Technologische dromen

Verscholen in onze dromen zit de technologie van onze tijd. Zelden zul je midden in de nacht in een paardenkoets stappen of met een tondeldoos vuur maken, terwijl onze opa’s en oma’s dat vast nog geregeld deden. In je slaap een koelkast hebben die zelfstandig de boodschappen afhandelt, is al evenzeer uitzondering en waarschijnlijk pas regel in de dromen van ons nageslacht. Maar iemand opbellen of de tv aanzetten in een droom is tegenwoordig heel gewoon, dat is na het ontwaken niet iets dat je raar of opmerkelijk vindt.

Dromen passen zich aldoor iets later aan veranderende omstandigheden aan dan wijzelf, is mijn ervaring: het duurde lang voor ik ook ’s nachts met een stok liep en nog steeds kan ik in mijn dromen soms rennen.

Wanneer zouden oudere generaties voor het eerst in hun dromen met iemand hebben getelefoneerd? Wanneer verschenen de radio, de televisie en het mobieltje in doorsnee dromen? Wanneer integreert een nieuwe technologie dusdanig dat je ‘m letterlijk slapend kunt gebruiken?

Ik herinner me de eerste keer dat ik in mijn slaap e-mailde. Het was ergens in 1994, ik zat met een paar maanden op internet en vond dat fascinerend. Het was ochtend, ik was in halfslaap. De wekker deed zijn best me naar de gewone wereld te rukken en ik wilde daar nog helemaal niet naartoe, ik wou koste wat kost blijven slapen. Zodat mijn hoofd een slimme wisseltruc deed: het geluid dat ik hoorde was helemaal niet van de wekker, ik kon dus rustig blijven slapen. Het was gewoon mijn e-mail die in de wekker aan ’t downloaden was en daar ging een wekker nu immers van piepen, net als mijn e-mail programma indertijd deed als ik nieuwe mail kreeg. (Daar moet ik heden ten dage niet aan denken, geluidjes bij nieuwe e-mail: het zou de hele dag lawaai zijn.)

Vorige week deed ik voor het eerst een vergelijkbare droomwisseltruc. Sinds een week of wat zit ik op Facebook, ondanks al mijn bedenkingen ertegen: ik wou nu wel eens zien wat er zo leuk aan was en waarom mensen er zo verslingerd aan raakten. En warempel, het is fascinerend. Facebook is technologisch gezien een subliem hoogstandje, en – al had ik dat niet verwacht – ik ontdek totaal nieuwe kanten van kennissen en vrienden. Zodat ik er geregeld kijk en post, en inmiddels vertrouwd ben met de mogelijkheden: commentaar geven op iemand berichten, een quasi-privé opmerking achterlaten op iemands homepage, aangeven dat je iemands berichten leuk vindt et cetera.

De wekker ging. Ik wou niet wakker worden. Met een slaapoog keek ik naar de hoekige rode cijfers op mijn wekker die opflikkerden en dacht: comment, like, share; poll, vote Op de display van de wekker verschenen de standaard Facebook-ikoontjes: een duim omhoog voor als je iets leuk vindt of je medeleven wilt uitdrukken. Ik zag de reacties van mensen die er ook een hekel aan hebben als hun wekker afgaat. Ik gaf een dreun op de repeteerknop van de wekker en binnen de korte keren ging-ie opnieuw af. Oh jee. Refresh. Three new beeps since your last visit.

Kennelijk begint mijn acceptatie van nieuwe techniek bij mijn wekker. Ik vrees de dag dat wekkers een nieuwe technologische stap maken: waar moet ik dan mijn dromen in opbergen?

Gevangen telefoons

Moderne mobieltjes zijn zakcomputers. Je kunt er uiteraard mee bellen – zo begon het ooit – maar er is inmiddels zoveel vernuft aan moderne mobieltjes toegevoegd dat je er nu evenveel mee kunt doen als met een computer die aan internet hangt. Teksten schrijven, je agenda bijhouden, geld overmaken, muziek downloaden, webpagina’s bekijken, e-mailen, je vrienden op Facebook of Hyves volgen. Wonderbaarlijk dat zoveel vernuft in zo’n klein apparaatje past.

Wat weinig mensen zich nog realiseren, is dat we ruzie gaan krijgen over onze mobieltjes. Wat mogen we ermee doen? Welke programma’s mogen we erop zetten, welke applicaties kunnen we ermee gebruiken, welke gegevens mogen we ermee bekijken of bewerken?

Bijna alle telefoonmaatschappijen blokkeren Skype op mobieltjes. Ze willen dat je, als je mobiel belt, via hun lijnen belt en niet via internet: in het eerste geval kunnen ze tikken incasseren, in het tweede geval niet. Uiteindelijk zullen de telefoonmaatschappijen waarschijnlijk bakzeil moeten halen, maar dat zal nog een boel beleidsnota’s en overleg vergen.

