‘Fucking cameras! Fucking media!’

(Voor de vaste lezers hier inmiddels oude kost, maar voor de krant nog steeds de moeite waard.)

Nieuws zingt rond, het fenomeen is bekend. Journalisten die elkaar lukraak overschrijven zonder een enkel feit te controleren blijft echter schrikken. Het verhaal: in Bridgend, een stadje in Wales, is een zelfmoordgolf gaande. Afgelopen jaar hebben zeventien tieners zichzelf van het leven beroofd, allemaal door verhanging. De vraag: wat is er aan de hand? Het antwoord: ze steken elkaar aan.

Intussen buitelen de verslaggevers en cameraploegen over elkaar heen in Bridgend. Netwerk – die avond in handen van de broeders van de EO – maakte het vorige week bijzonder bont. De cameraploeg had ‘s nachts een ambulance gezien en stormde erop af. Hadden ze daar wellicht een verse zelfmoord te pakken? Zie je wel dat er iets raars aan de hand was in Bridgend!

Het was geen zelfmoord. Iemand had teveel coke genomen en was er slecht aan toe. De cameraploeg verdrong zich en wou met omstanders praten. Was het niet toch zelfmoord? Wisten de omstanders dat zeker? Tot een jonge vrouw – misschien een bekende van de zieke – begon te gillen: ‘Fuck off! Take your frigging camera’s away and leave us alone! It’s a coke overdose! Fucking media!!’ De ploeg maakte zich uit de voeten en verschool zich in een café. Ze waren nog boos ook dat ze waren weggestuurd.

Dat er gezocht wordt naar antwoorden is begrijpelijk. Zelfmoord roept altijd vragen op, vragen die des te vreselijker blijven wroeten naarmate de zelfmoordenaar je dichterbij stond. Maar wie een antwoord wil, dient eerst zijn vragen helder voor ogen te hebben. En wie heldere vragen wil, moet nagaan wat er echt aan de hand is, niet een andere journalist overschrijven.

De feiten leren dat er weinig deugt van de nieuwsberichten. Bridgend is geen stadje maar een county: er wonen 132.000 mensen; zo ergens tussen het formaat van Leeuwarden en Groningen in. De zeventien zelfmoordenaars van het afgelopen jaar waren niet alleen tieners: hun leeftijd varieerde van 15 tot 27. Afgelopen jaar was er geen piek maar juist een daling van het aantal zelfmoorden onder jongeren: het jaar ervoor waren het er namelijk 28. De politie vertelt keer op keer dat ze op een enkel geval na geen enkel verband tussen de individuele gevallen kunnen vaststellen, geen contacten via internet noch daarbuiten, maar de media blijven zoeken naar een alomvattend antwoord.

Van die copy-cattheorie geloof ik niets. In dat geval – zeker met de huidige, onwaarachtige mediabelangstelling – zouden de cijfers hoger zijn dan in eerdere jaren, en dat zijn ze gelukkig niet. De netwerktheorie is bizar: zowat álle jongeren zitten tegenwoordig op netwerksites, en de zelfmoordcijfers onder jongeren dalen, ook in Wales, ook in Bridgend. Bovendien stelt die theorie zelfmoord voor als een besmettelijk virus, als iets dat van hand tot hand gaat, iets dat verder gezonde en gelukkige jongeren in het verderf stort.

De imitatietheorie veegt al die dode jongeren op een hoop en haalt hun individualiteit weg. Die theorie doet of ze allemaal hetzelfde waren, of er geen verschillen zijn, geen persoonlijke histories, geen persoonlijke problemen die onoverkomelijk leken. Hij ontmenselijkt ze. En hij is smakeloos. Stel je voor: je bent al maanden ongelukkig, je denkt aan zelfmoord en je woont in Bridgend. Hoe kun je in hemelsnaam nog de moed vergaren met iemand te praten? De media hebben je gebombardeerd tot na-aper, tot meeloper. Praten is alleen maar moeilijker geworden.

Kinderporno: niet bestrijden, maar verstoppen

In oktober vorig jaar riep een kamermeerderheid de minister van Justitie op om providers wettelijk te verplichten kinderpornosites te blokkeren. ‘Providers moeten niet langer wegkijken en dienen hun maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen. Het is schandelijk dat ze dit niet doen’, zei SGP-kamerlid Van der Staaij in dat debat. (Webwereld, 4 oktober 2007)

Veel kinderpornosites, zo gaat het verhaal, staan in landen waar te weinig tegen kinderporno wordt gedaan: Oost-Europa en Rusland worden meestal als de boosdoeners genoemd. Omdat internet nu eenmaal een internationaal medium is en zulke illegale sites daarom eenvoudig in Nederland zijn te bekijken, is filtering de enige manier om ze te weren.

In Nederland is UPC de enige provider die zo’n kinderpornofilter hanteert. Wie een UPC-verbinding heeft en een dergelijke site wil bezoeken, krijgt een omineuze waarschuwing op zijn scherm: STOP. Uw browser heeft geprobeerd een pagina te benaderen die wordt gebruikt voor de verspreiding van bestanden waarop seksueel misbruik van kinderen is afgebeeld. Dit is strafbaar gesteld in artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht.

UPC gebruikt een lijst die is opgesteld door het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD). Andere providers houden tot nu toe de boot af. Ze stellen dat de lijst niet is getoetst door de rechter en de criteria voor opname op de lijst niet openbaar en niet toetsbaar zijn. Bovendien zet filtering weinig zoden aan de dijk: een site wordt er alleen onzichtbaar van, terwijl de inzet natuurlijk zou moeten zijn om de makers ervan op te pakken. De providers zijn daarnaast bevreesd dat er na verloop van tijd ongewenste, maar niettemin legale sites op dergelijke lijsten zullen verschijnen. Pas wanneer er een fatsoenlijke procedure is om dergelijke sites op illegaliteit te toetsen, en wanneer evident is dat echt niet ingegrepen kan worden – bijvoorbeeld omdat zulke sites zich buiten Europa of de VS bevinden – willen de providers zo’n filter overwegen.

