Scientology v. Reclame Code Commissie
RCC, 10 oktober 1986
RCC 1986 nr. 4481, blz. 110
Reclame Code Commissie, 10 oktober 1986, Aanbeveling
Algemene gedragsregelen art. 7, Algemene gedragsregelen art. 8
Bijzondere gedragsregelen onder a.
radioactiviteit, therapie, geneeswijze
[Essentie] De klacht betreft een folder die volgens klager daags na de ramp te Tsjernobyl, althans begin mei 1986, werd verspreid, althans toen door enkele leden van de Consumentenbond werd ontvangen.
Klagers bezwaar, zoals dit nader is toegelicht, tegen deze folder luidt dat deze in strijd is met respectievelijk de bijzondere gedragsregel onder a en de artikelen 7, 8 en 6 van de Nederlandse Code voor het Reclamewezen, nu
a. de als reclame-uiting aan te merken brochure een dienst en/of methode betreft die in de medische sfeer wordt getrokken en geen sprake is van een goedkeuringsstempel van de Keuringsraad Aanprijzing Medische Aspecten (KAMA);
b. een therapie wordt aangeboden die anders dan door X wordt gesuggereerd, niet medisch erkend is;
c. bij het wekken van deze suggestie gebruik wordt gemaakt van wetenschappelijke en quasi-wetenschappelijke termen en testimonials;
d. voor zinnen als "We werkten er aan deze mensen te redden en we slaagden" en "Geheel los van de lichamelijke opleving .... is er nog het bijkomende voordeel dat toekomstige blootstelling aan straling verminderde gevolgen heeft" en "Dat leidt tot de interessante mogelijkheid dat alleen scientologen zullen funktioneren in gebieden die tijdens een atoomoorlog te lijden hebben van zware radio-actieve straling" geen enkel bewijs te vinden is in de literatuur waarop X zich beroept;
e. X de angst en paniek na de ramp in Tsjernobyl heeft aangegrepen om haar diensten aan te prijzen.
[Tekst] Code Commissie:
A. De Commissie stelt voorop dat in de onderhavige brochure, die als een
openbare aanprijzing kan worden aangemerkt, een dienst wordt aangeboden, te
weten het Reinigingsprogramma, zodat zij bevoegd is de aanprijzing van deze
dienst aan de volledige Nederlandse Code voor het Reclamewezen te toetsen.
Dat de uiting religieuze aspecten heeft, vermag hieraan niet af te doen, met
dien verstande dat de Commissie zich, voorzover uitsluitend en alleen van een
meningsuiting sprake is, moet beperken tot toetsing aan objectieve criteria.
B. De Commissie acht de uiting in de eerste plaats in strijd met de bijzondere
gedragsregel onder a, nu
a. het Reinigingsprogramma blijkens de brochure onder andere uit een vitaminenkuur bestaat, gesproken wordt van een lichamelijke opleving en van verminderde gevolgen van toekomstige blootstelling aan straling;
b. het Reinigingsprogramma aldus, ongeacht de stelling van X dat van een
religieuze context sprake is, in de medische sfeer wordt getrokken;
c. de uiting echter niet door de KAMA van een goedkeuringsstempel is voorzien.
C. Daarnaast acht de Commissie de uiting in strijd met de artikelen 7 en 8 van de Nederlandse Code voor het Reclamewezen, nu door X onvoldoende is aangetoond dat
a. mensen dankzij het Reinigingsprogramma werden gered (zie alinea 6, eerste kolom van de brochure);
b. men dankzij het volgen van het Programma minder door "nieuwe voorvallen" beinvloed wordt (zie alinea 7, eerste kolom van de brochure);
c. toekomstige blootstelling aan straling dankzij het Reinigingsprogramma verminderde gevolgen heeft (zie alinea 1, tweede kolom van de brochure). Alle drie vorenbedoelde - en bepaald niet in de context afgezwakte - beweringen moeten hierdoor immers als te absoluut worden aangemerkt.
D. Ongegrond acht de Commissie echter klagers bezwaar dat X artikel 6 van de
Nederlandse Code voor het Reclamewezen heeft overtreden. Nu onweersproken is
gesteld dat het in casu om een periodieke mailing gaat, is onvoldoende
aannemelijk dat X heeft willen appelleren aan door de ramp in Tsjernobyl
opgeroepen gevoelens van angst. De vraag of dit zonder te rechtvaardigen redenen
geschiedde, kan op grond hiervan onbesproken blijven.
Strijd met de artikelen 7 en 8 alsmede met de bijzondere gedragsregel onder a.
|