Bonte was

EEN BEGRIP ALS ‘hersenspoeling’ – iemands hoofd wassen totdat hij of zij geheel doordrongen is van één enkele opvatting, één enkel perspectief – wordt tegenwoordig als achterhaald beschouwd, hoewel eenzelfde concept tegenwoordig in de psychologie opgang maakt in de vorm van het ‘false memory syndrome’. Bij zo’n ‘valse’ herinnering gebeurt immers iets vergelijkbaars als wat indertijd onder ‘hersenspoeling’ werd verstaan: langzaam gaat iemand z’n geschiedenis herinterpreteren aan de hand van een specifieke, misschien onjuiste en door anderen gesuggereerde ‘herinnering’, een centrifugale gedachte die voor dat individu tot onomstotelijke waarheid wordt verklaard.

Een voornaam verschil is dat het False Memory Syndrome op individuele geschiedenissen wordt betrokken, terwijl ‘hersenspoeling’ met organisaties en vijanddenken in verband wordt gebracht. Voorts wordt het FMS vooral geassocieerd met incest en kindermishandeling, en hersenspoeling met geloof, spionage en sektes.

Dat gedoe met Scientology waar ik nog steeds middenin zit – er is een nieuw kort geding door hen aangespannen, waarbij ik de enige privépersoon ben die is gedaagd; op 26 februari aanstaande zal de zaak voor de rechter komen – maakt dat ik me nu regelmatig afvraag hoe dat zit met die gespoelde hersenen. Kan iemand zo krimpvrij worden dat hij of zij volstrekt gelooft in de doelen en methodes van de wassende instantie, en feilen en gebreken die de buitenwereld erover vertelt, consequent afwijst en zich beroept op complottheorieën, gevestigde belangen en wanverhalen?

Natuurlijk werkt die vraag twee kanten op. Door alles wat ik inmiddels over ze heb gelezen, sta ik bepaald niet meer frank & vrij tegenover Scientology en raak ik vooringenomen. Zodat ik me afvraag: in hoeverre wil ik slechte dingen over ze lezen? Sta ik nog open voor positief nieuws over ze? Ben ik niet teveel geneigd alles wat Scientology-leden meedelen, klakkeloos als leugen of verdraaiing te beschouwen? Kan ik afstand nemen? Hoe betrouwbaar zijn mijn bronnen?

Hoe werken zulke dingen eigenlijk, vooringenomen raken? Hoe maakt men zich strijkvrij en kookbestendig? Door feiten te negeren, denk ik, en ik zoek maar weer ‘s wat rechtelijke uitspraken op en tracht me aan bewezen zaken te houden.

Zo niet Scientology zelf. Ik zie het bijna elke dag voor mijn ogen gebeuren. Het Parool meldde begin januari in een artikel dat een Duitse minister overweegt Scientology in de gaten te laten houden door de veiligheidsdienst, aangezien de organisatie erop uit is de democratie te verstoren. Julia Rijnvis, woordvoerster van Scientology, schreef daarop een boze ingezonden brief en meldde daarin dat ‘in meer dan vijfentwintig uitspraken in rechtszaken’ inmiddels is bevestigd dat ‘Scientology een religie is’. Als ik dat lees, ploppen mijn ogen bijna uit mijn kassen. Hoe kan iemand zulke oogkleppen ophebben, en daarmee nog pronken ook?

In veel van die zaken was het al dan niet religieuze karakter van de organisatie immers geheel niet aan de orde; Rijnvis zou dat moeten weten. Maar belangrijker is dat in een aantal van die zaken beroep is aangetekend en als gevolg daarvan het Duitse Federale Hof recentelijk heeft geoordeeld dat Scientology niet als religie beschouwd kan worden, doch als commerciële organisatie aangemerkt dient te worden – een beslissing waartegen geen beroep meer mogelijk is; dit hof is de hoogste instantie. Het hof was overigens tot die conclusie gekomen na allerlei interne Scientology-stukken uitgebreid bestudeerd te hebben.

Het is simpelweg haar taak niet om zulke dingen te melden, denk ik dan; soit. PR-afdelingen – van welke club dan ook – zijn immers toegesneden op het op maat wassen van de waarheid en staan uitgebreider stil bij de verbreiding van een positief imago dan bij pijnlijke feiten. Bovendien is het beleid bij Scientology om, indien in een akelige positie gedrongen, ‘acceptable truths’ te vertellen: genoeg zaken weglaten om niet te liegen en toch fris en schoon gewassen te ogen. Dat leidt tot met Omo Power gereinigde communiqués: er resteren flarden van de waarheid. Dat de mot er toch heus in is gevallen, weet alleen wie de zaak beter heeft gevolgd.

In de Nederlandse Internet-nieuwsgroepen wordt Rijnvis’ taak waargenomen door Karel Jeelof, iemand die – zoals een ex-lid me schreef – stafmedewerker van de Scientology Kerk Amsterdam is en al twintig jaar lid. Van Karel moet ik elke keer vreselijk schrikken. Deze week kwam bijvoorbeeld Operatie Snow White ter sprake, een gigantisch project van Scientology’s geheime dienst, de Guardian Office, waarbij jarenlang in overheidsdiensten is geïnfiltreerd en talloze documenten zijn gestolen, respectievelijk vervalst. Bij een inval die de FBI in de jaren zeventig bij Scientology deed, kwamen de bewijzen in handen van de Amerikaanse overheid.

Er is jaren onderzocht en geprocedeerd, en uiteindelijk heeft Scientology – boze stemmen beweren: om erger te voorkomen – een aantal aanklachten toegegeven. Op grond daarvan hebben beide partijen een zogeheten ‘Stipulation of Evidence’ ondertekend. De crux van zo’n document is dat beide partijen verklaren dat het erin opgesomde materiaal onbetwist is. Op grond van deze Stipulation of Evidence werd Hubbards echtgenote veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf; Hubbard zelf, die indertijd op de vlucht was voor de Amerikanen en zich onder een valse naam schuilhield, werd erin benoemd tot niet-gedagvaarde medeplichtige (‘unindicted co-conspirator’).

Wat zegt Karel over die infiltratie van overheidsdiensten? “Operatie Snow White was een programma om de onjuiste informatie die nog in overheidsdossiers rondslingerde, te doen corrigeren.” Alsof ze daarmee iemand een dienst verleenden. Uit pure slordigheid, zo stelt Jeelof het voor, was de overheid er namelijk nog niet aan toe gekomen haar informatie over Scientology lelieblank te krijgen, dus nu ja, we hielpen ze gewoon een handje. ‘Onjuiste informatie die nog rondslingerde.’ Er moest even een vlekje worden weggewerkt. Zodoende hebben we dat zelf maar gedaan, dat spaarde de overheid nog tijd ook. Jeelofs verontwaardiging – om zoiets veroordeeld te worden vindt hij al te gortig – is griezelig. Infiltratie? Vervalsing? Welnee. Dit was dienstverlening, courtesy of Scientology.

Waarna ik maar weer een rechtbankstuk pakte, me verbaasde over de aberraties van de menselijke geest en bedacht dat Karel vast niet hetzelfde over Snow White heeft gelezen als ik.

Zijn Jeelof en Rijnvis nu gespoeld? Ik zou het niet weten. Maar ze maken het erg bont, en het lijkt me verstandig me niet met ze af te geven.

Generatieconflict

IN ZIJN SERIE over de familie Hulsebosch, een ouderpaar dat hun zwaar zieke zoon liever zelf verpleegt dan hem in een inrichting te laten opnemen, heeft John Jansen van Galen een aantal wrange voorbeelden van de bureaucratie in de gezondheidszorg gegeven. Instanties hebben soms liever dat mensen opgenomen worden, ook al is dat de facto duurder, minder effectief en aanzienlijk minder liefdevol: volledige opname is namelijk regeltechnisch handiger. Of regels zich nu verhouden tot iemands feitelijke leefomstandigheden is voor de zorginstanties minder relevant: de subsidie of vergoeding zit nu eenmaal zus & zo in elkaar, en dat was het dan. Liever iemand een urgentieverklaring plus een verhuiskostensubsidie aanbieden dan een trapliftje voor in een gemeenschappelijke entree bekostigen, een liftje dat noodzakelijke verhuizingen voorkomt – want oh jee, de buren mochten ook eens gebruik maken van dat gehandicaptenliftje.

