Drop voor de douane

Een paar jaar geleden werd ik tijdens een overstap op een Frans vliegveld door de douane uit de rij gevist. Het kwam belazerd uit: mijn eerste vlucht was met vertraging aangekomen en de afstand tussen de gate van aankomst en die van vertrek was van dien aard dat ik inmiddels op het punt stond mijn aansluiting te missen. En waarom zou de douane in een tussenliggend land me überhaupt moeten controleren? Ik kwam niet uit Frankrijk vandaan en ging niet naar Frankrijk toe. Maar mee moest ik, een provisorisch kamertje in.

Een douanemevrouw beklopte mijn jaszakken achterdochtig en voelde iets. Ze viste het voorwerp eruit, wierp er een snelle blik op en snauwde me toe: ‘C’est interdit, dat mag je niet meenemen!’ Ze hield de boosdoener triomfantelijk voor me op. Ik was zo perplex dat ik haar uitlachte, heel ondiplomatiek maar ik kon haar niet serieus nemen. ‘Doe niet zo mal, dat mag best. Het is een rol drop. Snoep.’

Gelukkig nam ze geen wraak op me voor haar fout en haalde ik mijn aansluitende vlucht nog net. De botte gedecideerdheid, het air waarmee ze een categorische uitspraak deed over iets dat ze niet herkende, staat evenzeer in mijn herinnering gegrift als haar vooringenomen willekeur. Ze wilde iets vinden. Ze moest iemand hebben. Het gaf niet wie, noch waarom. Wat een naar trekje is voor iemand die macht over je heeft, hoe kortstondig die macht ook moge zijn.

Afgelopen week werd bekend dat de Amerikaanse douane de vrije hand heeft gekregen om laptops, mobiele telefoons, mp3-spelers, digitale camera’s, usb-sticks en wat dies meer zij van reizigers te doorzoeken, in beslag te nemen en te kopiëren. Er hoeft daarvoor, zo staat nadrukkelijk in het document, geen enkele vorm van verdenking op iemand te rusten. Willekeurig wie mag eraan worden onderworpen. Het argument waarom een willekeurige douanebeambte al je e-mail mag kopiëren, al je foto’s kan bekijken of je computer zonder tekst of uitleg voor onbepaalde tijd kan confisqueren?

Het eerste motief: terrorismebestrijding. De term begint bijna flauw te worden, de magie van het argument raakt uitgewerkt. Terrorismebestrijding. Tjee. Gaap. Alweer? Mocht de overheid nog niet genoeg? Is het met de terreur sinds 9-11 werkelijk zo uit de hand gelopen dat er elk halfjaar nieuwe, nog draconischer wetten moeten worden uitgevaardigd, en zijn alle reizigers verdacht geworden? Kunnen we maar niet beter helemaal ophouden met reizen? Is ook beter voor het mileu, trouwens.

Het tweede motief: het tegengaan van auteursrechtschending. Duh. Hoe bewijs je in hemelsnaam dat je de rechtmatige eigenaar bent van je digitale bestanden? Moet je voortaan op reis naar de VS een map meenemen met de aankoopbewijzen van al je ringtones en de originelen van je cd’s als je je laptop of mobieltje niet wilt kwijtraken? En staat de ingreep – je onmisbare gereedschap geruime tijd kwijt, al je privécorrespondentie bezoedeld door andermans ogen – in verhouding met de verdenking dat je ergens misschien een illegaal bestand hebt?

Inmiddels heb ik al van verschillende mensen die voor hun werk naar Amerika moeten reizen, gehoord dat ze een goedkope laptop willen aanschaffen. Een weggooimodel, voor het geval dat. Want met pech tref je een grenscontroleur die een stok zoekt om een reiziger te slaan en die ineens beweert dat drop verboden is. Ondiplomatiek uitlachen helpt dan niet meer.

Links:

Datalekkerij

In de Britse pers is het bijna een hobby geworden: rapporteren over ontsnapte persoonlijke gegevens. Toen een handvol ambtenaren kort na elkaar cd’s kwijtraakten met daarop de gegevens van miljoenen burgers, compleet met hun adres, geboortedatum, gezinssamenstelling, bankrekening en soms zelfs hun saldo, is de pers daar buitengewoon alert geworden op het probleem en nu verschijnt er bijna elke week wel een artikel over interne documenten die open en bloot op websites staan, wagenwijde lekken in software en verloren of verkeerd bezorgde cd’s met persoonsgegevens.

Ook de houding van het publiek is veranderd. De Britten dachten aanvankelijk, net als Nederlandse burgers. ‘ach nou ja, stom van ze, maar wat kun je daar nu helemaal mee’. Dat veranderde rap nadat een populaire presentator hardop zei dat onverlaten toch niks hadden aan de wetenschap wat zijn naam, gironummer en geboortedatum waren. Twee dagen later wist-ie beter: op basis van die ogenschijnlijk onschuldige gegevens had iemand kunnen inbreken op zijn bankrekening en een maandelijkse automatische overschrijving naar een goed doel aangemaakt.

