Gijzeling – geen oorlog

BoekomslagHet is oorlog, maar niemand die het ziet, waarin Huib Modderkolk aantoont hoe inlichtingen- en geheime diensten in een digitale strijd zijn verwikkeld en ondertussen zowat alles en iedereen hacken, is een subliem boek. Hij laat gedetailleerd zien hoe spionage en sabotage verweven zijn geraakt. De enige kanttekening die ik heb, is dat hij steevast de oorlogsmetafoor inzet in zijn poging om de hele zwik voor de leek begrijpelijk te maken.

Begrippen als koude oorlog, wapenwedloop, escalatie en afschrikking, aanval en verdediging klinken vertrouwd, en lijken een nuttig kader te bieden. Maar ze ontnemen ons het zicht op wat dit moderne wapengekletter zo radicaal anders maakt, en laat ons de verkeerde ‘oplossingen’ suggereren. Naar aanleiding van de documentaire Zero Days (2016), die liet zien dat geheime diensten vet betalen voor exploits om andermens’ systemen te kunnen binnendringen en manipuleren, werd geopperd dat een non-proliferatieverdrag voor beveiligingslekken een oplossing kon zijn. Heus: wie dat voorstelt, begrijpt niets van het probleem.

Niet alleen overheden of hun steelse subdivisies kunnen essentiële infrastructuur hacken. Ook een vasthoudende puber ergens op een zolderkamertje kan KPN platleggen, zoals Modderkolk aantoont. Non-proliferatie is gebaseerd op bovenstatelijke controles, op internationaal recht en dito verdragen, op sancties, op traceerbare goederen, op voor de buitenwereld zichtbare proeven, op identificeerbare fabrieken en installaties. Dat alles ontbreekt te enen male bij digitale spionage en sabotage.

Staten doen er op dit vlak niet meer toe, evenmin als hun klassieke tegenstrevers: politieke cellen, guerrilla of terrorisme. Iedereen kan zich, met enige kennis en volharding, een bereik verwerven waarop staten meenden een monopolie te hebben. De situatie is veel grilliger: we kampen nu ook met mensen die voor de lol een bedrijf of land willen platleggen.

Geheime diensten zoeken naar zero day exploits, beveiligingslekken die nog niet bekend zijn, en dus niet gedicht; die hopen ze te kunnen gebruiken om tegenstanders te hacken. Het grote probleem: zodra zo’n dienst een veiligheidslek vindt, heeft die er geen enkel belang meer bij dat het lek wordt gerepareerd. Dit in de volle wetenschap dat ditzelfde lek ook door anderen kan worden uitgebuit, en dan haar eigen burgers, bedrijven en instellingen kan treffen. Met publieke gelden en onder het motto dat zij het landsbelang verdedigen, cultiveren onze veiligheidsdiensten zodoende, o ironie, de kwetsbaarheid van onze eigen burgers en instellingen.

Zo had de Amerikaanse NSA voor eigen gebruik een aardige collectie van zero day exploits verzameld. De NSA werd gehackt, de exploits belandden op straat, Rusland ging ermee aan de haal en zette die in de Oekraïne in, waar het ME.Docs-virus het land platlegde en zelfs doden maakte (Modderkolk beschrijft de kwestie).

De conclusie die Modderkolk niet trekt, is deze: elke geheime dienst die een exploit geheimhoudt, zet daarmee de veiligheid van haar eigen burgers moedwillig op het spel.

De hoeders van de homobeweging

Beeld; BNN/VaraDe historie van drag queens is rijk, ook in Amsterdam. Van restaurant LeTo in de jaren ’70, via Mazzo en de iT in de jaren ’90, tot aan The Queen’s Head; van Hellun Zelluf en Dolly Bellefleur tot aan Jennifer Hopelezzz, die in 2010 eigenlijk nachtburgemeester van de stad had moeten worden.

Drag queens zijn glitter & glamour – en meer dan dat. Ze munten uit in hechte solidariteit. Ze zijn van oudsher hoeders: wijze, brutale, door de wol geverfde, dappere beschermengelen van al het jonge homoseksuele en transgender grut dat elders verstoten en uitgespuugd werd. De film Paris Is Burning uit 1990 en de serie Pose – nu bezig aan zijn tweede seizoen – tonen hoe drag queens altoos een krachtig toevluchtsoord wisten te scheppen voor jongeren die omdat ze queer waren, door hun ouders uit huis waren geschopt, maatschappelijk werden vertrapt, of anderszins met hun ziel onder hun arm liepen.

