandingsproces van de tabak die schadelijk is, en verslavend. Dampers zijn over het algemeen goed in staat het nicotinegehalte van hun dampvloeistof gaandeweg te verlagen, en kunnen aanzienlijk beter zonder hun e-sig dan rokers zonder hun saffie.

Dampen verbieden is een misvatting, gebaseerd op de gedachte dat het aanbod van alcoholvrij bier slechts tot meer drankzucht leidt. Het is doodzonde: door dampen in het verdomhokje te stoppen, verliezen we een geweldige kans om meer mensen van het roken af te krijgen. Ondertussen gaat de verkoop van tabak gewoon door – ook in San Francisco.

[Beeld: Lindsay Fox, Wikimedia]

Wennen aan de warmte

Het zou de tot nu toe warmste dag worden van de tot nu toe warmste juni ooit gemeten.

Een vrachtwagen van een eierverwerkingsfabriek kantelde ergens onderweg in Zwaag. Duizenden liters eigeel stroomden op straat. Het riool kon de drab niet verwerken, een dooiersloot vormde zich op het fietspad. En het was warm op straat: langzaam ging het eigeel bakken. ‘De straat is langzamerhand in een omelet aan het veranderen,’ meldde een verslaggever.

Op mijn werk viel internet om de haverklap uit, en leerde ik een collega tussentijds hoe je een traceroute doet. ‘Ik probeer je te bellen, maar je nummer doet het niet?’ appte een aanwezige collega verwonderd aan een afwezige collega. ‘Het jouwe ook niet!’ appte de afwezige terug. Na internet bleken ook veel telefoonlijnen te zijn uitgevallen.

De Volkskrant legde de lezers behulpzaam uit hoe je een korte broek draagt, als man. Hint: één been per pijp. En de rits na het aantrekken graag dichtdoen.

Amsterdam was beweerdelijk in de greep van een verdwaalde zeehond die door de Amstel zwom. Een team van Eerste Hulp bij Zeezoogdieren ging op zoek. In Ridderkerk stond de gevel van een gebouw plots op instorten – vermoedelijk was die uitgezet door de warmte en daardoor bol komen te staan. Er vielen gevelstenen op straat. Bewoners konden de hulpdiensten niet bellen, want 112 was kapot en ook de backup van 112 had het begeven. Een bewoner belde een kennis die bij de brandweer werkt. Hun telefoons deden het gelukkig wel. De straat werd afgezet en 28 huizen zijn ontruimd.

Iemand bewees dat je spiegeleieren kunt bakken op een auto.

Nu we geen winters meer hebben, schaatsen zeldzaam wordt en het zeewater stijgt, zoeken we nieuwe tradities. Maarten van der Weiden legde daartoe zwemmend de eerste zomer-Elfstedentocht af. Een verslaggever van Omrop Fryslân legde uit dat er zo veel mensen langs de route stonden ‘omdat iedereen zijn eigen emoties meenam’. Als iedereen andermens’ emoties had meegenomen, was het mogelijk te druk geworden.

Een collega deed me voor hoe de airconditioning uit moest (ik zou die dag als laatste naar huis gaan). Ogenblikkelijk gingen overal op kantoor alarmen af en kregen we allemaal een NL-Alert op onze mobieltjes. Toen ontdekten ook wij dat 112 kaduuk was.

NL-Alert verspreidde alternatieve noodnummers, maar gaf abusievelijk het nummer van de tiplijn van De Telegraaf; die krant zal morgen ongetwijfeld geen gebrek aan kopij hebben. Wel riep het de vraag op waarom NL-Alert over het tiplijnnummer van die ochtendkrant beschikte.

Bij mij thuis liep het water de verkeerde kant op: het borrelde omhoog uit de afvoer, in plaats van dat het er keurig in wegstroomde. Een weeë rioolgeur doordesemt het huis. Mijn kat heeft misselijk de woning verlaten.

