Taxi in het theater

De Amsterdamse Stadsschouwburg organiseerde afgelopen zaterdag voor de vierde maal Blind Date. Vijftig min of meer bekende Nederlanders zitten overal in het theater aan tweepersoonstafeltjes en het bezoek kan een gesprekje van een kwartier met hen boeken. Vraag maar raak, alles mag! Voor de zekerheid biedt de Schouwburg een thema aan: na de liefde, jaloezie en idealen was het nu de beurt aan ‘angst’.

De opzet maakt dat zowat alle introducties wegvallen. De gesprekspartners geven elkaar een handje, stellen zich voor en duiken het diepe in. Wat was uw laatste nachtmerrie? Welke angst wilt u het liefst overwinnen? Welke angst verlamt u? Een beetje alsof je in de taxi zit en je hart uitstort, zonder zorg om sociale repercussies. Je ziet elkaar toch nooit meer. Het zijn vreesloze gesprekken, wat gezien het thema een mooie dubbele bodem onder de ontmoetingen legde.

Mijn eigen angsten zijn vrij banaal, maar helaas maakt dat ze niet minder naar. (Ik meen dat het de filosoof Barthes was die zei dat als hij jaloers was, hij dubbel leed: eenmaal omdat hij jaloers was en eenmaal omdat hij het van zichzelf niet kon velen dat hij jaloers was, hij vond dat zo dom van zichzelf.)

De angst niet goed genoeg te zijn kan me na al die jaren nog steeds opbreken, die overwin ik denkelijk nooit echt, klein calvinistje dat ik ben. Tegelijkertijd is dat een angst die ik niet wil loslaten: soms gooi ik er inderdaad met naar de pet naar en moet dan op het laatst alle zeilen bij zetten.

Het alleringewikkeldste van dat calvinisme ben ik gelukkig wel kwijt: ik verhaalde het op anderen. In mijn hoofd vergeleek ik mijn gebroddelde stukje met het glanzende werk dat eerder in het verschiet lag en oordeelde bars dat ik had gefaald. Wie me vervolgens complimenteerde over zo’n werkje, zakte prompt in mijn achting: nou, als jij hier wél tevreden mee bent, heb je kennelijk een kinderhand! Het was een reactie die me deed beseffen hoe dicht zelfhaat bij arrogantie kan staan.

De angst die ik tot mijn verrassing kwijt ben geraakt, is die voor mijn onbetrouwbare lichaam. Jarenlang heb ik geleefd met het besef dat ik ‘s morgens wakker kon worden met een verlamd lichaamsdeel, het is een paar keer gebeurd. Het is een angst die je langzaam incorporeert en gewoon wordt, maar die niettemin soms paniekerig kon opflakkeren. Sinds bijna een jaar werk ik weer, ik maak volle werkweken, en mijn lichaam protesteert tot mijn grote verbazing niet: ik loop zelfs wat beter, tegenwoordig. Stilletjes ga ik denken – heel stiekem, nooit de goden verzoeken Spaink – dat ik geen MS meer heb maar heb gehád. En dat kan helemaal niet, MS hebben gehad, dat gaat tegen alle regels in.

Tegenover die afkalvende angst voor mijn eigen lichaam staat een nieuwe: die voor de lichamen van min ouders. Ze worden ouder, ooit zet hun aftakeling in, en ik vrees dat moment. Intussen is de kaalslag om hen heen begonnen en dat maakt ook hun eigen zorg om dat nabije later tastbaarder: verschillende vrienden en familieleden waar ze veel van hielden zijn inmiddels overleden, anderen getroffen door infarcten en kanker. Het wordt leger om hen heen. Ooit werkt die leegte zich tussen hen in, dan verliezen ze elkaar. Mijn grootste angst is die om hen.

Nachtmerries aan de macht II

Sinds 9/11 wordt de wereld verscheurd door een moslimfanaat zonder leger maar met een groeiende aanhang en een wedergeboren Christen, die de wereld angst aanpraat en oorlog voert. Beiden zien alles in het licht van een wereldomspannende strijd tussen Goed en Kwaad, tussen Licht en Donker, tussen God of Allah en de Satan. In fundamentalisme ontlopen die twee elkaar niet veel, en hoewel ze beiden een voortbrengsel van de Verlichting zijn, is dat bepaald niet in de zin die Voltaire voor ogen stond.