Kwalijker is dat producenten van mobieltjes ook greep willen krijgen op wat je met je telefoon kunt doen. Apple spant daarbij helaas de kroon. Voor de iPhone kan iedereen applicaties maken – van een mobiele versie van Buienradar of de NS-planner tot programmatjes die je snel vertellen waar in de stad je vrienden uithangen. Die applicaties worden aangeboden via de App Store.

Dat Apple bepaalt welke programma’s ze leuk en zinnig vinden, is hun goed recht. Maar geregeld blijkt dat Apple op zeer dubieuze gronden applicaties weigert, bijvoorbeeld omdat die in hun ogen ‘ongepast’ zouden zijn, niet netjes genoeg. Zo werd vorige week Eucalyptus de deur gewezen, een programmaatje dat boeken inlaadt uit het Project Gutenberg, een bibliotheek vol oude, ingescande en rechtenvrije literatuur. Waarom Apple Eucalyptus afkeurde? Omdat sommige boeken die in Project Gutenberg zijn opgenomen ‘ongepaste seksuele passages’ bevatten.

Seks? Nou en? Waarom mogen we van Apple geen boeken downloaden waarin seks voorkomt? Sinds wanneer maakt Apple uit wat gepast is en wat niet? Waar bemoeien ze zich mee? (Weigert je iPhone binnenkort ook dienst als je op de Wallen rondloopt, en gaat Apple voortaan screenen of de mensen die we willen bellen gepast genoeg zijn? Mogen we eigenlijk wel vloeken in een sms’je dat we op een iPhone schrijven?)

Natuurlijk zijn de makers van zulke applicaties niet afhankelijk van Apple. Ze kunnen hun programma’s ook langs andere wegen aanbieden, via internet bijvoorbeeld. Om niet-goedgekeurde programma’s te kunnen laden moet je wel je telefoon jailbreaken, oftewel het softwareslot dat Apple erop heeft gezet verbreken. Jailbreaken helpt ook om uit de vendor lock te komen die Apple heeft opgesteld: na zo’n ontgrendeling kun je je iPhone bij een andere telefoonmaatschappij gebruiken dan degene die Apple heeft uitgekozen. (Wat verklaart waarom veel Europeanen een ontsloten iPhone hebben: niet iedereen wou naar T-Mobile overstappen.)

Maar ook daar is Apple mordicus tegen. Er ligt momenteel een voorstel bij de Amerikaanse overheid dat jailbreaken tot misdrijf maakt. Je mag niet aan je telefoon rommelen van Apple, en je mag met je telefoon alleen doen wat Apple goed vindt.

Het is een domme strategie. Apple is niet onze hoeder en heeft niet te bepalen wat we wel en niet lezen op onze telefoon. Bovenal: met welk recht bepaalt een bedrijf hoe burgers mogen communiceren, of waarover?

Oordelen over de rechter

Binnenkort komt SM rechter uit, een film die op een spraakmakende Vlaamse zaak is gebaseerd. Een rechter begeeft zich samen met zijn echtgenote op het SM-pad: zij heeft er een dusdanig sterke aandrang toe dat ze dreigt hem te verlaten als hij haar niet tegemoet komt. Getweeën verkennen ze, met steeds minder schroom, het gebied waar pijn en genot samenvloeien. Voor Magda, de echtgenote, is het een verademing; Koen moet erg wennen maar ziet hoe zijn vrouw opbloeit.

In een gerechtelijk onderzoek duiken onverhoopt foto’s van Magda op, genomen tijdens een SM-sessie. De man die haar met hun beider instemming onderhanden nam wordt gezocht wegens verkrachting en het Openbaar Ministerie volgt hem al geruime tijd. Vanaf dat moment ligt hun seksleven op straat. Het OM doet een inval bij hen thuis en vindt tapes van SM-sessies, Koen wordt mishandeling van zijn echtgenote en souteneurschap ten laste gelegd (er heeft ooit iemand betaald om Magda’s meester te mogen wezen).

Koen wordt veroordeeld en verliest zijn baan. De schrik over SM speelt daarin een grote rol – zulke pijn kan iemand toch niet zelf verlangen, dat kan toch niets anders dan misbruik zijn? – maar ook de naweeën van de zaak Dutroux, waar steeds opnieuw werd geïnsinueerd dat tot in de allerhoogste regionen mensen deelnamen aan stiekeme en verderfelijke seksuele praktijken, speelde mee. Er moest een Barbertje hangen. En Barbertje, dat was Koen A.