Maarten van der Weijden werd bij de finish van zijn zwemtocht verwelkomd door twee F-16 straaljagers, die hem een eresaluut gaven.

Verder was alles best normaal.

[Beeld: snapshot filmpje NOS.]

De kosten van langer leven

We staan aan de vooravond van een fikse golf van een ziekte waar velen van ons nu al te veel mee kampen, omdat (een van hun) ouders die heeft. Momenteel hebben ruim 280 duizend mensen in Nederland de diagnose dementie, en 100 duizend heeft de ziekte al wel, maar de diagnose nog niet; 80 duizend van alle mensen met dementie wonen in een verzorgings- of verpleegtehuis. Driekwart woont nog thuis, met hulp van hun geliefden, familie en buren (en de thuiszorg).

Het is na kanker en hart- en vaatziekten nu de derde doodsoorzaak. Maar dementie kon alleen maar een volksziekte worden omdat we tegenwoordig over de hele linie langer zijn gaan leven, en – hoe wrang – we verhoudingsgewijs minder snel doodgaan aan kanker en hart- en vaatziekten. Want de botte waarheid is: hoe ouder je wordt, hoe groter de kans dat je dementie krijgt. Dementie is de wraak van de tijd op onze goede gezondheidszorg.

De voorspellingen zijn somber: in 2040 zullen naar schatting ruim een half miljoen mensen de ziekte hebben; dat is bijna een verdubbeling van het huidige aantal. Een geneesmiddel of ziekteremmer is niet in zicht.

Hoe verder ik mijn eigen moeder zie wegzakken, hoe meer ik ervan overtuigd raak dat ik deze beker, mocht hij zich aandienen, aan mijzelf voorbij laat gaan. Want het is geen zacht wegzakken, dat van haar. Alle verhalen van ‘ach, ze genieten nog zo,’ ben ik als zuivere dementiekitsch gaan zien.

Mijn moeder wilde, toen ze nog helder was, ook beslist niet zo worden: ze had al haar wensen besproken, haar euthanasieverklaringen lag klaar, maar door die rotziekte zelf raakte ze de draad dusdanig kwijt dat ze maandenlang ontkende dat er ook maar iets mis was, gevolgd door periodes van woest verzet, wantrouwen en achterdocht, en maanden waarin ze vooral vaak zachtjes huilde en diep ongelukkig was. Ze wilde geregeld dood – maar niet consistent genoeg dat we daar werk van kon maken, nog los van het feit dat er amper artsen zijn die mensen die aan dementie lijden, willen helpen te sterven. Dus deden we niets.

En nu zit ze daar maar. De andere dames op haar afdeling zijn al even inert. Ze legt soms haar hoofd op tafel, in haar handen, en soms snikt ze geluidloos. En ze wil graag met mijn vader mee en bij hem slapen. Ze leeft in het moment, maar daarin gebeurt amper iets – want wat er gebeurt, vergeet ze weer snel.

Ik heb me voorgenomen dat ik mezelf ver voor die tijd van kant maak. En ik ben niet de enige, getuige de grote aantallen mensen die naar een laatste-wil-pil zoeken of die graag het een dosis van befaamde poedertje van de Coöperatie Laatste Wil zouden bemachtigen.

Statistiek houdt geen rekening met paradoxen. Naarmate meer mensen uit de eerste hand meemaken hoe verwoestend dementie huishoudt, en hoe ingrijpend en moedeloosmakend die ziekte is voor de zieke zelf en voor zijn of haar intimi, zullen meer mensen – zo vermoed  ik – zeggen: ik niet. Ales om niet dement te worden.

[Beeld: Pixabay]

Feestje voor de meerderheid

‘Er is geen pride week voor hetero’s, net als er geen voedselbank voor rijke mensen is.’ Die grap deed afgelopen week de ronde op Twitter, nadat een club alt-righters verklaarde een ‘eigen’ festival te willen organiseren om heteroseksualiteit te vieren. De grap legde de kortzichtigheid van elke hetero die zich beklaagt omdat-ie zich ‘achtergesteld’ waant ten opzichte van potten en flikkers, genadeloos bloot.