Bush opponeert tegen de Verlichting: hij spreekt haar taal wel – ‘we brengen democratie, riolering en de vrije markt’ – maar leeft die niet na. Bush gelooft in een wrekende god, laat bijstandsuitkeringen verdelen door de kerken in plaats van door de overheid, wil de evolutieleer uit de scholen bannen of minstens op gelijke voet behandelen als het religieuze dogma van het scheppingsverhaal, en vindt dat het Westen inherent christelijk is. Bin Laden vindt dat allemaal ook, alleen leest hij Allah voor God en is zijn bijbel de Koran.

Bin Laden op zijn beurt staat een strikte versie van de islam voor, een rigoreuze interpretatie die pas in de laatste decennia van de twintigste eeuw is ontstaan. Al even eigentijds is zijn afhankelijkheid van moderne communicatiemiddelen en mediahypes: Bin Laden zou nergens zijn zonder mediatechnologie. Zijn van Hollywood afgekeken media-teasers zijn de natte droom van elke reclame-agent, de aanslag op WTC de rampenfilm die niemand had durven maken. Het meest moderne aan Bin Ladens islam, een onmisbaar onderdeel erin, is het verzet tegen het Westerse liberalisme – waarbij dat liberalisme verwrongen wordt voorgesteld natuurlijk, alsof wij hier allemaal in zonde leven en gesticht moeten worden. Maar dat laatste vindt Bush ook, die heeft een even grote hekel aan een liberale moraal als Bin Laden.

Daar zitten we dan, caught between a rock and hard place. Wat we nu meemaken is niets meer of minder dan een moderne godsdienstoorlog, zei hoogleraar informatierecht Egbert Dommering vorige week, en hoe naargeestig en sombermakend de situatie ook is, die beschrijving vond ik verfrissend. Oh, een godsdienstoorlog, ja natuurlijk! Wij vinden dat zij niet aan onze waarden mogen tornen en zij vinden precies hetzelfde. En dus staan ‘we’ recht tegenover elkaar.

Het helpt altijd erg om posities en kampen te ontleden, dan zie je dat ‘wij’ en ‘zij’ niet zulke stevige blokken zijn als de vechtersbazen beweren. De meeste moslims moeten niks hebben van Bin Laden (en ook niet van Bush, maar met dat laatste zijn miljoenen westerlingen het erg eens). De meeste moslims belegeren geen Deense ambassades vanwege spotprenten. Veel moslims zijn niet erg geporteerd van dergelijke cartoons maar accepteren ze liever dan de straat op te gaan. En zijn we vergeten hoe nog geen twintig jaar geleden in het ‘liberale’ Westen christenen te hoop liepen tegen Scorceses film The last temptation of Christ? Er werd van de kansels gepredikt tegen de film, nog voordat-ie uit was; de film werd als pornografisch en blasfemisch beschreven, de maker werd bedreigd, er werd opgeroepen vertoningen te verhinderen. Nee, er werden geen ambassades bestormd, maar dat was omdat Scorcese niet als vertegenwoordiger van een natie werd gezien.

Soms denk ik dat dat het enige verschil is; en dat Bush erg zijn best heeft gedaan dat belangrijke verschil teniet te doen. Die viel immers een land binnen om een man.

Nachtmerries aan de macht I

‘Vroeger beloofden politici ons een betere wereld. Ze hadden uiteenlopende ideeën over hoe die kon worden bereikt, maar hun macht en autoriteit dankten ze aan de optimistische perspectieven die ze ons boden. Die dromen zijn mislukt en mensen zijn hun geloof in ideologieën verloren. Politici werden gaandeweg beschouwd als de ‘managers’ van het openbare leven. Maar nu hebben ze een nieuwe rol ontdekt die hun macht en autoriteit herstelt. In plaats van dromen te bieden, beloven politici nu ons te bevrijden van nachtmerries. Ze beweren ons te zullen redden van immense gevaren die we niet kunnen zien of begrijpen. En het allergrootste gevaar van alles is internationaal terrorisme, een krachtig en sinister netwerk met slapende cellen in landen overal ter wereld.’

Zo opent een drie uur durende BBC-documentaire over de parallelle opkomst van de neo-conservatieven en de moslimfundamentalisten, The power of nightmares. Beide groeperingen verzetten in de jaren zestig en zeventig tegen de liberalisering die in het Oosten en Westen gaande was en die mensen losmaakte uit de greep van al te strakke gebruiken, geloven en wetten. In Nederland trachtte Van Agt met zijn Ethisch Reveil een vergelijkbare dam op te werpen tegen ‘losse’ zeden en de vermeende teloorgang van het gezin. Ze kregen geen voet aan de grond.