Wat drag queens doen, is alles uitvergroten, onderwijl heilige huisjes omver schoppend. Ze spotten met noties van mannelijkheid versus vrouwelijkheid, van hetero versus homo. Ook een man kan gerust een vrouw zijn, sterker: een explosiever vrouw. Want een drag queen is niet te beroerd om er in geval van nood op los te timmeren, getuige het feit dat zij, samen met transgenders, degenen waren die het hardst vochten tijdens de Stonewall Riots in 1969. Die rellen waren het keerpunt voor de homobeweging.

Drag queens dragen uit hoe politiek en ideologie ieders dagelijks leven doordesemt, en maken voor de buitenstaander expliciet wat het betekent om af te wijken van de norm. Bonuspunten: ze doen dat met flair en humor. Daarom was het zo fascinerend wat Hellun Zelluf begin jaren ’90 met haar Gay Dating Show deed: ze persifleerde de datingprogramma’s die toen in opkomst waren, deed onderwijl aan voorlichting over aids en keerde zich tegen de angstige lijn die het COC indertijd koos. Het COC predikte dat homo’s niet meer moesten neuken; Hellun zei: ga je goddelijke gang, maar gebruik steviger condooms. Ondertussen zamelde ze geld in voor de aidsbestrijding.

Dus toen ik hoorde dat drie Nederlandse drag queens een programma voor de publieke omroep gingen maken, werd ik blij. En inderdaad: niet eerder raakte ik zo gefascineerd door een make-over programma op tv. De diva in mij was razend knap: drie begenadigde queens die hun eigen ervaringen inzetten om vrouwen die in het slop zijn geraakt, een boost te geven.

Maar ik miste de politiek. Diva Hoax LeBeau spreekt daar in een interview wel over: hij was lang benauwd om als homo als ‘onmannelijk’ gezien te worden. Pas als drag queen besefte hij: ‘Ik ben gewoon een verwijfde flikker, and fuck you all.’ Daarmee politiseerde hij vrouwelijkheid, mannelijkheid en homoseksualiteit.

Ik hoop op een tweede seizoen. En dat de diva’s zich dan niet alleen over vrouwen ontfermen, maar ook over all the in-betweens.

[Beeld: BNN/Vara. Van links naar rechts: Lady Galore, Hoax LeBeau, Envy Peru.]

Eer, geweten en moord

Daar zit je dan. In de rechtszaal – niet als belangstellende, maar als gedaagde. De officier van justitie houdt zijn openingsbetoog, waarin hij de zaak tactvol uiteenzet en de strafeis bekend maakt. Je hebt naar eer en geweten gehandeld, betoogt de vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie, en hij laat een betekenisvolle stilte vallen. Dan meldt hij de formele beschuldiging tegen je: moord.

Die paradox – iemand die je zojuist nog hebt geroemd vanwege haar gewetensvolle afweging en haar keurige wijze van handelen, plompverloren van moord betichten – is de crux. Het is de parallelle paradox van wat de wet eist: dat volledig wilsbekwame mensen die, alles overziend, vaststellen dat ze euthanasie willen als ze later wilsonbekwaam zijn geworden, met hun kapotte wil hun oude besluit bekrachtigen.

Ga er maar aan staan. Het kan gewoon niet. Red je daar maar eens uit.

Deze arts, die alles heeft gedaan om volgens de regels der kunst te handelen – ze heeft zich terdege vergewist van de wilsverklaring van de vrouw, van haar dossier, van haar eerdere motieven en overwegingen, van haar actuele gedrag en haar gemoed; ze heeft familie, deskundigen en SCEN-artsen geraadpleegd, en iedereen kwam tot dezelfde conclusie – is verstrikt geraakt in de mazen van de wet. Net zoals zoveel mensen die vertrouwden op hun wilsverklaring nu vastzitten in die mazen: hun vastgelegde wens kan niet worden gehonoreerd omdat hun wil kwijt is, en ze niet meer bij machte zijn hun zo stellige besluit te bevestigen.