Wat mij betreft viert iedereen die dat zo uitkomt zijn of haar heteroseksualiteit, maar heus: hetero zijn verdient geen slingers of praalwagens. Alles om ons heen wasemt uit hoe vanzelfsprekend en gewenst heteroseksualiteit is, terwijl homoseksualiteit nog altijd explicatie vereist, en uit-de-kast komen. Maar vooral: vaak met angst gepaard gaat. Welk meisje is ooit benauwd geweest om haar klasgenoten te vertellen dat ze op jongens valt, welk heterostel ooit bang geweest in elkaar geramd te worden zuiver omdat ze openlijk hand in hand liepen, welke jongen ooit uit huis gezet omdat-ie zei met een meisje te willen trouwen?

Feestjes eisen omdat je tot de meerderheid behoort, is niets anders dan een radicale ontkenning van je eigen macht en dominantie, plus een negatie van de moeizame strijd van ‘minderheden’ om gehoord te worden en hun mensenrechten verzilverd te krijgen. Inderdaad: alsof de rijken claimen gediscrimineerd te worden omdat zij de schappen van voedselbank niet mogen leegeten. Zulke feestjes opeisen is niets anders dan de hegemonie van je eigen dominantie willen bezegelen.

Afgelopen week zag ik het nieuwe seizoen van The Handmaid’s Tale. Daarin zat hetzelfde fenomeen verwerkt: al wie lager op de ladder van de macht staat, weet exact hoe wie een tree hoger staat, denkt en voelt. Je moet wel: je eigen leven en veiligheid hangen ervan af om de macht te kunnen paaien en zo nodig op de excessen ervan te anticiperen. Dus weet iedere handmaid of huishoudster precies waar ze staat, wat ze kan doen of laten, en hebben de keurige echtgenotes geen idee van het werkelijke leven van hun ondergeschikten. Onderwijl zijn ook de echtgenotes gespitst op elke valse toon van hun man: ook zij beven. Maar hun eigen, o zo vanzelfsprekende macht beneemt ze het zicht op hoezeer zijzelf naar beneden trappen.

Taal en empathie zijn alles. Noem iemand een flirtcoach en alleen daardoor al leer je jongens dat het ‘nee’ van een vrouw of meisje onzin is. Je vertelt ze namelijk dat ze nooit hoeven te letten op kleine signalen, terwijl de meisjes waarmee ‘geflirt’ wordt, allang weten dat als ze niet toegeven, geweld in het verschiet ligt. En sowieso: een flirtcoach die uitlegt dat het ‘nee’ van je bewerfde er niet toe doet, voedt op tot verkrachting. Het is alsof je bepleit dat een man die zijn vrouw geregeld in elkaar timmert, een ‘sportcoach’ inhuurt.

Tip voor iedereen met macht, hoe vliedend ook: al wie je als ‘de ander’ hebt bestempeld, kent jou beter dan jij hen.

Van vonk tot veenbrand

Foto Greta Thunberg / Wikipedia, Anders HellbergGeregeld zakt de moed me in de schoenen: zoveel ongelijkheid en problemen waarmee de wereld kampt. Afstand nemen en overzicht houden valt me soms bitter moeilijk: akelig nieuws van over de hele wereld lijkt zo nabij, of misschien raakt het me meer dan vroeger.

Maar dan staat er ineens iemand op die iets doorbreekt. Iemand die precies hetzelfde zegt als veel anderen eerder deden, maar die plotseling een vonk blijkt te zijn en een veenbrand ontsteekt, die mensen in beweging weet te krijgen.