Hun houding wordt door de Tweede Kamer als ronduit verwerpelijk beschreven. Kinderporno is immers zo erg, daar moet je alles tegen doen. Ook de KLPD is bepaald ongelukkig met de weigerachtige houding van de ISPs. KLPD-voorlichter Kraszweski; ‘De providers hebben op dat moment de macht om iets te doen aan sites met kinderporno, maar de providers komen dan steeds met andere principiële bezwaren waarom ze dat niet willen. Maar we hebben het hier over kinderporno en vinden het bijna een morele verplichting om dat wel te doen.’ (Webwereld, 7 november 2007)

Ook andere Europese landen voeren zo’n kinderpornofilter. Finland, bijvoorbeeld. Ook daar is onduidelijk wat er wordt geblokkeerd. Voor de Fin Matti Nikki was dat reden om uit te zoeken welke sites er precies in zijn land worden weggefilterd. Door eindeloos sites op te zoeken kwam hij tot een lijst van ruim duizend geblokkeerde sites.

Op zijn lijst staan 138 Nederlandse websites. Nederlandse websites? Die vallen onder de Europese wetgeving, daar moet Finland toch meer mee kunnen doen dan ze alleen blokkeren? Doorgeven aan de Nederlandse autoriteiten, bijvoorbeeld, zodat die maatregelen kunnen nemen en de bewuste sites uit de lucht kunnen halen en de verantwoordelijken voor de rechter kunnen brengen? Of zou Finland wellicht een veel strengere definitie van kinderporno aanhouden dan Nederland?

Afgelopen weekend heb ik de eerste veertig Nederlandse sites van de Finse lijst uitgebreid bekeken. Er staat veel vunzigs op. De leeftijd van de afgebeelde kinderen is soms op het randje (Nederland legt de grens voor kinderporno bij kinderen onder de achttien), maar geregeld zijn er plaatjes van kinderen van tien of twaalf jaar oud die masturberen, seks hebben of buitengewoon uitdagend poseren. Kinderporno en dus strafbaar, ook volgens de Nederlandse wet. Vrijwel al die sites staan open en bloot bij twee Nederlandse hosting providers: Leaseweb en Webazilla, bedrijven die makkelijk zijn te vinden en die je zo een gerechtelijk bevel onder de neus kunt duwen om de betreffende site te sluiten en de gegevens van de eigenaars aan justitie te overhandigen.

Diezelfde sites heb ik daarna via een UPC-verbinding bekeken. Een deel van de sites die Finland als kinderporno beschouwt, is via UPC gewoon te bekijken en staat dus niet op de KLPD-lijst. Kennelijk is er zelfs tussen Europese politiediensten onderling geen overeenstemming over wat wel en wat niet als kinderporno moet worden beschouwd – een constatering die de ISPs in Nederland die weigeren om de KLPD-lijst blindelings te hanteren, gelijk geeft. Als de politiediensten zelf al ruziën wat wel of niet moet worden geblokkeerd, hoe kan een provider dan de goede keuzes maken?

Via UPC stuitte ik op tien geblokkeerde sites. Eén ervan bestond helemaal niet meer, eentje bevindt zich in Engeland, vier staan op servers in de VS, en vier staan in Nederland; twee bij Leaseweb, twee bij Webazilla. Opmerkelijk was – alweer – de willekeur. Sites die niet fundamenteel afweken van door UPC geblokkeerde sites, kon ik, ook via UPC, gewoon zien. Dat kinderpornofilter is een vreemd ratjetoe.

Engeland, Amerika en Nederland. Wat was ook alweer het argument om dergelijke sites te filteren? ‘De sites zelf kunnen veelal niet door de politie worden afgesloten, omdat ze zich vaak bevinden in landen waar geen justitiële contacten mee zijn.’ (Webwereld, 23 maart 2007) Sinds wanneer liggen in Haarlem en Utrecht in Oost-Europa of Rusland?

Critici van het kinderpornofilter hebben het al eerder gezegd: de inspanning van de KLPD zou er niet op gericht moeten zijn om zulke sites uit het zicht te halen, maar om ze te sluiten. Een kinderpornofilter voeren is etalagepolitiek. Dat je troep niet langer kunt zien, betekent niet dat-ie weg is, en het blokkeren van sites helpt geen zier tegen kindermisbruik.

De werkelijkheid blijkt helaas een graadje erger. Het Nederlandse kinderpornofilter bevat Nederlandse kinderpornosites. Anders gesteld: de KLPD en de minister van Justitie willen de ISPs in Nederland verplichten de onmacht van de KLPD en justitie te maskeren.

Volgens de KLPD huisvesten Leaseweb en Webazilla kinderporno. In dat geval dient justitie in te grijpen: die sites uit de lucht te halen en de eigenaars te vervolgen. In geen geval horen ze UPC in te zetten om de sporen van hun onmacht weg te poetsen.

(Met dank aan Joris van Hoboken)
 

Reacties

Parool-journalist Addie Schulte heeft gisteren de betrokkenen om commentaar gevraagd. Bij deze zijn artikel over de kwestie.

» Politie laat kinderporno lopen

AMSTERDAM – Het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) heeft Nederlandse kinderpornosites ongemoeid gelaten, terwijl ze van het bestaan ervan op de hoogte was. Dat blijkt uit onderzoek van Parool-columniste en publiciste Karin Spaink. Het KLPD hanteert een zwarte lijst van kinderpornosites. Die lijst wordt ter beschikking gesteld aan internetproviders die daarmee kunnen verhinderen dat hun klanten deze sites bezoeken. Twee providers gebruiken deze lijst.

Volgens woordvoerder Ed Kraszewski van het KLPD staan er alleen buitenlandse kinderpornosites op de lijst. ‘Nederlandse sites kunnen we aanpakken.’ Als een kinderpornosite bij een Nederlands bedrijf is ondergebracht, werken internetbedrijven mee om die zo snel mogelijk te verwijderen, aldus Kraszewski.

Hoewel de lijst geheim is, is Spaink er via een omweg achter gekomen dat op de lijst van het KLPD zeker vier Nederlandse sites staan. Deze sites zijn ondergebracht bij twee zogeheten hosting providers, bedrijven die websites toegankelijk maken. Het gaat om Webazilla uit Utrecht en Leaseweb uit Haarlem. Op de sites zijn jonge meisjes en jongens te zien in allerlei poses, van Wehkamp-achtige foto’s tot seksuele handelingen. Het KLPD oordeelt dat het bij twee van deze sites zeker om kinderporno gaat, bij de twee andere wordt dat onderzocht.