Als het al moord is, valt die niet de arts aan te rekenen, maar is er sprake van een complot. We zijn er immers allemaal schuldig aan – de wetgever niet in de laatste plaats – dat we zo hameren op wil en individu. We zijn vergeten dat elk wilsbesluit niet alleen over ‘nu’ gaat, maar ook altijd over een ‘later ik’. We zijn vergeten dat juist een ziekte die je geest en wil wegvreet, moeilijk onder een wetsbepaling geduwd kan worden die vereist dat je wilsbekwaam herhaalt dat je inmiddels wilsonbekwaam bent geworden.

Mijn moeder heeft nooit willen worden wie ze nu is. En ze is ongelukkig: ze huilt, ze dwaalt, ze mist, ze hunkert, en haast niets pleziert haar nog. Ze komt haar dagen moeizaam door. O ja, ze is bij vlagen blij, maar op de keper beschouwd is ze depressief, verdrietig, alleen en bij vlagen wanhopig. Contact maken gaat haar steeds moeilijker af, en ze verliest elke week meer van zichzelf. Ze zinkt weg in de maas van haar leven.

En hoewel ik snap dat euthanasie niet meer aan de orde is, al had ze dat eerder vurig voor zichzelf gewenst, begrijp ik ook dat de dood voor haar waarschijnlijk een verlossing zou zijn. Vooral hoop ik, vaker dan ik wil, dat ze longontsteking krijgt – de vriend van de hoogbejaarden.

Voor die arts die gisteren in de rechtbank zat, hoop ik op een wijze rechter: iemand die besluit dat deze arts in een Gordiaanse knoop zat die we met ons allen hebben gestrikt.

[Beeld: JJ Merelo, Pintura: 1488-1492 (fragment) Wikimedia Commons.]

Gezichtsverlies

Wordt je paspoort gejat, dan komt daar geheid ellende van. Maar je kunt een nieuw exemplaar aanvragen. Hopelijk word je al doende niet het slachtoffer van identiteitsfraude: met de nasleep daarvan kun je nog jaren zoet zijn. Denk aan mobieltjes die op jouw naam zijn aangeschaft, onterechte bekeuringen, valselijk afgesloten leningen.

Met biometrische gegevens ligt het anders. Zijn je gezichtsscan of je vingerafdrukken in verkeerde handen beland, dan ben je voorgoed de pineut, je kunt geen andere facie of vingers aanvragen. Voor de rest van je leven kunnen jouw onuitwisbare kenmerken door derden worden misbruikt.

Daarom was de ontdekking van security-experts eerder deze maand zo onthutsend. Biostar 2, een biometrisch beveiligingssysteem waarin miljoenen gebruikers zijn opgeslagen, is zo lek als een mandje. De experts ontdekten onbeveiligde Biostar 2-servers, en zagen dat de gegevens van gebruikers er onversleuteld waren opgeslagen: namen, wachtwoorden, woonadressen, gezichtsscans, vingerafdrukken, rangen, toegangscodes – de hele rataplan. Het betrof ruim 27 miljoen records. De experts konden de data uitlezen, wissen, of veranderen. Ze konden zelfs valse gebruikers aanmaken, compleet met vingerafdrukken en gezichtsscan.

Biostar 2, eigendom van Suprema, is onderdeel van het beveiligingssysteem AEOS, dat door 5700 organisaties in 83 landen wordt gebruikt. Die organisaties variëren van sportclubs tot overheidsinstanties, van de Londense politie tot banken, van defensiebedrijven tot – o ironie – een identiteitspasjesfabrikant.

Nadat de security-experts Suprema waarschuwden, dichtte het bedrijf het gat op zijn servers. Maar Biostar slaat de gegevens nog immer onversleuteld op, zodat die nog altijd hoogst kwetsbaar zijn. En eigenlijk heeft een beveiligingsbedrijf dat zulke basale fouten maakt (‘Suprema: koploper in biometrie, beveiliging en identiteitscontroles’, pochen ze zelf), zichzelf volkomen gediskwalificeerd. Niemand zou nog zaken met ze moeten doen, en Suprema verdient een vette boete per blootgesteld record.