Splintergroepen in Arabische landen die het ‘ware’ geloof meenden te kennen, keerden zich steeds meer tegen hun eigen geloofs- en landgenoten en voerden aanslagen uit. Ze hoopten een revolutie los te maken, maar ook dat mislukte: de massa kwam in opstand tegen hen. Er werd op grote schaal gedemonstreerd tegen religieus radicalisme en de liberalen hielden de overhand.

Tot Khomeiny. Iran was het eerste land ter wereld waar de radicalen aan de macht kwamen. Amerika steunde buurland Irak en hoopte zich langs die weg van een griezelige ideologie te ontdoen, een gedachtegang die – helaas – ook wonderwel aansloot bij de desastreuze gedachte dat Amerika overal ter wereld het licht zou brengen. En dan was er nog die oorlog in Afghanistan, waar de mujaheddin zich verzette tegen de Russische overheersing. De Amerikanen stuurden wapens, trainden mensen – waaronder ook Bin Laden – en gaven geld aan extreme moslims die zich bij de mujaheddin wilden aansluiten. Rusland werd uit Afghanistan verdreven. Naar de fundamentele moslims meenden, door hen; naar de Amerikanen meenden, door hen; maar in werkelijkheid omdat de Sovjet-Unie intern wankelde. Het land stortte nadien inderdaad ineen.

Die valse, narcistische overwinningsroes gaf zowel de moslimfundamentalisten als de neo-conservatieven de gedachte dat ze nu rijp waren de wereld naar hun hand te zetten. Dat lukte pas na 11 september 2001, toen de angst aan de macht kwam. Sindsdien wordt de wereld verscheurd door een moslimfanaat die eigenlijk weinig macht heeft – Bin Ladens macht wordt door de Amerikanen ernstig opgeklopt, van het bestaan van een wereldwijd netwerk van Al Qa’ida is, ondanks een heksenjacht van jewelste, nog steeds geen bewijs geleverd – en een wedergeboren Christen, die de wereld angst aanpraat en erop staat alles in het licht te zien van een wereldomvattende strijd tussen Goed en Kwaad, tussen Licht en Donker, tussen God en de Satan.

De opkomst van deze twee groepen fundamentalisten is niet alleen parallel. Ze zijn uit elkaar geboren. Bush heeft Bin Laden even hard nodig als Bin Laden Bush. (wordt vervolgd)

Het zal mijn tijd wel duren?

Op de CCC, de jaarlijkse hackersconferentie in Berlijn, werd een lezing gehouden onder het motto ‘We have lost the war’. Geen opwekkende titel Rop Gonggrijp en Frank Rieger probeerden de politieke stand van zaken samen te vatten, en die is inderdaad niet vrolijk. Er komen ontzagwekkende problemen op ons af die zich wereldwijd zullen doen voelen, en niemand doet er eigenlijk iets aan.

Wanneer ‘peak oil’ zal plaatsvinden – het moment waarop we moeten constateren dat de olievoorraad niet meer in onze behoefte voorziet – weet niemand precies, maar het moment breekt ooit aan. Het enige dat het Westen doet is proberen voet aan de grond te krijgen in het Midden-Oosten om zich te verzekeren van toevoer, en de oude plannen voor kernenergie uit de kast halen. Het eerste zorgt voor een burgeroorlog en groeiend ressentiment jegens het Westen, het tweede is gevaarlijk en onvoldoende. Kernenergie kan hooguit onze behoefte aan elektriciteit stelpen, niet aan olie en benzine, en om kernenergie te produceren heb je ook olie nodig.

Het klimaat verandert. Op Nieuwjaarsdag zag ik in mijn tuintje leeuwenbekjes, fuchsia’s en een roos in bloei. In Amerika kunnen ze de orkanen niet meer op de letters van één alfabet tellen, Spanje is droger dan sinds mensenheugenis, het poolijs kalft dusdanig af dat de ijsberen agressief worden. De voorspellingen behelzen stormen, watervloeden en oprukkende woestijnen, en dus miljoenen vluchtelingen. Het Westen houdt haar grenzen sowieso al dicht maar zal dat des te ferventer willen doen, maar zelfs binnen Europa zal de klimaatsverandering naar verwachting voor enorme problemen zorgen.

Zo is er nog een handvol Grote Kwesties die op de achtergrond spelen maar zich gaandeweg naar voren forceren. Het Westen kent een groeiende en onoplosbaar stijgende werkloosheid, deels door toenemende automatisering, deels door het verplaatsen van werk naar landen waar arbeid goedkoper is. Democratie wordt steeds meer een farce: gekozen organen verliezen macht aan supranationale instanties (van Europese Commissie tot NAVO), en de lobbies van bedrijven hebben per definitie meer impact dan die van burgers. We rotzooien aan onze genen en die van andere soorten, zonder precies de consequenties te kunnen overzien. En als toetje lijkt de tijd rijp voor een pandemie, een snellere en desastreuzer dan aids.