Jansen van Galen laat in zijn stukjes zien dat de ouders van Toon behalve verplegers tevens “noodgedwongen ervaringsdeskundigen zijn geworden in het circus van stichtingen en bureaus die over de gehandicaptenzorg gaan”. Er is sprake van een ‘zorgbureaucratie’. Toons ouders: “Al die stichtingen die eindeloos zaken naar elkaar toeschuiven en nooit beslissingen nemen, menen dat ze goed doen, maar in werkelijkheid doen ze verdriet.” (Het Parool, 5 januari 1996)

Bij veel zorgstichtingen heerst een complexe mengeling van paternalisme en bureaucratie: zij weten wat goed voor patiënten is en zij maken uit wat die nodig hebben. Volgens de familie Hulsebosch is er gelukkig sprake van een kentering ten gunste van hen die hun naasten thuis willen verplegen: instanties zijn iets toeschietelijker geworden. Ze schrijven die invloed toe aan de invloed van aidspatiënten, die zich minder makkelijk “met een kluitje in het riet laten sturen,” een houding die zijzelf zich eveneens eigen hebben moeten maken.

Aidspatiënten en hun organisaties hebben inderdaad vreselijk veel teweeg gebracht in de gezondheidszorg. Neem alleen al het buddy-systeem, dat nu steeds meer als model voor mantelzorg wordt gekopieerd. Maar het zijn ook bij uitstek aidspatiënten geweest die de zorgbureaucratie tot gepaste spoed wisten aan te zetten. Een jaar wachten op een traplift of op een aangepaste douche en wc konden ze namelijk niet: dan waren ze meestal al dood. Dwarslaesiepatiënten (ook vaak jong en mondig) konden eerder nog wel aan het lijntje gehouden worden in de vele maanden die verstreken tussen gehandicapt worden en de noodzakelijke woningaanpassing: die tijd moesten ze toch al vaak doorbrengen in een revalidatiekliniek.

Maar aids bleek in veel opzichten een nieuwe ziekte, die een nieuwe houding afdwong. En dat ging niet zonder slag of stoot. Sterker nog: dat gevecht is gepaard gegaan met stigmatisering en met een vreemde agressie ten opzichte van homoseksualiteit. Te weinig mensen realiseren zich dat die strijd minder te maken heeft met aids of homoseksualiteit dan met de overgang van ‘ouderwetse’ naar ‘moderne’ patiënten.

*

EEN GOEDE VRIENDIN van mij heeft onderzoek gedaan naar de manier waarop mensen die in en rond ziekenhuizen bij verzorging van aidspatiënten betrokken zijn, tegen deze ziekte en tegen hun patiënten en cliënten aankijken. De resultaten daarvan waren choquerend. Een vaak geventileerde klacht was dat aidspatiënten ongehoorde privileges voor zichzelf opeisen: ze willen later naar bed dan andere patiënten, ze hebben meer medische vragen dan anderen en eisen meer tijd voor hun verzorging en bij het verschaffen van medische informatie, ze luisteren slechter naar adviezen, zijn te eigengereid, krijgen teveel bezoek, ze klitten bij elkaar en wat dies meer zij. En telkens werden deze klachten in verband gebracht met homoseksualiteit: die homo’s denken maar dat ze ons de wet kunnen stellen, die homo’s zijn nooit tevreden en willen meer dan ‘gewone’ mensen.

Wat te weinig mensen zich realiseren, is dat de manier waarop aidspatiënten hun ziekte tegemoet treden en de mate waarin ze zich in hun behandeling en hun conditie verdiepen, niet zozeer eigen is aan homoseksuelen als wel gelegen is in het feit dat deze ziekte hoofdzakelijk jonge mensen treft, die – zoals duidelijk zou horen te zijn – nu eenmaal mondiger en zelfstandiger zijn dan zeventigjarige mevrouwen met Parkinson, demente bejaarden, ernstig verzwakte operatie-patiënten en dergelijke. De familie Hulsebosch is even eigengereid als de gemiddelde aidspatiënt. En er zullen alleen maar meer mensen als zij komen.

Het punt is dat niet het seksuele leven of het soort ziekte van aidspatiënten debet is aan bovengenoemde kwesties en conflicten. Deze mensen zijn simpelweg beter voorgelicht, zijn minder geneigd artsen en verpleging als vertegenwoordigers van medische almacht te zien, zijn niet gewoon om om tien uur ‘s avonds te gaan slapen en het licht uit te doen, ook al is dat de ziekenhuisregel. Ze zijn jong, goed geïnformeerd over hun ziekte, gewend zelf beslissingen te nemen en vertrouwd met de gedachte dat je je leven niet zonder meer in andermens’ handen moet leggen om daarna angstig en passief af te wachten.

De gezondheidszorg, en vooral de bureaucratie daar omheen, is niet vreselijk ingesteld op patiënten die goed geïnformeerd zijn over hun ziekte of over die van hun naaste, die onderzoeken naar medicijnen en behandelingen volgen, die weten wat er aan zorg te koop is en op de hoogte zijn van de regelingen waarop ze kunnen terugvallen.

Die instanties zullen dat moeten veranderen. Want de families Hulsebosch is, net als veel aidspatiënten, de vertegenwoordiger van een nieuwe generatie patiënten en zorgverleners.

Religieuze praktijken

DE RUZIE TUSSEN Scientology en haar critici wordt viezer en viezer. Aanstaande donderdag dient in Den Haag het kort geding dat de kerk heeft aangespannen over het zogeheten Fishman Affidavit, een rechtbankdocument dat stukken van het cursusmateriaal van de kerk bevat. (En ik waarschuw de lezers maar even: ik ben partij, samen met vier Internet providers.)

Veel critici – waaronder ook ik – zijn er inmiddels van overtuigd geraakt dat de kerk haar auteursrecht op dit materiaal hoofdzakelijk gebruikt als een wapen om critici mee tegemoet te treden; er mag in Scientology’s ogen namelijk nooit en te nimmer uit worden geciteerd, geparafraseerd of wat ook, en wie dat wel doet is in hun ogen in overtreding. De Washington Post, die in een artikel over de kerk slechts drie zinnen uit het document heeft geciteerd, werd door Scientology voor de rechter gedaagd (Scientology verloor dat uiteraard).

Een van de rechters die in Amerika die een vergelijkbare zaak behandelt als het komende kort geding hier, deed eind november uitspraken als:


Toen RTC [de divisie binnen Scientology die de auteursrechten beheert] het hof benaderde met het verzoek tot inbeslaglegging [van Lerma’s computer; Lerma is een ex-lid dat het Fishman Affidavit in een Internet-nieuwsgroep heeft gepost, in het kader van een debat dat daar werd gevoerd over de inhoud van het geloof], werd het geschil gepresenteerd als een duidelijke kwestie over auteursrecht en handelsgeheimen. Inmiddels echter is dit hof ervan overtuigd dat de belangrijkste reden waarom RTC Lerma, DGS [Lerma’s Internet provider] en de Washington Post heeft gedaagd, is om kritiek op haar organisatie de kop in te drukken en haar critici te intimideren En zoals de steeds giftiger wordende retoriek in de verhoren duidelijk maakte, lijkt RTC zich drukker te maken over zulke kritiek dan over de bescherming van haar auteursrechten.

Hoewel RTC een klacht indiende over schending van haar auteursrecht en haar handelsgeheimen, is thans duidelijk dat er een veel breder motief overheerste: critici de mond snoeren en tegenstanders vernietigen.

Wij zijn helemaal niet tegen kritiek, alleen tegen het verspreiden van leugens, zegt de kerk dan, dus da’s niet waar wat deze rechter zegt. Inmiddels heb ik voor mijn ogen het tegendeel zich zien ontwikkelen. De kerk kan niet tegen kritiek. De kerk kan ook niet tegen tegenstanders.

