Blijf van mijn boeken af!

Las ik gisteren toch ineens dat de stichting Brein nu ook namens mij de jacht op u heeft geopend. Dat was schrikken. Brein, die een conservatieve herinterpretatie van het auteursrecht promoot; Brein, die onze burgerrechten verkwanselt om een achterhaald distributiemonopolie te schragen; Brein, die wil dat internetproviders al het verkeer van hun gebruikers gaan controleren omdat die wellicht wel eens iets uit illegale bron downloaden; Brein, die het ondemocratische, ontransparante en immorele ACTA-verdrag – waarin een rigide auteursrecht wordt voorgesteld waarin gebruikers amper rechten hebben – van harte steunt.

Brein kondigde gisteren aan ook de onderlinge ruil in e-books en digitale teksten te zullen aanvatten. Daar ben ik bepaald geen voorstander van, en daar heb ik – als auteur en als consument – verdomd goede redenen voor.

Allereerst zijn e-books idioot duur. Een van mijn uitgevers heeft een boek van mij eerst in papieren vorm uitgebaat en brengt nu de digitale versie ervan op de markt. Alle kosten (redactiewerk, vormgeving, opmaak) zijn er al lang uit. De digitale heruitgave kost geen lor: er hoeft geen papier gekocht, bedrukt en gebonden te worden, er is geen dure opslagruimte nodig, geen marge wegens onverkoopbare restanten, geen budget voor fysieke distributie. Ze hoeven alleen hun ene digitale kopie zo vaak te vermenigvuldigen als nodig is.

Toch kost de digitale versie van dat boek liefst tien euro: tweederde van de prijs van het papieren boek. Alle financiële voordelen van deze nieuwe vorm van vermenigvuldiging en distributie vloeien naar de uitgever en de boekhandel toe, terwijl de koper niks merkt van de gedaalde kostprijs. De auteur trouwens ook niet: het percentage dat ik krijg, is precies hetzelfde als bij de papieren versie

Digitale versies móeten wel dichtbij de papieren prijs liggen, werpt de boekenbranche dan tegen. Inderdaad zijn de kosten er al uit, maar da’s alleen omdat we eerst die duurdere papieren editie hebben verkocht. Bovendien: als we de digitale heruitgave goedkoop maken, verwachten mensen straks – als boeken nog uitsluitend digitaal verschijnen – diezelfde lage prijs. En dan zitten we met de brokken. Ook u, mevrouw de auteur.

Waarop alleen de tegenwerping past dat als boeken goedkoper zijn, ze vaker worden gekocht. Bij een prijs van vijf euro waag je als koper eerder een gokje dan bij een boek van vijfentwintig euro. Op datzelfde principe zijn goedkope pocketedities gebaseerd, en daar blijkt ’t prima te werken. Wat je verliest in prijs per digitaal exemplaar win je in verkoopvolume en in sterk gereduceerde productie- en distributiekosten

Ten tweede zijn e-books kopersbedrog. Vrijwel alle officieel verkochte e-books hebben een kopieerbeveiliging. Oerstom, want piraten kunnen die toch wel omzeilen en de enige mensen die je ermee hebt, zijn juist degenen die netjes een digitale versie hebben aangeschaft. Want zodra zij overstappen op een ander type e-reader of een ander computersysteem, is hun hele digitale boekenbezit op slag ontoegankelijk en onbereikbaar geworden. Hopla, je hele keurig gekochte bibliotheek kwijt, met dank aan de auteursrechtbeschermers.

Diezelfde beveiliging verhindert ook dat je een eenmaal gekocht boek kunt weggeven of tweedehands kunt verkopen. Daarmee beperkt het de circulatie van boeken. Zodra de uitgever ze niet meer aanbiedt, vallen ze uit de cultuur. Kopieerbescherming verpest kortom het vertrouwen in de markt, maakt boeken instabiel, schoffeert consumenten en levert auteurs niets extra’s op.

En ten derde wil ik niet dat mijn intellectueel recht op mijn werk door Brein wordt misbruikt om uw en mijn burgerrechten te beknotten.