Al deze problemen in ogenschouw nemend kun je alleen maar denken dat onze huidige obsessie met terrorisme niets anders is dan pathologische struisvogelpolitiek. Voor zover het Westen echt kampt met systematisch terrorisme – de kans te overlijden in het verkeer is nog altijd een stuk groter – is het een peulenschil in vergelijking met wat ons staat te wachten. We maken ons druk om de hondenpoep op straat terwijl de wereld onder vuil begraven dreigt te worden.

Zal het onze tijd inderdaad wel duren? Al was dat zo: het getuigt van grenzeloos egoïsme te denken dat de zondvloed na ons wel mag losbarsten. De ellende is dat overheden zich onvoldoende zorgen over deze grote kwesties lijken te maken, en voor zover ze wel iets doen, nemen ze de verkeerde maatregelen. Oorlog voeren om olie helpt niet heel erg, en grenzen dichtgooien gaat in de toekomst simpelweg niet meer werken. Ondertussen zijn de meeste burgers zich te machteloos gaan voelen om nog te zeggen: HEE! Word eens wakker! Kijk naar wat er echt gaande is! We moeten iets gaan doen! We maken de aarde en onszelf kapot.

Tussen hoop en vrees

[Alle Parool-columnisten kregen 250 woorden voor hun gedachten over 2006.]

Akelige verwachtingen:

  • Een probleem met de elektronische patiëntendossiers in een ziekenhuis zorgt voor chaos en een paar doden.
  • Er is minstens minstens één schandaal met het illegaal koppelen van gevoelige informatie via het aanstaande burgerservicenummer.
  • De Nederlandse regering stuurt troepen naar Afghanistan.
  • Nederlanders leveren nog meer burgerrechten in in ruil voor een vals gevoel van veiligheid.
  • Israël sluit de muur langs Palestijns gebied definitief af en ondanks uitspraken van het Internationaal Hof maken andere landen zich amper druk.
  • In Iran en Irak krijgen fundamentalistische moslims meer voet aan de grond, gestut door de lokale aversie tegen Amerika en het Westen maakt zich daar erg druk om. In Amerika winnen fundamentalistische christenen terrein, maar dat interesseert ons niet.
  • Maximá begint een affaire met Jeroen Pauw.

Vrolijke hoop:

  • Balkenende lag indertijd in dat ziekenhuis waar straks die patiëntendossiers in de soep draaien; hij bleek daar niet wegens iets met zijn voet te liggen maar voor een penisverlenging.
  • Schwarzenegger treedt af als gouverneur van Californië en maakt eindelijk weer een goede film.
  • Sony krijgt een ongelooflijke boete wegens computervredebreuk bij haar klanten/consumenten en gaat failliet.
  • De combinatie van Guantánamo Bay, Irak, Katrina en het afluisteren van hun eigen burgers door de NSA wordt de Amerikanen te veel en Bush moet aftreden.
  • Nadat voor de tiende keer een trein urenlang stilstaat en het treinverkeer ontwricht raakt omdat een bangerik een keurige moslim aanziet voor iets engs, gaan we eindelijk nadenken over de nationale islamofobie.
  • Jeroen Pauw begint een affaire met Maximá.

De X-factor

Voor het eerst in jaren heb ik zo’n reclamegevoel. Een of ander bedrijf dat mobieltjes maakt, laat geregeld een filmpje zien van mevrouw die haar telefoon dichtklapt, waarna haar hele huis zich langzaam ineen vouwt en in de telefoon plooit. Daarna stopt ze het ding in haar zak en loopt weg, huis en mobieltje veilig in haar binnenzak. Zo’n mevrouw ben ik nu ook. Het hele opslaanbare deel van mijn hele leven – alles wat ik ooit heb geschreven, mijn volledige muziekcollectie, mijn foto’s, mijn agenda, de adressen van alle vrienden en kennissen – zit plotseling in een enkele machine die ik kan meenemen. Zodra ik het ding openklap, is-ie wakker en werkt-ie.