*

DE NEDERLANDSE GEDAAGDEN hebben besloten Steven Fishman (de man die aanleiding was tot al dit tumult, aangezien hij ooit ter verdediging delen van het kerkmateriaal als bewijs overhandigde die sindsdien onderdeel zijn van een rechtbankdocument) naar Nederland te halen. Om z’n gezicht te laten zien – wie is die man nu eigenlijk? – en om hem zijn kant van het verhaal te laten vertellen. Scientology immers beweert keer op keer dat hij psychotisch, crimineel, onbetrouwbaar en gevaarlijk is.

En zijn komst was nog niet aangekondigd op alt.religion.scientology (de Scientology-discussiegroep op Internet) of het vuil barstte los. Andrew Milne, de woordvoerder van Scientology op Internet en staflid van hun internationale tijdschrift Freedom, postte het meest beschuldigende artikel over Fishman dat ik ooit heb mogen lezen. Hij wist daarin tot ieders verbazing in een moeite door homoseksualiteit zwart te maken. Voorts meldde hij precies wat Fishman aan junkmail in zijn brievenbus kreeg – wat onbedoeld vermoeden deed rijzen dat Fishmans brievenbus door Scientology wordt gecontroleerd, dan wel dat Scientology voor die post zorgt.

Op mijn aankondiging in diezelfde nieuwsgroep dat er op 11 december een avond in De Melkweg zou worden belegd over Scientology, waar ook Fishman zou spreken en waar tevens een steunfonds voor de gedaagden zou worden gepresenteerd, volgde meer troep. Het ene Scientology-lid maakte critici opnieuw uit voor neo-Nazi’s, een ander lid verbasterde mijn naam herhaaldelijk tot KKKSpaink – een bepaald onfrisse verwijzing naar de Ku Klux Klan. (En vlak daarvoor had Andrew Milne zich nota bene nog beklaagd over de haat die critici jegens zijn organisatie tentoonspreidden. Een duidelijk geval van ‘pot, kettle, black’ zoals ze dat inmiddels in alt.religion.scientology noemen.) Op mijn openlijke verzoek daar om zich van dergelijke scheldpartijen van de gelovigen te distantiëren, heeft nog niemand van Scientology gereageerd.

In een aantal Nederlandse nieuwsgroepen postte bericht Felipe Rodriquez, de directeur van XS4ALL, een persbericht over de Melkweg-bijeenkomst van vanavond. Prompt reageerde Karel Jeelof, een Nederlandse Scientoloog die zich binnen de kortste keren ontpopte als de plaatselijke versie van Andrew Milne. Hij begon al in zijn tweede bericht Felipe in het wilde weg te beschuldigen: Felipe had zijn bericht gewist, Felipe tastte zijn grondwettelijke vrijheden aan, Felipe onthield anderen cruciale informatie en Felipe was laf. Het bericht stond er nog netjes; er was helemaal niets aan de hand. De man had waarschijnlijk gewoon het programma om z’n nieuws te lezen niet goed ingesteld (gelezen berichten zie je in dat geval zelf niet meer terug) – en had op grond daarvan meteen een tirade van heb ik jou daar klaarstaan, waarin hij anderen grof beschuldigde. Excuses? Ho maar.

Helene Schilders, die voor de Nieuwe Revu wekenlang aan een artikel over Scientology werkte, heeft met Fishman gesproken, met anderen die wegens het verspreiden van het Affidavit worden vervolgd en met twee woordvoerders van de kerk, Julia Rijnvis en Martin Weightman. Voorts heeft ze Internet afgezocht voor informatie over de organisatie.

Toen ze dit weekend het resultaat van haar stuk naar Julia Rijnvis faxte en met haar belde, bleek die woedend over het resultaat. Schilders werd doorverbonden met Leisa Goodman, de PR-medewerkster van OSA (the Office of Special Affairs, Scientology’s geheime dienst) in Amerika. Goodman was al even giftig en beet Schilders toe: ‘I hope you know what you are doing…!’, waarna Schilders beleefd informeerde wat ze daarmee bedoelde: was dat soms een bedreiging? ‘I hope you know what you’re doing,’ herhaalde Goodman en verbrak het gesprek.

Van zulke religieuze praktijken snap ik niets. Wel begin ik langzaam te begrijpen waar die Amerikaanse uitdrukking vandaan komt: ‘See you in court’.

Bericht aan Izak

VEEL MENSEN DENKEN dat het alleen geklep en gemeier is in de nieuwsgroepen op Internet. Dat is natuurlijk ook zo, in sommige nieuwsgroepen tenminste (in anderen wordt op het scherp van de snede gediscussieerd en is een schat aan informatie te vinden, zoals in alt.religion.scientology), maar ook dat kletsen en grappen maken heeft zo z’n functie. Ze scheppen een gemeenschap.

Mijn favoriete is nl.misc: een vergaarbak voor discussies over alles & meer, waar het zowel gaat over het al of niet bestaan van god en over de merites van het Nederlandse vluchtelingenbeleid, als over de vraag hoe en wanneer vlinderbomen gesnoeid dienen te worden.

Op nl.misc worden tweehonderdvijftig tot driehonderd berichten per dag gepost. Soms nieuwe; vaker reageren mensen op berichten van anderen. Mensen die de groep regelmatig volgen, leren de andere deelnemers gaandeweg kennen. Zo is het inmiddels algemeen bekend op *.misc (zoals de groep gewoonlijk genoemd wordt) dat Christian cello speelt en zingt, sonates componeert en de neiging heeft om hopeloos verliefd te raken op dames met een alt (hij wordt met dat laatste in elk geval keer op keer geplaagd); dat Gerard in handen van Zeta-Talk, een nieuwe sekte aan het firmament, is gevallen en zichzelf Nancy’s boodschapper acht; dat Johan het niet op buitenlanders heeft, ook al wonen ze al jaren in Nederland, en verloofd is met Mirjam met wie hij op stijldansen zit; dat Pien zojuist een piano heeft gekocht, bas speelt en niet van opdringerige meneren is gediend.

Iedereen kout er genoeglijk met elkaar en alle onderwerpen raken binnen de kortste keren met elkaar in de war, omdat na tien serieuze reacties de behoefte aan plagerijtjes, grappen en stokpaardjes maken weer de overhand krijgt. Er is zelfs een homepage waar de min of meer vaste leden van *.misc allemaal op verzameld staan, met korte verhaaltjes over hen erbij die door anderen aangeleverd zijn.

In zekere zin is *.misc de elektronische variant van het buurtcafé, waar je in je lunchpauze of ‘s avonds na het werk nog even langsgaat om bij te komen, een paar bekende gezichten te zien, een krant te lezen en verse roddels te horen. Het gekke is: al die mensen kennen elkaar, maar de meesten hebben elkaar nog nooit gezien. Ze kennen alleen elkaars namen, woorden en stijl. Het is een gemeenschap die zuiver uit tekst bestaat. Die tekst blijkt meer dan voldoende om affiniteiten en antipathieën in het leven te roepen.

‘Beklijft dat nu,’ vragen sommigen, vooral buitenstaanders, zich af, ‘stelt dat nu echt iets voor? Die verhaaltjes en die eenregelige antwoorden, dat zijn toch geen echte vriendschappen?’ Nou en of ze dat zijn.

Ze effectueren zich ook. Mensen die op grond van hun contacten in *.misc onderling zijn gaan mailen, zoeken elkaar na verloop van tijd wel eens op: ze gaan bij elkaar op bezoek, gaan samen naar een film of gaan ergens iets drinken. En omdat iedereen eigenlijk toch wel nieuwsgierig is naar wie er nu achter al die e-mail namen schuil gaan, is er ooit besloten dat *.misc twee keer per jaar een bijeenkomst organiseert, waar iedereen die de groep volgt welkom is: de zogeheten SamenScholing ™.

Kortgeleden is er weer zo’n SamenScholing ™ geweest en hoewel iedereen daar vrolijk de conversaties voortzet die ook op Internet wordt gevoerd, is er de toegevoegde waarde van de verbazing: ‘Ah, ben jij nu die en die!’ verbazen mensen zich dan, en vragen zich af op grond waarvan ze zich een voorstelling van een bekende naam hadden gemaakt, en of er iets verandert wanneer ze nu een gezicht en een lichaam bij die naam kennen. (Nee – er verandert daardoor zelden iets. Hooguit wordt het leuker.) De afgelopen SamenScholing ™ was een dusdanig succes dat er meteen een nieuwe is afgesproken, en er ditmaal zeker twee keer zoveel mensen zich hebben aangemeld.