Zulke verhalen zijn reden tot grote zorg. Iemands gezichtsscan en vingerafdrukken zouden slechts bij hoge uitzondering mogen worden afgenomen, en uitsluitend onder stringente beveiliging worden opgeslagen, geraadpleegd of gedeeld. Elke fout die ermee wordt gemaakt is immers onherstelbaar, en levert levenslang risico’s op voor de benadeelden. Plus dat locaties er lek van worden: aangezien hackers nieuwe gebruikers konden aanmaken, kon feitelijk iedereen op die manier een met Biostar beveiligde locatie binnenlopen.

Misschien, zo opperen de security-experts, is betalen met je duimafdruk niet zo’n goed idee wanneer onze vingerafdrukken zo slecht beveiligd worden. Misschien moet je geen lid willen worden van een sportclub die een gezichtsscan wil als toegangscode. En misschien moeten we van overheden eisen dat ze biometrische gegevens zwaarder bewaken.

[Beeld: izusek/Getty Images/iStockphoto, via The Guardian]

‘Delen’ is helaas duurbetaald

Na de jubelverhalen over de deeleconomie kwamen de barsten. Uberchauffeurs lieten zien hoe absurd veel ze moesten werken om een karig loon bij elkaar te sprokkelen. Steden klaagden over ‘deelfietsen’ die als strooigoed op stoepen werden geplempt en als wrak werden achtergelaten. De rolkoffertoeristen die gezellig kwamen airbnb’en, dreven de prijs van woningen op, en legden beslag op de beschikbare woonruimte voor de vaste bevolking.

Delen bleek niet langer: gul zijn, uitlenen wat je zelf even niet nodig hebt, of samen iets onderhouden, maar: als bedrijf winst willen maken door andermens’ dienst te verhuren onder gratis gebruikmaking van de openbare ruimte en publieke voorzieningen, onderwijl de infrastructuur ontwrichtend.

Zo kreeg de deeleconomie de trekken van een zwerm sprinkhanen die, vermomd als hipsterbedrijfjes, op een stad neerdaalt. ‘De aanbieders van deze diensten hebben een buitengewoon agressieve aanpak,’ constateerde Marco te Brömmelstroet, docent stedelijke planning aan de Universiteit Amsterdam, eerder in NRC Handelsblad. ‘Ze willen zo snel mogelijk een marktaandeel verwerven.’

Hebben ze zo’n aandeel eenmaal in handen, dan gaan de prijzen prompt omhoog, zo liet Time afgelopen week in een grondig artikel zien. De ‘deelbedrijven’ zijn immers veelal opgericht met geld van durfinvesteerders, en die willen uiteindelijk rendement zien. Maar haast niemand maakt winst: Uber, de grootste ‘speler’ op dit terrein, leed het afgelopen kwartaal liefst 5,4 miljard dollar verlies en kampt met een dalende omzet.

De plannen worden van de weeromstuit wilder, want winst moet en zal er komen. Uber poogt zich momenteel in vijf landen binnen te wurmen op de markt van het openbaar vervoer. In sommige steden tracht het bedrijf zelfs het hele stadsvervoer op te kopen. (Intrigerend aspect: ze kijken daarbij in het bijzonder naar vervoer voor gehandicapten, waar inderdaad een markt braak ligt, al decennia achtereen. Gehandicapten als breekijzer: persoonlijk vind ik dat een nogal griezelig concept.)

Maar dat verlies van Uber kunnen we, zoals wel vaker geldt bij multinationals, misschien beter met een hap zout nemen. Uber maakte afgelopen week een profijtelijk bedrijfsritje naar de Zuidas. Het bedrijf heeft haar ‘intellectueel eigendom’ van een brievenbusfirma op de Bermuda’s verhuisd naar een Nederlandse dochteronderneming. Die papieren operatie levert het bedrijf, zo hopen ze, een aftrekpost van 5,5 miljard dollar op. De vraag is of Nederlandse Belastingdienst die move accepteert, maar dat lukt vast: tal van andere multinationals gingen Uber voor.

Deelbedrijven wentelen de lasten van hun bedrijfsvoering af op hun werknemers., wonen hun omgeving uit, parasiteren op de infrastructuur die door overheden en burgers is opgebracht, en steken de winst met belastingtrucs in eigen zak. Delen is niet hip, en het tegendeel van duurzaam.