Na jaren met Windows te hebben gehannest en drie jaar vruchteloos met Linux te hebben gestreden, kon ik alleen maar denken: hoe komt het dat ik niet eerder wist hoe gemakkelijk, slim georganiseerd, eenvoudig in het gebruik en esthetisch een Powerbook is? Natuurlijk probeert reclame me precies dat te vertellen, maar reclames werken zichzelf tegenwoordig tegen. Juist omdat ze iedereen massaal door de strot worden geduwd, worden mensen skeptisch over de geadverteerde claims. ‘Van deze crème wordt uw huid mooi,’ beweert merk A, en voegt daar inconsequent aan toe: ‘Uw huid reflecteert uw gezondheid.’ Als dat zo is, denk ik vals, helpt een zalfje dus niet, alleen gezonder leven. Exit merk A.

Zo gaat het met de meeste reclames: oog in, oog uit, je schermt je af en gelooft niks meer. In die zin snijdt reclame gaandeweg godlof haar eigen stot door.

Mond-tot-mondreclame werkt wel, maar heb ik niet gehoord. Bij het kerstdiner deed ik navraag, van veel vrienden die al langer Mac-adepten zijn wist ik niet eens dat ze er een hadden. Ook al zijn die grote fans van hun machines – allemaal hebben ze mijn juichgevoel gehad – ze hebben ‘t er nooit over gehad. We hebben zelfs het archief van een mailinglist van de groep doorzocht en vonden een enkele zijdelingse opmerking, verder niets.

Het was warempel net XTC. Daarvan wist ook iedereen lang voor mij wat een geweldig spul dat was, en ontdekte ik pas toen ik over mijn ervaringen vertellen dat veel mensen die ik kende het allang gebruikten. ‘Had je mij dat dan niet ‘s kunnen vertellen,’ antwoordde ik, maar ik begreep dat zwijgen ook wel, want drugs aanraden is toch een genre apart.

Maar een Mac is geen drug en je hoeft ook niet meteen in een secte als je er een koopt, dus ik vroeg door over deze stilte. ‘Je begeeft je toch op religieus terrein,’ zei een kennis, doelend op de mijn-besturingssysteem-is-beter-dan-het-jouwe disputen die regelmatig op onze mailinglijst woeden. Hij heeft gelijk denk ik, maar niet vanwege die software-oorlogen, het zit ‘m dieper. Mensen schromen tegenwoordig elkaar iets aan te raden, ongeacht om welk soort keuzes het gaat. Afwijzen gaat een stuk makkelijker, al doe je dat wat betreft andermens gedrag in bedekte termen; een brak product boren we met animo in de grond, Maar iemand iets aanraden is not done. Misschien omdat je dan vreest op een reclamebot te lijken, maar nog meer – en daarin zit ‘m de religieuze dimensie – omdat je zelf dan zo evangelisch overkomt en iemand lijkt te willen bekeren.

Ik ben fijn evangelisch. Neem allen XTC! Koop een Mac!

Het sofi-nummer maakt promotie

Komend jaar krijgen alle Nederlanders een Burger Service Nummer, het BSN. Volgens de overheid is dat een dienst aan de burgers: we krijgen meer service. Als we allemaal een uniek nummer hebben, hoeven we voortaan bij een overheidsloket alleen maar dat te geven en dan weet elke beambte meteen alle relevante zaken over ons bij elkaar te sprokkelen. Je hoeft dan niet telkens opnieuw je naam, je adres, je telefoonnummer en je geboortedatum te geven.

Niet dat dat laatste nu zo’n last is, of wordt verholpen door ons een nummer te geven. Bij mijn telefonades met de belastingdienst toets ik braaf mijn sofi-nummer in, maar de ambtenaren aan de andere kant van de lijn willen steevast mondeling mijn sofi-nummer hebben, en dan voor de zekerheid ook mijn naam en mijn adres.

Voor het BSN wordt het bestaande sofi-nummer gebruikt; dat wordt als het ware omhoog gepromoveerd. Vervolgens wordt dat BSN herdoopt en in drie verschillende domeinen gebruikt: de sociale zekerheid en de belastingen (waar het dan als vanouds sofi-nummer heet), de zorg (waar het wordt omgedoopt tot ZIN: zorg identificatienummer) en het onderwijs (ON, of onderwijsnummer). Het College Bescherming Persoonsgegevens is geen voorstander van die manoeuvre. Het wordt zo wel heel makkelijk her en der verspreide informatie over iemand aan elkaar te knopen, en bovendien: als je alles aan één nummer gaat hangen, werk je identiteitsdiefstal in de hand, zoals in de VS inmiddels duidelijk is geworden.

