Scientology-lid v. Belastingdienst
Hof 's Gravenhage, 12 juni 1985
Vindplaats : Vakstudie Nieuws 1986 blz. 793,794
Instantie : Hof 's-Gravenhage, MK III, 12 juni 1985, rolnr. 77/85
Regeling : (art. 47)
Essentie: Inkomstenbelasting
Gift aan de Scientology Church
Belanghebbende heeft een gift gedaan van f 15 000 aan de
Scientology Church. Het hof is van oordeel dat de
Scientology Church niet kan worden aangemerkt als een
het algemeen nut beogende instelling nu aan het hof is
gebleken dat de voornaamste werkzaamheden van de
Scientology Church bestaan in het tegen betaling
aanbieden van cursussen die erop gericht zijn psychische
moeilijkheden te overwinnen.
Tekst: Gezien de stukken van het geding en gelet op hetgeen ter
zitting nog is verhandeld, is het volgende komen vast te
staan:
Belanghebbende is geboren op 18 mei 1929. Hij heeft een
HTS-opleiding gevolgd en heeft ervaring in elektronica.
Hij was in de jaren 1968 tot en met 1977 technisch
directeur van A, een Amerikaans bedrijf in technische
artikelen voor de medische en wetenschappelijke wereld.
In 1977 raakte hij werkloos en ondervond ook
moeilijkheden in het persoonlijke vlak.
Op aanraden van een oude schoolvriend, K, en bekend met
de SC zocht hij contact met die instelling.
Hij volgde een aantal door de SC aangeboden cursussen in
Nederland, Denemarken en de Verenigde Staten. De aan het
volgen van deze cursussen verbonden uitgaven berekent
belanghebbende voor 1978 in de beroepsfase op f 80
127,60 in de plaats van het aanvankelijk bij de aangifte
opgevoerde bedrag van f 82 853,72. Omstreeks 10 oktober
1978 trad hij in dienst bij B BV.
Belanghebbende werd per 1 januari 1979 benoemd als
statutiair directeur van C BV (in oprichting), waarvan K
algemeen directeur was. Zijn aanstellingsbrief vermeldt
het vereiste van het volgen van een aantal cursussen
waaronder de "Big League Sales Course".
De kosten van de gevolgde cursussen werden niet door de
werkgever vergoed.
In 1979 kon belanghebbende zich niet langer verenigen
met bepaalde praktijken van de SC, zoals het suggestief
binden van cursisten opdat deze doorgaan van de diensten
van de instelling gebruik te maken en met de besteding
van de door de instelling ontvangen gelden. Hij verbrak
daarom zijn relatie met K en zijn dienstverband in
september van dat jaar.
Met betrekking tot de SC heeft belanghebbende ter
zitting het volgende verklaard.
Het is bij de SC niet de bedoeling zekerheid te vinden
bij God of in de Kerk, maar men streeft ernaar de mens
een eigen, innerlijke zekerheid te geven door het
toepassen van therapieën waarvan de beginselen ontleend
zijn aan religies, psychologie, marketing technieken en
sensitivity training. Met dat doel worden cursussen
gegeven waarmede bepaalde graden kunnen worden behaald,
de hogere in Kopenhagen, de hoogste in Tampa (VS). De
betalingen van de cursussen kunnen gespreid geschieden,
hetgeen zich in bepaalde gevallen over een aantal jaren
uitstrekt. Degenen die voor de organisatie werken, zijn
geheel of gedeeltelijk van betaling vrijgesteld.
Men wordt niet als lid geïnstalleerd, noch legt men een
geloofsbelijdenis af.
Met behulp van de cursussen zijn drugsverslaafden van
hun verslaving afgeholpen en zijn mensen, zoals
belanghebbende, hun psychisch dieptepunt te boven
gekomen. De aan de cursussen verbonden kosten spelen
voor hen een geringere rol.
De SC wordt behandeld in het aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal aangeboden rapport "Overheid en nieuwe
religieuze bewegingen", dat is opgesteld in opdracht van
de Vaste Commissie voor de Volksgezondheid (vergaderjaar
1983-1984, 16 635, nr. 4). Dit rapport behoort tot de
gedingstukken.
