Afgelopen donderdag hield het kabinet weer een persconferentie over corona, en kondigde aan dat mensen met ingang van deze week voortaan bij horecabezoek hun contactgegevens moeten achterlaten. Dit om te zorgen dat, mocht een bezoeker (of medewerker) later besmet blijken te zijn, andere mensen gewaarschuwd kunnen worden.
De horeca kloeg steen en been, bij monde van de branchevereniging. Het klonk vooral verongelijkt. ‘De aandacht voor corona en horeca is buiten proportie.’ Mij lijkt dat elke plek waar mensen gedurende langere tijd redelijk dicht bij elkaar zitten, zonder mondmaskers op, terwijl ze veel lachen en praten, onze volle aandacht verdient.
Maar de branchevereniging had volkomen gelijk dat het kabinet akelig summier was geweest. ‘We willen weten hoe lang gegevens bewaard moeten worden. Moet dat digitaal? Op papier? Wie mag het opvragen, voor welke doeleinden?’ Met zulke vage instructies kon je de horeca toch moeilijk opzadelen, vond de branche. En even later: ‘De gast mag ook niet geweigerd worden als hij niet meewerkt.’
Dat laatste mag waarschijnlijk wel, net zoals je een klant die lazarus is, die andere gasten lastigvalt of die zich niet volgens je regels kleden, de toegang kunt ontzeggen dan wel uit je etablissement mag verwijderen. Een notitie waarin het kabinet vastlegt hoe en op welke grond zulke gegevens kunnen worden verzameld, was verstandig geweest. De regering hamert echter liever op ieders persoonlijke verantwoordelijkheid en laat momenteel alles aan ‘de mensen’ over.
Privacy-jurist Jeroen Terstegge boog zich erover, en bedacht een handzaam setje regels. Houd het bij papier, dat schept het minste risico op oneigenlijk gebruik, en vergt weinig omhaal (en het bespaart ons de zoveelste app). Laat geen lijsten rondgaan, want dan zie je als nieuwe invuller de gegevens van de mensen die je voor gingen. Vraag per setje gasten één van hen om naam en contactgegevens te noteren, geef ze een papiertje als je ze hun tafel wijst, en neem dat in zodra je de eerste bestelling aflevert. Bewaar de formuliertjes achter slot en grendel, en vernietig ze na twee of drie weken: daarna zijn ze immers niet meer relevant. En vooral: die gegevens uitsluitend overhandigen aan de GGD, nadat van een bezoeker bekend is geworden dat hij of zij besmet is.
Zoals Terstegge laconiek schreef: ‘Het is geen rocket science.’
Maar nee. Het kabinet wil iets – registratie van bezoekers aan de deur – legt niet uit hoe dat moet, en trekt vervolgens de deur achter zich dicht. Zoekt u zelf maar uit op welke wet u zich moet baseren, hoe u de zaak aanpakt – wij hebben gezegd wat wij willen wat u doet, en de rest is niet ons pakkie-an.
Het getuigt van een hemeltergende labbekakkerigheid. Gooi maar over de schutting, laat de mensen het zelf maar oplossen. Dat laat een toch al pruttelende branche alle ruimte om flauwe gelegenheidsargumenten uit de kast te halen – ‘Moet het op papier, of digitaal?’ – en getuigt niet echt van een gevoel van urgentie. Het kabinet deed een plas, en alles bleef zoals het was.
[Beeld: jorono op Pixabay]