Wat mij verontrust aan de plannen voor het BSN is dat de overheid meteen stelde dat – hoewel koppeling van bestanden heushelemaalniet, met de hand op hun hart, niet de bedoeling was, één identificerend nummer hebben voor alle burgers wel zo handig was ‘in het kader van de rechtshandhaving en de opsporing’. Dat je een sofi-nummer gebruikt voor opsporing is denkbaar. Maar een nummer dat in onderwijs en zorgwordt gebruikt? Wat heeft de overheid uit te staan met wat burgers hun huisarts vertellen, wat is de relevantie van de rapportcijfers van een achtjarige Janneman voor de opsporing? Want dat is het soort informatie dat achter ons ZIN en ons ON komt te staan: wat we met artsen bespreken, en hoe we het op school en in onze studie doen.

De wetgeving rond het BSN is nog niet rond, reden waarom de geplande invoering per 1 januari 2006 vertraging oploopt. Nu al lonken derden naar het BSN en bepleiten ze dat ook zij het mogen gebruiken. Het bedrijfsleven zei, bij monde van het VNO/NCW, vorige maand dat zij het BSN wenst te gebruiken ‘voor eigen doeleinden’. De huidige privacywetgeving verbiedt hen het sofi-nummer van burgers voor hun eigen administratie te gebruiken, maar kennelijk ziet het VNO/NCW met de aanstaande wetsherziening een mooie kans in het verschiet.

Ook de banken zijn al een campagne begonnen, waarna minister Zalm meteen grootmoedig toezegde dat hij zijn best voor ze zou doen. Waarom eigenlijk? Als een bedrijf een identiteitsbewijs wil, bijvoorbeeld wanneer iemand een bankrekening wil openen, kunnen ze een paspoort vragen; banken doen dat al. Waarom willen zij nu ook ons BSN? Waarom verbreekt het kabinet op voorhand haar belofte dat de bestaande privacy-regels niet zullen worden opgerekt met de introductie van het BSN? We hebben het ding nog niet eens, en nu al loopt iedereen ermee weg.

Illegalen klagen niet

Waarom zijn wij eigenlijk zo streng tegen mensen die illegaal in Nederland zijn? Het verhaal is dat ze onterecht profiteren van ‘onze’ samenleving, maar de werkelijkheid is anders. Wij profiteren van hen. Zij doen het werk dat overblijft, het werk dat legale Nederlanders niet willen omdat het te smerig is, te slecht betaalt of te riskant en zwaar is. Ze doen werk zonder status, en wat meer is: ze doen dat zonder rechten te kunnen uitoefenen op arbeidsbescherming, op doorbetaling bij ziekte of op al die andere garanties die wij vanzelfsprekend vinden – zolang het om onszelf gaat, tenminste.

We profiteren van hen. Ze zijn goedkope, want rechteloze werkkrachten. Ze zorgen voor onze kinderen, ze maken onze huizen schoon, ze knappen onze zolder en het trappenhuis op. Hun illegale arbeid stelt anderen in staat om legaal te werken. Veel Nederlandse vrouwen zouden zonder hun hulp hun geld niet buitenshuis kunnen verdienen: legale kinderopvang is immers buitengewoon duur en te weinig flexibel. Sommige Nederlanders verrijken zich aan illegalen: die vragen woekerhuren voor te kleine kamertjes waar te veel mensen in moeten verblijven. Want illegalen klagen niet.

‘Om hier in Nederland rond te kunnen komen, maakt ze lange dagen en heeft ze bijna nooit vrij. Ze werkt zeven dagen per week,’ schreef Ferrie, een vriend, me gisteren. Hij had het over zijn vriendin die sinds een paar dagen ondergedoken zit. Een van de vrouwen met wie ze een kamer deelt is van de week opgepakt en Nederland uitgezet omdat ze geen papieren had. Nu durft Ferries vriendin niet meer naar haar eigen kamer.

Eigenlijk durft ze zelfs niet meer op straat maar ze kan niet anders, ze moet immers geld verdienen. Bovendien kan ze het zich niet permitteren niet op haar oppas- of schoonmaakadressen te verschijnen, ze riskeert dan ontslag. Niet dat de mensen waar ze werkt zo hard zijn, in tegendeel, die mogen haar graag en hebben begrip voor haar lastige situatie. Maar ja, ze moeten er wel op kunnen rekenen dat ze ook daadwerkelijk op komt dagen, anders valt hun eigen werk in duigen.