De film speelt meesterlijk met de scheidslijn tussen privé en openbaar. Nergens zijn de seksscènes ranzig, en het enige moment dat je ongemakkelijk wordt is als een groepje rechters naar de sekstapes van Magda en Koen kijkt. ‘’t Is toch een schande, kijk nou toch!’ hitsen ze elkaar in koor op, en intussen wéét je dat ze allemaal met een paal in hun broek zitten en dat Koen de rekening gepresenteerd zal krijgen van hun eigen lustige ongemak.

Maar het gaat ook over de vraag hoe dat nu werkt: op een prominente positie verkeren en in je privéleven iets doen dat tegen de publieke moraal indruist. Mijn eerste neiging is te denken dat je a) weet dat zoiets ooit fout loopt en dat je dus b) bereid moet zijn om van je persoonlijke verlangen en omstandigheden een publieke zaak te maken als c) de kat uit de mouw komt.

Of sterker: misschien moet je er zelf wel op voorhand over beginnen. Langs die weg heeft immers elke minderheid zijn rechten verworven: van vrouwen die in de jaren zeventig publiekelijk meldden dat ze een abortus hadden ondergaan tot Kamerleden die openlijk homoseksueel zijn. Ze doorbraken daarmee het idee dat ze iets hadden om zich over te schamen, dat ze minder waren. En terwijl je weet dat een dergelijke openbare stellingname je zakelijk leven kan benadelen, gaat het om kwesties die nooit evenwichtig over het voetlicht komen tenzij iemand zich dapper uitspreekt.

Anderzijds is dat nu precies de kern van de zaak: dat niet alles wat je doet publiek bezit is, ook niet indien je een publieke functie inneemt, en dat geen enkele emancipatiebeweging ooit iemand kan claimen, zelfs niet indien het om een van de hunnen gaat. Ook een rechter mag participeren aan een ongewoon seksfeestje, en daar heeft helemaal niemand iets mee te maken.

Ongemakkelijk leuk

Afgelopen weekend deed Improv Everywhere voor het eerst iets in Nederland; in New York is het bijna elke maand raak. Hun aanpak vergt voorbereiding maar is simpel. Er is een uitgewerkt scenario, er wordt via internet een groep vrijwilligers opgetrommeld – inmiddels beschikt Improv Everywhere over een bestand van dertigduizend mensen – die pas ter plekke instructies krijgen en dan georkestreerd iets doen. Het gaat altijd om onschuldige interventies in publieke ruimtes: met z’n allen een warenhuis in gaan en daar heel langzaam bewegen; in een café zitten en daar een uur lang in een vaste sequentie dezelfde serie handelingen uitvoeren; je met tweehonderd mensen in Centraal Station verspreiden en op hetzelfde moment allemaal vijf minuten lang bevriezen.

In Amsterdam schaarden honderdtwintig mensen zich plots in een rij voor inderhaast neergezette hekken bij het Nationaal Monument op de Dam en deden alsof ze er een rondleiding zouden krijgen. ‘De kans van mijn leven,’ riep de een, en ‘Het was prachtig, ik sta nu al voor de tweede keer in de rij, ik wil nog eens,’ zei de ander. Na een uur loste de rij zich net zo vlot op als-ie was ontstaan en was er van de actie niets meer te zien. Het grappige was dat nogal wat onwetende buitenstaanders zich, nieuwsgierig geworden, inmiddels in de rij hadden aangesloten. Zij moeten enigszins verdwaasd zijn achtergebleven. Uhm, wat was hier nu te zien en waarom waren al die andere wachtenden ineens verdwenen?

Van elke publieksimprovisatie worden filmpjes gemaakt, die later op internet worden gezet, met toelichtingen en verslagen van de deelnemers. Ze zijn een geweldige opsteker, je wordt buitengewoon vrolijk van die filmpjes. Je ziet de omstanders schuins kijken naar een serie identieke tweelingen die tegenover elkaar op de bankjes van een metrostel zitten, en die elkaars gebaren nauwgezet kopiëren. ‘Huh?’ zie je de omstanders denken. Zien ze het nu goed? Wat raar. Mensen stoten elkaar aan en kijken steeds openlijker. En er gebeurt niets, behalve dat de omstanders van de weeromstuit met besmuikte blikken bij elkaar polsen of zij het óók vreemd vinden en gaandeweg met elkaar gaan praten.

Of er stapt iemand in de metro in zijn onderbroek. Shirt, jas, schoenen: alles aan behalve een broek. Omstanders merken het na verloop van tijd en negeren het. Hm, een gek, niks doen en vooral niet zijn aandacht trekken. Wanneer bij de volgende halte nog iemand zonder bovenbroek instapt, worden de inzittenden van de coupé ongemakkelijk. Hier is iets aan de hand. Maar wat?