[Zie ook mijn voordracht Wees geen ezel, d.d. 1 juni 2010.]

Mixen en mengen

Amsterdam is van oudsher een vrijplaats. Ook in meer recente decennia trok de stad mensen uit binnen- en buitenland aan die zich elders niet op hun gemak voelden of die een middelpuntbindende plek zochten. Die trek hield zelfs stand terwijl er amper nog woonruimte was voor de nieuwe aanwinsten; een van de redenen waarom het kraken een hoge vlucht nam.

Dit type trek is afgenomen. Amsterdam is niet meer de vrijplaats voor mensen die iets anders willen en er domicilie kiezen. Het aureool van vrijplaats trekt nu veeleer bezoekers: mensen die er voor een weekend of een avond komen en daarna naar hun huis elders teruggaan. Toeristen voor wie de stad geen leefruimte is, maar een vrijblijvende attractie, een droom van tijdelijke bandeloosheid.

De vrijgezellenfeestgangers die een avond de boel op stelten komen zetten, de vrienden die zich een weekend suf blowen of drinken, de zakenlui die dure bordelen langsgaan en zwart geld verbrassen – ze komen naar Amsterdam om gek te doen, maar hebben geen duurzame band met de stad en voelen er geen verantwoordelijkheid voor. Integendeel, ze komen er juist om tijdelijk onverantwoordelijk te zijn en later te kunnen opscheppen over hun excessen. Het centrum van Amsterdam is allang niet meer het domein van de mensen die in de stad wonen.

Ook al niet omdat het centrum bijna compleet is vernut, met overal kantoren, winkelstraten en horeca. Het centrum is overdag en ’s avonds druk, maar het zijn winkelaars, uitgaanders, forensen en bezoekers. De bewoners vertoeven elders. Dat is een van de weinige kenmerken die Amsterdam nog gemeen heeft met andere grote steden, maar niet de leukste. Als het centrum wordt bevolkt door mensen voor wie de stad een tijdelijke plek is, en niet door mensen die gecommitteerd zijn aan het leven in dat centrum, verwordt een stad tot nostalgisch idee.

Gelukkig zijn er nog steeds dingen die trekken. Kortgeleden sprak ik een diverse groep buitenlanders die hoopten naar hier te kunnen verhuizen. Ze haakten naar het rijke kritische klimaat en de traditie van reflectie, naar de vanzelfsprekendheid waarmee disciplines zich hier mengen, naar het gemak waarmee ideeënvorming en praktijk hier hand in hand gaan.

Maar dat is precies het Amsterdam dat steeds meer wordt weggeduwd en weggerenoveerd; het Amsterdam dat wordt verkaveld in boodschappen hier, uitgaan daar en werken dáár. Juist die mix van werken, wonen, verpozen, doen, zoeken, en mekaar onderweg steeds weer tegen het lijf lopen – zodat iedereen zich uiteindelijk leert verhouden tot elkaar – die mix, dat is de kern van een spannende stad. Die mix wordt nu naar de randen van de stad, naar de randen van onze mentale kaart geduwd.

De stad kan dat stoppen. Door het centrum niet tot een gekuist icoon te maken maar haar levend te houden; door rafelranden niet aan te harken maar ze tot het hart van de stad te verklaren; door heel selectief en bijzonder precies te zijn in wat ze niet wil en de rest te laten gisten en groeien. En vooral: door te mikken op mensen met binding met de stad en met een hang naar grootsteeds leven.

Waar moeten al die mixers en mengers en veranderaars anders naartoe? Elk ander mensentype heeft plek zat in Nederland. Zonder een vrijplaats zijn de mixers en mengers dakloos. Ze hoeven niet de hele stad te hebben, maar zijn onontbeerlijk voor de cultuur. Dus laat Guusje ter Horst maar elders haar harkzucht uitburgemeesteren.