Het allerduidelijkste bewijs dat er sprake is van een gemeenschap, is wel dat wie een tijdje weg is – dat wil zeggen: geen acte de presence in *.misc geeft – wordt gemist. Zo iemand krijgt bezorgde mailtjes, om te informeren of alles wel goed is, of wordt uitgebreid verwelkomd als hij of zij zich weer meldt. Soms wordt er publiekelijk geïnformeerd of iemand weet hoe het met zusofzo zit: die is dan al te lang niet gesignaleerd. Van de weeromstuit meldden de meeste vaste deelnemers het eventjes aan de rest als ze op vakantie gaan, of het te druk zullen hebben om te posten. Om te voorkomen dat de anderen zich ongerust maken. Van de week kwam Marten weer terug, Marten die eerder dit jaar veel gepost heeft maar tijdelijk andere dingen te doen had, of misschien even zijn interesse verloren had. Hij kreeg een warm onthaal, compleet met koffie en chocolademelk en koekjes erbij. In tekst, dan.

Het mooiste monument voor missen werd van de week gepost. Izak, iemand die op *.misc een vanwege zijn humor erg geliefde deelnemer was, is al een tijdje uit *.misc verdwenen omdat hij zijn baan en daarmee ook zijn account kwijt raakte. Izak raakte van de week zijn account definitief kwijt.

Een vriend van Izak, Jeroen, heeft om Izak’s verscheiden van *.misc te commemoreren een prachtig gedicht in *.misc gepost, gevolgd door een lange lijst citaten uit Izak’s eerdere berichten.

Het was even alsof er een rouwadvertentie in *.misc stond.

Mooie vergezichten

“BINNEN TWEE JAAR tijd moeten er een miljoen Nederlanders op Internet aangesloten worden,” sprak het Ministerie van Economische Zaken kortgeleden, en loofde daartoe zeventig miljoen gulden aan subsidies uit.

‘Aangesloten worden op Internet’. De uitdrukking bezorgt me altijd een lichte huivering: het klinkt alsof je een plug of een socket in je lichaam geimplanteerd zult krijgen, vervolgens aan een kabel wordt vastgeklonken en nooit meer los mag. Waarom hebben ze het niet gewoon over ‘toegang hebben’ of ‘geabonneerd zijn’? Mensen zijn toch ook niet aangesloten op de kabel, de giro of op het gas? Hooguit is hun huis dat.

Los van de akelige terminologie: in de stukjes die over dit streven van EZ in de kranten werden gepubliceerd, viel vooral het gebrek aan argumentatie op. Waarom moeten al die mensen en bedrijven Internet op, en daartoe bovendien van overheidswege worden gestimuleerd en gesubsidieerd? De toeloop op het net is nu al fors; de vraag is, zoals Francisco van Jole afgelopen zaterdag in de Volkskrant uitlegde, of de huidige infrastructuur dat allemaal aan kan zonder fundamentele ingrepen. Ook zonder dat EZ de burgers en bedrijven extra aanspoort, moeten de telecommunicatiebedrijven waarschijnlijk op korte termijn sowieso forse investeringen doen wil het Nederlandse deel van Internet niet ondraaglijk traag worden; dat gaat om investeringen die de beloofde zeventig miljoen ver te boven gaan.

*

WAAROM WIL DE overheid het gebruik van Internet eigenlijk bevorderen? Het werkgelegenheidsargument heeft Van Jole in voornoemd stuk al de grond ingeboord: eerder gaan er arbeidsplaatsen verloren wanneer Internet op grote schaal wordt gebruikt.

De teledemokratie dan? Onze versie van demokratie is thans op het top-down model gebaseerd: er worden plannen en voorstellen over de burgers uitgestrooid, maar iets terugzeggen helpt bitter weinig. Slechts bij verkiezingen en (eventueel) bij referenda kun je je mening laten horen. Stemmen via het net kan hooguit een aanvullende methode zijn, zoiets als de machtiging nu is, zolang niet alle burgers toegang hebben tot het net en ermee vertrouwd zijn.

Politieke discussies dan? Debatten op het net zijn vaak structuurloos en altijd gelijkwaardig: iedereen kan op alles iets terugzeggen en je ‘daagse’ status heeft op het net niet veel betekenis. Zinnig argumenteren en goede argumenten leveren, dat telt. Antwoord krijgen is daarbij een eerste behoefte. Een stelling bij digitale burgers dumpen en dan menen dat daar na verloop van tijd vanzelf een conclusie of meerderheid komt uitrollen, is grenzeloos naïef. Iedereen wil wel over van alles en nog wat spreken, doch niet op commando, zeker niet wanneer er geen garantie is dat men gehoord wordt.

Bij mijn weten is er op overheidsinitiatief slechts eenmaal een redelijke (maar saaie) discussie op het net gevoerd: in de Digitale Stad werd een debat gehouden over de rol van moderne media in de informatievoorziening, bij overheidsdiensten en in het democratisch proces. Er golden strenge regels: alle bijdragen moesten eerst door een moderator worden goedgekeurd. In dit geval werd er bovendien gestreden om een prijs: het interessantste stuk werd aan Binnenlandse Zaken voorgelegd.

*

WAT ME HET meest bevreemd is dat de overheid zelf zo weinig met Internet doet. Ze zouden zich hun eigen woorden ter harte kunnen nemen. Internet biedt een van de snelste en meest omvattende manieren om informatie te aan te bieden en te vinden; de overheid maakt daar echter een hoogst oppervlakkig gebruik van.

Wie bijvoorbeeld via de Digitale Hofstad op de pagina’s van de Tweede Kamer belandt, krijgt een overdosis uiterst nutteloze informatie. Je ziet een eindeloze rij namen aan je voorbij komen: alle leden van de Eerste Kamer, alle leden van de Tweede Kamer, alle leden van de regering, allemaal op alfabet – en van elk van hen kan een minibiografietje van tien regels worden opgevraagd, met gratis pasfoto. Voorts wordt er, verstopt tussen al die namen, een cursus staatsinrichting voor wereldvreemde beginners opgedist: hoe vaak vergadert de Kamer, wat zijn kamervragen, hoe wordt een wet behandeld, en wat is de troonrede eigenlijk?

Er is voorts een trefwoordenpagina. Ha, eindelijk, wetsontwerpen, amendementen en wetsteksten, dacht ik, en tikte braaf WAO in. Het register ontsloot slechts berichten van verhindering en de voornoemde ellenlange lijst parlementariërs. Wetsteksten zijn simpelweg niet beschikbaar. De pagina die ik uiteindelijk vond, vertelde me dat ik naar de Kamerbibliotheek moet om ter plekke iets te lezen, of dat ik een kopie bij de griffie kan bestellen.

Het geheel wordt besloten met het parlementaire nieuws. Bij opvraag heet dat nieuws ‘Het wekelijkse weetje’. Wat was het grote nieuws dat het Nederlands parlement deze week aan haar digitale burgers kwijt wilde? Wat denkt U? Keus genoeg: de IRT-enquête, de gouden handdruk die Van Randwijck kreeg, de uitbrander die Van Traa zijn IRT-commissieleden gaf, de afschaffing van de ziektewet, de plannen van Nuis voor een gereduceerd kabelaanbod. Welnee. Geen woord erover. Het grote nieuws van deze week is: mocht Ruud Lubbers benoemd worden tot secretaris-generaal van de NAVO, dan is hij niet de eerste Nederlander in die functie.

De trutten.

En het kan wel. Via de Digitale Stad Amsterdam zijn de gemeentearchieven vanaf 1980 te raadplegen; op grond van simpele trefwoorden als ‘stadsmobiel’, ‘werkloosheid’ of ‘gehandicapten’ krijg je een compleet overzicht van de notulen van raads- en commissievergaderingen en kun je alle verordeningen en voorzieningen oproepen, kopiëren en op je gemak lezen.

Laat EZ daar maar ‘s gaan kijken. En voor het ontwerpen van zo’n systeem voor de Tweede Kamer, mag de overheid van mij haar eigen subsidie krijgen.