Wat er zo geweldig aan is, is de combinatie van onschuldig vertier, gezamenlijk optreden en publieke ingreep. Improv Everywhere haalt dagelijkse routines overhoop en schudt iedereen even zachtjes wakker. Er is iets anders. Wat? Waarom? Wat is hier aan de hand? In de onzekerheid die ze met hun ingreep bij de omstanders creëren, stoten de deelnemers iedereen eventjes uit hun vaste patroon van niet kijken, niet praten. Zo’n coupé vol metroreizigers die zich met half aangeklede mensen geconfronteerd ziet, wordt plots tot een groep aaneengesmeed. Zoals Alex Scordelis, de bedenker van Improv Everywhere zegt: ‘we voorzien ze van een anekdote’.

Maar ’t is meer dan dat. We zijn overal met zoveel mensen dat we geleerd hebben elkaar te negeren, om elkaar zodoende ruimte te geven; en al wie zich afwijkend gedraagt, wantrouwen we een beetje. Improv Everywhere laat zien dat raar ook puur leuk kan zijn.

Drie maal vals is vals recht

In Frankrijk is vorige week ternauwernood een wetsvoorstel gesneuveld om mensen die driemaal van auteursrechtinbreuk via internet worden beschuldigd, van het net te gooien. Three strikes, you’re out – de harde aanpak.

Alleen ging het niet om mensen die waren veroordeeld: drie beschuldigingen zouden volstaan. Er was in het voorstel geen plaats voor een rechter ingeruimd, een verdenking van vertegenwoordigers van de muziekindustrie was genoeg. Van dezelfde muziekindustrie die al talloze zaken heeft verloren omdat ze hun aanklacht niet konden bewijzen, dezelfde muziekindustrie die mensen daagde die helemaal geen internetverbinding hadden, of die zesjarigen voor de rechter bracht wegens auteursrechtinbreuk. Dezelfde muziekindustrie die in een spraakmakende rechtszaak in Amerika laatst bloedserieus stelde dat ze eigenlijk hun beschuldiging nooit zouden hoeven staven, want bewijs, nou, daar was vaak zo moeilijk aan te komen hè.

Drie beschuldigingen en je ligt eruit. Van het internet af: verstoken van een communicatiekanaal waarmee we steeds meer verweven raken. We telefoneren via internet, we betalen via internet, we regelen alles via internet. We moeten ons belastingformulieren via internet inleveren en ons patiëntendossier in de gaten houden via internet. En de overheid wil dat we onze facturen versturen via internet. Je kunt haast niet meer zonder; internet is hard op weg om even essentieel te worden als elektriciteit. En dan zou zo’n klungelende muziekindustrie je daarvan naar eigen willekeur mogen afsnijden?

De muziekindustrie verkeert in een strijd op leven en dood. Ze probeert dat gevecht te winnen door nog harder te doen waardoor ze eerder in die kramp is geraakt: muziekliefhebbers van zich vervreemden, artiesten door de mangel halen, en vooral: de realiteit van nieuwe media en nieuwe manieren van distributie ontkennen. Jarenlang heeft de industrie fans het kopen van muziek tegengemaakt: als je één nummer leuk vond moest je de hele cd kopen (waar is het singeltje gebleven?), had je net een oude plaat op cd aangeschaft, kwam er een versie met meer tracks uit; keurig gekochte cd’s konden niet in je computer worden afgedraaid, of niet in de auto; de prijs van mp3’tjes is absurd hoog (even duur als op een cd, terwijl de hele tussenhandel is weggevallen), en dan nog kun je ze vaak niet naar een nieuwe computer verhuizen.

Er zijn zat artiesten die wel begrijpen dat de wereld is veranderd. Ze hebben zich losgemaakt van de industrie en zijn voor zichzelf begonnen, vaak met een zucht van verlichting. ‘Wat? Je verkoopt mijn album voor 19,90 en dan krijg ik daar 80 cent voor? Ik moet bovendien alle studio- en promotiekosten terugbetalen? En daarna hebben jullie alle rechten op mijn muziek en ben ik die kwijt? Wie heeft zulke idiote contracten bedacht? Oh wacht, jullie!’, zei Trent Reznor, en begon voor zichzelf.

Zoals veel andere vrijgemaakte muzikanten gebruikt hij internet intensief. Hij geeft muziek weg, verkoopt muziek met extraatjes, maakt applicaties voor mobieltjes en websites, en heeft al doende een adressenbestand van twee miljoen fans die hij gericht kan mailen. De zaken lopen uitstekend: en hij is bepaald niet de enige muzikant. De verkoop van muziek stort helemaal niet in, die gaat tegenwoordig alleen langs andere wegen dan de oude industrie,

De makers lopen daarvan weg, samen met de fans. Veel van hen wilden dat al eerder maar wisten niet hoe. Tegenwoordig wel: internet. Dus wil de muziekindustrie internet onder controle krijgen. Ze zouden er beter aan doen het te leren begrijpen.