Greta Thunberg is zo iemand: een jonge vrouw die de grote zorgen over het klimaat die tal van ngo’s, wetenschappers, actiegroepen en allang verwoord hadden, aanstekelijk weet te verwoorden. Met haar schoolstaking voor het klimaat wist ze dit jaar al twee keer honderdduizenden jongeren in meer dan honderd landen op de been te krijgen. Haar oproep is simpel: wie niets tegen klimaatverandering doet, ontneemt jongeren botweg hun toekomst. Nee, met een enkele demonstratie ben je er niet – en dat is precies waarop Thunberg hamert: het is de hoogste tijd dat iedereen meer doet.

Thunberg werd op haar beurt geïnspireerd door andere jongeren: een groepje scholieren dat de schietpartij op hun school in Parkland, Florida meemaakte, en die vervolgens een landelijke school walk-out organiseerden om strengere regels rond wapenbezit en -verkoop in de VS af te dwingen. Vervolgens organiseerde dezelfde groep, met Emma González en David Hogg als spraakmakende woordvoerders, de March for Our Lives: een dag van landelijke demonstraties tegen het vrijwel ongebreidelde wapengeweld in de VS. Ook hier gold: wat ze zeiden was niet nieuw. Wat wel nieuw was: wie het zei, en hoe ze dat deden.

Of neem senator Elizabeth Warren, die de sociale beweging die Bernie Sanders heeft losgemaakt nu in haar eigen verkiezingscampagne oppakt door het ene gedegen wetsvoorstel na het andere te publiceren: van leniging van studieschulden tot meer vermogensbelasting, van plannen om woningen, kinderopvang, gezondheidszorg en schoolgeld betaalbaarder te maken tot voorstellen om big tech op te splitsen. Of Alexandria Ocasio-Cortez, die nog geen half jaar in het Huis van Afgevaardigden zit en daar nu al meer teweeg heeft gebracht dan menig andere Democratische afgevaardigde.

Of, in Nederland, journalisten Jet Schouten en Joop Bouma, die het internationale journalistieke onderzoeksplatform ICIJ zover wisten te krijgen dat die een grootscheeps onderzoek startten naar medische implantaten. Door The Implant Files zijn in nog geen jaar tijd veel ondeugdelijke producten eindelijk van de markt gehaald en is strenger toezicht in de maak.

Protest en verandering zijn een zaak van lange adem. Zonder onderliggende beweging vindt een stem geen weerklank; zonder die ene bijzondere stem komt zo’n beweging niet tot bloei. En zonder vasthoudendheid zijn we uiteindelijk allemaal nergens. Dit is geen tijd voor cynisme – laat staan voor berusting.

Foto Greta Thunberg: Anders Hellberg / Wikipedia

Machines zoals ik

Omslag boekLonden, begin jaren tachtig. Engeland verliest de Falklandoorlog verpletterend. Kort daarna stort het land zich onder Margaret Thatchers leiding in een Brexit avant la lettre. Mobiele telefoons zijn alom. Charlie, die zijn kostje bij elkaar scharrelt door via zijn computer op de beurs te handelen, stopt de erfenis van zijn ouders in de aanschaf van een van de eerste humanoïde AI’s: Adam.

Charlie vraagt zijn buurvrouw, Miranda samen met hem Adams karaktertrekken te programmeren. Deels omdat hij zo wil voorkomen dat hij Adam naar zijn eigenbeeld instelt, deels omdat een gezamenlijk project hem een goede tactiek lijkt om de banden met Miranda, op wie hij een oogje heeft, aan te trekken. En Alan Turing leeft nog: aan hem hebben we die wandelende robots te danken, net als de zelfrijdende auto’s die de straten vullen, en natuurlijk die eerste 25 Adams en Eva’s die in de handel gebracht werden.

Ian McEwans boek Machines Like Me is een pareltje. Charlie krijgt Miranda, maar ook Adam verlieft zich in haar, en begint haiku’s te schrijven om daaraan uiting te geven. Adam neemt de beurshandel van Charlie over en bouwt een armzalige 30 pond binnen een paar maanden uit tot ruim een ton. De eerste barst in de idylle: als Charlie op een dag de uitknop in Adams nek wil gebruiken, grijpt die zijn arm en breekt zijn hand. Via-via leert Charlie dat bijna al Adams soortgenoten hun uitknop onklaar hebben weten te maken.