Volgens Kraszewski waren de sites bekend onder andere namen, waardoor onduidelijk bleef dat ze ook bijNederlandse bedrijven onderdak hadden gevonden. ‘We beschikten over andere adresgegevens,’ aldus Kraszewski. ‘Dit soort sites duiken steeds onder andere namen.’ ‘We zijn een zeer grote hostingprovider, dan ontkom je hier niet aan,’ zegt directielid Laurens Rosenthal van Leaseweb. ‘Maar deze mensen zijn in staat om in vijf minuten een nieuwe site de wereld in te slingeren.’

 
Vervolg (18 april 2008)

Leaseweb heeft deze week maatregelen genomen om zelf na te gaan of er kinderporno bij hun klanten staat. Inmiddels heeft de provider vijf dubieuze sites verzocht hun biezen te pakken, blijkens een persbericht dat het ANP gisteren publiceerde. Zelf denk ik dat daar de oplossing niet ligt: de KLPD moet kinderpornosites actiever monitoren en meteen ingrijpen als een dergelijke site naar Nederland of een ander Europees land verhuist: collega-diensten in andere landen waarschuwen, gegevens over de eigenaars opvragen bij de provider, betalingen traceren en de makers zien op te pakken. Providers zijn geen politie-agenten en niemand verwacht van hen dat ze een dergelijke rol op zich nemen. Sterker, in veel gevallen is dat ongewenst.

» LeaseWeb grijpt zelf in bij kinderporno

AMSTERDAM (ANP) – LeaseWeb, het grootste hostingbedrijf van websites in Nederland, gaat tijdelijk zelf actie ondernemen tegen de verspreiding van kinderporno op het internet. Het bedrijf heeft deze week vijf dubieuze maar niet strafbare sites te verstaan gegeven zich terug te trekken, zegt LeaseWeb-directeur Con Zwinkels donderdag.

Het is voor het eerst dat LeaseWeb via een interne beoordelingscommissie zelfstandig sites beoordeelt en daarop actie onderneemt. Zwinkels: ‘Volgens Europese richtlijnen is dit verboden. Zonder juridische onderbouwing mogen we eigenlijk geen websites van internet halen. Feitelijk komt dit neer op internetcensuur, vergelijkbaar met landen als Birma, China en Cuba, maar wij zien ons ertoe genoodzaakt vanwege toenemende druk vanuit de media en Meldpunt Kinderporno. Het is kiezen tussen twee kwaden.’

Tot dusver deed het bedrijf, dat op zijn servers ruimte biedt aan meer dan twee miljoen websites uit binnen- en buitenland, dit in samenspraak met het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD). Momenteel krijgt LeaseWeb zo’n twee tot drie meldingen per week van kinderporno. ‘Daarop wordt in overleg met de KLPD altijd direct actie ondernomen, maar niet alle twijfelachtige sites met afbeeldingen van kinderen kunnen door het KLPD worden aangepakt omdat het ontbreekt aan een adequate juridische basis’, aldus Zwinkels.

Eind deze maand gaat LeaseWeb om tafel met het Meldpunt Kinderporno, dat meldingen omtrent kinderpornografisch materiaal registreert. Het bedrijf beraadt zich op structurele stappen die nog verder gaan dan de maatregelen die justitie en politie momenteel nemen om kinderporno op het internet te bestrijden. Zwinkels zegt dringend behoefte te hebben aan meer informatie van het Meldpunt, ten einde maatregelen te kunnen nemen. ‘Maak inzichtelijk waar het om gaat, geef ons een lijst. Als wij niet horen wat er mis is, kunnen we ook geen actie ondernemen.’ Het huidige protocol bij het bedrijf is dat sites die evident strafbaar materiaal verspreiden door LeaseWeb zelf op zwart gezet worden. De politie wordt daarover ingelicht. Vaak gaat het echter om twijfelachtig materiaal – niet ieder plaatje of filmpje van blote kinderen, hoe smakeloos soms ook, valt binnen de strafbare categorie. In dergelijke gevallen legt LeaseWeb een en ander voor aan de specialisten van het KLPD.

‘Iedereen is het erover eens dat dit verschijnsel bestreden moet worden’, zegt Zwinkels. ‘Wij hebben er ons altijd verre van gehouden om zelf te beoordelen, dat is een taak van Justitie en het KLPD. Gezien de zwaarte van het onderwerp en de ermee gepaard gaande emoties hebben we in elk geval tijdelijk besloten dat wel te doen.’ Zwinkels wijst erop dat de definitieve oplossing gezocht moet worden in (internationaal geldende) wetgeving, die zijns inziens op dit moment hiaten vertoont. ‘Pas als minister Hirsch Ballin hierin zijn verantwoordelijkheid heeft genomen, zullen wij onze interne beoordelingscommissie binnen LeaseWeb weer kunnen ontbinden.’

Zwarte lijsten van professionele aanbieders van kinderporno zijn moeilijk actueel te houden, schreef minister Ernst Hirsch Ballin eerder deze week in een brief over cybercrime aan de Tweede Kamer. Om ongrijpbaar te blijven, wisselen de aanbieders veelvuldig van hostingprovider, wereldwijd. Volgens de bewindsman kan dit verklaren waarom bij Nederlandse hostingbedrijven sites met kinderporno terug te vinden zijn. Hirsch Ballin maakte deze week tevens bekend dat hij een aantal internetproviders bereid heeft gevonden sites met kinderporno te blokkeren aan de hand van webfilters. Tot dusver deed alleen provider UPC dat.

De stuiptrekkingen van een industrie

In Europa is in de eerste week van dit jaar een voorstel afgeweerd om alle internetverkeer te controleren op auteursrechtinbreuk. De week erop begon de IFPI, de wereldwijde vertegenwoordiger van de muziekindustrie, een nieuw offensief om een vergelijkbaar voorstel alsnog door te duwen.

De muziekindustrie dondert momenteel in elkaar. De verkoop van cd’s zakt in en de ene na de andere grote platenmaatschappij kondigt massa-ontslagen aan. De oorzaak? Online piraterij, beweert de muziekindustrie: niemand koopt nog een cd, iedereen kopieert muziek. Platenlabels gaan eraan tenonder, zodat de industrie zich wel tot de politiek moet wenden om in leven te kunnen blijven.

