Wees een held, consumeer!

Weer ergert de Pink Ribboncampagne me mateloos. Vorig jaar, toen ik net aan den lijve had ondervonden wat borstkanker is, maakte de campagne dat ik me een zeehondje voelde: een lief knuffelding waar half beroemd Nederland zich over boog en dat zelf geen woord mocht inbrengen. Het was een glamourcampagne waar nare verhalen over amputaties, chemo, bestralingen, vervroegde menopauze en – yuk! – verlies, verdriet en dood behendig uit waren weggevlakt. Zulke onvrolijke verhalen zouden vrouwen immers maar bang maken en afstoten, en dan kochten ze het blad niet. Daar schoot niemand wat mee op. Zei Pink Ribbon.

De campagne is infantiliserend. Vrouwen met roze parapluutjes, vrouwen met roze glimmertjes, vrouwen met roze ladyphones: alsof we weer verplicht twaalf zijn, met vlechtjes en strikken, en niet verder kunnen kijken dan de neus van onze Barbie lang is. Bij welke andere campagne over serieuze ziektes wordt de doelgroep zo omfloerst aangesproken? Denkt Pink Ribbon nu heus dat vrouwen de waarheid niet kunnen verdragen tenzij die in roze is gehuld? Meent de organisatie echt dat we aangesproken wensen te worden alsof we niet goed snik zijn?

Die toon is gelukkig iets verbeterd, maar het akelige consumentisme – ik schreef er vorig jaar al over – is alleen maar verhevigd. Bedrijven geven een schijntje van hun omzet weg en verschaffen zich voor een prikkie, aftrekbaar van de belasting, op onze kosten een fijn geëngageerd imago. Strijd mee tegen borstkanker, koop een roze Hetty stofzuiger! Strijd mee tegen borstkanker, koop een KPN mobieltje! Strijd, koop! Wees een held, consumeer! Het is een moderne aflaat voor de consument.

‘Als winkelen borstkanker kon genezen, hadden we allang een remedie,’ schrijft de organisatie Think before you Pink op haar website, vals maar terecht. Think before you Pink (TBYP) wijst er daarnaast op dat Pink Ribbon vaak geen inzage geeft in inkomsten en uitgaven. Dat lijkt ook voor Nederland te gelden; journalisten en belangstellenden die om jaarverslagen vroegen, kregen nul op rekest. Wat leveren die campagnes nu op, behalve een leuk imago voor Samsung, Estée Lauder en KPN en een photo opportunity voor soapies van verschillend allooi? Waar gaat dat geld precies naartoe? Wat levert dat geld op voor de bestrijding en genezing van borstkanker?

TBYP doet meer dan lastige vragen stellen: ze diepen lastige feiten op. Er zijn bedrijven die de Pink Ribboncampagnes gebruiken om hun blazoen schoon te poetsen. Pinkwashing noemt TBYP die praktijk. Pink Ribbon is opgezet door het cosmeticabedrijf Estée Lauder, dat sindsdien jaar in, jaar uit goede sier maakt met de campagne.

Maar er is een andere campagne die Estée Lauder niet wil steunen, namelijk die voor veilige cosmetica. Driehonderd bedrijven hebben getekend, maar Estée Lauder, L’Oreal en Proctor & Gamble horen daar niet bij. De Europese Commissie heeft deze bedrijven in 2003 moeten dwingen om het gebruik van phthalaten – een chemisch stofje dat nagellak sterker maakt – voortaan achterwege te laten, aangezien ze toxisch zijn en hormoonverstorend werken, en als carcinogeen werden aangemerkt.

Leuk. Een bedrijf dat stoffen gebruikt die kankerverwekkend zijn en dat door de EU een halt moet worden toegeroepen, werpt zich op als de grote voortrekker in de campagne tegen borstkanker. Estée Lauder is voorts al een paar keer veroordeeld wegens het dumpen van chemisch afval.

Think before you Pink. Please.

Het drama van technologie

Robodock 2007Mijn ogen lichtten afgelopen week op, daar op Robodock: een technologisch festival op een groot fabrieksterrein vol met rare machines , met vuurspuwende contrapties, met apparaten die elkaar of hun omgeving te lijf gaan of een ongewoon soort muziek voortbrengen, met steigerende robotpaarden en mensen in vreemde ruimtevaartpakjes, met metalen spinnen die vanaf het plafond naar je klauwen en orkesten die half geautomatiseerd spelen. Ik hou ervan als mensen inventieve dingen met techniek doen en vooral als je daar gewoon tussen kunt lopen.