Waarin hun Adam lijkt te verschillen van zijn AI-familieleden, is zijn gehechtheid en zijn levenslust. Er duiken verontrustende berichten op van andere Adams en Eva’s die zelfmoord hebben gepleegd, zichzelf doelbewust tot domme automaten hebben gereduceerd. Charlie en Miranda geloven – en ja, dat is een zelffelicitatie via een omweg – dat het de liefde is die Adam overeind houdt. Zij houden ook van hem.

Maar het schuurt. Terwijl Adam als volwaardig gezinslid functioneert, meent Charlie hem soms te kunnen commanderen; de gedachte dat hij Adams eigenaar is en hem beperkingen mag opleggen, blijft altijd op de achtergrond aanwezig. Miranda en Charlie verloven zich – Miranda’s vader weet niet zeker wie van de twee nieuwe mannen in haar leven de robot is en wie de mens.

Langzaam ontspoort de situatie. Adam, met zijn grote aanpassingsvermogen, blijkt uiteindelijk toch niet de bijna-mens die hij leek: enerzijds is zijn verstand en begrip groter, maar anderzijds zijn logica is meer rigide. Of misschien schuwt hij de morele consequenties van zijn inzichten gewoon minder dan Miranda en Charlie doen. Adam doet iets dat rechtvaardig is, maar Miranda ten gronde kan richten. Uit wanhoop maakt Charlie Adam defect. (Wat hem op een venijnige uitbrander van Alan Turing himself komt te staan.)

Machines Like Us is een subliem boek. McEwan werkt ons onvermogen uit om een brein te doorgronden dat ver boven ons staat, maar ook: hoe belangrijk schipperen is om onszelf en onze wereld overeind te houden. Zonder compromis zijn we nergens.

De pers is ondraaglijk laks

iCopyright: aka Tman / FlickrBijna ongeruster dan over de opkomst van extreemrechts in Nederland (en daarbuiten) ben ik over de laksheid van de pers. Er zijn bitter weinig kranten en tv-programma’s waarin die opkomst serieus wordt genomen: waarin de opvattingen van extreemrechts worden doorgelicht in plaats van doorgegeven, waarin hun beweringen worden gecontroleerd, hun plannen worden nagerekend of getoetst.

Baudet kan met een programma komen vol praatjes voor de vaak, zoals een belastingvrije voet van 20 duizend euro, en de enige die uitzoekt wat dat kost – helaas pas een week na de verkiezingen – is de Correspondent. (Alleen al die ene maatregel zou de schatkist ruim 100 miljard kosten, berekende Jesse Frederik.) De rest van de pers was kennelijk niet geïnteresseerd haar huiswerk te doen.

Over de gemakzuchtige houding van veel media, die soms lijkt op meeloperij, maar vooral doet denken aan konijntjes die verlamd in de koplampen van extreemrechts kijken doch  vooral hun ogen er niet van kunnen afwenden, schreef ik eerder. Maar na de overwinning van het Forum bij de verkiezingen voor de Provinciale Staten, veranderde die tendens – ten nadele. Het frame verschoof verder. Vooral bij de NOS was dat evident, hoewel ze helaas niet de enige zijn: als Baudet iets ongehoords doet, richt de NOS nu de blik op zijn critici.

Zo postte Baudet vorige week een filmpje van het extreemrechtse 120db, dat vorig jaar een campagne begon over vermeend ‘massaal migrantengeweld’ tegen vrouwen; ze beschuldigden politici die de grenzen niet willen sluiten, van hun moord en verkrachting. (Een deel van de verhalen bleek overigens verzonnen.) Baudet had het filmpje vertaald, en aangevuld met de hoofden van Nederlandse politici. (Dit nadat hijzelf eerder in een roman en in een verdediging van ‘versiercoach’ Julien Blanc verkrachting had aangeprezen: doorzettende mannen, daar kunnen de vrouwtjes volgens hem geen genoeg van krijgen.)