Het kostte de presentator handenvol werk om de inbreuk ongedaan te maken. Ik geloof dat-ie zich heeft neergelegd bij de al gepleegde overmaking (hij kon het geld ook gerust missen), maar probeer als gewone burger maar eens een kennelijk door jezelf gedane overschrijving ongedaan te maken. Vanaf dat moment sloeg de sfeer in de Britse pers om. Data breaches – want zo heten die ongelukjes met persoonsgegevens – zijn nu groot nieuws in Engeland. Er struikelen tegenwoordig zelfs ministers over.

De Nederlandse pers is nog lang niet zover. Niet dat zulke dingen hier nooit gebeuren, in tegendeel. Alleen ziet niemand de nieuwswaarde er van in.

Vorige week ontdekte het business magazine Z24 dat ergens op een website een intern document van MeesPierson Bank te kijk stond. MeesPierson is een tak van Fortis die alleen klanten met meer dan een miljoen euro als klant aanneemt. Het document bevatte een overzicht van de rijkste klanten: naam, rekeningnummer, wat voor investeringen ze hebben gedaan, hun hypotheek en hun spaartegoeden. Het incident trok amper aandacht. Vier regeltjes in een krant, een kort stukje op een gespecialiseerde website, dat was al. En de ontdekkers waren nog wel journalisten – mensen met een goede ingang tot de pers. IJzersterk verhaal, goede contacten, en toch: minimale berichtgeving.

Soms denk ik: hadden we hier maar zo’n charitatieve hacker, iemand die op een humoristische manier aantoont dat onze tentoongespreide gezapigheid over zulke datalekkerij dom en kortzichtig is – want dat is het. Hoe kunnen we enerzijds accepteren dat onze maatschappij afhankelijk is geworden van gegevensstromen, dat ons hele hebben & houden, onze rechten & plichten, staan of vallen met wat er over ons is vastgelegd, en anderzijds tolereren dat overheden en bedrijven zo vaak laks zijn met diezelfde gegevens?

Verwant daaraan: hoe kan een overheid die wil dat we ons voor alles identificeren, brakke OV chipkaarten accepteren die zo makkelijk te vervalsen zijn als de Mifare chip? Hoe kan diezelfde overheid steunen op vingerafdrukken, die immers in twintig seconden te jatten en na te maken zijn?

Een samenleving die steunt op datastromen kan het zich niet permitteren slordig te zijn met diezelfde gegevens. Het wordt tijd dat we gaan nadenken over datahygiëne: hoe voorkomen we vervuiling en lekken van data, hoe beschermen we gegevens, hoe verifiëren we ze – en dus: hoe beschermen we onszelf.

» Zie ook mijn overzicht van Dutch Data breaches.

Verdragsklem

De crux van vrijheid van meningsuiting is niet dat jij mag zeggen wat je wilt, maar dat je andermens recht ondersteunt opinies te ventileren die jijzelf abject vindt. Jezelf rechten toekennen is makkelijk; de werkelijke toets is of je andersdenkenden aan het woord wilt laten. Wat dat betreft heeft Wilders – zijn oproep tot een verbod op de Koran indachtig – bepaald een slecht trackrecord, ook al werpt hij zichzelf nog zo luidkeels op als eerzame underdog die als laatste het fort bewaakt.

Wilders mag van mij zeggen wat hij wil: dat recht is immers ten diepste verbonden met het mijne om te schrijven dat ik zijn brainfarts abject vind. (Wel had ik graag dat de kranten minder kwijlend achter hem aanliepen en niet elke gedachtekronkel van hem tot opiniestuk bombardeerden.)

Om diezelfde reden baart het me grote zorgen dat Jordanië een arrestatiebevel tegen de man heeft uitgevaardigd, een bevel dat krachtens internationale verdragen ook elders uitvoerbaar is. Wilders is Nederlands staatsburger en doet hier iets wat hier mag, en geen enkel ander land heeft dan nog het recht zich daar buiten haar eigen grondgebied tegenaan te bemoeien. Jordanië zou uitsluitend het recht mogen hebben Wilders de toegang tot het land te ontzeggen; de mogelijkheid hem door anderen te laten aanleveren, schendt niet alleen zijn rechten maar in dezelfde manoeuvre die van alle wereldburgers.

Een paar maanden geleden speelde eenzelfde kwestie, ik schreef erover in
januari. Een aantal Nederlanders hing een opsporing via Interpol en uitlevering aan India boven het hoofd. Een Indiaas bedrijf had in Bangalore een zaak aangespannen tegen Schone Kleren, een Nederlandse actiegroep die op haar website verslag deed van wangedrag van dat bedrijf. Volgens de Nederlandse wet deed Schone Kleren niets verkeerd, maar dat maakte Bangalore niet uit. Ook de directeuren van de provider die de website hostte (Antenna) en van de provider die hun internetverbinding leverde (XS4ALL) hing arrestatie boven het hoofd, wat helemaal bizar was: providers worden in Nederland niet aansprakelijk geacht voor wat hun klanten doen, behoudens een aantal nauwgezette uitzonderingen, waar dit geval bepaald niet aan voldeed.