[Beeld: Uber-protest In Portland, januari 2015. Foto: Aaron Parecki, Wikimedia]

Het verschil is nihil

De overeenkomsten zijn frappant. Jongemannen die zichzelf en elkaar onderling opjutten. Jongemannen die verrukt luisteren naar hu leiders, en zijn geschriften onderling delen en gretig verslinden. Jongemannen die verzaligd huiveren van het idee te sterven teneinde de heilstaat dichterbij te brengen. Jongemannen die hopen een burgeroorlog te doen ontvlammen. Jongemannen die dwepen met geweld. Jongemannen die de levens van anderen als verwaarloosbaar zien. Jongemannen die tegen elkaar opbieden hoeveel doden ze kunnen maken, en die doen alsof terreur een spelletje is.

Ergens achter hen houden de oudere mannen zich schuil. Nee hoor, zij zijn geen terroristen, zij zeggen alleen waar het op staat. Ze spreken van zonde, van omvolking, van afvalligheid, van reinheid, van hoeveel het beter ons leven wordt als wanneer ander wordt uitgebannen en de zuiverheid van het ras, of van het geloof, hersteld en bewaakt wordt. Ze wentelen zich in de grootsheid die we ongetwijfeld zullen terugkrijgen als de ander eenmaal kan worden uitgebannen.

De neonazi’s zijn de andere kant van de medaille van IS; ze zijn elkaars gelijken, elkaars spiegelbeeld, elkaars pendant. Elkaars yin en yang. Ze hebben elkaar in een houdgreep en gijzelen met hun verhitte dromen – die niets dan nachtmerries zijn – de rest van de mensen, en dat is precies waar ze op uit zijn: angst verspreiden, mensen bang maken, anderen imponeren, ons verlammen.

Wat ze gemeen hebben is dat ze van conflict houden maar geen verschil van inzicht kunnen velen. Dat ze zeggen op te komen voor ons, maar dat hun ‘ons’ nooit iedereen omvat. Dat ze vrouwen alleen beschermen zolang die zich gedragen zoals zij dat willen, en die hun kinderen baren. Dat ze volstrekt niet tegen homoseksualiteit kunnen, en die vooral als wapen inzetten om de ander mee zwart te maken. Dat ze de mond vol hebben van het volk, maar individuele burgers liefst elk recht ontzeggen: dat op vrije meningsuiting als eerste, dat op een open en vrije pers als tweede. Dat ze intern elke vorm van democratie, rekenschap en transparantie aan hun laars lappen.

Er is één belangrijk verschil: we houden de radicale islamisten in het westen redelijk in het oog, en terecht, maar we verwaarlozen de neonazi’s. De ideologen en voorsprekers daarvan krijgen ruim baan in de media, we doen lacherig wanneer verhalen vrijkomen over verontrustende speeches en griezelige contacten, en er ontstaat ophef zodra bekend wordt dat ze worden gemonitord. Al tien jaar geleden waarschuwde de binnenlandse veiligheidsdienst van de VS, Homeland Security, voor het gevaar van extreemrechte terreur. Meteen daarna kwamen Republikeinse senatoren in het geweer: zij eisten dat de monitoring zou worden stopgezet en maatregelen om de dreiging in kaart te brengen, werden opgeven.

Het wordt tijd dat we ons afvragen hoe we radicalisering van onze eigen jongemannen kunnen tegengaan.

[Beeld: Bündnis 90 / Flickr]

Slampampers

PixabayWat we als burgers nog kunnen doen om de klimaatcrisis te dempen, is futiel geworden, schreef ik vorige week. Da’s niet helemaal waar: we kunnen stoppen met vliegen, met dumpkleding kopen, met elke dag vlees eten. We kunnen een boom planten, geen fruit of groente kopen die een half continent moest reizen om hier in een winkel te belanden, kiezen voor openbaar vervoer en fietsen, langer met onze spullen doen, en minder energie verspillen. We kunnen de volgende keer anders stemmen, in de tussentijd onze zorgen publiekelijk uitspreken, milieuorganisaties vaker steunen, en eisen dat politici maatregelen nemen die er werkelijk toe doen.