Zombies

Morgen gaat een netwerk van twaalf miljoen besmette computers iets doen. Niemand weet wat. Beveiligingsexperts onderzoeken het Confickervirus al maanden, maar hebben alleen kunnen achterhalen dat ’t aan de lopende band websites aanmaakt, waar ze op 1 april contact mee zullen zoeken. Naar verwachting zullen ze daar nadere instructies ophalen.

Mensen wiens computer met Conficker besmet is, hebben daar meestal geen weet van: het virus doet nog niets. Maar feitelijk is hun computer door anderen overgenomen. Zo’n leger van op afstand bestuurde computers heet een zombienetwerk. Dat wordt meestal gebruikt om spam mee te versturen, maar ditmaal lijkt er iets anders achter te zitten. Alleen: wat?

Gisteren werden details over GhostNet bekend, een ander zombienetwerk, dat 1300 gekaapte computers in ruim honderd landen beslaat. Vergeleken met Conficker een peuleschil. Alleen – en daar wordt ’t buitengewoon pijnlijk – zijn die computers met zorg uitgekozen: ze zijn allemaal van overheden, ministeries van Buitenlandse Zaken, ambassades, adviesorganen, handelsinstanties, NGO’s en dergelijke. GhostNet blijkt webcams te kunnen aanzetten of gesprekken opnemen en kan documenten of e-mails naar huis versturen. Er is een zeer serieuze verdenking dat ‘thuis’ de Chinese staat is. De code is Chinees, de besmette computers staan meestal in landen waar China een oogje in het zeil wil houden, de servers waar de informatie naar wordt verzonden staan in China, en er zijn inmiddels een aantal gevallen bekend waarin China over gedetailleerde informatie beschikte van e-mails die zijn uitgewisseld tussen buitenlandse NGO’s onderling en die informatie tegen mensen of instanties heeft gebruikt.

Tragisch is dat een Zweedse beveilingsexpert in augustus 2007 al hoogte kreeg van GhostNet. Hij trof in een obscure hoek van internet inlogcodes aan van ambassadecomputers op hoog niveau. Samen met een journalist waarschuwden hij tal van getroffen diplomaten en ministeries in Vietnam, Zuid-Korea, Taiwan en India. Niemand reageerde. Wel deed de Zweedse overheid kort daarop een inval bij hem en nam zijn computers in beslag. Maar niemand nam de moeite die besmette computers op te schonen van een spionerend virus. De onderzoekers die gisteren rapporteerden over GhostNet constateerde dat die nog immer waren besmet.

Zo vilein is Conficker vast niet, al zijn er voldoende mensen die vrezen dat het virus internet morgen ernstig zal ontwrichten. Het is eerder gebeurd dat e-mail verkeer zowat spaak liep als een zombieleger werd ingezet. En internet zou internet niet zijn zonder valse grappen. Wat gaat Conficker doen? Uitzoeken of twaalf miljoen apen Shakespeares volgende meesterwerk kunnen schrijven, Skynet opstarten, Arnold Schwarzenegger terugsturen naar 1984 om te voorkomen dat Skynet morgen wordt opgestart, pi tot recordlengte uitrekenen en daarin een bitmap ontdekken met het gezicht van Jezus, documenten die bewijzen dat Bush de kluit heeft belazerd op al die zombiewebsites zetten.

Maar een Nederlands ministerie en sinds kort ook het Britse parlement zijn met datzelfde Conficker besmet. Ik vind het choquerend dat mensen en instanties die zoveel verwachten van technologie en hopen er de wereld mee te regelen en controleren, er op de keper beschouwd zo weinig kaas van hebben gegeten dat ze hun eigen computers niet eens op orde kunnen houden. Daarom hoop ik vooral dat Conficker, zoals eerdere virussen deden, documenten van besmette computers in het wilde weg rond gaan mailen.

Maar waarschijnlijk gaat Conficker botweg spammen. Dus als u woensdag mail krijgt van Balkenende die vertelt hoe uw penis kunt vergroten, weet u waarom.

Oedipale robots

We zijn er dol op robots of bang ervoor, er lijkt geen tussenweg. Onberoerd laten ze ons nooit. We hopen dat robots ons allerlei gevaarlijk of juist lummelig maar noodzakelijk werk uit handen halen, we hopen dat ze ons redden van gevaar, verveling en de ondergang.

Tegelijkertijd zijn we bevreesd dat robots ooit zo slim worden dat ze besluiten dat ze geen zin meer in ons hebben. We zijn bang dat ze bewustzijn krijgen, en ons – hun makers – op de keper beschouwd sufferds zullen vinden. Of dictators. We vrezen in de grond van ons hart dat ze in opstand komen en ons de dienstbare rol toemeten die we hen hadden toebedacht. We zijn bang dat we ze niet in de hand kunnen houden.