Oh nee! Niet Guusje…

Oh néé! Niet Guusje ter Horst, die de nationale vingerafdrukkendatabank heeft doorgedrukt en zich daarbij valselijk verschool achter Europa’s rokken – want van Europa hoefde dat helemaal niet, dat heeft haar ministerie helemaal zelf bedacht. Niet Guusje Liegebeest, die als grootste privacyschender van Nederland afgelopen februari de Big Brother Award 2009 in de wacht sleepte, en daarna in een open brief aan de jury zonder blikken of blozen loog dat zij juist die week door het parlement toch heus lof toegezwaaid had gekregen vanwege haar o zo zorgvuldige afweging tussen privacy en veiligheid – want dat had het parlement helemaal niet gedaan, zoals uit grondig onderzoek van Sargasso bleek. (1) (2)

Niet Guusje, die toen ze wethouder in Amsterdam was de bijnaam ‘Guusje Tegen’ wist te krijgen: ze was tegen de kermis op de Dam, tegen haringkarren op bruggen, tegen het culinair festijn op het Amstelveld en tegen de winkelopenstelling op zondag. Guusje Tegen, die weigerde de Regulierdwarsstraat. een homo-uitgaansstraat, autovrij te maken, (3) maar wel de Amsterdamse grachten van alle auto’s wou ontdoen en daarbij arrogant zei: ‘Met de bewoners van de binnenstad heb ik niks te maken.’ (4)

Niet Guusje, die als Nijmeegs burgemeester op de bon werd geslingerd wegens rijden onder invloed en toen haar bekeuring van hogerhand onzichtbaar liet maken in het politieregister. (5)

Niet Guusje, die zich er vorig jaar in een interview met Vrij Nederland over bekermde dat het zo akelig en zo ongepast was dat burgers de overheid met wantrouwen bejegenden, terwijl zijzelf als minister intussen de burgers voor geen cent vertrouwde en de ene na de andere controlemaatregel jegens de bevolking uitvaardigde. (6) Niet Guusje Ocherm, die wilde dat wij blind op haar vertrouwden terwijl zij en haar kornuiten in het kabinet wet op wet bedachten die de grondwet en onze burgerrechten verder uitholden. Niet Guusje Ocherm, die in een kabinet zat dat draaien en klungelen tot een treurige kunst verhief en dat haar eigen kleinzieligheid niet onder ogen kon zien.

Niet Guusje. Die is apert ongeschikt als hoofdstedelijk burgemeester: ze is te regentesk, te arrogant, te leugenachtig, te verbeten, te truttig, te ijdel en te kortzichtig. Ze mist allure, flair en schwung; en wat ze wel in haar mars heeft, blief ik niet.

Oh nee. Geen Guusje. Want er zijn zoveel betere kandidaten. Boris Dittrich bijvoorbeeld. D66 verdient nu eindelijk eens een burgemeester in een grote stad, en Dittrich snapt een boel van homobeleid, van internationale politiek, van voorzichtig manoeuvreren en toch koers houden. Hij is zachtmoedig maar met principes. Of Andrée van Es: een door de wol geverfde GroenLinkser, die het onschatbare vermogen heeft twisten te kunnen overzien, te doorgronden en te overstijgen. Van Es kan kemphanen met goede argumenten de sporen uittrekken en dan zijn die na afloop nog blij met haar ingreep ook. Ze is bovendien charmant en intelligent. Of Eberhard van der Laan, die zowat als enige minister van de zojuist afgedankte ploeg allerwege respect behield, en die van integratie en emancipatie oprecht zijn vak heeft gemaakt.

Er zijn veel goede kandidaten, maar Guusje ter Horst hoort daar niet bij.

Handje contantje

Over een paar jaar ligt contant geld eruit: dan betalen we alles digitaal. Dat heeft voordelen. Nooit meer grabbelen naar gepast kleingeld, nooit meer merken dat je nét tien cent tekort komt voor een kop koffie. Pasje doorhalen en transactie bevestigen, RFID-kaart of mobiele telefoon die draadloos wordt gescand in de buurt houden, klaar!