India had godlof het Cybercrimeverdrag niet ondertekend. Was dat wel het geval geweest, dan was Nederland verplicht geweest de ondernemers uit te leveren. Maar andere landen, die andere verdragen met India hadden – bijvoorbeeld alle landen van het oude Gemenebest – hebben die verplichting wel. Kortom: de directeuren in kwestie hadden een reisverbod, op risico van uitlevering.

Het kostte XS4ALL en Antenna enorm veel moeite om Economische Zaken en Buitenlandse zaken voor hun probleem te interesseren. Zelfs toen eindelijk op hoogambtelijk niveau was doorgedrongen dat het absurd was dat Nederlandse ondernemers dreigden te worden uitgeleverd voor iets dat a) hier legaal was en b) iets dat zijzelf niet eens deden, weigerde Economische Zaken de kwestie te berde te brengen tijdens al geplande handelsmissie naar India, zodat Beatrix daar vriendelijk handenschuddned rondliep en elke lastige discussie meed. (Wat dat betreft krijgt Wilders helderder en oprechter steun van de regering. En nog klaagt-ie.)

Het gaat niet om Wilders versus Jordanië, meneer Wilders. De kwestie is dat onze eigen overheid in de loop der jaren allerlei verdragen heeft getekend die het mogelijk maken dat wij onze eigen onderdanen moeten uitleveren voor zaken die hier volkomen legaal zijn. In die zin doet het me deugd dat ditmaal een politicus in de klem zit: een koekje van eigen deeg.

Zwarte kousen

De discussie over embryoselectie die is ontstaan, is een kabinetscrisis waard: ineens wil het gereformeerde smaldeel van de regering op zuiver religieuze gronden ingrijpen in een al langer bestaande, met veel zorgvuldigheden en voorzichtigheden omklede medische praktijk.

Daarbij zijn de argumenten vals. Het gaat bij genetische kanker om een kans van circa 90% dat dragers die ziekte inderdaad ontwikkelen: een zo hoog percentage dat het aan akelige zekerheid grenst. Bij andere ernstige erfelijke ziektes die voor embryoselectie in aanmerking komen, zoals Huntington of Duchenne, zijn de percentages niet veel hoger. Dus niksniet hellend vlak. Waarom zou je wel embryo’s op Duchenne mogen selecteren en niet op erfelijke borst- of maagkanker?

‘Zulke ziektes ontstaan meestal pas na je dertigste, tegen die tijd kan de geneeskunde toch zoveel méér,’ zei een ChristenUnie-mevrouw op televisie. De hypocrisie is stuitend: enerzijds alles inzetten op de belofte van de medische wetenschap, anderzijds de daadwerkelijke oplossing die medici nu bieden, veroordelen. Bovendien snap ik de logica niet. Als je niet mag ingrijpen in het ontstaan van een leven, waarom mag je dan wel iets doen aan een lichaam dat daaruit geboren wordt?

De geneeskunde begrijpt steeds meer van kanker, maar genezen kan ze lang niet altijd. Denken dat dat in de toekomst anders zal zijn, is dom. Bovendien wil geen ouder zijn kind met open ogen opzadelen met een leven waarover de doem van Duchenne of van preventieve borstamputatie of maagverwijdering hangt.

Gereformeerden zijn vertrouwd met onontkoombaar lot: God heeft al bepaald of je bij de bokken of de schapen hoort, niks wat je doet helpt nog, en toch moet je altijd erg je best blijven doen. Dat sentiment van de predestinatie zal aan het standpunt van de ChristenUnie over ziekte en geboorte ten grondslag liggen. Maar zij ervoor kiezen met een zwaard van Damokles te leven, wil niet zeggen dat ze dat lot aan anderen mogen opleggen.

Eigenlijk wil de ChristenUnie die hele embryoselectie niet. Maar rommelen in de schepping doen we al eeuwen, en embryoselectie is verre te prefereren boven het huidige – wel geaccepteerde – alternatief van prenatale diagnostiek: vlokkentesten en puncties, en dan soms een abortus in het tweede trimester. Liever selecteren als er nog zo min mogelijk leven in spe is. Liever die ouders dat leed besparen.

‘En jij dan,’ vroeg iemand me, ‘als je van te voren wist dat je borstkanker zou krijgen, zou dat dan een reden zijn om helemaal niet te willen leven?’ Dat is een vraag uit het ongerijmde, want een tijdsparadox. Als ik niet geboren was, was er niemand die dat kon betreuren want niemand had dan van mij geweten, ik al helemaal niet. Nu ik er wel ben, ja nu zit ik met die kanker.