Er was een tientallen meters lange metalen slang die brandend propaangas spoot uit al haar segmenten, haar staart beschermend om een ijzeren ei gekruld, die haar kop brullend en brandend naar de maan hief. Het dier kon honderden mensen warm houden. Wie gelukkig was, mocht ermee spelen: met een gamecontroller kon je de hoogte en het ritme van het vuur bepalen. Met salpeter erbij vlamde het slangenei groen op. Mensen troepten opgetogen om de slang heen en de brandweer – ruim vertegenwoordigd op het festival – keek verward om zich heen. ‘Wij zien nooit dat mensen vuur leuk vinden,’ zei een brandweervrouw op een onthutste toon die suggereerde dat er een wereld voor haar open ging. Van vuur kon je ook bli­j worden, dat wist ze nog niet. Er was een metalen hand die auto’s kon oppakken en fijn knijpen, een bar die plotseling ronddraaide, een elastieken set zakenmannen dat aan het plafond hupste, en de grootste drumset die ik ooit heb gezien. Er reden steekwagens rond en overal vlamde vuur of knalde wel iets.

Het was kortom geweldig.

Die oplichtende ogen van mij waren niet alleen van het uitkijken, van de verrassing. Sommige dingen kende ik immers al. Ze lichtten ook niet alleen op vanwege de tentoongespreide inventiviteit, hoewel je die niet mag uitwassen. Ik hou erg van de creatieve en oneerbiedige omgang met techniek – van hacken. Ik word daar vrolijk van. En ja, het spelen met gevaar is er onderdeel van. Met vuur kan altijd iets dramatisch misgaan, vandaar ook al die brandweer.

Maar gaandeweg realiseerde ik me iets anders. Dit was niet alleen verrassende doch gecontroleerde techniek, het was vooral oude techniek. Mooie maar primitieve robots, vuur, geknal. Soms zo hard dat je verplicht oordopjes in moest, dat wel, maar toch: het was beheerst gevaar. Het was eigenlijk allemaal heel erg oer en rudimentair.

Big Brother Awards 2007De werkelijke gevaren van technologie liggen elders. Dat was diezelfde week elders al even tastbaar, bij de uitreikingen van de Big Brother Awards, de poedelprijs voor privacyschenders. Aan de echte technologische bedreigingen komen geen sensationele knallen en fikkies te pas, die gaan sluipenderwijs en zonder drama, erger: vaak met onze eigen hartelijke instemming. Ongecontroleerd vuur waarbij we blij als gekken staan te joelen.

Van het Elektronisch Kinddossier waar Jan & Alleman opmerkingen over ouders en kinderen in zullen gaan opslaan, gegevens die worden bijgehouden tot een kind 19 is en daarna nog 15 jaar worden bewaard – is het een lief kind of is het teruggetrokken, zijn de ouders wel intelligent genoeg en welk geloof hebben ze eigenlijk? – tot de NS die via de OV-chipkaart al onze vervoersbewegingen wil bijhouden. Van de bodyscanners op Schiphol waar je helemaal naakt op verschijnt tot de overheid die precies wil bijhouden met wie u mailt of belt, en vanaf welke locatie. Dat is echt gevaarlijk. En geen brandweer te bekennen.

Zeur niet!

Beperkt houdbaarSunny Bergman maakte een aanvulling op haar documentaire Beperkt houdbaar, en voor het gemak – de kijker is kort van memorie – werd voorafgaand aan de uitzending daarvan het origineel nog eens getoond. Weer ergerde ik me in triplo.

Aan de idiote Amerikaanse arts die inventariseert wat er allemaal aan mevrouw Bergmans lichaam moet veranderen, en die bijna opgetogen de prijskaartjes van alle ingrepen vermeldt. Nog drie jaar, dan kan-ie voorgoed op het strand liggen rentenieren. Dat-ie zelf niet mooi was interesseerde hem geen lor; dat Bergman verschrompelde onder zijn commentaar al evenmin. Uiteraard niet. Priorities, and first things first.

Aan dat Amerikaanse meisje dat haar verhaal over haar uitstulpende binnenste venuslippen met zichtbare gêne voor de camera vertelde en dat haar hoofd opgelucht afwendde toen mams het woord overnam. Ze doet erg haar best er niet te zijn terwijl haar moeder uitlegde dat het toch raar is dat de verzekering dit niet betaalde. Want uitstulpende venuslippen, nou, het was me wat. ‘Ongemak, hygiënische overwegingen…’ Maar ook ma schaamde zich dit te vertellen. Waarom ze het dan toch deden? Nou, dan kregen ze 2000 dollar korting van de arts, het was leuke reclame voor hem. Dat mams dochterlief daarmee hoereerde drong tot geen van beiden door.

Aan Bergmans, die zielig piekerend in haar eigen camera staarde, ergerde ik me nog het meest. Had die arts misschien gelijk? zuchtte ze, en kneep nog eens in haar hals, haar heup, haar bovenarmen. Ze zal het ongetwijfeld als retorisch stijlmiddel hebben bedoeld en zichzelf als Elckerlyk hebben willen neerzetten: dit is wat zulke beelden, zulke artsen, al dat gefotoshop en zo’n van de werkelijkheid losgeweekt ideaalbeeld met vrouwen doet. Kijk mij nou! Helemaal van de kook. En dat is de schuld van de cosmetische industrie, van de glossy’s, van de fotografen die hun modellen op de computer bewerken, van al die advertenties.