Naschrift: Pas later bleek me dat de gemeentearchieven van Amsterdam op Internet niet meer worden bijgehouden. Het kostte de ambtenaren naar verluidt teveel tijd…

In de tang

SCIENTOLOGY JAAGT OVERAL ter wereld op kopieën van een rechtbankstuk waarin een deel van hun materiaal is ingebracht. Dit stuk, het zogeheten Fishman Affidavit, geldt als het zoveelste bewijs dat de sekte haar leden hersenspoelt, critici intimideert, fraude pleegt, moordcomplotten smeedt, het recht misbruikt et cetera. Wat dit ene rechtbankstuk onderscheidt van vele andere over de sekte, is dat juist in Fishman fragmenten worden geciteerd uit de duurbetaalde cursussen die Scientology aan haar hogere echelon verkoopt. Het is een kolderiek samenraapsel uit een space-opera, compleet met galactische federaties en opperheersers; de allerhoogste lessen eruit leren hoe men met planten en dieren kan communiceren. Met als argument dat in dit rechtbankdocument hun auteursrecht en hun handelsgeheimen worden geschonden, maar waarschijnlijker omdat Scientology bang is hierdoor leden en zodoende inkomsten te verliezen, heeft de sekte een groot aantal zaken aangespannen tegen mensen die het stuk via Internet aanboden.

Ook in Nederland wilden ze Fishman weg hebben. Aanvankelijk stond het maar op één plaats: op de homepage van Fonss bij XS4ALL. Nadat de sekte om die reden beslag had laten leggen op de computers van XS4ALL, ontstond er binnen de kortste keren een massaal protest waarbij meer en meer Nederlandse Internet-abonnees het stuk zelf ook toegankelijk maakten. Momenteel zijn er ruim tachtig plaatsen in Nederland waar Fishman te vinden is; onder de deelnemers bevinden zich Tweede Kamerlid Oussama Cherribi, schrijver Marcel Möring, de Tros, De Groene Amsterdammer en ikzelf.

Alle Internet-aanbieders die op deze manier bij de zaak betrokken zijn geraakt, hebben inmiddels brieven gekregen van het advocatenkantoor dat de sekte in deze vertegenwoordigt: Nauta Dutilh. De advocaten sommeren de providers om het stuk verwijderen en dreigen anders met een rechtszaak. Maar zo’n zaak is – nog los van de geldigheid van de claim van de sekte – complex: is de aanbieder verantwoordelijk, of ligt die verantwoordelijkheid bij de betrokken abonnees? En mag een aanbieder zomaar de pagina’s van haar abonnees wissen? Daar is nog geen wetgeving over.

Alleen al om een slepende procudure over die vraag te voorkomen, zo veronderstelden de deelnemers aan het protest, zou de sekte liever een individu voor de rechter dagen dan een Internet-provider. Maar deze aanbieders geven de namen en adressen van hun abonnees niet zomaar door. De sekte moest dus op zoek naar persoonsgegevens van de mensen die Fishman op hun homepage aanboden. Nu, die hebben ze gevonden: als enige van de toen nog zestig deelnemers visten ze mij eruit. Cherribi – wiens gegevens via de Tweede Kamer vrij opvraagbaar zijn – durfden ze kennelijk niet te lijf.

Ik durf wel voor de rechter te komen. De vraag is of Scientology dat ook durft. Ze staan vreselijk zwak: ze hebben uiteraard copyright op hun eigen materiaal, maar rechtbankstukken zijn openbaar en eenieder mag ze vrij verspreiden. In het stuk staan niet de volledige hogere cursussen, maar slechts fragmenten daaruit – wat volgens het citaatrecht mag. En bovendien is er een publiek belang met de toegankelijkheid van het Fishman Affidavit gemoeid; uit het stuk wordt meer dan duidelijk dat de sekte illegaal en misdadig te werk gaat. Juist dat publieke belang van Fishmans getuigenis wordt voorts onderstreept door de omvang van het protest en doordat publieke personen deelnemen aan de actie – een kamerlid, een krant, een schrijver, een omroep en een publiciste.

Op brieven van de advocaat van XS4ALL, waarin iets dergelijks wordt beweerd in antwoord op de sommatie het stuk te verwijderen, heeft Nauta Dutilh nog altijd niet gereageerd. Wel stuurt het kantoor exact dezelfde brief als die XS4ALL indertijd mocht ontvangen, naar de andere providers die door dit protest bij de zaak betrokken zijn geraakt. XS4ALL’s advocaat, die inmiddels meerdere Internet-aanbieders in deze zaak vertegenwoordigt, stuurde dan ook een tamelijk gepikeerd briefje aan Nauta Dutilh. In gewone-mensentaal luidde dat: ‘Mij niet antwoorden, en ondertussen wel andere providers op dezelfde manier aanschrijven? Waar blijven jullie met je argumenten, en met je dreiging de zaak voor de rechter te brengen? Is dit alleen maar bluf, en intimidatie?’

Die kans bestaat. Als de sekte de zaak hier verliest, heeft dat internationale cosequenties. In de VS lopen vergelijkbare zaken, die de sekte allemaal heeft aangespannen op grond van schending van haar handelsgeheimen en van haar auteursrecht. En bij elke zaak verliest Scientology meer: de ene Amerikaanse rechter heeft nog niet bepaald dat Fishman geen handelsgeheimen kan bevatten omdat het stuk al jarenlang circuleert, of de andere Amerikaanse rechter vraagt zich af of hun auteursrechtclaim überhaupt wel rechtsgeldig is. Ze verliezen momenteel op alle fronten. Een uitspraak van een Nederlandse rechter, waarin bepaald wordt dat Fishman als geheel normaal geopenbaard mag worden aangezien het niets meer en niets minder dan een rechtbankstuk is, kunnen ze er absoluut niet bij hebben. Dat zou immers behelzen dat het stuk, dat de sekte zo moeizaam uit de openbaarheid poogt te krijgen, officieel vrij is in Nederland. En Internet werkt nu eenmaal zo dat een stuk dat hier aangeboden wordt, vervolgens vanaf elke plek ter wereld te vinden is.

De andere vraag is of de sekte het zich kan permitteren hier geen zaak aan te spannen. Hun ‘geheimen’ liggen hier dan immers letterlijk op straat – op de digitale snelweg – en iedereen die een computer en een modem heeft, kan ze oprapen. Verder zou het in de zaken die ze in Amerika hebben aangespannen, wat vreemd staan als advocaten van de verdediging de sekte er fijntjes op wijst dat ze de stukken in Nederland ongemoeid hebben gelaten, op wat flauwe dreigbrieven van Nauta Dutilh na.

Scientology zit in de tang. En goed ook.

In plaats van met één Fishman, zitten ze er nu met tachtig. En ondertussen zijn er momenteel meer mensen in Nederland die zich in Scientology hebben verdiept dan in jaren gebeurd is. Allerlei mensen zoeken Internet af op informatie over de sekte, en vrijwel iedereen komt tot dezelfde conclusie: dit is een onvoorstelbare beerput.

Techniek 88

TECHNIQUE 88′: HET klinkt als de naam van een hardcore-bandje. De tekst ervan bevestigt die gedachte. Hun meest gespeelde nummer wordt door de fans overal ter wereld meegebruld. Het ritme is beukend, monotoon, repetitief, hypnotiserend en onontkoombaar, met Afrikaanse drums eronder, het signaal van krijgers die ten strijde trekken. Boem – boem – boem, enter the monsters of Doom:


THE ONLY WAY YOU CAN CONTROL PEOPLE IS TO LIE TO THEM.
You can write that down in your book in great big letters.
The only way you can control anybody is to lie to them.
When you find an individual is lying to you,
You know that the individual is trying to control you.
One way or another this individual is trying to control you.
That is the mechanism of control. (..)
Check these facts, you will find they are always true.

Het nummer heet trouwens: Never defend, always attack. En het verkoopt als een trein.