De teloorgang van contant geld heeft ook nadelen. Je ziet het bij de OV-chipkaart: niemand weet sinds de invoering van dat onding eigenlijk nog hoe je een ander op een tram- of treinreisje kunt trakteren. Al wie door de poortjes loopt wordt immers afzonderlijk aangeslagen, en tegen zo’n machine kun je niet galant zeggen: nah, laat mij maar. Wil je een ander meenemen, dan moet je die na afloop schadeloos stellen. Hoe? Met cash! Oeps – dat werkt over een paar jaar niet meer. Tegen die tijd is de enige oplossing om geld over te maken aan je gast, wat toch aanzienlijk minder feestelijk voelt.

Alles digitaal betalen heeft enorme consequenties. Het is de doodklap voor onderhandse betalingen, van een krant bij de kiosk tot een zak patat bij de snackbar. Het betekent dat we in de nabije toekomst voor al onze financiële handelingen een intermediair nodig hebben: een instantie die het bewuste bedrag van onze rekening afhaalt en bij een ander erop zet. Daarmee ook dat elke lening, elke gift, elke aanschaf, elke transactie wordt gelogd, en zodoende traceerbaar en opvraagbaar is.

Hoe kan ik een zwerver of een verkoper van de daklozenkrant nog iets toestoppen als we straks geen cash meer hebben? Want zo iemand heeft uit de aard der zaak geen geld voor een apparaatje waarmee hij zijn kant van de transactie die ik via mijn mobieltje accordeer, kan afhandelen. En hij krijgt van zijn leven niet de status van nette neringdoende. Als de bank hem überhaupt al een rekening laat openen…

Handig voor de bestrijding van zwart geld, zult u denken. Maar dat is kortzichtig. Want ook fooien geven wordt dan lastig, evenals schoonmakers of een klusjesman inhuren, en je kind of je oude moeder iets toestoppen. Bovendien weet elke econoom dat wit geld weliswaar de staat overeind houdt, maar zwart en grijs geld onmisbare smeer zijn voor de rest van de economie. Daarnaast zullen dieven zich toeleggen op het digitaal jatten van uw geld; ze moeten toch wat? En aangezien de overheid via de OV-chipkaart in hoogsteigen persoon het systeem van bonloze digitale transacties heeft ingevoerd, waarbij de benadeelde zelf maar moet bewijzen dat het systeem fout was, wordt het nog verdomde lastig ook om digitale dieven te snappen en merk je zo’n beroving altijd pas als het veel te laat is. Misdaad opheffen lukt nooit, we verschuiven hooguit de doelwitten.

Als burgers hebben we eigenlijk nog nooit hardop nagedacht hoe wijzelf ons geldsysteem willen organiseren. Willen we werkelijk voor elke transactie of gift een beroep moeten doen op onze bank, of Paypal? Willen we echt dat de staat tot op de cent kan natrekken wie wat waaraan en wanneer uitgeeft?

Kort nadat mobieltjes opkwamen, bleken mensen pre-paid kaarten tot onderling internationaal betaalmiddel te hebben omgebouwd. Als ik iemand in Italië tien euro wou betalen voor een cd die ik van ‘m overnam, kocht ik beltegoed van een maatschappij van zijn keuze en mailde hem het nummer. Dan had-ie die tien euro. Zoiets moeten we weer verzinnen.

Niet alles is reclame

Sinds september vorig jaar wordt iedereen die een nieuw paspoort aanvraagt, verplicht om zijn vingerafdrukken af te geven, die vervolgens centraal worden opgeslagen. De groep Het Nieuwe Rijk vond dat we ‘t daar hoognodig over moesten hebben,en verspreidde daartoe een nepoverheidsfolder, waarin ze satire en overdrijving als stijlmiddel gebruikten. De overheid dacht namelijk al fijn vooruit voor ons, legde de folder uit. Was het niet onhandig dat we tegenwoordig overal ons BSN moeten invullen, zo’n lang getal dat niemand kan onthouden? Nu: dat BSN konden we voortaan gratis als barcode op onze arm laten tatoeëren, cadeautje van de overheid!

Minister boos. Zulke onfrisse associaties als Het Nieuwe Rijk legde waren ongepast vond ze, het riekte naar het Derde Rijk, en ze deed aangifte. Het Openbaar Ministerie seponeerde die klacht: wellicht was de folder smakeloos maar er werd niks strafbaars in gezegd: politiek bedrijven en neplogo’s gebruiken mag nu eenmaal.