Ze slaagde er vooral in om vrouwen af te schilderen als hoogst impressionabele slachtoffers. Haar laatste plan – voorgelegd aan parlementariërs – om iedereen die een cosmetische ingreep wilde eerst verplicht naar de psychiater te sturen, benadrukte dat uitgangspunt nog eens: vrouwen zijn in haar ogen niet capabel om zelfstandig te besluiten wat goed voor ze is.

Er zijn momenten dat ik hevig verlang naar degelijk en ouderwets feminisme. Dit was zo’n moment. Liefst had ik Bergman en de vrouwen van haar stichting een schop onder derlui kont gegeven: mens, doe iets! Denk na! De crux is niet dat vrouwen een onhaalbaar schoonheidsideaal krijgen opgelegd, de crux is dat vrouwen geacht worden het ‘schone geslacht’ te wezen en hun sociale waarde aan hun uiterlijk wordt gekoppeld. Doorbreek die koppeling dan! Doe iets anders, leg je toe op je werk, scherp je verstand, haal je eigenwaarde uit je capaciteiten.

En haal die dubbele norm onderuit: waarom moeten vrouwen mooi zijn en komen mannen met alles weg? Wijs met zoete wraak elke bierbuik op zijn onappetijtelijkheid. Geef vals commentaar op wijkende haarlijnen, wijs bouwvakkers schamper op hun coupe bilspleet, en zeg tegen elke yup dat-ie z’n pak wel ‘s beter hadden mogen strijken. Lach mannen in dikke auto’s schaterend uit. Fluit alle mooie jongens theatraal na. Geef alle vrouwen een welgemeend compliment over hun houding, hun blik, hun verstand, hun werk, hun aandacht. Maar zeur niet, zeur niet, zeur niet.

Beauty and the nerds

CCC posterNeem een discobal, drie schijnwerpers en een berkenbosje, wacht tot het avond wordt en je hebt een klein wonder: honderden lichtvlekken die over de bladeren en de grond dansen. Knoop vervolgens hangmatten tussen de berkenbomen en je hebt een magische plek waar mensen uren willen liggen praten en kijken.

We denken bij hacken altijd aan computers, maar dat is maar een deel van het verhaal. Dingen anders gebruiken dan ze bedacht zijn: dat is de kern. Een tostimachine gebruiken om je verregende manuscript te drogen is een hack, je webcam als babyfoon inzetten ook. Inventief zijn. Bedenken of iets niet anders kan. Kijken of er meer uit spullen valt te halen dan je dacht. Apparaten aanvullen, procedures omzeilen, objecten uitbreiden, verschijningen aanpassen, toepassingen verzinnen.

Mensen denken bij hackers – daarbij geholpen door programma’s als Beauty and the Nerd – aan onooglijke, sociaal onhandige types, niet aan schoonheid en esthetiek. Maar wat was het mooi, het vierjaarlijkse CCC-zomerkamp. Ditmaal had de Chaos Computer Club een oude luchtmachtbasis bij Berlijn geannexeerd. Gewoonlijk fungeert het terrein als een openluchtmuseum vol bunkers, oude Migs, antieke helikopters en ander gevechtsvliegspul maar nu kampeerden er tweeduizend hackers en aanverwanten.

Het was er prachtig, vooral ‘s avonds: overal flonkerde licht, deden laserstralen haasje-over, de bunkermuren waren rood verlicht, er waren caipirinha’s en mojito’s, het standbeeld van Lenin dat het terrein bewaakte was binnen een dag omgetoverd tot een aloha-versie met rieten rok en bloemenslinger (the communist partying), en overal kon je internet uit de bomen halen want daar daalden ethernetkabels uit neer.

Het blijft een geweldig experiment. Neem een ontoegankelijk terrein waar zowat niks is, bouw daar in een week tijd een infrastructuur met glasvezel, elektriciteit, sanitair en eettentjes en nodig al je vrienden uit. Vier feest, deel kennis en breek de boel na een paar dagen weer af. Het Nederlandse Hack-Tic was de eerste groep die een dergelijk computernetwerk in de open lucht wist te creëren, en sindsdien is het een traditie geworden.

Grappig was het ook. De jongens die er een vijver aanlegden om ‘s avonds leuk met lasers en rookmachines te kunnen spelen, werden de voorspelbare conversaties beu – ‘Wat bouwen jullie?’ ‘Een vijver.’ ‘Waarom?’ ‘Omdat dat leuk is’ – en verzonnen na de tiende keer een ander antwoord om de gesprekken wat schwung te geven. Hun vijver promoveerden ze tot biologisch experiment: ze onderzochten hoe lichtgevende algen zich ontwikkelden. Ze legden een nepsensor in de vijver (waar inmiddels zesduizend liter water in zat), ze googelden wat informatie bij elkaar om een schijnbaar samenhangend verhaal te kunnen vertellen, kochten snel een paar kilo glitter dat ze in dagelijkse porties in de vijver strooiden en terwijl iedereen keek wat er in de vijver gebeurde, keken zij wat er sociaal ontstond.