Maar helaas. Het is geen hardcore-bandje, het is de Church of Scientology (CoS), een goed georganiseerde sekte die rijk wordt van de verkoop van dit soort teksten, waarin ze haar adepten uitlegt hoe de wereld in elkaar zit. Wat de CoS precies voorstaat, hoe ze te werk gaat en hoe haar evangelie luidt, was lang een goed bewaard geheim; ze duldt geen pottekijkers. ‘Scientology-leden mogen zich nooit door de pers laten interviewen,’ beveelt de sekte. Een enkele keer sijpelde er niettemin iets door naar de buitenwereld. Journalisten verdiepten zich soms in de CoS en schreven er doorwrochte artikelen of boeken over. Maar aangezien zij zich noodgedwongen baseerden op de verhalen van mensen die in staat van oorlog met de sekte verkeerden – renegaten, of mensen die hun familieleden in het zwarte gat van de sekte hadden zien verdwijnen – kon de CoS zulke kritiek altijd afdoen als laster en leugen.

Voorts vergde het nogal wat moed om kritiek op de CoS te handhaven. De sekte heeft een lange traditie in het intimideren, achtervolgen, afluisteren, bespioneren en anderszins in het nauw drijven van haar opponenten. Veel mensen zijn financieel en psychologisch kapot gemaakt. De sekte begint te pas en te onpas rechtszaken. ‘We moeten mensen bij minste of geringste aanklagen wegens smaad, teneinde te voorkomen dat de pers Scientology ooit durft te noemen,’ staat in een officieel intern document van de CoS.

Tegen de Washington Post, die een paar weken geleden een stuk over Scientology wilde publiceren, spanden ze een zaak aan om publicatie te voorkomen; de CoS verloor en hing daarop de hele stad vol met billboards met daarop foto’s van de betreffende journalist plus een insinuerend bijschrift. De sekte verliest trouwens veel processen, maar dat helpt de gedaagde niet bijster: de CoS gaat ogenblikkelijk in hoger beroep of begint een nieuwe zaak. En aangezien de verliezer in Amerika anders dan hier niet veroordeeld wordt tot het vergoeden van de proceskosten, zien nogal wat winnaars zich met een faillissement geconfronteerd – een heuse Pyrrhus-overwinning. De meesten durven zo’n zaak überhaupt niet aan: ze binden in, ook al staan ze volstrekt in hun recht. Ze moeten wel. Op doorvechten staat, zeker voor individuele slachtoffers, een te hoge prijs.

Maar er veranderen dingen. Voormalige aanhangers van Scientology treden nu wel in de openbaarheid en vertellen over de doctrines en de praktijken van de sekte. Ze doen dat op Internet, waar je minder grijpbaar bent dan in het leven aan deze kant van de computer. Wie daar schrijft heeft alleen een e-mail adres, en geen huis dat je in de gaten kunt houden teneinde de gangen van de bewoners na te gaan, zodat je de moeder, het kind of de geliefde van de critici kunt lastig vallen, zoals normaal gebeurt.

Tegenstanders van de sekte – waaronder ex-leden – communiceren via een nieuwsgroep (alt.religion.scientology) en hebben homepages opgezet waar authentieke informatie over de CoS te vinden is. Daaronder zijn interne documenten waarin Scientology zelf haar praktijken uiteenzet: over hun belastingontduiking, over een inbraak bij de belastingdienst om gegevens te vervalsen; en over de manier waarop de sekte met tegenstanders omgaat. Er zijn talloze instructies voor Scientology-leden waarin staat hoe tegenstanders verdacht gemaakt moeten worden en hoe die geruïneerd kunnen worden. Er zijn zelfs instructies voor moord gevonden.

Voorts zijn de theorieën van de sekte nu voorhanden. Voorheen deden er schimmige verhalen de ronde over de inhoud van hun geloof en kon de sekte telkens verbolgen beweren dat deze onzin niet van hen afkomstig was, doch slechts een vileine poging van hun tegenstanders behelsde om hun geloof te besmeuren; nu staan die zwart op wit, bit voor bit. Hun geloof is een slecht science-fiction verhaal.

Wat in zekere zin niet verwonderlijk is: de oprichter van Scientology, L. Ron Hubbard, was een sf-schrijver, en helaas geen beste. Xenu, het opperhoofd van de Galactische Federatie, heeft volgens de CoS de aarde miljoenen jaren geleden met kernbommen bestookt; de resten van deze mensen zweven hier nog steeds en hebben ieder van ons doordrongen; deze resten, de ‘Thetans’ zijn gevaarlijk en alleen Scientology leert hoe je je ervan vrij kunt maken (‘clearing oneself’). Om zulke nonsens te leren, betalen aanhangers van Scientology grof geld. Tienduizenden dollars.

Vandaar dat de stukken geheim moeten blijven, koste wat kost. Ze zijn de inkomstenbron van Scientology. (Een vreemd geloof trouwens, waar je moet betalen voor openbaringen en waar de kerk zelf verspreiding van haar ideeën verbiedt.) Maar nu zwerven deze verhalen op het Net. Het belangrijkste stuk is het Fishman-document, dat bestaat uit rechtbankstukken waarin teksten van de sekte zijn opgenomen. Scientology vervolgt alles en iedereen die dit stuk beschikbaar stelt. Ze wissen andermens’ berichten op Internet, ze proberen een discussiegroep te verwijderen, ze overvallen Internet-aanbieders, willen dat het bewuste stuk van homepages wordt verwijderd en procederen zich lens. Ze verliezen zaak na zaak.

En elke keer wanneer Scientology erin slaagt iemand het Fishman-document te laten verwijderen, steekt het elders de kop op. Het protest tegen de CoS is als een draak: sla er één hoofd vanaf en er groeien zes nieuwe bij.

Techniek nr. 88 werkt niet. Je kunt niet iedereen in je macht krijgen, zelfs niet als je Scientology heet. En anders dan de CoS denkt, laat niet iedereen zich door leugens beheersen.

Botsing op de snelweg

EEN VAN DE nieuwsgroepen van De Digitale Stad, dds.multcult, is bestemd voor discussies over migranten, culturele diversiteit, integratie, etnische kwesties en dergelijke. De discussies daar willen wel eens uit de hand lopen: de opinies variëren er van streng anti-racistisch tot extreem rechts, en dat botst uiteraard. Bovendien argumenteert niet iedereen even helder of netjes. Er zijn regelmatig misverstanden en sommigen leggen zich toe op moedwillig stoken en provoceren van de tegenpartij.

Een daarvan is een vaste deelnemer aan dds.multcult, Rinus Visser. Hij legt zich er naar eigen zeggen op toe een elektronische oorlog te voeren tegen ‘politiek correcte opvattingen’. Verschillende mensen traden met hem in debat; anderen – leden van de anti-racistische organisaties Magenta en Nederland Bekent Kleur – werden simpelweg woedend en wilden dat Visser zijn uitspraken introk, of liever nog, zijn berichten cancelde. (Berichten geplaatst in een nieuwsgroep kunnen worden gewist, hetzij door de schrijver ervan, hetzij door de provider – zeg maar: de Internet-leverancier, in dit geval DDS.)

Toen Visser dat weigerde, eisten de genoemde organisaties dat DDS de berichten ongedaan zou maken. DDS gaf daaraan geen gevolg, met het argument dat providers zich niet in discussies mengen noch uitspraken van haar abonnees controleren, laat staan dat ze die zou censureren; voor je het weet beland je in een situatie waarin de abonnees overgeleverd zijn aan de willekeur van de provider. Bovendien stelt DDS zich op het standpunt dat ze berichten van anderen helemaal niet wissen mag: er bestaat tenslotte zoiets als auteursrecht en vrijheid van meningsuiting, en wie zijn zij om te bepalen dat uitspraken over de schreef gaan? Die taak komt hen niet toe vonden ze, ze doen niets dan toegang bieden tot Internet. Waarna Magenta en Nederland Bekent Kleur naar de officier van justitie stapten en een aanklacht indienden wegens de vermeende racistische uitlatingen van Visser.