Hun verhaal is vals. Wat er in werkelijkheid gebeurt is dat zowel muzikanten als muziekliefhebbers zich van de industrie afkeren en via internet nieuwe wegen vinden om elkaar te bereiken. De muziekindustrie, die decennia achtereen uitsluitend muziek uitbracht wanneer ze alle rechten erop kreeg, ziet de ene na de andere grote artiest vertrekken: van Madonna tot Trent Reznor, ze willen geen platenmaatschappij meer die hen de wet voorschrijft en die intussen zelf het leeuwendeel van de winst opstrijkt. Steeds meer artiesten beginnen voor zichzelf en verkopen hun muziek via internet. Of ze sluiten, zoals Madonna, contracten met toerorganisators: aan optredens verdienen ze aanzienlijk meer dan aan de plaatverkoop.

De muziekindustrie werkt via een inmiddels hopeloos verouderd systeem. De distributie van muziek is fundamenteel veranderd sinds er geen drager meer nodig is en hits niet meer worden gemaakt via ouderwetse pluggers of top-40’s. Jarenlang weigerde de muziekindustrie zich te oriënteren op nieuwe modellen van distributie. En nu is het te laat. Artiesten verspreiden hun werk gratis via Myspace, worden bekend via Last FM, Sellaband en YouTube, en verkopen cd’s en losse nummers via hun eigen website en bij optredens. Zelfs op de website van MTV verschijnen lange artikelen waarin het failliet van de platenindustrie wordt aangekondigd en waarin artiesten uitleggen hoe je je rechten in eigen hand kunt houden.

Intussen klagen de platenmaatschappijen: het zijn de fans die het hebben gedaan, het is internet dat ze kapot maakt. Dat laatste klopt: maar alleen omdat de industrie jaren achtereen heeft geweigerd te snappen wat er gaande is en nieuwe technologieën hebben genegeerd. Je kunt niet meer eisen dat fans een hele cd kopen als ze alleen dat ene nummer willen, je kunt niet eisen dat fans voor elke afspeelmethode opnieuw braaf geld neerleggen, je kunt niet eisen dat artiesten in ruil voor verspreiding al hun rechten afstaan wanneer er een nieuw en makkelijk medium ontstaat waar de distributiekosten bijna nihil zijn geworden.

Wat we nu zien, is de finale kramp van de platenindustrie. Hun stuip is krachtig en hun lobby sterk. Er zijn politici die serieus luisteren naar hun plannen om alle internetverkeer aan de bron te controleren: alles wat gebruikers versturen, zou bit voor bit moeten worden gecontroleerd. Is een mogelijke auteursrechtinbreuk werkelijk een dergelijke afluisterstaat waard? Er zijn voorstellen om gebruikers die iemands auteursrecht schenden, permanent van internet af te sluiten – een draconische maatregel in een tijd waarin alles, van bellen, tv kijken en belastingaangiftes doen, via datzelfde internet loopt.

‘In het Westen maken we ons druk om landen als China, waar de staat internet censureert en controleert,’ zei een criticus deze week. Maar hier bepaalt de muziekindustrie kennelijk wat mensen wel en niet mogen.

Links:

Internationaal onrecht

Een handvol Nederlanders hangt uitlevering aan India boven het hoofd om een website die, naar Nederlands recht, volkomen legaal is. Ze doen niets verkeerd volgens onze wetten, en toch is er een kans dat onze overheid ze oppakt en uitlevert aan een vreemde mogendheid. Inmiddels zijn de arrestatiebevelen bevroren, maar er loopt al bijna aan jaar een juridische procedure tegen ze in India om iets wat ze hier doen en wat hier mag. De kans dat ze in India worden veroordeeld, is groot.

De Stichting Schone Kleren probeert door middel van rapportages over arbeidsomstandigheden Westerse kledingfabrikanten te bewegen hun leveranciers met meer zorg te kiezen. Een van de bedrijven waarop ze hun pijlen richten is Fibre and Fabrics International (FFI) in Bangalore. FFI is al verschillende keren in aanvaring gekomen met Indiase belangengroepen, en heeft een deel daarvan monddood weten te maken. SKK publiceerde op haar website over de kwestie.

FFI daagde de SKK vervolgens voor de rechtbank te Bangalore en eist tien miljoen euro schadevergoeding. Niet alleen de SKK zelf maar ook haar provider (Antenna), en de leverancier van de internetverbinding van SKK (XS4ALL) werden in India gedaagd. De aanklacht: smaad, criminele samenzwering, xenofobie en cybercrime.

In Nederland – waar de ten laste gelegde feiten worden ‘gepleegd’ – zou FFI niet ver komen met haar klacht. We kennen vrijheid van meningsuiting, providers hoeven websites volgens de Nederlandse wet alleen te verwijderen als ze onmiskenbaar onrechtmatig zijn, en wie een adsl-verbinding levert wordt hier niet als medeplichtige aan wat ook gezien. Maar nu diezelfde mensen voor dezelfde ‘feiten’ in India zijn gedaagd, ligt hun zaak helaas anders.

Maar hoezo? Waarom zou Nederland haar eigen onderdanen überhaupt uitleveren aan vreemde mogendheden over zaken die in Nederland helemaal niet strafbaar zijn? Waarom zou Nederland haar eigen burgers willen afvoeren naar het buitenland en hen willen laten onderwerpen aan vreemd recht voor iets dat ze hier in Nederland doen?

Vooral die mogelijke uitlevering is problematisch. De enige reden waarom Nederland daartoe niet is overgegaan, is dat India het Cybercrimeverdrag niet heeft ondertekend; was dat wel het geval geweest, dan was uitlevering vrijwel onontkoombaar geweest.

Dat andere landen andere wetten en andere regels hebben: soit, dat is hun recht. In Texas mag je geen voorlichting geven over dildo’s en vibrators; in Nederland wel. In de Verenigde Arabische Emiraten mag je geen uitgebreide voorlichting geven over homoseksualiteit; hier wel. In Australië mag je op websites niet vertellen hoe je zelfmoord kunt plegen; hier wel. In Pakistan mag je geen pornografie op het web zetten; hier wel. Moet Nederland dan werkelijk burgers gaan uitleveren naar zulke landen als iemand daar bezwaar maakt en een rechtszaak begint tegen een Nederlandse website?