Binnen een dag legden voorbijgangers elkaar uit dat hier een gigantische petrischaal was gebouwd. De jongens leunden vergenoegd achterover en hoorden de verhalen groeien. Het Amerikaanse blad Wired kwam langs en wijdde een artikel aan dit wetenschappelijke experiment. Bijna iedereen trapte erin. We wilden allemaal zo graag dat het waar was. Niet alleen omdat het waar had kunnen zijn, maar vooral omdat het zo mooi was – mooi als verhaal, mooi als experiment, en mooi om te zien.

Wie op CCC rondliep, weet voorgoed dat de echte beauties niet de blondines zijn, maar de nerds.

Persoonlijk is niet langer privé

Lief dagboekAlles verandert, inclusief gewoontes en opvattingen. Zelf ben ik grootgebracht in het feminisme, dat leerde dat zaken die je als persoonlijk ervoer, een politieke dimensie konden hebben en daarom niet noodzakelijkerwijs alleen een interne aangelegenheid waren. Psychologische kwesties waren niet per definitie privé, ze hadden geregeld hun origine in de maatschappelijke organisatie, waren daarmee onderdeel van het politieke domein en hoorden op de sociale agenda. Die wetenschap is een reden waarom ik zelden gêne heb gehad om publiekelijk over seks, lichamelijkheid of ziekte te spreken.

Dat is een welbewuste keuze geweest. Soms heeft het nadelen. Dan verwijst een halve onbekende ineens naar iets dat ik ergens heb geschreven, en ontleent daar een air aan alsof we op intieme voet staan, wat niet waar is. Want ik heb het hem of haar niet verteld, maar een amorf publiek. Terwijl ik uiteraard wel hoop dat iemand iets aan zulke betogen heeft – er inzicht door krijgt, zich gesterkt voelt, of iets heeft gekregen om fijn de tanden in te zetten – vind ik tegelijkertijd dat ze er geen rechten op mij aan mogen ontlenen; dat clasht dan wel eens.

Maar ik heb altijd geloofd dat het publiceren van interne roerselen of persoonlijk wedervaren een doel moest hebben. Zoals: laten zien dat het standaardverhaal niet af is. Vers licht op een kwestie werpen. Illustreren dat er meer kanten aan een zaak zitten. Vertellen waar iets vandaan komt, en dan mezelf als illustratie gebruiken (want in niemand anders kan ik zo diep afdalen). En altijd ligt daar nog een zweem van taboe over, want sommige dingen – zoals je geamputeerde borst laten zien, of vertellen over vrouwelijke ejaculatie – doe je niet publiekelijk vinden veel mensen, maar het lastige van die opvatting is juist dat ze de werkelijkheid van veel mensen ontkent.; reden waarom ik vind dat het juist wel het vertellen waard is.

We kijken wat ongemakkelijk aan tegen jongeren die hun hele hebben en houden via internet documenteren. Ze laten hun hele leven zien: foto’s van feestjes, blogs over school, podcasts over verbroken liefdes. Alles wordt vastgelegd. We zijn bang dat ondoordachte uitlatingen ze hun hele leven blijft achtervolgen. Jongeren zeggen zelf dat ze daardoor minder aan blunders hechten. Iedereen heeft wel ‘s iets stoms online gezet en waarom zou je een ander daarom een faux pas nadragen?

Twee inzichten hielpen me de omgang van jongeren met privacy beter te begrijpen. Eentje was een onderzoek van het Rathenau Instituut, dat constateerde dat jongeren – anders dan de oudere generaties – geen onderscheid maken tussen praten, sms’en, internet en telefoon. Voor hen is het gewoon allemaal communicatie. Het tweede was een recent artikel in het New York Magazine, waarin oude en nieuwe opvattingen over privacy werden beschreven als ‘de grootste generatiekloof sinds rock ‘n’ roll’.

Toch wringt er iets. Ik blijf denken dat binnen deze nieuwe opvatting over privacy iets over het hoofd wordt gezien. De voorstanders van totale openheid vergeten naar mijn idee dat het tegenwoordig niet alleen meer gaat over de vraag wat ze zelf willen vertellen, maar ook – zo niet meer – over wat overheden ongevraagd over hen vastleggen. En waarom zijn al die jongeren die zo makkelijk over hun leven vertellen, allemaal van die slimme, goedgesitueerde mensen? Zijn het niet vooral de geprivilegieerde kinderen die de toon zetten? Waar zijn de blogs van jongeren die in ongemakkelijke, moeilijke of gewoon maar saaie situaties zitten?