Helaas lijken politici tegenwoordig kortzichtiger te zijn dan ooit tevoren. Dit is geen tijd waarin iemand van enig politiek gewicht het in zijn hoofd zou halen een plan als de Deltawerken te opperen, terwijl dat toch de schaal is waarop we zullen moeten denken. Maar premier Mark Rutte nodigt liever vijf gele hesjes in het Torentje uit dan dat hij een brede discussie entameert over hoe we als land onze energieconsumptie kunnen beteugelen, schuift het bedrijfsleven liever 2 miljard per jaar aan dividendbelasting toe dan dat hij werk maakt van een CO2-belasting, en luistert aandachtiger naar multinationals dan naar burgers – of hij schoffeert met kabinet en al de rechter, die de staat ook in hoger beroep naleving van het klimaatakkoord oplegde.

Wat een slampampers.

En ik begrijp het niet. Ook politici hebben kinderen, juist politici weten dat we in Nederland al jaren zowat alle klimaatafspraken met voeten treden, ook politici weten dat er de afgelopen weken bijna drie miljoen hectare bos in Siberië in de hens is gevlogen en er overal in de buurt van de Noordpool branden zijn en methaan vrijkomt. Zelfs de bazen van Shell, ExxonMobil, BP en andere grote oliebedrijven weten dat – nee sterker, die wisten veel eerder dan wij burgers, of onze politici, dat zulks te gebeuren stond als we op de oude voet doorgingen.

Hoe kun je dan in ’s hemelsnaam doen alsof klimaatverandering een bui is die wel weer overwaait? Hoe kun je zo je kop in het zand steken, of geloven dat het jou niet zal raken? Hoe kun je zo volharden in je kortzichtigheid en je kortetermijnbeleid?

Ik weiger te geloven dat het politici geen lor kan schelen. Soms denk ik dat ze, ’s nachts, stiekem in hun bedje, bijwijlen even benauwd zijn als u of ik, maar dat die angst in wankel evenwicht gehouden wordt door een andere vrees: die voor de toorn van grote bedrijven, die dreigen met vertrekken of tegenmaatregelen als er beleid komt dat ze niet zint.

Maar toch. Als je nota bene de baas van het IMF aan je kant hebt – Christine Lagarde heeft herhaaldelijk gezegd dat het hoog tijd is om wereldwijd alle subsidies en steun aan fossiele brandstoffen in te trekken, een bedrag dat ze schatte op een slordige 5000 miljard per jaar – dan kun je best een deuk in een pakje boter slaan.

[Foto: Pixabay, via The Moscow Times]

Stop met pappen en nathouden

Cruiseschip in het IJ, sept. 2018Braaf scheid ik mijn afval in papier, glas en plastic. Schillen gooi ik in de tuin, dode batterijen en kapotte lampen gaan naar de daarvoor bestemde bakken, oude elektronica breng ik persoonlijk naar de afvalverwerking aan de rand van de stad. Thuis trek ik een vest aan en heb ik de verwarming een graadje lager, vliegen doe ik niet meer, vlees koop ik weinig, en eten gooi ik zelden weg.

Maar mijn paniek stijgt. Droogte, hittegolven, idiote weerswisselingen zijn tot daar aan toe – tanden op elkaar, beetje doorbijten – maar dat het ijsoppervlak aan de poolkappen sneller afkalft dan voorzien en dat permafrost nu al ontdooit waar die volgens doortimmerde voorspellingen nog zeventig jaar mee zou gaan, maakt dat ik soms naar adem hap.

En dan lees ik een doorwrocht stuk dat beschrijft hoe de gezamenlijke datacenters in Amsterdam nu al meer energie verbruiken dan alle Amsterdamse huishoudens bij elkaar, en raak ik op slag moedeloos. Of ik zie die cruiseschepen bij het Muziekgebouw aan het IJ liggen, sommige groter dan de torenflat van het aanpalende hotel, andere lager, maar wel drie, vier rijen dik aangemeerd langs de kade, en allemaal varend op diesel – en de moed zakt me prompt in de schoenen. Sta ik, net als andere milieubewuste Amsterdammers, grandioos voor paal met mijn tasje plastic bij het inzamelpunt, terwijl op allerlei vlakken waar we als burger totaal geen greep op hebben, de energieslurperij om ons heen de pan uit rijst. Alles wat ikzelf doe, is futiel.