Als een land specifieke informatie niet wil horen of zien – op internet, op radio of tv, op cd’s, in boeken of kranten – moet het zelf maatregelen nemen om te voorkomen dat het hun land bereikt, maar zou het nooit het recht mogen hebben om mensen te dagen die legaal in eigen land zulke informatie verspreiden – laat staan dat zo’n land om hun uitlevering kan verzoeken. Wat betreft de providers: die verspreiden feitelijk helemaal niets in of naar India, ze verspreiden de website van SKK alleen in Nederland, en het zijn heus de Indiase providers die de verzoeken tot raadpleging van de SKK-website in India doorgeven.

Sterven

Lies kwam op bezoek toen ik mijn eerste chemo’s kreeg. Ze zag er blakend gezond uit en was tot in haar vezels ontzet: Spainkie toch, ook dit nog, na al het eerdere. Drie chemo’s later lag ze zelf in het ziekenhuis en werd er een joekel van een tumor uit haar buik gehaald. Het kreng was al door de darmwand heen gegroeid en had haar lymfeklieren besmet.

Het werd ons allebei kort na elkaar schrijnend ingewreven: je kunt je opperbest voelen, hard werken, plezier scheppen in je leven en voelen dat alles in orde is, terwijl er intussen onzichtbaar, ongemerkt, ongeweten, iets in je groeit dat alles, maar dan ook àlles overhoop gaat halen. De dood woedt in je en zelf heb je niks door. Kanker is de ziekte van het ultieme bedrog.

De maanden erna was ze soms afhoudend over mijn ongerustheid. ‘Je doet of ik er slechter voor sta dan jij,’ zei ze kriegel, en ja, ze stond er slechter voor, maar pas toen ik vertelde dat ik er niet op vertrouwde dat het met mij goed zou aflopen, brak het ijs. Lies, die zich zo roerend over anderen kon ontfermen en altijd een arm of schouder klaar had, weerde andermens’ bezorgdheid liever af en wou niet beschermd worden.

Lies, door wie ik de moed kreeg om weer alleen te gaan wonen – mijn nieuwe huis was immers vlakbij het hare. Lies, die altijd als eerste mijn boeken las, nog voor de uitgever ze onder ogen kreeg. Lies, die hier studeerde voor haar marketingexamens omdat thuis teveel afleiding bood en keukenkastjes had die je kon schrobben. Lies, met wie ik altijd hete chocolademelk dronk. Lies, die de vrouw van haar leven vond. Lies, die ik zo weinig mocht zien in haar zwaarste maanden. Lies, die over een paar maanden ook vijftig had willen worden.

Lies stierf afgelopen weekend. Zaterdagnacht heb ik kaarsjes gebrand bij de deur van haar oude huis.

*

Goed leven kun je op veel manieren. Goed sterven – goed voor de sterver, goed voor de achterblijvers – kan denk ik slechts op één manier: met veel intimi bij je. Met je lievelingsmensen in de buurt die elkaar aflossen, die je hand zachtjes vasthouden, je gezicht aaien en je om beurten in je oor fluisteren: ‘Ik hou zo van je,’ en die elkaar tussentijds een beetje oplappen en afleiden. Nabijheid is alles, juist ook in de dood.

Lies stierf gelukkig niet alleen, haar vrouw hield haar hand vast en zei zonder twijfel de allerliefste woordjes, wat haar een grote troost zal zijn geweest. Maar twee mensen zijn te weinig om samen zo lang de dood in het gezicht te kijken. Er waren mensen die in die maanden ook dichtbij hadden horen te zijn: familie, vrienden. Om henzelf en om Lies, en om de pijn van haar vrouw te verzachten. Soms monopoliseert de liefde en beschadigt die andere relaties. Dat zoiets vermoedelijk uit angst gebeurt, maakt het uiteindelijk alleen maar tragischer.

Dingen delen is het enige dat ons redt. Pijn delen, liefde delen, verdriet en zorg delen is moeilijk, maar het is uiteindelijk het enige dat ons op de lange termijn overeind houdt.

*

Nawoord: De reacties op mijn stukje maken een verduidelijking nodig. Iedereen heeft het recht te sterven zoals hij of zij wil, en dat nabestaanden het soms moeilijk hebben met die keuzes is hun probleem maar doet aan dat recht werkelijk geen sodemieter af. Dat Lies zo jong stierf was vreselijk, voor haarzelf in de eerste plaats, maar ook voor iedereen om haar heen. Ik hield erg van haar, ze was een van mijn oudste vriendinnen, en we hebben elkaar door veel heengesleept.

Als Lies alleen had willen sterven, was dat okee geweest en of ik er last van had gehad deed dan niet terzake, want het ging om haar: zij was dodelijk ziek. Het probleem was echter dat haar echtgenote iedereen weghield, soms zelfs wegruziede. De laatste weken belde Lies haar oude vrienden vaker – meestal stiekem. Lies stierf alleen, niet uit eigen keuze. Lies hield enorm van mensen om zich heen en trok zich altoos aan anderen op. Over het verdriet van vrienden en familie die haar niet mochten zien in haar laatste maanden – daarover ging mijn column.

Data op straat

Waar het privacy en internet betreft, gaat de bezorgdheid gewoonlijk uit naar wat mensen zelf op het net zetten. Hoewel het raadzaam is daarover na te denken (is het slim om op je blog te vertellen dat je op vakantie gaat wanneer je huisadres makkelijk is te vinden?) en om rekening te houden met je latere ik (wil je werkelijk tien jaar nog steeds herinnerd worden aan die foto waar je stomdronken op staat, of aan dat expliciete verhaal over die wilde nacht?), is dat niet het grootste probleem. Je hebt er vooral jezelf mee en zulke domheid schaar ik, zij het met lichte tegenzin, onder de mensenrechten. Bovendien leren men sen snel: elke keer dat dergelijke verhalen breed worden uitgemeten, is er een opvoedkundig schokeffect.