Ferries vriendin doet meer dan alleen Nederlandse gezinnen draaiend houden. ‘Van het geld dat ze verdient, gaat een deel direct terug naar het land waar ze vandaan komt,’ schreef hij. Zulke familiesteun is overigens buitengewoon nuttig. Onderzoek wijst telkens uit dat het geld dat mensen vanuit het Westen naar hun familie in armere landen sturen, meer effect heeft dan ‘anonieme’ ontwikkelingshulp.

Waarom zijn we zo gebeten op illegalen? Zijn ze geen schoolvoorbeeld van wat het kabinet voorstaat? Ze zijn één en al eigen verantwoordelijkheid en eigen initiatief, ze werken hard om hun positie te verbeteren, ze regelen al hun zaakjes zelf, ze werken hard en zijn betrouwbaar, ze zijn de steun en toeverlaat van veel gezinnen. Ze zijn van niemand afhankelijk, behalve van onze goedgunstigheid: één verrader volstaat om hun leven hier te doen instorten, zoals bij Ferries vriendin is gebeurd. ‘En dat, terwijl ze eigenlijk een medaille zou moeten krijgen voor de omstandigheden waarin ze haar werk doet en de moeite die ze doet om haar familie in het land van herkomst te onderhouden.’

Zoals deze vrouw zijn er velen hier. Dat illegalen makkelijk betaald werk vinden is het beste bewijs dat er behoefte is aan hun aanwezigheid. We zouden het lef moeten hebben onze behoefte aan hen te erkennen.

Adequaat

Verdonk beweerde dat het bewakingspersoneel ‘adequaat’ had gehandeld voordat iemand de kans heeft gehad na te gaan wat zich werkelijk te Schiphol heeft afgespeeld, en het parlement accepteerde dat. Donner liegt hen nu voor dat de opvang van de overlevenden van de brand prima geregeld is, en het parlement gelooft dat. Het kabinet schrikt meer van een would-be kogel in Verdonks raam dan van de brand of de miserabele opvang van de resterende slachtoffers, en het parlement gelooft dat Rita bescherming nodig heeft. Terwijl de gang van zaken voor en tijdens de brand nog onderzocht moet worden, mag Verdonk de betrokkenen blijven uitzetten, en bepaalt zijzelf wie er in het belang van datzelfde onderzoek hier mogen blijven. Het parlement gelooft niet dat dat een recept voor corruptie is. Onderwijl doet Verdonk aangifte van smaad en laster omdat ze boze leuzen naar haar hoofd krijgt, en worden spandoeken waar vooral vragen op staan verwijderd. Het parlement accepteert dat.

Als een internationale trein wordt ontruimd omdat twee moslims wat heen en weer lopen om zich ritueel te reinigen, zegt de politie bemoedigend dat het ‘heel goed is’ dat reizigers zo alert zijn. Schrikbarend weinig mensen bedenken dat dit een openlijke aanmoediging is voor blatante islamofobie, en een fikse belediging aan het adres van een bevolkingsgroep. 30% van de stemmers op de AT5-website deelde vervolgens onbekommerd mee ‘mannen in een djellaba’ inderdaad verdacht te vinden; bijna 20% van de stemmers wist nog niet wat-ie van zulke mensen moest vinden maar had zo z’n aarzelingen. Iets minder dan 50% vond het een rare gedachte dat iemand verdacht zou zijn op grond van zijn kleding of religie. Lees nog eens goed: minder dan de helft van de stemmers. Oh Nederland. (Kunnen we ook ophouden een djellaba een ‘jurk’ te noemen? Dat is xenofoob en seksistisch.) Sinds wanneer voeren we verdachten hier eigenlijk af met een kap over hun hoofd? Sinds Abu Ghraib?

Maar het ergste van alles is dat Balkenende, het kabinet, ja half Nederland excuses blijft eisen van ‘de’ moslims over god en van alles. Excuses voor Van Gogh. Excuses voor 9/11. Excuses voor Al Qai’da. Excuses voor aanslagen in Amman. Excuses voor Londen en Madrid. Alsof elke moslim of elke Nederlander met Marokkaanse ouders hoogstpersoonlijk een mea culpa moet doen.

Ondertussen heeft Nederland meegedaan aan een oorlog die – zo wordt nu ook in Engeland in Amerika gaandeweg duidelijk – op valse gronden is gevoerd. Saddam Hoessein had geen vernietigingswapens, Amerika wist dat. Saddam Hoessein had geen verrijk uranium; Bush en Blair wisten dat. Bush en Blair hebben de NATO met leugens opzij geschoven en riepen in koor dat ze Irak kwamen bevrijden. Nederland heeft die oorlog gesteund, heeft er mannen en materieel naartoe gestuurd, en Balkenende deed niets liever lunchen met Bush en Blair en meehuilen in hun koor.