Er is niet langer sprake van klimaatverandering: we kampen nu onmiskenbaar met een klimaatcrisis. Het blad Mother Jones publiceerde begin deze maand een schrikbarend artikel waarin klimaatwetenschappers vertelden hoe zwaar hun eigen vak ze momenteel valt: ‘Zij bevinden zich in de frontlinies en kampen nu al met de angst, woede en zelfs paniek die de rest van ons nog te wachten staat.’ Ik krijg steeds vaker de neiging om cruiseschepen een ondichtbaar lek, vliegtuigen jarenlang stakende verkeersleiders en olieboorders een collectieve hartverzakking toe te wensen.

Maar bovenal wou ik dat politiek leiders eindelijk eens doorpakten en stopten met dat pappen en nathouden. Stop massatoerisme, hef fikse belastingen op kerosine en op alle CO2-uitstoot, maak het repareren van spullen goedkoper en het weggooien ervan stervensduur, bevorder en verbeter collectief vervoer en houd op auto’s te bevoordelen, belast fossiele brandstoffen in plaats van die eindeloos en slinks te subsidiëren, stop met intensieve landbouw en veeteelt. Dat is duur, ja – maar zoals iemand ooit zei: ‘Onderwijs kost een boel geld, maar heb je ooit uitgerekend wat mensen domhouden kost?’

Hoe langer we wachten met radicaal ingrijpen, hoe duurder elke latere tegenmaatregel wordt – en hoe moeilijker het zal zijn om de zaak te keren. En heus, in de tussentijd zal ik met liefde mijn afval scheiden. Maar van de politiek verwacht ik op z’n minst dat ik daarmee niet voor paal sta.

[Foto: Smiley.toerist, Wikimedia (september 2018)]

De ‘allochtone’ agent

‘Hoe komt het dat allochtonen de politie vaak voortijdig verlaten en zich er niet thuis voelen,’ was de vraag. De antwoorden zijn pijnlijk eensluidend. Promotie zit er voor deze agenten zelden in: terwijl hun collega’s gaandeweg carrière maken, worden zij – vaak met gelegenheidsargumenten, die bij beroep vrij makkelijk sneuvelen – geweerd uit hogere functies. Ook neemt de korpsleiding ze vaak niet serieus, of betoont die zich ronduit benauwd om ze te promoveren, onder het motto: ‘De rest van het korps is daar niet klaar voor’.

Er is alledaags racisme: een Nederlands-Surinaamse agent die zich in uniform bij een balie meldde, kreeg van zijn dienstdoende collega te horen: ‘Jij komt zeker voor de vreemdelingenpolitie? Dan moet je een deur verder wezen.’ Een witte chef tegen een collega: ‘Jullie horen niet voor de tralies, maar erachter.’ (Let vooral op dat ‘jullie’ – ineens werd deze diender van individu gedegradeerd tot lid van een groep, een infame groep bovendien.)

Een Nederlands-Marokkaanse agent die publiekelijk moeite deed zijn collega’s en hun werk bij andere Nederlandse Marokkanen beter over het voetlicht te laten komen, werd ervan beticht dat hij ambassadeur ‘van de Marokkanen’ was, in plaats van promotor van zijn beroepsgroep bij mensen die hij beter kende dan zij. Een Nederlands-Surinaamse agent: ‘Bij elke fout die ik maakte, werd ik op mijn achtergrond afgerekend, terwijl dat bij collega’s nooit gebeurde.’

Het bleek zo moeilijk om als ‘allochtone’ agent te werken, dat één op de vijf van hen liefst bij het korps weg wilde. En er was maar één ‘allochtoon met een topfunctie’ bij de Nederlandse politie.

Al deze citaten, verhalen en feiten komen uit een aflevering van Zembla uit 2007. De documentaire is twaalf jaar oud. De genoemde problemen bestaan nog steeds. En Martin Sitalsing, toen ‘de enige allochtoon met een topfunctie binnen de Nederlandse politie,’ is nu nog altijd de enige.

Inmiddels is politiecoach Carel Boers uit wanhoop opgestapt. Hij gaf zijn ontslagbrief cadeau aan NRC Handelsblad. Volgens hem is het leiderschap binnen de politie ‘moreel en ethisch ontspoord’. Agenten die niet wit, hetero of anderszins ‘standaard’ zijn, voelen zich onveilig op het bureau. Er is sprake van seksuele intimidatie, aanrandingen, discriminatie en valsheid in geschrifte, en discriminatie op de werkvloer is vaste prik. De top doet volgens Boers niets met de vele klachten.