Een beetje vooruitdenken

Stilleven‘We dreigen aan onze welvaart ten onder te gaan. Welvaartsziekten als hartfalen, longemfyseem, obesitas en ook diabetes steken steeds meer de kop op. De kosten rijzen de pan uit,’ zei Mike Leers vorige week. Hij is voorzitter van zorgverzekeraar CZ. Een oplossing heeft-ie gelukkig ook: ‘Ik zou graag zien dat er eens serieus zou worden gesproken over een bestraffingsysteem.’ Maar ja, dat blijft toekomstmuziek, vreest hij. ‘In de politiek en de maatschappij zijn de geesten helaas nog niet rijp voor zo’n polis.’

Leers onderschat de politiek. De vorige minister van Volksgezondheid was juist een uitgesproken voorstander van zulk beleid. ‘Er bestaat niet zoiets als het recht op een ongezond leven’ zei Hoogervorst twee jaar geleden. ‘Ik vind dat je het niet kunt maken om er maar gewoon op los te leven. Als je dan vervolgens ziek wordt, kun je niet verwachten dat je ongebreideld van onze gezondheidszorg gebruik kunt maken.’

Wat discussie over de ideale polis van Leers lastig maakt, is dat helemaal niet zo duidelijk is wat een gezonde levensstijl is. Geen chocola eten (vet). Wel chocola (helpt tegen een hoge bloeddruk). Geen alcohol drinken (slecht voor je lever). Dagelijks twee glazen wijn (goed voor hart en bloedvaten). Veel bewegen (maar geen sportblessures oplopen).

Ah hebbes! Roken, dat is slecht, dat weten we allemaal. Collega-verzekeraar Agis kondigde in hetzelfde artikel aan een goedkopere verzekering voor niet-rokers te willen ontwerpen, plus een goedkopere vegapolis. Gen vlees eten schijnt ook gezonder te zijn. Slim bedacht, punt voor Agis! Maar iedereen wil uiteraard zo’n goedkope polis. Hoe controleer je of de verzekerden braaf zijn? We moeten toch ‘s overwegen de verzekeraars inzage te geven in de dagelijkse boodschappen van hun klanten. Mag je met zo’n polis-voor-een-prikkie trouwens nog wel samenwonen met een roker, of is meeroken ook frauduleus?

Als we dat principe van straf in de gezondheidszorg gaan invoeren, laten we het dan goed doen. Waarom altijd maar die ene open deur van het roken weer ingetrapt, en bovendien, als je die paffers van hun slechte gedrag afmept, worden ze allemaal negentig in plaats van netjes voor hun pensioen dood te gaan, en zitten ze minstens tien jaar dement in een verzorgingstehuis. Alsof dat niet duur is, nog los van de AOW die ze dan jarenlang gratis en voor niks kunnen scoren. Daarvan rijzen de kosten trouwens ook de pan uit. Nee, laten we nu eens een beetje vooruitdenken.

Zonder harnas in het verkeer: tsja meneer, u weet toch dat u niet tegen een auto bent opgewassen, nee hoor, die dwarslaesie of gebroken heup vergoeden we niet. Een kind met Down? Mevrouw, daar heb je tegenwoordig testen voor. U heeft dit kind zelf gewild, en niet dat wij zo’n leven minder waard vinden, oh gut nee, maar het was uw keus, en om daar nu de maatschappij voor te laten opdraaien… Eigen keuze, eigen schuld. U had een abortus kunnen laten doen, was ook veel goedkoper geweest. Die vergoeden we wel. Uit besparingsoogpunt. U wou niet aan de hormonen na uw borstkanker en nu is-ie terug? Spijtig mevrouw, maar helaas, u staat er verder alleen voor.

Als je de ethiek en solidariteit toch overboord gooit en alles op eigen keuzes laat aankomen, hoort dit er ook bij. Of misschien kun je ziekteverzekeraars dan meteen afschaffen, dat is ook een optie.

Wie de jeugd heeft…

Boze babyKinderen moeten beter in de gaten worden gehouden. Minister Rouvoet maakte vorige week het plan bekend om voor elk kind tot vier jaar een ‘risico-analyse’ te maken, die vervolgens wordt bewaard in het elektronisch kinddossier. Alles om te voorkomen dat kinderen ontsporen of thuis iets ergs overkomt.

Onder ‘opvoedrisico’s’ worden onder meer langdurig werkloze ouders geschaard. (Rouvoet bedoelt uiteraard langdurig werkloze vaders, want aan werkende moeders heeft-ie een broertje dood.) Ook echtscheiding is een teken aan de wand. Als je zoekt naar gevaar voor kinderen, kun je heus beter kunt letten op signaleringen van geweld en verwaarlozing dan zoeken naar ouders die een streep zetten onder een ongelukkig huwelijk.

Ook als een kind opgroeit, moet het voortdurend worden gevolgd. En alles over het kind – waaronder buitengewoon veel informatie over de ouders – wordt vastgelegd in dat kinddossier. Hoe doen de ouders het? Heeft het kind ‘foute’ vriendjes? Hoe gedraagt het zich op school? Gaat thuis alles goed? Paps nog steeds aan het werk, mams met de thee thuis?