Balkenende is medeverantwoordelijk aan de dood van tienduizenden Irakezen en Amerikanen, en medeverantwoordelijk voor de deplorabele staat waarin Irak zich momenteel bevindt. Balkende heeft nog steeds geen afstand genomen van de leugens van Bush en Blair. Hij steunt ze nog steeds.

Balkenende piekert niet over excuses. Die jammert liever over nepgaatjes in Verdonks ramen, of trekt een lijzig gezicht over een handjevol Hofstad-jongens die amateurterroristje wilden spelen, en die nota bene deels bewapend lijken te zijn door de AIVD.

De groeten!

Natuurlijk is een vakantie geen criterium – het is daar zonnig, je bent vrij, je kijkt uitgebreid rond en bent ontvankelijker, en bovendien: je valt er zelf meer op in je zomerjurkje – maar toch: het is niet alleen dat. In Amsterdam worden mensen met het jaar narriger en afwerender, ik verklaar dat gewoonlijk met de gedachte dat er hier ook wel erg veel mensen op elkaars lip zitten, maar dat is niet de enige uitleg. Wenen is ook vol maar daar heerst een ingebouwde beleefdheid die zo ver gaat dat als je per ongeluk tegen iemand op botst, de bebotste zich oprecht verontschuldigt. In Nederland is het logischer iemand in zo’n geval af te snauwen, ook al veroorzaakte jijzelf de botsing.

‘Welkom! Waar kom je vandaan, hoe gaat het met je, hoe vind je Luxor (of Cairo, of Aswan)?’ is de vragentrits die het meest gesteld wordt aan toeristen in Egypte. ‘Wil je thee, moet je zitten. zal ik je helpen?’ de tweede. Het is lawaaierig en soms bemoeizuchtig – en ja, sommigen willen je allicht iets verkopen – maar het is bovenal buitengewoon vriendelijk. Als ik naar iemand knikte kreeg ik een brede glimlach terug. Moet je in Amsterdam eens om komen, hier vinden we toeristen hoofdzakelijk lastige obstakels, en ze begroeten? Van zijn leven niet.

Waarom zijn we hier zo onvriendelijk geworden? We wenden onze blik af als iemand op ons afloopt – oh help, vast een bedelaar of een gek, straks kom ik niet meer van hem af – en kijken elkaar nog zelden aan op straat. We lopen in ons eigen coconnetje op straat, ingepakt in afhoudendheid. Na Cairo ben ik ook hier gaan lachen tegen iedereen wiens blik de mijne kruiste, en de meeste mensen doen of ze het niet zien, uit misbegrepen zelfbescherming.

In het verkeer zijn we helemaal onvoorstelbaar bot. Automobilisten stoppen nog amper voor voetgangers op zebrapaden, en wie het wel doet stuit op een verraste blik die ongeloof bevat. Of erger, argwaan: ‘weet je het zeker, trek je niet alsnog op?’ Ik knik, toe maar, ‘t is goed. En dan breekt er een glimlach door. Even. Goh die mevrouw deed aardig. Wat ongewoon. We zouden ons de ogen uit de kop moeten schamen dat zulke vriendelijkheid kennelijk ongewoon is geworden.

Wie systematisch knikt en stopt stuit trouwens op een vreemd patroon, dat zo sterk is dat ik me afvraag of er zoiets bestaat als de politiek van de glimlach. Witte Nederlanders betonen zich namelijk stugger, die teruglach laat bij hen langer op zich wachten of blijft zelfs helemaal uit. Bij Arabische Nederlanders breekt de reciproke glimlach aanzienlijk sneller door en is-ie guller. Waarom is dat? Is aardig zijn tegen vreemden, bij ons kennelijk een geërodeerd gebruik, bij hen nog gewoonte? Dat zou best kunnen. Maar ergens in mijn hoofd dreunt oud feministisch onderzoek dat me leerde dat wie minder macht heeft en gediscrimineerd wordt, vaker glimlacht. Uit opluchting gezien te zijn, en uit noodzaak. Want ie minder status heeft, kan zich geen norsheid veroorloven tegenover hen die dat wel hebben.

Dat laatste zou een vreselijke conclusie zijn: dan lachen uiteindelijk alleen nog de machtelozen. Beschouwen we iemand als eerste toelachen werkelijk als een teken van zwakte, en vriendelijkheid als een inbreuk op onze privacy en onze status? Dan zijn we ver heen. Want vriendelijkheid is in de grond niets anders dan de kortste afstand tussen twee mensen.