*

De zaak is thans in onderzoek. Of de aanklacht ontvankelijk verklaard zal worden, is hoogst onzeker. Mocht dat toch het geval zijn, dan valt voorts te betwijfelen of Justitie wel de technische kennis in huis heeft om de zaak goed op een rijtje te zetten. Internet is gecompliceerd en er is – tenminste in Nederland – geen jurisprudentie over Internet of over digitale discussies. Om een paar complicaties te noemen: mocht de rechter besluiten dat een elektronische uitspraak strafbaar is, wie is dan de feitelijke overtreder? De naam die boven een bericht staat hoeft niet altijd overeen te komen met de werkelijke schrijver ervan: het is niet bijster moeilijk om afzenders te vervalsen. Misschien zijn de gewraakte uitspraken niet door Rinus Visser zelf gedaan, maar door iemand die hem een loer wilde draaien. In DDS is al eerder sprake geweest van valse afzenders. Visser geeft overigens ruiterlijk toe dat hij de schrijver van deze berichten is, maar Justitie zou er een harde dobber aan hebben indien hij ontkende.

En dan: als er in een bericht inderdaad een strafbare uitspraak is gedaan, wie is dan daarvoor verantwoordelijk? Alleen de auteur ervan, of ook de provider? Is een provider niets dan een doorgeefluik (zoals dat officieel heet: een common carrier) of dient zij berichten ook te controleren? En kan dat eigenlijk wel, berichten op inhoud beoordelen? Aan de hand van welke criteria moet dat, en hoe kun je de plusminus tachtigduizend berichten die momenteel per dag worden gepost, in de gaten houden? Nederlandse providers kunnen uiteindelijk – god verhoede – wettelijk worden verplicht om het berichtenverkeer op strafbare uitlatingen te controleren, maar hoe moet dat dan met berichten die vanaf buitenlandse providers in nieuwsgroepen worden gepost? Als iemand niet hoogst persoonlijk een verwerpelijke (en strafbare) uitlating doet, maar alleen een verwijzing in zijn homepage opneemt naar de digitale versie van ‘Mein Kampf’, is die persoon dan strafbaar of degene die Hitlers boek op het net heeft gezet? Moet ook de provider waar dat digitale boek zich bevindt, worden vervolgd? Maar als die provider nu Amerikaans is? Want daar mag dat, loepzuivere racistische uitspraken op het net zetten. Allemaal zaken die Justitie uitgebreid zal moeten bestuderen.

*

HOE VERHOUDEN DE vrijheid van meningsuiting en het belang van discussies zich tot Magenta’s wens tot censuur? En heeft Rinus Visser inderdaad strafbare uitlatingen gedaan? Volgens Magenta wel, die hoeven daar geen debat meer over, zeggen ze. Zij vinden het racisme en dus is het racisme, daar hoeft eigenlijk geen rechter meer aan te pas te komen. Die dient alleen om het gelijk dat zij al bezitten, daadwerkelijk te verzilveren.

Op een bijeenkomst die DDS een paar dagen na de aanklacht heeft belegd met beide stichtingen, verwoorde Ronald Eissens (vertegenwoordiger van Magenta / Meldpunt Discriminatie Internet) heel pregnant waar het hen om te doen is: ‘Voor ons is dat proces niet van belang. Die uitlatingen moeten weg.’

Zijn collega Suzet Bronkhorst deed er nog een schep bovenop: ‘Het belangrijkste is dat het Visser verboden wordt te posten.’ Magenta wil dat DDS Vissers berichten wist en hem voortaan de toegang tot DDS ontzegt. Dat hij zonder meer elders – via andere Internet-providers – toegang kan krijgen (desnoods onder een andere naam of door gebruik te maken van iemand anders’ abonnement), lijkt niet in hun hoofd op te komen.

Onderwijl gaat de discussie over de betekenis van racisme en over censuur versus vrijheid van meningsuiting op het net door, en komen steeds meer mensen daar tot de conclusie dat dat laatste cruciaal is. De kern van democratie is immers niet dat jij mag zeggen wat je wilt, maar dat anderen het recht hebben dingen te zeggen die je bepaald onwelgevallig zijn. (De digitale snelweg heeft in die zin dezelfde verkeersregel als de gewone: je hebt geen recht om voorrang te nemen, je hebt de plicht een ander voorrang te geven.)

Vissers uitspraken mag je verworpen, zijn recht om te ze doen heb je echter te honoreren. Op precies dezelfde grond hebben linkse organisaties in de VS, zoals de American Civil Liberties Union, in een aantal processen neo-nazi’s verdedigd. Zij vinden dat in een rechtsstaat ook hun politieke tegenstanders het recht hebben hun mening te geven, een mening die ze voorts uiteraard op inhoudelijke gronden zullen aanvallen.

Het beste argument om Visser ongemoeid te laten is trouwens dat dds.multcult een van de zeldzame fora in Nederland is waar racisten en anti-racisten daadwerkelijk met elkaar in debat gaan. Waar zie je dat elders, een CP-stemmer die redelijk discussiëert met een – pak ‘m beet – linkse Turk?

De kleren van de kiezer

DE NIEUWE DISCUSSIE schijnt te worden hoe referenda zich verhouden tot de democratie: wanneer zijn burgers bevoegd om over welke onderwerpen te stemmen. In welk stadium van behandeling komt een voorstel in aanmerking om onderwerp van een volksstemming te worden (moet het plan al ‘af’zijn of moet het juist in een vroeg stadium in stemming worden gebracht), wat mag de reikwijdte zijn van zulke voorstellen (mogen bewoners van de ene stad stemmen over iets dat ook bewoners van andere steden aangaat), lenen landelijke onderwerpen zich voor een referendum, en dergelijke.

In de Tweede Kamer gaan nu stemmen op om bij wet te regelen dat gemeentes over bepaalde zaken geen referenda mogen organiseren. De VVD wil het aantal wetsontwerpen waarover burgers zich mogen uitspreken, sterk inperken. ‘Als het zo moet,’ zei nota bene iemand van D66 die het duidelijk met de VDD eens was, ‘komt er geen gemeentelijke of provinciale herindeling meer van de grond’. Nu waren het sowieso niet de gemeentes die de referenda hadden geregeld: de stemmingen waren het gevolg van burgerinitiatieven en zowel Amsterdam als Rotterdam was daar doodongelukkig mee.

Politici maken zich nu erg druk het referendum, maar vooral omdat in beide referenda hun plannen verworpen zijn. Als de bewoners van Amsterdam en Rotterdam hun instemming hadden betuigd, waren de bestuurders vermoedelijk aanzienlijk beter te spreken geweest over deze aanvulling op het demokratisch instrumentarium. Beter dan te pruilen of te schrikken, hadden ze zich kunnen verheugen over de brede en levendige discussies in beide steden; ze hadden kunnen constateren dat de opkomst groter was dan bij verkiezingen voor de Provinciale Staten; ze hadden bovenal fideel kunnen zijn en als grote mensen hun verlies kunnen dragen.

Dat deden ze niet. Ik heb – vooral na afloop – dan ook heel andere lessen getrokken uit de afgelopen twee referenda dan zij. Dat erg weinig politici demokratisch zijn, bijvoorbeeld. Stemmen is leuk zolang het volk het met ze eens is, want tegenstemmen is wel heel lastig – daar gaan de mooie plannetjes. Dat veel politici dachten dat niemand ooit had opgemerkt hoe tegenstrijdig hun verklaringen en toelichtingen waren – dat de kiezers de kleren der politici zouden blijven prijzen en niet zouden opmerken dat de mot erin zat, of dat die mouw verkeerd in het lijfje was gezet, de kleuren vloekten en de maat verkeerd was.

*

WAT IK HOOGST shockerend vond, was dat politici kennelijk denken dat ze verkopers zijn en wij, de kiezers, dom zijn dan wel te paaien met een flippo. Een flinke reclamecampagne moest volstaan, hadden ze bedacht, onder het motto: ‘Onze plannen – goed voor U. U weet wel waarom.’ “We hebben ons beleid niet goed genoeg aan de bevolking uitgelegd,” zeggen sommige politici nu. Wat klinkt als een halve schuldbekentenis, maar feitelijk diezelfde kiezers bestempelt tot schoolkindjes met magere zesminnen, brugpiepers die slechts met de grootst mogelijke inspanning van de kant van het – uiteraard zeer bekwame – docentencorps de basiscursus demokratie met een diplomaatje kunnen afronden. Ze hadden niet door hoe dom we waren, dat zeggen ze.