Aan ouders wordt ‘opvoedingsondersteuning’ beschikbaar gesteld. Ouders die ‘zorg mijden’, worden ‘actief opgezocht’. Zij worden ‘aangespoord’ hulp te aanvaarden of desnoods via de rechter gedwongen mee te werken aan een ‘betere’ opvoeding.

Kinderen onder de zestien moeten alcoholtesten krijgen, voegde de kamer daar deze week aan toe. Wordt een puber op zuipen betrapt, dan wordt dat voortaan door de politie aan de nieuw op te richten Centra voor Jeugd en Gezin doorgegeven.

De PvdA vult aan: ouders van kinderen die op straat voor overlast zorgen, moeten worden gedwongen worden hun kroost na negen uur ‘s avonds binnen te houden. Loopt het kind toch op straat, dan volgt een boete voor de ouders. Het CDA gooit er nog een schep bovenop: zulke ouders moeten voorwaardelijk onder toezicht gesteld worden, dan kunnen ze meteen makkelijker worden gedwongen ‘ondersteuning’ in de opvoeding te aanvaarden.

Achtjarigen moeten bovendien ook voor de rechter kunnen worden gebracht, vindt PvdA’er Depla, en Rouvoet wil daarnaast ‘campussen’ beginnen waar probleemjongeren vier tot achttien maanden worden ondergebracht om ze ‘discipline, regelmaat en structuur bij te brengen. ‘Campussen’, want kampen klinkt zo rot, zeker in verband met de rust, regelmaat en reinheid die Rouvoet wenst.

Het is de oogst van slechts een week kabinetsbeleid. Je vraagt je af naar wie ze hebben geluisterd in die honderd dagen ervoor. Niet naar de ouders in Almere in elk geval, die in 2004 met een voorloper van het elektronisch kinddossier te maken kregen. Via Digidoor werden niet alleen resultaten van Cito-toetsen en dergelijke vastgelegd, maar ook opmerkingen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind, de echtscheiding van de ouders, ruzietjes, druk gedrag, blauwe plekken of een bleek smoeltje.

De enige die bepaalde of informatie relevant was, was de leerkracht. Geen enkele aantekening werd door anderen op juistheid gecontroleerd, ouders werden niet over de gegevens geïnformeerd. Het plan was om de dossiers met de kinderen te laten meeverhuizen: van basisschool naar voortgezet onderwijs. Op de informatie in Digidoor stond geen verjaringsdatum. Dat Pietje Jantje een klap had verkocht op zijn zevende, zou Pietje gedurende zijn hele onderwijsperiode achtervolgen.

Monitoren. Via de kinderen informatie over de ouders vastleggen. Ingrijpen. Opvoedingsondersteuning. Ondertoezichtstelling. Kampen. Regelmaat en discipline. Boetes. Achtjarigen voor de rechter. Er is een moment waarop preventie omslaat in dwang en dat punt zijn we vorige week gepasseerd.

De jaknikkers

The Yes MenZe danken hun naam aan hun gewoonte nooit protest aan te tekenen tegen beleid dat ze bekritiseren. Ze zijn het ermee eens, zeggen ze, en leggen publiekelijk uit waarom. Ze zijn het er zelfs zó hartgrondig mee eens dat ze nog wel meer mogelijkheden in het verschiet zien, en vertellen omstandig welke.

Ze doen dat gekleed in keurige pakken, op podia, achter microfoons, op sjieke conferenties, met klinkende titels achter hun naam. In het beste geval krijgt iemand ze na verloop van tijd door en ontstaat er een rel. In het slechtste geval heeft niemand het in de gaten. Zoals ze zelf zeggen: ‘Het is niet echt leuk om de vreselijkst denkbare teksten uit te slaan en te merken dat de toehoorders het wel oké vinden wat je aan plannen ontvouwt.’

Ze heten The Yes Men en slagen erin om op de meest prestigieuze plaatsen te spreken. Dat doen ze door nep-websites te openen die erg lijken op die van hun doelwit; op die van de World Trade Organization, bijvoorbeeld. Dan wachten ze op een uitnodiging en verschijnen ergens als woordvoerder juridische zaken, of als lid van de raad van bestuur. Ze staan pal voor democratie leggen ze uit, maar opperen dat democratische principes beter tot hun recht komen als ze worden gepaard met de principes van vrije handel.

Er gaan bij vrije verkiezingen bijvoorbeeld veel stemmen verloren, stemmen die voor anderen goud waard zijn. Waarom stemmen niet bij opbod verkopen? Zo verdienen twee partijen aan verkiezingen: de stemmer die zijn stem verkoopt én de kandidaat die in zijn product – zichzelf – investeert en aldus gekozen wordt. Ze leggen het trouwhartig uit. Als ze pech hebben, heeft de zaal niks door en klapt die braaf als ze klaar zijn.