De betere vraag is: als mijn borstkanker nu genetisch was, met welk recht scheep ik mijn kinderen dan op met 90% kans dat ze het ook krijgen, wetend hoeveel ellende het mij heeft opgeleverd? Wetend dat zo’n kind al die tijd het besef heeft van wat haar te wachten staat, en dat het geen donder uitmaakt hoe ze verder leeft, want van die 90% komt ze nooit meer af? Met welk recht veroordeel ik mijn kind tot de keus tussen preventieve amputatie of een vroege dood?

(De beste vraag is uiteraard waarom mensen überhaupt zo’n sterke drang hebben om kinderen te krijgen. Het antwoord daarop ben ik nog altijd schuldig.)

Even slecht is ook gelijk

De PvdA pleit voor een enkele regeling waarin alle soorten arbeidsongeschikten in zouden worden ondergebracht. Momenteel wordt onderscheid gemaakt op grond van de leeftijd waarop iemand arbeidsongeschikt raakt: wie nooit – of maar kort – heeft gewerkt belandt in de Wajong en krijgt 75% van het minimumloon, wie enige tijd heeft gewerkt komt in de WAO en krijgt 75% van zijn of haar oude salaris. De PvdA wil dat gelijktrekken: in de toekomst krijgt elke arbeidsongeschikte 75% van het minimumloon. ‘We trekken één lijn, om een einde te maken aan de oneerlijkheid in het systeem,’ zei fractievoorzitter Mariëtte Hamer vorige week.

Dat klinkt redelijk. Meer gelijkheid en minder oneerlijkheid, wie is daar nu tegen? In de praktijk echter valt het voorstel anders uit: de scheiding tussen wie werken kan en wie niet, wordt scherper. Alle arbeidsongeschikten worden, ongeacht hun leeftijd en hun arbeidsjaren, in de plannen van de PvdA op 75% van het minimumloon gezet – alle geleidelijkheid gaat uit het systeem. Wie op latere leeftijd in de WAO belandt, krijgt ten opzichte van de huidige situatie een fikse aderlating te verduren: ze krijgen voortaan een even belabberd inkomen als de Wajongers nu hebben.

De achtergrond van het plan is dat de PvdA vindt dat meer arbeidsongeschikten aan het werk moeten. Een contradictio in terminis uiteraard, waar fractievoorzitter Hamer met groot gemak overheen wandelt. Ze behandelt het probleem alsof het een kwestie van mentaliteit van de zijde van de arbeidsongeschikten is. ‘Een gehandicapte op de werkvloer moet de normaalste zaak van de wereld worden.’ Hamer hoopt dat arbeidsgehandicapten via een proefplaatsing van drie maanden een reguliere baan vinden tegen cao-loon. De overheid moet bij het aannemen van ‘mensen met een vlekje’ een stapje harder lopen. Desnoods overweegt Hamer om quota in te voeren.

Die stelling heeft de overheid al eerder betrokken. In de jaren negentig werd een streefcijfer gehanteerd: overheidsinstellingen en bedrijven zouden minstens vijf procent gehandicapten in dienst moeten hebben. Loonsubsidies, aanmoedigingssubsidies, omscholingscursussen, subsidies om werkplekken aan te passen en wat al niet werden ingezet. Het hielp allemaal bitter weinig. De meeste werkgevers voldoen bij lange na niet aan deze norm. Erger nog, ook de overheid zelf gooit er met haar pet naar en neemt amper gehandicapten in dienst. De Rekenkamer deed een aantal jaren na invoering van de streefcijfers een onderzoek, en meldde na secuur telwerk dat de verzamelde ministeries hooguit anderhalf tot drie procent gehandicapte werknemers in dienst hebben. Die vijf-procentsnorm is al jaren een grote farce.

Gedeeltelijk arbeidsongeschikten hebben het al moeilijk, ze merken nog steeds dat werkgevers weinig geneigd zijn hen aan te nemen. Hoe stelt Hamer zich dan voor dat mensen die volledig arbeidsongeschikt zijn, aan de bak komen?

Ik heb een tegenvoorstel voor mevrouw Hamer. Laat de fractie zelf het goede voorbeeld geven: voortaan zet de PvdA vijf procent arbeidsongeschikten op al haar kandidatenlijsten en zorgt ze dat alle partijwerknemers en -vrijwilligers voor minstens vijf procent uit arbeidsongeschikten bestaat. Als dat lukt, praten we verder.

Maar in gedachten zie ik haar al terugdeinzen: ‘Oh, maar fractiewerk vergt een hoge inzet, bij ons kan dat niet. Politiek werk is zwaar. Ons werk is voor gezonde mensen al niet goed vol te houden.’ Uh-uh. Alles moet anders, maar Not In My Backyard.

» Foto: blue_J op Flickr, CC license.