Erger is het wanneer anderenslordig zijn met onze gegevens. Instanties die slordig zijn met data, laten iets slingeren dat niet van hen is. Dat is van een andere orde. Meestal gaat het meteen om massa’s gegevens en worden duizenden of tienduizenden mensen geraakt. Het gaat daarbij vaak om gevoelige gegevens: adres, girorekening, sofi-nummer, inkomen, geboortedatum – genoeg om online iemands identiteit mee te kunnen vervalsen.

We zagen het nogal eens gebeuren, de laatste weken. Eind november bleek Defensie gegevens van mariniers online te hebben gezet: 340 pagina’s met daarop hun naam, huisadres, functie en rang. Er zaten mariniers tussen die bij inlichtingendiensten werkten. Leuk, je werkgever die je cover verraadt. Defensie verwijderde de gegevens uiteindelijk van de website maar ze bleven nog wekenlang vindbaar.

Een week geleden bleek dat Vecozo, die voor de medische sector bijhoudt wie waar verzekerd is, inmiddels 80.000 mensen toegang biedt tot haar gegevens. Van tandarts tot taxichauffeur, van apotheek tot leverancier van hulpmiddelen: iedereen kan erin grasduinen en adressen, sofi-nummers en geboortedata van verzekerden opzoeken. Daar vallen niet alleen de gegevens van bekende Nederlanders onder, maar ook de verblijfsadressen van vrouwen die voor hun man zijn gevlucht en andere geheime adressen. Zo’n site met een wachtwoord beveiligen is leuk maar dat wordt een holle frase als één op de 200 Nederlanders toegang tot de site heeft. Vecozo weigert elk commentaar.

Twee dagen later bleek verzekeraar CZ een fout in haar website te hebben waardoor de gegevens van 55.000 mensen die een offerte hadden gevraagd, te kijk stonden. Naam, adres, inkomen, sofi-nummer, bankgegevens, geboortedatum, gezinssamenstelling, roept u maar. CZ werd door een deskundige op de hoogte gesteld van het lek maar deed niets. Toen het nieuws vijf dagen later via het AD bekend werd, sloot CZ de website en riep ineens mea culpa. Hoogleraar informatica Chris Verhoef noemde de site ‘een startpagina voor identiteitsfraude, want met deze informatie kan een crimineel zo een creditcard op naam van iemand anders aanvragen.’

Vorige week ging een nieuwe richtlijn van het CBP over de online publicatie van persoonsgegevens van kracht: wie iets publiceert, moet zelf beoordelen of dat wettelijk juist is. Het gaat daarbij om bedoelde publicatie. Wat mij betreft wordt het tijd dat het CBP ferme boetes gaat uitdelen aan al wie onbedoeld persoonsgegevens publiceert of laat slingeren, want daar zit momenteel de pijn. Wie weet leren die instanties dan eindelijk om zorgvuldiger met onze gegevens om te gaan.

Naschrift: op www.spaink.net/data_breaches.html ben ik zojuist een chronologische lijst begonnen van dergelijke ‘incidenten’. Lees je ergens over zo’n voorval, mail me dan alsjeblieft, uiteraard met documentatie.

Privacy is een airbag

Rekeningrijden of kilometerheffing: hoe het kabinet het ook wil noemen, een systeem dat de bewegingen van alle auto’s bijhoudt, vormt een nieuwe aanslag op onze privacy. Tenzij we van meet af aan solide waarborgen inbouwen, zetten we zometeen een enorme stap in het altijd en overal minutieus volgen van burgers. Weer een schat van data om in te grasduinen, om op en naast andere data te leggen, om kruisverbanden mee te leggen en mensen mee uit te filteren.

Wie niets te verbergen heeft, hoeft zich toch geen zorgen te maken, zeggen we dan. Hoe vaker ik dat argument hoor, hoe ongeruster en obstinater ik word. De premisse van die stelling is immers fundamenteel verkeerd. De grondslag van elke rechtstaat is dat burgers hun onschuld niet hoeven aan te tonen: de aanname van ieders onschuld vormt het uitgangspunt, het fundament waarop we staan. Alleen bij gerede twijfel mogen iemands gangen worden doorgelicht en onderzocht. Er dient een onderbouwde verdenking te bestaan vooraleer de overheid iemands privacy mag doorbreken.

We redeneren tegenwoordig omgekeerd. Ieders privacy mag worden omvergehaald, iedereen mag worden doorgelicht, overal, en te allen tijde. We geloven dat alleen wie toch al fout was zal sneuvelen, en veronderstellen dat de rest – de zuiveren, de échte onschuldigen – overeind blijft, onaangetast.

Maar zo werkt het niet. Want wie overeind blijft, is inmiddels niet meer onaangetast. Die is transparant gemaakt en doorzichtig geworden, die is zijn schil kwijt, die legt permanent verantwoording af. Privacy is de bufferzone tussen burger en overheid, de veiligheidsmarge die moet voorkomen dat de overheid (of haar dienaren) teveel macht krijgt over een individu. Privacy is onze airbag. En we prikken ‘m aan alle kanten lek.

De gedachte dat wie niets te verbergen heeft, vrijuit gaat, legt de focus principieel verkeerd. Het is niet te burger die zichzelf hoeft te bewijzen. In een rechtsstaat moet de overheid bewijzen dat zij recht en reden heeft om in een specifiek geval iemand door te lichten. Wij hoeven helemaal niet transparant te wezen, in tegendeel: de overheid moet verantwoording afleggen vooraleer zij zich in iemands kreukelzone mag begeven.

Dat hele systeem van checks and balances geven we de laatste jaren op: bij algemene wet worden bijna maandelijks maatregelen genomen die, zonder dat politie of justitie hoeven aan te tonen dat er gegronde reden voor een specifieke verdenking is, overheidsinstanties het recht geven burgers massaal door te lichten.

U heeft niets te verbergen, zegt u. Maar al wie dat beweert, veronderstelt dat hij zélf uitmaakt wat mag en wat niet mag. Dat-ie alle wetten wel kent. (Kent u ze echt allemaal? En heeft u er nooit eentje overtreden? Heus niet? Nooit ‘s een post op de belastingaangifte verzwegen, of iets aangedikt? Nooit ‘s door rood gegaan, of te hard gereden? Nooit drugs gekocht? Nooit iets zonder te betalen uit de winkel meegenomen? Nooit een discriminerende opmerking gemaakt? Nooit iemand dood gewenst?)