The Yes Men did it again. Op een conferentie afgelopen vrijdag in Canada legden de Yes Men een zaal vol oliemagnaten uit welke plannen Exxon heeft ontwikkeld voor het geval de wereld – mogelijk al op korte termijn – zonder fossiele brandstof komt te zitten. ‘We kunnen mensen gaan verbranden. We hebben de techniek. Niet dat we mensen dood willen maken, godbewaarons, maar waarom zouden we, als de natuur eenmaal haar werk heeft gedaan, goede brandstof zomaar laten verteren? Waarom zouden we afval niet benutten? Het Westen heeft immers brandstof nodig.’ Het duurde schrikbarend lang voordat de zaal doorhad dat er ergens iets grondig fout zat.

De allerbeste stunt van de Yes Men kwam voort uit hun website DowEthics.com, opgericht na Dows overname van Union Carbide, het bedrijf dat verantwoordelijk was voor de giframp in Bhopal in 1984, waarbij 20.000 mensen omkwamen en een veelvoud ziek werd. DowEthics stelde dat ze Bhopal volledig zouden compenseren voor de aangerichte schade: de zooi opruimen, de zieken medicijnen geven, het grondwater zuiveren. De site viel niemand op, tot een BBC-reporter precies twintig jaar na het gifschandaal op zoek ging naar informatie en op DowEthics stuitte. DowEthics werd voor een groot tv-interview gevraagd. Een Yes Man deed het woord.

Nog diezelfde dag voelde Dow zich genoopt een persbericht te doen uitgaan waarin ze uitlegden dat ze geen enkele verantwoordelijkheid nam en dat Bhopal kon blijven stikken in haar Union Carbide-gif. De gruwelijke ramp kreeg ineens meer aandacht dan hij in jaren had gehad. Dankzij de Yes Men.

Ziekte als morbide fantasie

Chatterton\'s deathZiekte is een raar ding. Soms – altijd maar eventjes, maar toch – verlang ik ernaar dat die kutkanker van mij zijn kop weer opsteekt, omdat ik dan tenminste weet waar ik aan toe ben en de huidige onzekerheid of ik echt genezen ben, achter me kan laten. Het is natuurlijk zelfbedrog, want er komt alleen maar nieuwe onzekerheid voor in de plaats en andere, ergere vragen doemen op: hoe lang heb ik dan nog, oh het zal toch niet naar mijn hoofd uitzaaien, hoe moet dat dan met mijn ouders.

Een dodelijke ziekte onder de leden hebben oefent, hoe bizar dat ook moge klinken, soms een zekere aantrekkingskracht uit. Een (gezonde) kennis vertelde me ooit dat hij wel ‘s verlangde aids te hebben: dat zou zijn beslissingen immers een zeker gewicht verlenen, ze werden onomkeerbaar. Het is een vals-romantisch beeld dat alle verdriet en viezigheid van de dood ontkent en de aanstaande dode als stralend middelpunt van liefhebbende vrienden veronderstelt.

Je kunt je stiekem laven aan de mooie etherische afscheidsscènes die in het verschiet liggen, maar in werkelijkheid wacht de zware taak het verdriet van anderen onder ogen te zien, je erbij neer te leggen dat je je familie en vrienden in rouw zult dompelen; dat je anderen onbedoeld maar onverbiddelijk beschadigt. De weg naar de dood heeft verder zelden iets verhevens: die gaat gewoonlijk gepaard met diarree, kotsen en doorligplekken, met onuitstaanbare beperkingen en wachten op verschoning, met incoherent worden, met pijn en panische kortademigheid. De aantrekkingskracht van ziekte is in de grond gebaseerd op een kortzichtige en egoïstische fantasie.

Wie uit een of andere zelfdestructieve hang zichzelf een fatale ziekte wenst, ontkent dat leed en die drek. Die zoekt misschien de bevestiging dat zijn dood inderdaad anderen zal raken; die misbruikt zijn eigen gefantaseerde dood als een manier om medeleven op te roepen, te voelen dat-ie er wel degelijk toe doet.

Wat mensen drijft die aids bewust opzoeken, moet iets vergelijkbaars zijn. De flirt met de dood. De zucht naar onafwendbaarheid. De onomkeerbare beslissing. Het voltrekken van het eigen lot. Maar het idee van ‘de gift’ is een volkomen geperverteerd ritueel dat, hoewel het kennelijk als magisch en beladen wordt ervaren, de nasleep volkomen ontkent – zo ongeveer als meisjes vroeger werden opgevoed om nooit verder te denken dan het moment dat ze de ring aan hun vinger kregen geschoven en hun huwelijk werd bezegeld.

Dat iemand zo gek is – voor mijn part. Andere gekken doen doodsraces, vechten blootsarms met krokodillen of willen de Mount Everest op. Dat we de ene groep gek noemen en de andere groep heldhaftig, heb ik nooit begrepen, wat mij betreft zijn ze allemaal gek. Maar met andermans leven spelen is van een andere orde, van andermans leven moet je afblijven, en anderen doelbewust de afgrond in storten is het hoogst denkbare vergrijp.