Wat deed de NOS? Zij typeerde de extreemrechtse groep als ‘vrouwenbeweging’, en verlegde het frame. ‘D66-fractievoorzitter Jetten kwaad om tweet Baudet ,’ kopte de NOS, alsof Jetten het nieuws was, in plaats van Baudet die unverfroren neonazistische propaganda op Nederlandse maat had gesneden en verder verspreidde.

Gisteren twitterde Baudet over een essay over de Franse schrijver Houellebecq dat hij in American Affairs had gepubliceerd. Hij ontvouwde zijn eigen wereldbeeld erin: werk weerhield vrouwen van baren en de verzorging van hun man; abortus is vreselijk (vooral voor witte vrouwen, vrees ik), en nog meer praat die – alsof het nog niet erg genoeg was – naar later bleek zowat rechtstreeks aan de Franse neofascist Jean-Marie le Pen was ontleend. Wat kopte de NOS? ‘Partijen in Kamer vallen over “vrouwonvriendelijk” stuk Baudet’. Niet: ‘Baudet schrijft onthutsend seksistisch stuk’.

Woensdag presenteert BNNVARA een verkiezingsdebat tussen Baudet en Rutte (allebei geen EP-kandidaat). Rechts of extreemrechts, dat zijn kennelijk onze enige opties.

 
Beeld: aka Tman, Flickr

Weespermop

BreitnerstraatGeboren ben ik er niet – in die dagen werden baby’s vaak in het ziekenhuis gehaald, zodat ik in Amsterdam ter wereld kwam – maar getogen ben ik er wis en waarachtig: tussen dag twee van mijn bestaan en ergens na mijn zestiende woonde ik in Weesp.

Het leven daar was er een tussen tafellaken en servet. Weesp had van alles een beetje en van niks genoeg. Zo had het meer kerken dan cafés. Wie meer ambieerde dan lts of huishoudschool kon nergens terecht, en moest voor een verdere opleiding de stad uit: zelfs voor de mavo moest je al kiezen tussen dagelijks treinen naar Hilversum of Amsterdam.

Dat was een keuze met consequenties. De helft van het stadje had de blik eenzijdig op Amsterdam gericht, waar veel bewoners vandaan kwamen, en de andere helft keek reikhalzend naar het Gooi: Hilversum, Naarden, Bussum. Een beetje alsof het stadje niet wist te kiezen, en daarom liever haar eigen kinderen met dat dilemma opzadelde. Noordelijk: de oorsprong, de variatie, meer keuzes en meer vrijheid. Zuidelijk: de lokroep van geld en vermeende chique.

We hadden een openbare bibliotheek waar ik tweemaal per week drie boeken haalde (meer mocht niet), totdat-ie in de fik ging. Muiden lag vlakbij, en daar ontplofte de kruitfabriek met een immense dreun. We woonden in de stank van Philips Duphar en de zoet-misselijke lucht van de chocoladefabriek van Van Houten. Bij de brand van de bieb vloog ook de gereformeerde kerk aan de Hoogstraat in de fik (en jaren ging de spits van de Laurentiuskerk in de hens). We flaneerden in de Slijkstraat, die we onderling de Modderstraat noemden, en elk jaar verkocht ik setjes kinderpostzegels bij de woonboten langs de Vecht. Elders in het water was een zwembad, afgezet met palen. Soms was dat dicht: dan werd de Vecht geplaagd door een overmaat aan ratten.

Onze buurman verkocht steenkolen, waarvan we jaarlijks een paar mud kochten voor in de woonkamerkachel, waarmee we het hele huis warm hielden. Soms mocht ik de ventende melkboer helpen: hij verkocht melk per losse liter. Pakweg de eerste tien jaar van mijn leven ging ik eens per week in bad, in een zinken teil in de woonkamer: eerst ik, daarna mijn jongere broertje, die zich schoonboende in mijn gebruikte badwater. Het ding werd met emmers warm water gevuld. Pas jaren later vroeg ik me af hoe mijn ouders het gevaarte nadien in hemelsnaam weer leeg kregen.