Ook de Reclame Code Commissie had een klacht ontvangen en liet zich over de folder uit. Die uitspraak werd afgelopen week bekend: de RCC keurde de folder met kracht af. Eh… de Reclame Code Commissie? Het ging toch niet om een advertentie? Waar bemoeien ze zich mee?

Buiten de waard gerekend. De RCC, een zelfregulerend orgaan, heeft zichzelf nieuwe bevoegdheden aangemeten. Het publiek aanbevelen van een idee volstaat volgens hen om iets onder hun jurisdictie te laten vallen. ‘Nu de Commissie ingevolge artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code bevoegd is elke openbare aanprijzing van denkbeelden te toetsen aan de Nederlandse Reclame Code…’ et cetera. Dat het niet om een reclamefolder ging, doet er niet toe. In haar overwegingen stelt de RCC zelfs expliciet dat de folder ‘onvoldoende als reclame herkenbaar’ was, en telde dat als een punt in het nadeel van Het Nieuwe Rijk.

Elke openbare aanprijzing van denkbeelden is reclame, zelfs als het niet als zodanig herkenbaar is, noch zo is bedoeld? Je hoeft geen product meer te verkopen om voortaan onder het scherpe, deskundige oordeel van het RCC te vallen? Nee maar. Dat biedt perspectief!

En hemel, wat is de RCC dan al die tijd gruwelijk nalatig geweest. Nooit een woord van ze gehoord over de uitzendingen in het kader van de zendtijd voor politieke partijen; daar worden immers bij de vleet denkbeelden aangeprezen en tal van valse claims gemaakt. Een verzuim dat de RCC hoogstnodig moet goedmaken. Balkenende die zijn beleid in de Tweede Kamer aanprijst, moet voortaan volledig waarheidsgetrouw zijn – anders sturen we de RCC op hem af, die hem bovendien de oren moet wassen omdat zijn uitlatingen ‘onvoldoende als reclame herkenbaar’ waren. We hebben voortaan ook geen commissies-Davids meer nodig: de RCC staat voor ons klaar! De rechtszaak tegen Wilders? Meteen overdoen aan de RCC, die weet daar wel raad mee. Productvergelijkingen waren al langer aan strenge regels onderhevig. Ai. Da’s de doodssteek voor elke politieke partij die ongefundeerd wil katten op de concurrentie.

En voortaan – da’s nog het beste nieuws – kan elk foldertje van Scientology linea recta worden aangemeld bij de Reclame Code Commissie, die dan moet oordelen dat het hier ongefundeerde claims betreft.

Jongens toch. De RCC heeft geen enkele bevoegdheid om politieke acties of politieke denkbeelden te beoordelen, en moet zich dergelijke aspiraties ook vooral niet willen aanmeten. Zelfregulering leidt kennelijk licht tot zelfoverschatting.

Ideetjes

De Raad voor de Volksgezondheid en Zorg heeft een plan: als we mensen die ongezond leven nu eens meer premie laten betalen? Wie rookt of te dik is, moet daar voortaan zelf maar voor opdraaien. Eigen schuld, betaal zelf voor je bult: anders wordt de zorg onbetaalbaar.

Geniaal. En zo eenvoudig! We moeten natuurlijk nog wel even nadenken hoe we controleren of iemand gezond of ongezond leeft. Met roken is dat makkelijk: iedereen krijgt verplicht elk jaar een longfoto, dan kun je zien wie de kluit bedondert. Bij overgewicht is helaas iets moeilijker vast te stellen wie precies schuld draagt, maar ik stel voor het simpel te houden: tot iemand achttien is de ouders aansprakelijk te houden en daarna de dikkerd zelf. Voor elke kilo overgewicht betaal je maandelijks gewoon een tientje premie meer.

Maar waarom zouden we het daarbij laten? Als we het premiestelsel toch hervormen, kunnen we het beter meteen groots aanpakken. Van een beetje visionair denken is immers nog nooit iemand ziek geworden.