Revolutie! De robots hebben een appeltje met ons te schillen, draaien de rollen om, en voortaan zijn wij de bediendes. Of ze zijn gewoon efficiënter in hun taak dan wij, en maken de mensheid op die manier overbodig en ouderwets. Weg met ons! In science fiction – van Terminator tot Battlestar Galactica – zijn dat soort kwesties altijd de motor van het verhaal: hoe verhouden we ons tot onze eigen schepping? Bouwen we wellicht, met de beste bedoelingen, tovenaarsleerlingen en bezegelen we zonder het te weten ons eigen lot?

Hoewel ik denk dat systemen, mits ingewikkeld genoeg, altijd bijverschijnselen hebben waarop we niet bedacht zijn en het om die reden verstandig is niet te veel aspiraties te hebben, ben ik niet zo bang voor robots. (Ik ben benauwder voor de dromen van veel bouwers ervan.) Mochten ze een vorm van bewustzijn en intelligentie ontwikkelen – die kans is er wel degelijk – dan denk ik dat het anders loopt dan we vrezen.

Onze angst en hoop is sterk cultureel-psychologisch gekleurd. We zijn geneigd over robots te denken in de termen die de biologie en psychologie voor onze eigen soort hebben afgebakend: oorlog en seks, voortplanting en overleving, het recht van de sterkste en vadermoord. Ons model voor het nadenken over robots met bewustzijn is in de grond Freudiaans. We zien ze als nageslacht dat denkt hun ouders om zeep te moeten helpen teneinde zelfstandig te kunnen worden.

’t Is hartstikke westers, dat idee van die oedipale tovenaarsleerlingen. Alsof je je altijd moet afzetten, altijd strijd moet voeren, altijd een ouder moet neerslaan om zelf verder te komen. ’t Is ook erg vanuit onszelf gedacht: alsof menselijke preoccupaties ook voor ander soorten gelden en hun gedrag evenzeer beheersen als het onze.

Waarom zouden intelligente robots niet heel andere besognes en verlangens hebben? Wie weet is hun idee van een feestje om een mathematisch probleem op te lossen, is hun grootste verlangen alles te ordenen en te inventariseren (daar zijn ze immers goed in), of om de eerste zes miljoen decimalen van pi tot een muziekstuk om te bouwen.

Vooral vermoed ik dat intelligente robots heel andere dingen aan hun hoofd hebben dan ons. Dat ik heb geleerd van diepzeeduiken en naar vissen kijken: we beschouwen onszelf als centrum van de wereld, maar zo’n vis wordt niet koud of warm van ons, een mens is een voorwerp waar je omheen kunt zwemmen, verder niets.

Misschien is dat wel de crux van al onze ideeën over robots. Onder al die Freudiaanse angsten ligt mogelijk een veel diepere vrees besloten: da engst dat we er niet toe doen.

Decentrale informatie

We stonden al een tijdje op de startbaan toen de piloot aankondigde dat er een probleem was en dat ze op een monteur en instructies uit Nederland wachtten. Het was dinsdagavond 24 februari, het plan was die avond vanuit Sharm el Sheikh naar Schiphol te vliegen.

Om half twee ’s nachts, vier uur na de geplande take-off, meldde de piloot dat het niet ging lukken. Er was iets dat handmatig wel maar automatisch niet wou starten, er moest een nieuw onderdeel komen plus een monteur om dat te installeren. We zouden in een hotel worden ondergebracht. Iedereen aan boord vond dat een goed idee, niet zozeer wegens de inmiddels ontstane moeheid maar vooral omdat iedereen voelde dat vliegen met een Boeing waarmee iets mis was, geen fijn plan was.

We belden en sms’ten naar huis: we komen later. Daarna deden we een omgekeerde check-in: we kregen onze bagage terug, iemand loodsde ons langs de douane waar serieus kijkende mannen ‘cancel’ stempelden over het verse exit-visum in ons paspoort. Een uur later had een hotelbalie zich over de kop gewerkt en hadden 180 mensen kamers in een groot appartementencomplex en reden er busjes om overal mensen en koffers af te leveren.

‘Ontbijt om negen uur,’ zeiden mensen tegen elkaar, en ‘om elf uur meer informatie’. We vroegen dat na bij mensen die eigenlijk niet meer wisten dan wijzelf, en toen we steeds hetzelfde verhaal hoorden, vertrouwden we erop. Inmiddels was het ver na drieën ’s nachts en viel iedereen om.

Ontbijt. Terug naar de kamers. Ik zette een stoel op het terras en pakte een boek. De buren van het aanpalende terras kregen een sms’je of ze het nieuws al hadden gehoord: vliegtuig gecrasht op Schiphol. Iemand zette een tv aan op zijn hotelkamer en vanuit Egypte zagen we de Amsterdamse beelden op het Amerikaanse CNN.