Soms haalde ik mijn vader op van het station als-ie thuiskwam van zijn werk, en had dan moeite hem bij te houden: mijn beentjes waren nog wat kort. Mijn moeder kreeg een baan als verkoopster van de flats van het Bouwfonds: dat zou later de Bijlmermeer worden.

Inmiddels ben ik 61, en woon al 45 jaar in Amsterdam. Binnenkort wordt Weesp bestuurlijk bij de gemeente Amsterdam gevoegd, en hoe dichterbij dat komt, hoe intenser ik me verbaas over alle veranderingen die de afgelopen decennia hebben plaatsgevonden. De afstand tussen het leven van toen en dat van nu lijkt haast onoverbrugbaar.

 
[Noot: Een stadsgenoot wees me na publicatie van mijn column in de krant op een paar fouten: ik dacht dat de Laurentiuskerk twee keer in brand had gestaan, maar de eerste keer betrof het een andere kerk; en er schijnt wel degelijk een mulo te zijn geweest.)

Anonieme automobilisten

Amsterdam AutoluwAfkicken is hondsmoeilijk, ik weet het, maar als het jullie lukt, met zachte hand en door een helder ultimatum geholpen…? Wat zal dat een opluchting voor de rest zijn. Voor de wandelaars, voor de kinderen die buiten willen spelen, voor de fietsers, voor de mensen die graag op een bankje zitten, voor de liefhebbers van de oude stad en de grachten, voor iedereen die langzaam of slecht ter been is of in gedachten wel eens afdwaalt en dan niet altijd voldoende oplet om het alomtegenwoordige langssnellende blik te mijden. Voor de katten en honden op straat, voor de vogels, voor de bloemperkjes, en voor de bomen. Voor het openbaar vervoer. En vooral: voor de stad zelf.

Op veel plaatsen in de binnenstad wordt het blik al een pietsie weggedrukt. Fietspaden zijn verbreed en verbeterd, er zijn tegenwoordig straten waar dertig km/u max de norm is en auto’s slechts ‘te gast’ zijn, niet langer heer en meester. Er ligt vaker gras op trambanen en taxi’s kunnen daar niet meer rijden: dat heeft de aanblik van een deel van de Sarphatistraat en de Plantage Middenlaan op slag enorm verfraaid. Ik verheug me op het moois dat er straks van overtollige parkeerplaatsen gemaakt kan worden: parkjes, bankjes, hang- en staplekken, voetbal- en hinkelveldjes, plukbosjes en doorkijkjes.

Voor de anonieme automobilisten zal het flink wennen zijn. Ze zullen vaker de fiets moeten pakken. Vaker met tram, metro, bus of taxi reizen. Nadenken over deel- of leenauto’s. Misschien wat vaker lopen. En uiteraard boodschappenwagentjes kopen: want sjouwen met spullen is ook lopend een last – plus: individueel autoverkeer vervangen door een waterval aan gemotoriseerde bezorgdiensten is niet de bedoeling.

Als ik onze nu zo voortvarende gemeente een tip mag geven: weer gaandeweg niet alleen de diesel- en de benzineauto’s, -vrachtwagens en -bussen uit de stad. Dat helpt zonder twijfel om de stadslucht schoner te krijgen, maar het is niet voldoende. Denk groter. Denk vooral heel groot. De toeristenboten die de stad sinds een paar jaar aandoen, storten stapels CO2 over de stad uit. Gisteren lagen er weer twee zulke joekels bij de terminal naast het Muziekgebouw: de ene leek bekant een vette torenflat. Vanaf de kade wordt het zicht op het IJ je tegenwoordig standaard benomen door een vloot aangemeerde toeristenboten, rijen dik, en alles vaart op diesel.