Wie zegt niets te verbergen te hebben, gaat uit van een systeem van checks and balances, van een methodiek van recht en verantwoording die we nu juist gaandeweg aan het opgeven zijn. Die redeneert nog vanuit een systeem waarin de politie heel precies verantwoording moet afleggen als ze inbreuk maakt op onze rechten, vanuit een systeem van gerede verdenking als grondslag.

Privacy is het kind van de rekening. En we walsen haar plat.

Een op tien Nederlanders verdacht

Minister Ter Horst wil de bevoegdheden van inlichtingendiensten opnieuw sterk uitbreiden. Vervoersbedrijven, banken en telecombedrijven moeten voortaan gegevens van individuele burgers en groepen verplicht aan de inlichtingendienst afstaan. Financiële transacties, vervoersbewegingen (denk aan de OV-chipkaart en het de TomTom, of het rekeningrijden), websurfen, telefoongesprekken – alles wordt, liefst live, opvraagbaar voor de AIVD. Ook andere, nog nader te noemen instanties en bestuursorganen worden verplicht mee te werken aan het leveren van gegevens over burgers. Weer een nieuwe wet in de maak, ditmaal eentje die bijna carte blanche geeft.

En er mag al zo veel, qua opvragen, en er zijn al zoveel andere wetten onderweg. Het College Bescherming Persoonsgegevens is ongerust over de enorme hoeveelheden gegevens die politie en justitie nu al mogen opvragen bij bedrijven. ‘Het verzamelen van zoveel gegevens over onverdachte mensen heeft geen toegevoegde waarde,’ zei de voorzitter van het CBP, Jacob Kohnstamm, vorige week in Vrij Nederland. Er worden tegenwoordig standaard grote hoeveelheden data over alle burgers verzameld en bewaard omdat die ‘misschien nuttig’ zouden kunnen zijn. Hij waarschuwt dat dit een breuk betekent met de grondslag van onze rechtstaat: dat alleen wie verdacht wordt, wordt geobserveerd. Terrorismebestrijding heeft de vorm aangenomen van het verzamelen van zoveel mogelijk gegevens over almaar groter wordende groepen onverdachte personen, zei Kohnstamm al in 2005.

De Nederlandse Vereniging van Banken vindt dat de overheid orde moet scheppen in het verzamelen van informatie door politie en inlichtingendiensten. Er wordt ongebreideld informatie opgevraagd, terwijl onduidelijk is waarvoor of waartoe het leidt. Slechts in zeldzame gevallen wordt vervolging ingesteld op basis van de informatie. ‘Dat ondergraaft het draagvlak voor medewerking aan de opsporingsdiensten,’ liet een woordvoerder van de NVB vorige maand aan het Financieele Dagblad weten.

De Nederlandse telecomsector is al even ongerust. Die krijgen te pas en te onpas verzoeken om gegevens over burgers aan opsporingsdiensten te leveren, soms zonder dat daar een fatsoenlijk schriftelijk bevel aan te pas komt. Het CIOT, een centrale databank waarin van dag tot dag wordt bijgehouden welke burger achter welk e-mailadres, telefoonnummer en IP-nummer zit, is afgelopen jaar maar liefst 1,8 miljoen keer geraadpleegd door de speurders. ‘Een op tien Nederlanders verdacht,’ kopte Vrij Nederland cynisch.

Een kort voor de zomer uitgebracht rapport over nut en noodzaak van al dat bewaren en opvragen is ongemeen kritisch. Het rapport, nota bene verschenen op initiatief van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding, is gebaseerd op ruim honderd interviews met allerlei betrokkenen: van korpschefs en de hoofden van de diverse inlichtingendiensten tot functionarissen van ‘informatieleveranciers’ zoals de telecom- en de bancaire sector. ‘Data voor daadkracht’ concludeert dat het een warboel is. De wetten buitelen over elkaar. Niemand weet nog precies wat er mag en moet. De opslag en opvraging van gegevens over burgers gebeurt niet zorgvuldig, niet effectief, niet doelmatig en niet proportioneel. Er is geen strategische samenwerking, geen systematiek, geen bestuurlijke aandacht, geen politiek debat, en geen gemeenschappelijke visie. De overheid wil als een holle bolle Gijs alleen maar meer gegevens.

En telkens weer blijkt dat het ‘m nooit in te weinig informatie zat, of het nu over 9/11, Madrid, Londen, de Hofstadgroep of de verijdelde plannen in Duitsland gaat. Wat wel ontbreekt is fatsoenlijke samenwerking tussen overheidsinstanties. Maar liever dan naar zichzelf te kijken, houdt de overheid haar burgers in de gaten.

» Rapport Data voor Daadkracht, pdf, 960 KB, 66 pagina’s
» Aanbiedingsbrief rapport voor Tweede Kamer, 30 augustus 2007

Google wil weten wat u heeft

Elektronische patiëntendossiers zijn hot. Handig, zegt iedereen, want dan kan een behandelaar in je bestand kijken en precies zien wat je medische geschiedenis is en wat je aan medicijnen slikt. Als er een urgente situatie is weet iedereen meteen wat er aan de hand is. Dat dokter A ziet wat dokter B al voorgeschreven heeft is bovendien slim en voorkomt complicaties, want dat verhindert dat je als patiënt conflicterende pillen krijgt.

Elektronische gegevensverzamelingen zijn hot, en in het medisch bedrijf gaat een boel geld rond. Dus werken zowel Microsoft als Google aan een online medisch patiëntendossier dat mensen zelf kunnen bijhouden. Snel vanaf elke plek op te roepen en geweldig hulpmiddel voor elke patiënt en dus voor diens artsen – zeggen ze.

Persoonlijk word ik er niet blij van. Ik weet teveel van koppelingen en virussen en lekken op internet. Ik wil helemaal niet dat er zoveel gegevens online over me zijn te vinden. Ik weet hoe makkelijk zulke gegevens te hacken en te veranderen zijn en hoe kwetsbaar dat mensen maakt, zeker als het om medische gegevens gaat. Persoonlijk heb ik er voorts alleen maar last van gehad dat artsen mijn voorgeschiedenis te goed kenden. Die keer dat ik epileptisch het ziekenhuis werd ingereden, voorkwam mijn voorgeschiedenis een adequate diagnose: het zou de ms wel zijn. Het duurde een week voordat ze doorhadden dat ik last van iets nieuws had, te weten een hersenbloeding.