Massa geeft macht

Het onverwachte effect van internet is dat organiseren makkelijker wordt. De kosten van informatie verzamelen en mensen bij elkaar halen zijn schrikbarend gedaald: er is geen drukwerk nodig, geen porto, geen sneeuwbaltelefoonlijst, geen ledenadministratie, geen bureaumedewerker. Daarnaast maakt internet verspreide deelname en variëteit in soorten bijdragen mogelijk, zonder dat iemand de regie hoeft te voeren en taken hoeft te plannen of verdelen. Marie begint een artikel, Jan vult het aan, Anna verbetert het en Kees gebruikt het.

Clay Shirky beschrijft het fenomeen in zijn prachtige boek Here comes eveybody: the power of organizing without organisations. Doordat iets doen zo makkelijk is geworden en weinig kost – wat dat ‘iets’ ook moge zijn: een website opzetten voor vogelspotters in Amsterdam, gebruikersrecensies verzamelen van hotels, tv’s of stofzuigers, al je vrienden mailen dat je die avond in café X bent – is het nu ineens verhoudingsgewijs eenvoudig om dingen van de grond te krijgen die eerder te kostbaar zouden zijn geweest. En sommige van die nieuwe, eerder te dure activiteiten blijken een boel op te leveren.

Shirky beschrijft de huidige protesten tegen Scientology niet, die zijn daarvoor te recent, maar ze zouden er vlekkeloos in zijn boek passen. Nadat Scientology een video van het net trachtte te krijgen waarin Tom Cruise in een verward betoog de loftrompet over de sekte steekt, rare lachuitbarstingen afwisselend met priemend kijken, stond Anonymous op en vertelde de sekte per videobrief dat het welletjes was geweest. ‘Duh,’ dacht ik, als oude Scientology-criticus, ‘daar is wel wat meer voor nodig.’

Maar het werkt. Anonymous heeft inmiddels vier maal wereldwijd demonstraties tegen Scientology gehouden in steeds zo’n vijftig steden, en elke keer komen er meer mensen op af. De deelnemers dragen allemaal maskers. Dat maakt hun demonstratie tot een aandachttrekkend spektakel en benadrukt tegelijkertijd hun kritiek dat de sekte critici geregeld het leven zuur maakt. Elke demonstratie wordt uitgebreid gedocumenteerd op Flickr en YouTube. Zo ook vond het filmpje waarin een Scientoloog vorige maand in Amsterdam moedwillig de camera van een Anonymouslid vernielde, overal zijn weg: daardoor werd snel duidelijk wie dat agressieve sektelid was, zodat hem deze week de rekening voor een nieuwe camera gepresenteerd kon worden.

Scientology wordt erg nerveus van Anonymous. Het grappigste is dat Anonymous geen organisatie is: Anonymous is een steeds wisselende groep mensen die op een aantal websites openlijk plannen maken voor demonstraties, zonder zelf te weten wie erop af komen. Iedereen kan op die websites meepraten, iedereen kan meelezen, inclusief Scientology zelf. En aan dat laatste heeft Scientology helemaal niets. Hooguit kunnen ze een tegendemonstratie organiseren (wat ze ook eenmaal heeft geprobeerd), waardoor Anonymous alleen maar meer aandacht van publiek en pers kreeg. Auw.

Als oud-criticus kijk ik verbaasd toe. Er demonstreren nu meer mensen tegen Scientology dan ooit is gebeurd. Anonymous is een lobby aan het opzetten om de belastingvrijstelling van Scientology ongedaan te maken. Anonymous is met zoveel – en zo wisselend – dat er voor de sekte geen beginnen aan is mensen te traceren, laat staan ze te intimideren. En intussen lekken er steeds meer documenten van Scientology uit. Waar ik tien jaar lang heisa en rechtszaken van de sekte moest verduren om twintig pagina’s uit OT3 – het geheimste stuk van de sekte – staat heel OT3 nu al maandenlang op internet, en Scientology kan niets doen.

Anonymous snapt internet. Scientology niet, en dat wordt hun Waterloo.

Soapfamilie

Het is telkens wennen. In Lost is Hugo’s vader een rokken- en geldjager maar als de nieuwe vriend van de moeder van Amy (Judging Amy) is-ie een wijze, lieve tuinman. Het effect? Ik vertrouw zijn liefheid voor geen cent. Amy’s vriend, een zielige weduwnaar en openbaar aanklager, is in Heroes een succesvol politicus; in Lost werft-ie medewerkers voor een onguur bedrijf. Wegdoen die vent, Amy. De altijd wat zorgelijke Peter Petrelli (Heroes) is een flierefluiter in The Gilmore Girls. Dave, het imaginaire, onaardige vriendje van Hurley in Lost, is in Sex and The City de beminnelijke man van Charlotte. De ex van rechter Amy trouwt in Desperate Housewives met Gabrielle en is dan ineens miljonair en burgemeester. Had-ie Amy niet wat meer alimentatie kunnen betalen als-ie toch zo bulkt van het geld? Amy zelf blijkt plotseling een bijbaantje nodig te hebben als psychotherapeut in Grey’s Anatomy.