Voorkom nu al dat de stad straks drones moet tolereren. Van Amazon tot Bol.com: allemaal denken ze hard na over bezorging van bestellingen binnen een paar uur, en dat willen ze liefst doen via robot-helicoptertjes. Verhinder dat na de straat ook de lucht door massaal vervoer wordt gevuld, bezet, verlawaaid en vervuild.

En lieve anonieme automobilisten: weet dat wanneer u maar blijft doorrijden, we allemaal naar de galemiezen gaan, en dat het verkeer een absurd beslag legt op de stad en op het milieu. Het is een interventie, maar wel voor ons aller bestwil

[Foto: Amsterdam Autoluw]

Zonder last of ruggespraak

kieslijst‘Maar dat is toch niet democratisch?’, protesteerde een collega toen-ie hoorde dat Henk Otten van plan was zijn aankomende Senaatszetel te houden, ook al zou hijzelf tegen die tijd mogelijk uit het Forum voor Democratie zijn gezet. ‘Die zetel is toch niet van hem, maar van zijn partij?’ Die kennis had het bij het verkeerde eind: die zetel is namelijk wel van Otten persoonlijk, en expliciet niet van welke partij dan ook – en dat hebben we juist uit puur democratische overwegingen zo geregeld.

Parlementaire vertegenwoordigers worden, zoals dat plechtig heet, ‘zonder last of ruggespraak’ benoemd: á titre personnel. Eenmaal als volksvertegenwoordiger gekozen hebben ze alle vrijheid om hun eigen stem te bepalen, en daarbij desnoods tegen hun fractie in te gaan. De partij waardoor ze kandidaat zijn gesteld, kan niet voorschrijven hoe ze moeten stemmen. Dat maakt de aanstelling op persoonlijke titel tot een krachtig wapen tegen kadaverdiscipline. Anders zou elke partijtop bij moeizame interne debatten of afwijkende opinies uiterst effectief kunnen dreigen: verplicht met de meute meestemmen jij, anders gooien we je eruit en benoemen we iemand anders in jouw plaats, iemand die wél gehoorzaam is.

De benoeming op persoonlijke titel garandeert volksvertegenwoordigers hun politieke vrijheid. Wordt intern een kwestie op de spits gedreven, dan kun je als Kamerlid of raadslid besluiten: ik sta pal. En als ze me eruit flikkeren, houd ik mijn zetel, en verdedig ik mijn principes voortaan desnoods als eenlingsfractie. Dat je zetel niet van de partij is, helpt je om je rug recht te kunnen houden.

Het recht om als kiezer een voorkeursstem uit te brengen, is op hetzelfde principe gestoeld. Je stemt weliswaar op een partij, maar kunt daarbinnen voor een specifieke kandidaat kiezen. Bijvoorbeeld omdat je wilt dat er meer vrouwen in de Kamer komen, omdat je een bepaalde stroming of opvatting binnen de partij van je voorkeur wilt steunen, of wat dies meer zij. Zijn er voldoende mensen die precies hetzelfde doen, dan prevaleren de voorkeursstemmen: de lijstvolgorde die de partij eerder heeft vastgesteld, wordt zo door kiezers met het rode potlood in de hand bijgesteld.

Wat de kwestie Otten interessant maakt, is dat-ie nog niet is eens verkozen – maar het FvD heeft hem wel bovenaan de kieslijst gezet. En die kieslijst is heilig. Moet je maar beter opletten wie je erop zet. Daarnaast vertegenwoordigt Otten een belangrijke, dissidente stroming binnen het FvD: zeer rechts, maar – anders dan de baas van het hele spul – niet neigend naar het fascisme. Ik kan me buitengewoon goed voorstellen dat Otten, als exponent van de gematigder tak van de partij, daarom des te stelliger voornemens is zijn zetel niet op te geven. Juist nu niet – nu dat conflict tussen rechts en extreemrechts ook intern op scherp is komen te staan, doordat diezelfde Otten daarin positie koos.