Op het bureau geldt vaak het recht van de sterkste en degene met de grootste mond. Daardoor ontstaat een druk om te ‘moeten voldoen aan de norm die gesteld wordt door de hetero, blanke, mannelijke, oudere of andere ‘meerderheid’. Het gevolg hiervan is ‘dat politiemensen zich binnen vaak veel onveiliger voelen dan bij de uitoefening van hun taken buiten,’ schrijft Boers.

Korpschef Erik Akerboom zegt in een reactie dat de politietop ‘van goede wil is om dingen aan te pakken en te veranderen’. Maar ja – dat zeiden ze in 2007 ook.

Beeld: Korpschef Erik Akersloot bij Jinek, eerder deze week.

Voor de duvel niet bang

Fascinerend dat Christine Lagarde genomineerd is om de nieuwe baas van de Europese Centrale Bank te worden. Ze staat nu 8 jaar aan het hoofd van het IMF, en heeft in die periode het IMF bepaald socialer weten te maken.

Onder haar leiding heeft het IMF zijn rol als hardvochtige saneerder versoepeld – halverwege 2015 riep Lagarde zelfs op om een fors deel van de schulden van Griekenland kwijt te schelden, omdat de strenge aanpak die het land eerder was opgelegd, inmiddels had bewezen niet te werken. Het land raakte er alleen maar dieper door in het slop.

Lagarde lijkt voor de duvel niet bang. In interviews zegt ze kalmpjes dat de twee grootste uitdagingen voor de wereld, en voor het IMF, de klimaatcrisis en de groeiende ongelijkheid zijn. Ze is een groot voorstander van een flinke CO2-heffing, tot wel 70 dollar per ton C02.

In een gesprek met Trevor Noah van The Daily Show zei ze vorige maand voorts dat het hoog tijd is om de onvoorstelbare hoeveelheid subsidies die overheden wereldwijd in fossiele brandstoffen steken – ze schatte het totaalbedrag dat daarmee gemoeid is, op liefst 5 biljoen dollar per jaar – over te hevelen naar een totaal ander type investering: in schone energie, infrastructuur, onderwijs en gezondheidszorg. Dat zou bovendien de groeiende ongelijkheid helpen tegengaan, een tegenstelling tussen rijk en arm die de wereld volgens haar steeds meer parten speelt. Dat is bepaald verfrissend om uit de mond van zo’n top dog te horen.

Op de website van het IMF wijdde Lagarde in maart van dit jaar een uiterst scherp stuk aan het gedrag van multinationals. ‘Ten eerste ondermijnt het gemak waarmee multinationals belasting lijken te ontwijken, plus de al dertig jaar durende daling in corporate tax rates, het vertrouwen in de rechtvaardigheid van het belastingstelsel als geheel. Ten tweede is de huidige situatie met name schadelijk voor landen met lage inkomens: het berooft ze van opbrengsten die ze hard nodig hebben om economische groei te behalen, armoede tegen te gaan, en duurzame doelen te bevorderen. Ontwikkelde economieën hebben de belastingtarieven voor internationale bedrijven te lang bepaald zonder rekening te houden met het effect ervan op landen met lage inkomens. Analyse van het IMF laat zien dat landen buiten de OECD samen jaarlijks zo’n 200 miljard dollar mislopen, doordat internationale bedrijven hun inkomsten doorsluizen naar landen met lage belastingtarieven.’

Dat zullen niet veel mensen – zeker niet op zulke hoge posities – haar publiekelijk durven nazeggen.

Daarnaast pleit ze voor meer vrouwen op de werkvloer, in alle geledingen en niveaus: niet alleen uit morele overwegingen, want dat argument sorteert nauwelijks effect, constateerde ze tot haar verdriet. Vandaar dat ze een economisch argument uit de kast trok: het is goed voor de economie en goed voor de ontwikkeling van een land.

Nu nog hopen dat Lagarde bij het IMF niet wordt opgevolgd door Jeroen Dijsselbloem.

[Beeld: Christine Lagarde, Wikimedia]