Gelukkig zijn er ook rolvaste mensen. Denny Duquette, de verloofde van Izzie Stevens die dood gaat in Grey’s Anatomy, is een dode echtgenoot in Weeds. Kennelijk excelleert-ie in dood zijn. De steenrijke Bradford Meade (Ugly Betty) is al even steenrijk als Charles Widmore, de vader van Penelope, in Lost, en in beide gevallen is-ie een meedogenloze strateeg. De vrouwenverslindende Marina (The L-Word) blijft prachtig en sexy als Alana (The 4400). Helaas is ze plotseling hetero geworden. Jammer, er zijn al zo weinig mooie damesdames op de buis.

Al die mensen op je scherm die steeds iets anders zijn, het is hoogst verwarrend. ‘Waar ken ik je toch van,’ denk ik de hele tijd, en ik vertrouw ze nooit. ‘Ja ja, nu lief doen, maar zo meteen komt je ware aard boven, dan ben je weer even vals / jankerig / ontrouw / pierewaaiierig als vroeger. Of direct blijkt dat je elders al getrouwd bent.’

Bij films gebeurt het me zelden dat ik in de war raak van een bekend gezicht. Soms zoek ik mijn hoofd – of desnoods de internet movie database – af naar onze eerdere kennismaking, maar hun eerdere filmrollen hinderen me niet. Wellicht zijn de acteurs daar van een beter kaliber, maar eigenlijk denk ik dat het ‘m in de herhaling zit: die mensen komen via een wekelijkse soap maandenlang je huiskamer binnen met hoedanigheid zus en gedrag zo, en op slag is alles anders aan ze: hun werk, hun familie, hun liefdes, hun karakter. Suspension of disbelief is leuk voor anderhalf uur maar niemand kan verwachten dat je maandenlang je preconcepties opzij zet.

In landen waar film en tv worden nagesynchroniseerd, is de verwarring nog groter. Engelssprekende acteurs worden zo veel mogelijk door vaste stemmen ingesproken, zodat John Wayne of Faye Dunnaway dwars door alle films heen dezelfde Duitse stem hielden. Dat was prettiger voor de kijker, dacht men. Maar mijn Nederlandse vriendin die in Oostenrijk woonde raakte altijd helemaal de draad kwijt als de Duitse stem van John Wayne dan ineens een automerk aanbeval, of een wasmiddelenreclame insprak. Tussen ‘Hände hoch!’ en ‘Wasst weisse’ lag dan ineens een gapend gat van een gebroken karakter. John Wayne geeft immers niet om okselgeurtjes of donzig zachte handdoeken.

Om dezelfde reden moeten politici niet aan spelletjes op de tv meedoen. Als ze Nederlandse zegswijzen niet kunnen aanvullen of punten missen bij een geschiedenisvraag, geloof ik geen lor meer van hun kamervragen.

Veiligheid is niet het hoogste

Lenore Skenazy, een Amerikaanse vrouw met een zoontje van negen, schreef afgelopen week een artikel in de New York Sun over een tochtje dat haar zoon door de stad had gemaakt. Haar kind had al tijdenlang gesmeekt of-ie niet eens alleen naar huis mocht, hij was immers al groot genoeg, vond-ie. Skenazy stemde uiteindelijk in: ze gaf hem een strippenkaart mee, een plattegrond van de metro en een briefje van twintig dollar plus wat munten voor de telefoon.

‘Nee, ik gaf hem geen mobieltje mee. Nee, ik volgde hem niet stiekem op een afstand. Hij kon immers kaartlezen en ik vertrouwde erop dat hij zelf slim genoeg was om de route uit te dokteren. Als hij daar niet in slaagde, vertrouwde ik erop dat hij de weg wel aan een voorbijganger zou vragen. Ik vertrouwde er bovendien op dat die voorbijganger dan niet zou denken: “Jee, ik zou eigenlijk de trein naar huis nemen maar nu denk ik dat ik in plaats daarvan dit schattige jongetje maar eens zal ontvoeren.”‘

Waarom ook niet: haar zoon was immers al negen, zo ingewikkeld was de route nu ook niet, en, zoals ze schrijft, New York is werkelijk geen Bagdad. Er loert geen gevaar op elke hoek. Inderdaad ging alles goed. Haar zoon kwam opgetogen thuis, ‘ecstatic with independence’. Dat was dat, zou je denken.

Maar nee. Toen Skenazy dit verhaal aan een anderen vertelde, kreeg ze vreemde reacties. Ronduit extreme reacties, zelfs. De helft van de mensen die hoorden wat ze haar zoon had laten doen, wilden haar liefst aangeven wegens kindermishandeling. Hoe had ze het in vredesnaam in haar hoofd gehaald haar kind alleen door de stad te laten reizen? Wat had er niet allemaal kunnen gebeuren? Een kind moedwillig blootstellen aan zulk gevaar, was ze nou helemaal bedonderd… Ze was duidelijk niet geschikt om moeder te zijn. Dat kind moest bij haar worden weggehaald en zij uit de ouderlijke macht ontzet.