Wat de patiëntendossiers die Microsoft en Google aan het ontwikkelen zijn compliceert, is dat ze geen enkele binding hebben met het medisch bedrijf. Hun gegevens zijn tweedehands. Voor iedereen die een huisarts of specialist bezoekt en onderzoek ondergaat, worden gegevens vastgelegd: de aantekeningen van de arts, de uitslagen van onderzoeken. Die gegevens komen in je medisch dossier.

Maar wat komt er in je Microsoftdossier, in je Googledossier? Die bedrijven hebben geen enkele band met welk ziekenhuis ook en krijgen geen geautoriseerde gegevens aangeleverd. In je eigen Microsoft- of Googledossier staat er alleen wat jij weet en er zelf hebt ingezet. Maar op die informatie zit geen enkele controle. De arts die zich verlaat op door leken overgetypte gegevens mag wat mij betreft linea recta worden ontslagen, ook als de leek in kwestie de patiënt zelf is. Als patiënt ben je betrouwbaar als het gaat om ervaring – hier pijn, daar iets raars – maar lichamen en meetwaardes en vooral de interpretaties daarvan zijn medisch zo gecompliceerd dat een arts zich alleen kan verlaten op wat gecertificeerd als afwijkend wordt herkend. En die certificatie, daaraan ontbreekt het als patiënten zelf gegevens overtypen.

Lastiger: zelfs als Google en Microsoft waterdichte contracten met alle artsen en ziekenhuizen ter wereld zouden afsluiten, zou ik huiverig zijn. De zoekdiensten van die bedrijven weten inmiddels te veel en willen teveel. Ze weten waarop je zoekt, waar je naar kijkt, met wie je mailt, wie je vrienden zijn, wat je locatie is. Bij monde van een van haar directeuren liet Google eerder dit jaar weten dat haar ambitie is om ieders raadsman te zijn: ‘We willen dat gebruikers ons kunnen vragen: wat zal ik morgen eens gaan doen, of: wat voor baan zal ik nemen?’

Google wil antwoord op zulke vragen kunnen geven. Persoonlijke antwoorden. Bij zo’n bedrijf wil ik mijn medische kwesties niet kwijt, zeker niet wanneer dat bedrijf in een dodelijke concurrentie is verstrengeld met een ander bedrijf dat beweert hetzelfde te willen.

Van angst naar les

Vrouwen lijken onterecht bang te worden door de borstkankercampagnes, wijst recent onderzoek van het KWF uit. Jongere vrouwen schatten sindsdien hun risico te hoog in. Nu is hun angst volgens mij niet helemaal ongerechtvaardigd. Een kwart van de vrouwen die borstkanker krijgt, is immers onder de vijftig; dat zijn er ruim drieduizend per jaar – oftewel bijna tien per dag. Daarnaast komt de ziekte op steeds jongere leeftijd voor. Bij de Amazones, een site voor jonge vrouwen met borstkanker, hebben we zelfs deelnemers van 19 en 21.

Vreemd vind ik dat niet, die onrust. Sterker, dat lijkt me zelfs een beoogd doel van zulke campagnes, en in die zin maak ik me er ook niet heel veel zorgen over. Dergelijke onrust wordt vaak juist bewust bevorderd, in de hoop dat die tot gewenste gedragsveranderingen leidt. Beweegt u voldoende? Eet u wel gezond genoeg? Doen hoor, dat vermindert uw kans op kanker, stelt het KWF zelf in een andere campagne die ze momenteel voeren. Dan vraagt ook niemand zich af of zo’n campagne niet per ongeluk geen onterechte angsten aanwakkert.

Trouwens: wat is onterecht, als we het over ruim drieduizend vrouwen per jaar hebben? Juist in hun geval zijn huisartsen iets minder geneigd klachten voldoende serieus te nemen – ‘voor borstkanker bent u nog te jong’ – en de klassieke detectiemethoden zoals echo en mammografie geven juist bij jongere vrouwen weinig houvast, omdat hun klierweefsel vaak nog te hecht is. En juist in hun geval is borstkanker bijzonder ingrijpend, niet alleen omdat kanker bij jongere mensen vaak agressiever is. Wie jong aan de borstkankerchemo of aan de -hormonen moet, komt immers vervroegd in de overgang (en dat is nogal wat als je net in de dertig bent), en raakt vaak onbedoeld onvruchtbaar. En dat nog los van die gehavende borst en dat angstige perspectief.

Waar het aan schort in de campagnes, dunkt me, is dat vrouwen een goed instrument krijgen aangereikt om zichzelf een beetje in de gaten te houden. Hoe doe je nu precies zelfonderzoek? Waar moet je op letten? Moet je bij elke bobbel, deuk of ingetrokken tepel meteen aan kanker denken? Wanneer ga je naar de dokter en wanneer niet? Dat het er vooral om gaat om veranderingen in je borsten op te merken – en het daarvoor dus buitengewoon belangrijk is te weten hoe je borsten normaliter aanvoelen – blijkt kennis te zijn die tegenwoordig amper meer wordt doorgegeven.

Het aanleren van goed zelfonderzoek zou centraal moeten staan in de campagne, temeer daar ook vrouwen die te oud zijn voor deelname aan het standaard bevolkingsonderzoek daar iets aan hebben. Ook hun kansen op borstkanker zijn (niet langer) zo hoog, en als het ze toch treft is het vaak een langzaam groeiende soort, maar toch. Bovendien is goedzelfonderzoek ook verstandig voor de vrouwen tussen de 50 en 75 die netjes elke twee jaar hun borsten in de pletmachine laten controleren: want tussen de controles door hebben de zogeheten ‘snelle groeiers’ de vrije hand.

Het is een vuistregel van campagnevoeren dat je mensen niet alleen een slechte boodschap moet geven: dan sluiten ze zich af of worden bang. Pas wanneer je ze tegelijkertijd een handvat aanbiedt, heeft een campagne zin. Geef vrouwen een instrument: laat ze hun eigen handen leren gebruiken.