Belanghebbende heeft aftrek verzocht ter zake van een
gift van f 15 000 die hij aan de SC als een het algemeen
nut beogende instelling zou hebben gedaan, ten bewijze
waarvan hij in afschrift een ontvangstbevestiging van de
SC heeft overgelegd. Voorts heeft hij ten titel van
studiekosten, subsidiair sollicitatiekosten, aftrek
gevraagd voor de uitgaven die hij in verband met het
volgen van de cursussen bij de SC heeft gemaakt. De
Inspecteur heeft beide aftrekken geweigerd.
Het geschil betreft de vraag of de bedoelde aftrekken
dienen te worden verleend, welke vraag belanghebbende
bevestigend, de Inspecteur echter ontkennend
beantwoordt.
Het Hof overwoog omtrent het geschil:
- dat belanghebbende stelt dat de SC is te beschouwen als
een het algemeen nut beogende instelling;
- dat onder het algemeen nut beogende instellingen zijn te
verstaan lichamen wier doelstelling een werkzaamheid
betreft, welke op zichzelf rechtstreeks het algemeen
belang raakt;
- dat uit het ter zitting door belanghebbende verklaarde
en de door hem overgelegde stukken het Hof niet het
beeld heeft verkregen van een instelling die aan de
gegeven omschrijving beantwoordt;
- dat in tegendeel uit het verklaarde en overgelegde
blijkt dat de voornaamste werkzaamheden van de SC
bestaan in het tegen betaling of andersoortige
prestaties aanbieden van cursussen die erop gericht zijn
psychische moeilijkheden te overwinnen;
- dat van deze individueel gerichte werkzaamheden
zijdelings een gunstige werking ten algemene nutte kan
uitgaan, doch dat zulks niet wegneemt dat zij in de
eerste plaats particuliere belangen dienen en niet
rechtstreeks het algemeen belang raken;
- dat derhalve de SC niet kan worden beschouwd als een het
algemeen nut beogende instelling;
- dat deze gevolgtrekkingen niet in strijd komen met de
inhoud en de conclusies van het sub factis genoemde
rapport "Overheid en nieuwe religieuze bewegingen", waar
dit de SC behandelt;
- dat derhalve de door belanghebbende gevraagde aftrek ter
zake van een aan de SC gelaten bedrag niet kan worden
aangemerkt als een gift aan een het algemeen nut
beogende instelling, nog daargelaten de vraag of het
bedrag dat uit een achteraf gezien te hoge betaling
voortvloeide, had kunnen worden terugontvangen;
dat belanghebbende voorts aftrek heeft gevraagd in
verband met uitgaven verbonden aan het volgen van
cursussen gegeven door de SC;
- dat deze uitgaven niet kunnen worden aangemerkt als
gedaan ter zake van opleiding of studie voor een beroep,
nu niet is komen vast te staan op welk bepaald beroep
het volgen van de cursussen was gericht;
- dat hieraan niet afdoet dat belanghebbendes
aanstellingsbrief als vereiste vermeldt het volgen van
cursussen, gegeven door de SC;
- dat immers deze cursussen blijkens de onder de feiten
vermelde strekking ervan een duurzame verbetering van de
persoonlijke uitrusting beogen, waarvan de cursist,
indien die opzet slaagt, ook buiten een door hem uit te
oefenen beroep profijt heeft;
- dat deze uitgaven dan ook niet kunnen worden aangemerkt
als op het inkomen in mindering te brengen uitgaven ter
zake van opleiding of studie voor een beroep, noch als
kosten verband houdende met de sollicitatie naar een
betrekking;
Noot: Aantekening. De Scientology Church is geen kerkelijke
instelling. Naar het Hof heeft beslist is de SC ook niet
te rangschikken onder de het algemeen nut beogende
instellingen. De dragende overweging daarvoor is dat de
voornaamste werkzaamheden van de SC bestaan in het tegen
betaling en andersoortige prestaties aanbieden van
cursussen die erop gericht zijn psychische moeilijkheden
te overwinnen. Daarmee wordt weliswaar zijdelings
bereikt dat er een gunstige werking ten algemene nutte
is doch de werkzaamheid op zichzelf raakt niet
rechtstreeks het algemeen belang.
|