En dat de meeste politici het een domme beslissing vonden, was evident. Verschillende stadsbestuurders en raadsleden mijmerden hardop voor zich uit dat de bewoners van Amsterdam en Rotterdam de plannen voor de stadsprovincies ‘waarschijnlijk op emotionele gronden’ hadden verworpen. En dat dat niet goed was, zeiden ze erbij; je hoorde ze de redenering uitproberen dat die veronderstelde emotionaliteit een goede reden zou zijn om de toch tamelijk verpletterende uitslag met een schepje zout te nemen. Ach nu ja, ze waren wel tegen, maar dat was emotioneel. Dus dan telt het niet. Eigenlijk.

‘Op emotionele gronden’. Da’s net zoiets als de huisarts of de specialist die ten einde raad is, want ze weten niet waar je last van hebt, maar er is duidelijk wel iets aan de hand; en uit moedeloosheid of argwaan vallen ze terug op hun laatste redmiddel: ‘Heeft U soms last van stress?’ Een vraag die ze je nooit zullen stellen wanneer hen helder is door welke kwaal je wordt geteisterd. Stress is een diagnose bij verstek: een die pas relevant wordt als er – op dat moment, en met die stand van kennis en techniek – geen herkenbare lichamelijke oorzaak gevonden kan worden. Stress is de vuilnisbakdiagnose: de restcategorie waar alles mee kan worden verklaard en daarmee uiteindelijk niets. Want dat stress vrijwel uitsluitend als laatste diagnose wordt gesteld, maakt tevens dat psychosomatische klachten een soort restcategorie worden. Alsof in het geval dat er wel een duidelijk aanwijsbare ziekte gevonden wordt, er tegelijkertijd per definitie geen sociaal-psychologische factoren kunnen spelen, los van of mogelijk zelfs hand in hand met het ontstaan van de ziekte.

Hoe vaak spelen emotionele gronden niet mee bij steun voor plannen waarvan politici wel geporteerd zijn? Doet niet vrijwel elke partij in verkiezingstijd juist z’n uiterste best om die emoties te mobiliseren en ten eigen bate aan te wenden? Weet een politicus ooit op welke gronden een kiezer hem of haar steunt?

Misschien dienen politici te accepteren dat ze in een democratie een nederlaag kunnen lijden. En moeten ze zichzelf eens een oor laten aannaaien in plaats van dat de kiezers te doen. Want hun toonhoogte verraadt doofheid.

Hollywood op bijles

TEGENWOORDIG ZIJN DE scherpste kantjes er allang af, maar horrorfilms hebben lange tijd tot de achterkamer van de filmindustrie behoord. Het was een genre waar de meeste mensen – zowel makers als consumenten – op neerkeken; horror had nauwelijks pretenties, je kon niet verliefd worden op de hoofdrolspelers, er werden geen Oscars mee gehaald, van een ingenieus plot was ook al geen sprake en ongeacht de kwaliteit en de mate van gewelddadigheid van de films kregen ze een R- of X-rating.

Horror werd zo een knutselhok waar jongetjes konden freaken zonder dat de rest van de wereld dat in de gaten had, want de deur stond dan wel op een kier maar er kwam toch haast niemand kijken. De budgetten waren doorgaans nog minimaler dan de aantallen toeschouwers, zodat de regisseurs de stunts en trucages (een onmisbaar bestanddeel van het genre immers) met kunst- & vliegwerk tot stand moesten zien te brengen.

In die achterkamertjes werd stug doorgewerkt. Met animo en met veel inventiviteit. Regels en beperkingen waren er om omzeild te worden en waarom had je überhaupt een budget nodig, als je net zo goed de decors en costuums kon benutten die van andere films waren overgebleven? Ze moesten tóch kapot. Als je bovendien je technische vriendjes inzette voor de special effects en je je overige kennissen vroeg voor de figurantenrollen, kwam je een heel eind. Voor de hoofdrollen tenslotte kon altijd geput worden uit het nooit slinkende cohort van aankomende sterren.

Hammer, een nu beroemde maar indertijd verguisde Britse filmmaatschappij, heeft jarenlang op die manier het hoofd boven water gehouden. Waar Hammer zich buitengewoon knap in betoonde, was in het ontduiken van de strenge regels over sex op het scherm. In die dagen was een scène met een man, een vrouw en een bed alleen toegestaan indien beide personages hun voeten op de vloer hielden – elk aan een andere zijde van het bed, wel te verstaan. Hammer had geen bed nodig, Hammer had tanden. In hun films beet Christopher Lee in dameshalzen, de kijkers zag zwoegende boezems en mevrouwen die hun ogen wegdraaiden, diep begonnen te zuchten, hun lippen likten en kreetjes slaakten terwijl Lee ze tot de zijne maakte. Daar kwam verder geen bed aan te pas en ze hoefden er ook helemaal niet bij te gaan liggen. Hammer was bij uitstek de productiemaatschappij die vampirisme tot een equivalent van sex maakte – en de filmkeuring kon er niet veel tegen uitrichten. Die werd zodoende van binnenuit uitgehold en daarna sloop er gaandeweg ook meer seks in ‘gewone’ films. Die met zonder tanden.

Juist vanwege dat vrijbuitersgevoel heeft horror talenten aangetrokken. In de beperking betoonde een aantal regisseurs zich inderdaad meester, en derhalve heeft het genre ook talenten opgeleverd: veel regisseurs die nu ‘gewone’ films maken, hebben een obscuur verleden waarin hun scripts aanzienlijk bloederiger waren. David Cronenberg, Clive Barker en Peter Jackson zijn recente aanwinsten die hun oorspronkelijke genre bovendien trouw blijven.

En zeker op filmtechnisch vlak heeft horror een voortrekkersrol gespeeld. Daar kon wat elders niet mogelijk geacht werd; of liever: de scenario’s schreven scènes voor die elders ondenkbaar waren en die veel van de makers van de special effects vergden. Wat zíj uitvonden, werd gaandeweg ook elders gebruikt. Veel technische grapjes die nu tot de standaarduitrusting van een spannende film worden gerekend – van de cameravoering in gelikte Hollywood-thrillers tot aan de afgerukte armen in de Tarantino-moordpartijen – zijn nazaten van de horrormakers.

Computer-animatie gebruiken was in horror schering en inslag, ver voordat Demi Moore in Disclosure door een grafisch programma was gehaald en in haar virtuele versie Michael Douglas wilde voordoen wat er gebeurt als je iemand herformatteert. En aldoor maar die groene rasters die over gezichten gelegd worden, LSD-achtige zee-anemonen, pastelkleurige blokken en bollen, en mensen die met de camera vol op hun gezicht via ‘morphing’ worden getransformeerd. Je ziet ‘t overal, tegenwoordig.

Onder al dat bloed en al die vaak afzichtelijke monsters gaan kortom innovaties schuil. De meest opmerkelijke vernieuwing die ik zag op het Weekend of Terror, vorig weekend in Amsterdam, was dan ook de nieuwe plaats die voor de graphics was bestemd. Ze hadden de hoofdrol niet meer. Ze waren gewoon geworden.

In letterlijk elke film zat wel een passage die door de computer was gemaakt of bewerkt. En ze vielen nauwelijks nog op. Ja de gifgroene walm die plots uit een mond opsteekt natuurlijk wel, die is er duidelijk ingeplakt en niemand walmt zo en bovendien ziet walm er niet zo uit. Maar er waren mensen wier nagels soms vreemd oplichtten en uitgroeiden, heel terloops, als je goed keek zag je dat ze van iridiserend metaal waren; maar je zou aan je verstand gaan twijfelen, zo… zo órganisch zag het er uit. Net als die meneer bij wie, nadat hij door iets in zijn gezicht geraakt werd, ineens een scherf van zijn wang brak en afviel. ‘t Is dat je weet dat het niet kan, anders zou je het subiet geloven: zo natuurlijk zag het eruit. Ik vraag me nóg af of hij het zelf wel in de gaten had.

Het werd een hele sport om ze te herkennen. Zodat het clubje met wie ik was een wedstrijdje deed wie het eerste de graphics eruit viste. Daar hadden we het knap lastig mee.