Het zijn overtrokken reacties. Niettemin kan ik me voorstellen dat in Amsterdam in sommige kringen op eenzelfde manier gereageerd zou worden. Want meer en meer beschermen we kinderen, houden we ze klein en blazen we het gevaar dat ze zou omringen op tot onrealistische proporties, proporties die vervolgens worden aangevoerd als argument om ze nog meer in watten te hullen. De straat wordt tegenwoordig voorgesteld als een gevaarlijke plek vol hangjongeren, gauwdieven, kidnappers en kinderverkrachters.

‘Alsof kinderen achter slot en grendel houden, ze uitrusten met helmpjes en mobieltjes en ze onder permanent toezicht plaatsen de beste manier is om ze op te voeden en voor te bereiden op de wereld,’ verzucht Skenazy in haar artikel. ‘Dat is het niet. Het is alleen maar kleinerend – voor onszelf én voor de kinderen.’

Op de korte termijn werkt het wellicht, die overbescherming. Maar de ellende is dat risico nooit volkomen valt uit te sluiten, hoe hard je ook doet alsof. Op de lange termijn is het zelfs een fnuikende strategie. Wie kinderen nooit een risico laat nemen, onthoudt hen de kans te leren met lastige situaties om te gaan, verhindert dat ze hun repertoire uitbreiden en, het allerbelangrijkste, ontneemt ze de kans hun zelfvertrouwen uit te bouwen en al doende sterker te worden.

Veiligheid is niet ons grootste goed. Leren met het onbekende om te gaan is – niet alleen voor kinderen – wezenlijk.

  • Leonore Skenazy kreeg zoveel reacties dat ze inmiddels een eigen blog is begonnen: Free Range Kids;
  • Foto overgenomen van Flickr, ‘Cam on the Montreal Metro’ door wiklos.

Asymmetrische vingerafdruk

In het tijdschrift van de Duitse hackersvereniging CCC zit deze maand een stukje folie met daarop de afdruk van de rechterwijsvinger van minister Wolfgang Schäuble. Plak de folie over je eigen vinger heen en alle machines die op vingerafdrukken controleren, geloven grif dat je de Duitse minister van Binnenlandse Zaken bent. Dat dergelijke machines zich door zulke stukjes folie laten bedotten, heeft diezelfde CCC al eerder overtuigend aangetoond: ruim twintig machines van verschillende makelij, waaronder ook het type machines dat Duitsland wil gaan gebruiken bij grens- en paspoortcontroles, zien dergelijke folie-afdrukken voor echt aan.

Andermens’ vingerafdrukken zijn makkelijk te kopiëren; we laten ze immers overal achter. De CCC heeft die van Schäuble bemachtigd door ze van een glas te halen waaruit hij tijdens een forumbijeenkomst had gedronken. Glas poederen, dotje houtlijm over de afdruk uitstrijken, even laten opdrogen, filmpje afpellen en klaar ben je. Het hele procedé kost maar een paar minuten.

Het doel van de actie? Duitsland heeft – net als Nederland – vergevorderde plannen om de vingerafdrukken van alle inwoners in een database te stoppen. Juist Schäuble is een groot voorstander van het gebruik van vingerafdrukken ter identificatie van burgers, en wil de vingerafdrukcontroles onder meer invoeren om paspoortfraude te voorkomen. De CCC vindt dat een slecht plan, juist omdat elke burger zijn vingerafdrukken ongemerkt zo gul rondstrooit. Controles op vingerafdruk leveren schijnzekerheid en scheppen ongewild juist meer mogelijkheden tot fraude. Voor een rooie rotcent kun je jezelf immers andermens’ vingerafdruk aanmeten, zoals de CCC laat zien.

De Duitse overheid is woedend: Schäuble heeft laten weten dat hij juridische stappen tegen de CCC overweegt. Dat laatste deed collega-hacker Rop Gonggrijp gisteren droogjes opmerken: ‘Dus zij nemen vingerafdrukken van alle burgers voor hun biometrische database. Nemen wij er eentje van hen, zijn ze plotseling helemaal overstuur.’

Het is een schoolvoorbeeld van de machtsasymmetrie die zich juist op het gebied van privacy zo sterk doet gelden. ‘Er zit iets paradoxaals in het telkens benadrukken dat het voor onze eigen veiligheid is dat de staat zo veel van ons mag weten. Dat gaat immers uit van wantrouwen, van het idee dat iedereen wel een crimineel of een terrorist kan zijn. Maar vervolgens moet de burger er maar vanuit gaan dat hij de staat, ofwel de ook maar gewone mensen die die staat vertegenwoordigen, kan vertrouwen. De staat wantrouwt de burger, maar de burger moet de staat vertrouwen,’ schreef Aukje van Roessel afgelopen week in een privacydossier in de Groene Amsterdammer.