‘Alle vluchten gecancelled,’ zei de tv, en iemand bedacht dat aangezien wij al onderdak waren, we dan misschien achterin de rij van opgehouden vluchten zouden worden geparkeerd en nog een nacht in het Sheraton zouden blijven. Het kon niemand veel schelen, ineens wisten we nog helderder waarom het goed was dat we een paar uur geleden niet waren vertrokken.

Om elf uur hingen we allemaal in de hotellobby, verwachtend dat een officieel iemand op een tafel zou gaan staan en ons zou toespreken. Een meneer liep alle groepjes af en vertelde het schema: we konden om één uur lunchen, om drie uur sleutels inleveren, om half vijf de bus in, en dan inchecken en om negen uur vliegen. Sommige mensen kregen geen bezoek van de meneer en dan vertelden anderen zijn verhaal door. Op het vliegveld stempelden douaniers een nieuw exit-visum naast het cancel-stempel. Toen iemand op het vliegveld eten voor onderweg wou kopen bleek dat we gratis avondeten konden krijgen en iedereen waarschuwde elkaar.

Pas toen we weer in het vliegtuig zaten en de piloot zich meldde, drong tot me door dat we 20 uur lang geen enkele centrale, officiële mededeling van iemand in pak hadden gekregen en al die tijd alle informatie via een intrigerende mediamix toegediend hadden gekregen en onderling hadden doorgegeven: van sms tot internationale tv, van mobiel tot word-of-mouth, van e-mail tot teletekst. En het werkte perfect: we wisten allemaal wat er aan de hand was, en iedereen wist haarscherp feit van speculatie te onderscheiden.

2,5 miljoen Laura’s

Jaren geleden heb ik ’s een onbekende nagetrokken op internet. Het enige dat ik wist, waren haar naam en een IP-adres. Binnen een paar uur had ik Laura’s doopceel gelicht: ik wist waar ze woonde en werkte, dat ze geadopteerd was, dat haar vader haar heeft misbruikt, wat ze heeft gestudeerd, wanneer en met wie ze is getrouwd, dat haar man Robert biseksueel is, dat zij en Robert moeite deden een kind te krijgen, dat ze bij een sekte heeft gezeten en een piercing in haar geslachtsdeel heeft.

Ze had al die dingen zelf verteld. In de loop der jaren had Laura op internet allerlei details over haar leven achtergelaten, vooral in allerlei supportgroepen waar ze informatie inwon voor de problemen waarmee ze kampte. Die her en der verspreide deeltjes informatie kon ik vergaren en daarna aaneen rijgen tot een verhaal dat zo gedetailleerd was dat ze ervan schrok. Ze werd zelfs een beetje boos op me: mijn onderzoek voelde als een inbreuk op haar leven.

Een Nederlands bedrijf, Advance Interactive Media, blijkt zulk vergaren en rijgen op grote schaal te doen, en verkoopt de gecombineerde gegevens vervolgens doodleuk door. Het misselijke eraan is dat AIM eerst zelf mensen verleidt om buitengewoon persoonlijke informatie over zichzelf prijs te geven.
AIM zet daartoe overal op internet ‘leuke’ kwisjes neer of belooft mensen ‘inzicht in zichzelf’ of een ‘op maat gesneden advies’ als ze eerst een serie vragen over hun achtergrond, gewoontes en voorkeuren willen invullen.

Doe de tandglazuurcheck. Wat is je échte leeftijd? Ga slimmer met je geld om! Hoe begin je de dag vol energie? Test welke risico’s u als ondernemer loopt. Wat is de waarde van uw woning? Ontdek wat voor moeder jij bent. Zit je wel bij de goede werkgever? Hoeveel quality time zit er in jouw dag?

AIM koppelt de informatie die ze lospeutert via die verschillende websites – meestal ondergebracht bij sites van tijdschriften en tv-programma’s – vervolgens aan elkaar en heeft op die manier inmiddels gedetailleerde informatie over ruim 2,5 miljoen Nederlanders in haar databases weten te verzamelen.

De vragen die mensen krijgen voorgelegd – de Volkskrant schreef er afgelopen weekend uitgebreid over – gaan ver. Hoe vaak per week ze seks hebben, of ze masturberen, wat ze van seksluchtjes vinden, of ze wel ’s iets op seksueel vlak willen waar hun partner geen zin in heeft, en hoe vaak per dag ze opgewonden zijn. Of ze lid zijn van een vakbond en welke dan wel, hoeveel ze verdienen, hoeveel hypotheekschuld ze hebben, of ze een creditcard hebben en hoeveel ze rood staan; of ze veel waardevolle spullen in huis hebben, wat het vermogen van hun ouders is, en wat ze denken te zullen gaan erven. Wie hun vrienden zijn en wat hun verjaardagen zijn. Wat ze op hun brood smeren, waar ze boodschappen doen, wat hun IQ is, en het kenteken van hun auto. Hoe het met hun cholesterol is gesteld. Hoeveel ze drinken. En oh ja, natuurlijk ook graag naam adres telefoonnummer geboortedatum en e-mail adres.