Al dagen pieker ik over het Groningse trio dat mannen stiekem injecteerde met besmet bloed en hun best deed ze aids te laten oplopen; inmiddels hebben zich al tien slachtoffers aangediend. Zag dat trio zichzelf als engelen des doods? Wreekten ze zich op kasthomo’s, de enige groep die ze binnenlokten? Wat, in godesnaam, bezielde ze? Ik weet het niet. Ik weet alleen hoe ik ze liefst zou willen bestraffen: door ze alle zorg en alle medicijnen te ontzeggen, tot in de eeuwigheid.

Als de dood voor concurrentie

EfavirenzDriewerf hoera voor Brazilië, dat per direct de aidsremmer Efavirenz vervangt door een goedkoper generiek middel uit India. De producent van Efavirenz – Merck, Sharp & Dohme – is furieus en heeft ‘strafmaatregelen’ aangekondigd omdat zijn patenten worden omzeild.

Terwijl aids in het Westen gaandeweg wordt getemd tot chronische ziekte, is het wereldwijd de vierde doodsoorzaak; in landen bezuiden de Sahara zelfs de eerste. Aids heeft er daarnaast een verwoestend economisch en demografisch effect. Mensen sterven in hun productieve periode, kinderen raken verweesd en ontheemd, de gezondheidszorg vreet het nationale budget leeg. Merck roept zielig in de pers dat ze hun prijs al hebben verlaagd voor niet-Westerse landen, maar de medicijnen blijven simpelweg te duur. Brazilië, dat 15 verschillende aids-remmers gratis aan patiënten verstrekt, spendeert nu 80% van haar aidsbudget aan de import van dure Westerse medicijnen. Dat aandeel stijgt.

India kende tot voor kort geen patentbescherming, wat het in staat stelde generieke, goedkope varianten van dure, gepatenteerde medicijnen te ontwikkelen. Terwijl Efavirenz bijna 10.000 Amerikaanse dollar per jaar kostte, leverde het Indiase Cipla een goed alternatief voor een fractie van dat bedrag: 300 dollar per jaar. Voor veel ontwikkelingslanden kwamen aidsmedicijnen voor het eerst binnen bereik.

De Indiase interventie dwong de farmaceutische industrie om haar prijsbeleid in arme landen aan te passen. Efavirenz wordt inmiddels met korting aan arme landen geleverd: Thailand betaalt nu 64 dollarcent per capsule, Brazilië 159 dollarcent. Brazilië wou meer korting, maar dat wilde Merck weer niet. Brazilië besloot de patentbescherming op aidsmedicijnen op te heffen en zo de import van Cipla’s generieke variant mogelijk te maken. ‘Anders blijven we de gijzelaar van import uit het Westen, en dat bedreigt ons aidsprogramma,’ lichtte de Braziliaanse aidscoördinator toe. Het land koopt nu Indiase capsules voor 45 cent per stuk.

Merck kondigde aan alle investeringen in Brazilië stop te zetten. ‘Wij hebben meer voor dit land gedaan dan tal van ministers van Buitenlandse Zaken,’ riep de Braziliaanse directeur van Merck boos, en: ‘Brazilië kan niet verwachten dezelfde korting te krijgen als Afrikaanse landen!’ Hij vergat daarbij te vermelden dat het bedrijf jarenlang het merendeel van het Braziliaanse aidsbudget wist binnen te halen. Merck verleent dergelijke kortingen omdat ze hun monopolie wilden houden, en generieke producenten als Cipla de pas af te snijden. Anders gezegd: de generieke medicijnen brachten gezonde concurrentie teweeg, dát is waar Merck boos over is.

Bovendien hééft de farmaceutische industrie al teruggeslagen. Onder druk van het TRIPS-verdrag van de World Trade Organisation heeft India in 2005 haar wetgeving moeten aanpassen: patenten worden voortaan gehonoreerd en medicijnen mogen pas generiek worden geproduceerd als de patenten zijn verlopen. Die afgedwongen beleidswijziging heeft niet alleen gevolgen hebben voor India zelf, maar ook voor andere landen die generieke medicijnen uit India invoeren. In India liggen inmiddels ruim 10.000 patentaanvragen van Westerse farmaceutische bedrijven te wachten.

Maar patenten zijn toch nodig? Die winst is toch onmisbaar om de dure geneesmiddelenresearch te financieren? Welnee. Patenten zijn verworden tot een manier om monopolies te handhaven. Producten worden om de haverklap ‘vernieuwd’ (en dus opnieuw patenteerbaar) maar zelden verbeterd. Uit een analyse van meer dan 1000 nieuwe geneesmiddelen die tussen 1989 en 2000 werden goedgekeurd door de Amerikaanse overheid, bleek dat ruim driekwart geen enkel therapeutisch voordeel vertoonde tegenover van bestaande producten. Maar ja, daar was het patent bijna van verlopen.