De Duitse vingerafdrukaffaire laat nog een andere asymmetrie zien. Overheden willen steeds meer risico’s uitsluiten en controles inbouwen, ze willen steeds meer gegevens van ons hebben en opslaan. Diezelfde overheden vertrouwen in hun streven naar veiligheid en controle volledig op technologie die ze fundamenteel niet snappen en waarvan ze de gaten en de risico’s weigeren in hun beleid te verdisconteren. Van stemmachines tot OV-chipkaarten, van vingerafdrukken tot patiëntendossiers: alles is lek, met alles is eenvoudig te rotzooien. De wrange ironie is dat elke veiligheidsmaatregel zodoende nieuwe risico’s schept. Maar dat willen ze niet weten.

Links:

Vousvoyeren

Wanneer het begon herinner ik me niet meer – het zal zich geleidelijk hebben ontwikkeld, eerst nauwelijks merkbaar en nu zo opvallend dat ik het zelf eindelijk doorheb – maar tegenwoordig zeg ik meestal ‘u’ tegen mensen die ik eerder vrijwel zeker zou hebben getutoyeerd., en in dezelfde beweging ‘je’ tegen mensen die ik vroeger met ‘u’ zou hebben aangesproken.

Dat laatste is begrijpelijk. Toen ik twintig was en zij vijftig, was vousvoyeren normaal: de afstand in leeftijd was te groot. Nu ik zelf vijftig ben, zijn oudere mensen relatief minder oud: het verschil tussen twintig en vijftig is immers vele malen groter dan dat tussen vijftig en tachtig. Alleen als ik iemand echt niet ken zal ik nog ‘u’ zeggen. Een enkele keer vousvoyeer ik mensen van gelijke of hogere leeftijd om mijn respect te betuigen, of om nadrukkelijk afstand te houden – bijvoorbeeld als ik iemand echt niet mag of niet vertrouw. Vaker echter is tutoyeren de gelijkmaker. De informele aanspreekvorm dient om aan te geven dat de verschillen tussen ons niet zo groot zijn, tenminste niet in mijn opvatting.

(L., mijn lief, is daarin drastischer. Ze heeft de gewoonte iedereen op haar werk die hoger geplaatst is dan zij, per definitie te tutoyeren, onder het motto: ‘Je mag dan wel meer verdienen dan ik maar daarmee houdt het ook op.’)

So far, so good. Allemaal een teken van ouder worden. Maar wat ik niet helemaal begreep van mezelf was waarom ik het tegenwoordig lastiger vind om jongere mensen met ‘je’ aan te spreken. Tot ik bij de kassa van de supermarkt stond en het mezelf hoorde doen. (Knikkend tegen de kassamevrouw:) ‘Goedemiddag.’ (Geeft bonuskaart:) ‘Alstublieft.’ (Neemt bonnetje aan:) ‘Dank u wel.’ (Weglopend om boodschappen in te pakken:) ‘En een prettige avond.’

Het is niet de onbekendheid die me op ‘u’ doet overstappen, want inmiddels ken ik het meeste winkelpersoneel uiteraard al lang van gezicht, en mijn verse gewoonte wil zich maar niet aanpassen. Er spelen twee motieven, realiseerde ik me na verloop van tijd. Ten eerste wil ik niet dat de kassamevrouw in kwestie denkt dat ik neerbuigend ben of haar niet serieus neem, zuiver omdat ik ouder ben. Dat is precies ook de reden dat ik zowat alle jongere mensen die ik privé niet ken, inmiddels vrijwel vanzelfsprekend vousvoyeer. ‘Ik mag dan wel ouder zijn, maar daarmee houdt het ook op,’ zeg ik eigenlijk met dat ge-u, in een curieus correlaat van L’s radicaal nivellerende gewoonte.

Het tweede motief speelt vooral bij mensen in specifieke beroepen: schoonmakers, kassadames, buschauffeurs, garderobepersoneel. Mensen die gewoonlijk voor vanzelfsprekend worden versleten, die vaak snauwerig worden behandeld, en meestal slecht betaald krijgen ook. Tegen hen zeg ik systematisch ‘u’. Het is het enige dat ik kan doen om hun werk prettiger te maken: ze met enige égards behandelen. Vousvoyeren is een vorm van load balancing, de zwaarte verdelen of het onrecht middelen. Beleefdheid is een vorm van alledaagse, kleine politiek, maar veel meer kun je soms niet doen.

Wat mijn gewoonte raar maakt – het was tevens de reden dat ik hem ontdekte – is dat de meeste mensen die ik met ‘u’ aanspreek, gewoon ‘je’ terugzeggen. ‘Alsjeblieft, dankjewel, jij ook,’ antwoorden de kassadames, geheel in de geest van Ikea die jaren geleden afschafte dat klanten met ‘u’ werden aangesproken. Ergens klopt iets niet maar ik vind het best.