En dan maar combineren, extraheren en verkopen. Aan financiële instanties, verzekeringsmaatschappijen, farmaceutische bedrijven en gezondheidsorganisaties.

Dat mensen zulke testjes vrijwillig invullen, legitimeert AIMs handelswijze niet. Wat mij betreft is het niets dan een onsmakelijke vorm van uitlokking, en als deelnemers wisten wat AIM over ze wist, had het bedrijf 2,5 miljoen boze Laura’s op de stoep staan.

Atheïsten zijn stoerder

Een groep vrijzinnige en humanistische organisaties wil graag luchtig tegenwicht bieden aan al dat publieke uitventen van religie dat ons omringt. Goed plan: wij ongelovigen – om en nabij tweederde van Nederland – mogen gerust ’s wat meer aan de weg timmeren en onze ideeën uitventen. Vandaar dat het plan werd opgevat om bussen of bushokjes op te fleuren met de leus ‘Er is waarschijnlijk geen god. Durf zelf te denken en geniet van dit leven!’

In Spanje en Engeland heeft de locale versie van deze leus al voor veel commotie gezorgd. Woedende uitvallen van de katholieke kerk die de campagnemakers van godslastering beticht (maar hoe kun je nu iets belasteren waarin jijzelf niet gelooft?), gelovigen die zich gediscrimineerd en gekwetst voelen, debatten of zoiets wel thuishoort in de publieke ruimte, et cetera.

In Nederland vloog de SGP meteen in de gordijnen en stelde Kamervragen over deze ‘mogelijk aanstootgevende of krenkende reclameteksten’ en vroeg zij de regering bezorgd hoe dat nu moest met eventuele buschauffeurs die ‘gewetensbezwaard’ zijn: die mogen toch zeker wel weigeren een dergelijke beleusde bus te besturen?

De vraag dringt zich op: wat is er toch loos met gelovigen dat ze zo makkelijk aanstoot nemen? Ze zijn – of dat doen hun vertegenwoordigers tenminste voorkomen – altoos lichtgeraakt en kleinzerig van ziel, en dat terwijl hun geloof ze nota bene zou moeten sterken. En waarom dat zo kokette gescherm met gekrenkt gemoed en bezwaard geweten? Zijn gelovigen werkelijk dusdanig teer en broos dat ze al knakken bij ‘t eerste ’t beste luchtige tegenwoord? (Of willen ze er misschien mee aangeven dat ongelovigen geen gemoed, geen geweten hebben, of althans niet zo fijnbesnaard als het hunne?)

Atheïsten zijn stukken stoerder dan gelovigen, je ontkomt niet aan die conclusie. Wij zijgen niet meteen Eline Vere-achtig ineen op de bank bij een ons onwelgevallige uiting. Persoonlijk heb ik ’t niet op de posters die de Bond Tegen Het Vloeken elk jaar overal op alle treinstations hangt, maar het zou niet in me opkomen om protest aan te tekenen en me als gewetensbezwaard reiziger te afficheren, laat staan om Kamervragen te entameren. Mijn gemoed kneust niet zo snel. Ook het opschrift ‘God zij met ons’ op rand van de gulden en de euro negeer ik lankmoedig, zonder gekrenkte rancune, en nog nooit heeft een atheïstische bankbediende zich gewetensbezwaard ziek gemeld wegens dat tegen zijn opvattingen indruisende godsvertoon tijdens werkuren.

Daarbij: gelovigen mogen al meer dan ongelovigen. Godsdienstvrijheid betekent in de praktijk een vrijbrief voor discriminatie. Kerken mogen homoseksuele medewerkers de laan uitschoppen en weigeren vrouwen aan te stellen, gelovige ambtenaren van de burgerlijke stand mogen weigeren homoseksuelen te trouwen, Bisschop van Eijk kwam voor de rechtbank weg met achterlijke uitspraken over homoseksualiteit – allemaal dingen die je als ongelovige niet moet proberen.

Het is raar dat je complete bevolkingsgroepen voor het hoofd mag stoten zolang je je daarbij maar beroept op je geloof. Het is raar dat je zulke dingen alleen mag indien je streng protestants, rooms-katholiek, fundamenteel moslim of jehova getuige bent. Dat atheïsten en agnosten niet evenveel recht hebben om zulke dingen te beweren, is au fond discriminerend. Sterker: ’t is religieuze discriminatie. En het is nog raarder dat wie zich tegen een dergelijke houding verzet, prompt met gewetensbezwaar om de oren wordt geslagen.