Wie geregeld teveel drinkt, kan ook op de zwarte lijst: meer dan twee glazen wijn of bier per dag is niet gezond. Controle daarop is heus niet moeilijk: we kunnen de dagelijkse blaastest aan scholen, kantoren en bedrijven uitbesteden – het is voor hen trouwens nuttig te weten wie van het personeel teveel zuipt – en voor wie werkloos of aan huis gebonden is, verzinnen we een handige test per computer en internet.

Mensen die sporten, krijgen een premieverlaging. Mensen die sporten en daardoor een blessure oplopen, krijgen voor de duur van hun blessure een premieverhoging. Dit om de beoefening van veilige sporten zoals yoga, wandelen en zwemmen te bevorderen, en de populariteit van risicosporten als voetbal, vechtsport en hardrennen (denk aan de dure knieslijtage!) te verminderen.

Bij zwangerschap stellen we rond de derde maand een verplichte DNA-test in. Mocht blijken dat de vrucht Down heeft of een andere dure afwijking, dan biedt de overheid de moeder een abortus aan, uiteraard gratis. De aanstaande ouders mogen die gerust weigeren, maar draaien dan wel zelf voor de kosten van hun gehandicapte kind op. Ze hebben het immers willens en wetens op de wereld gezet, en kunnen niet langer verwachten die kosten op de samenleving te mogen afwentelen. Vrouwen die geen kind willen, moeten overigens ook meer premie betalen: kinderloosheid is een bekende risicofactor voor borstkanker.

Mannen die niet trouwen, die scheiden of weduwnaar worden, kunnen op een premieverhoging rekenen: getrouwde mannen zijn statistisch gezien gezonder dan alleenstaande mannen, zowel geestelijk als fysiek. Voor vrouwen geldt het omgekeerde, zodat die een premieverhoging krijgen zodra ze in het huwelijksbootje stappen en een verlaging indien ze alleenstaand zijn of worden. Voor keurig getrouwde heterostellen zullen de betrokken premieverhoging en –verlaging elkaar netjes in evenwicht houden, wat een prettig neveneffect is.

Zulke financiële prikkels zullen werken als een fantastische aansporing tot gezond leven. Linksom of rechtsom besparen we een boel geld op de gezondheidszorg: hetzij doordat mensen afzien van duur gedrag, hetzij doordat ze zelf opdraaien voor de hogere kosten die ze veroorzaken.

Zo kunnen we allemaal met en gerust hart tot op hoge leeftijd gezond blijven. Waar we later de pensioenen van al die nieuwe cohorten oudjes van betalen en hoe we de dure zorg voor al die nieuwe Alzheimer-, Parkinson- en dementiepatiënten bekostigen, zien we dan wel weer.

Draagvlak

[Met excuses aan de vaste lezers van dit blog, die kennen het verhaal al. Maar de krant had het nog niet.]

Dacht je dat we zowat alles gehad hadden, lees je dit. Om het draagvlak voor de kinderbijslag, het weduwe- en weduwnaarspensioen, de bijstand, de WAO en de AOW te behouden, wil het kabinet iedereen die zo’n uitkering heeft, voortaan verplichten een controleambtenaar in zijn huis toe laten. Die ambtenaar mag dan het huis onderzoeken om na te gaan of er wellicht fraude wordt gepleegd: of dat kind nog wel thuis woont, of je niet stiekem samenwoont etc. Enkele miljoenen Nederlanders zullen in aanmerking komen op een dergelijk bezoek te worden getrakteerd.

Op grond van dit wetsvoorstel – het ligt momenteel bij de Tweede Kamer – mogen gemeentes, de Sociale Verzekeringsbank en het UWV voortaan zelf bepalen wanneer zij toegang tot iemands woning willen hebben. Er hoeft daartoe geen enkele verdenking van fraude te bestaan: het volstaat dat zo’n ambtenaar met zijn verkeerde been uit bed is gestapt, of wellicht wil-ie gewoon je huis zien omdat hij dat straks nu eenmaal mág van de regering. Wie die ambtenaar vervolgens toegang weigert, ziet zijn uitkering verdwijnen (kinderbijslag) of ontvangt voortaan nog maar de helft (alle andere genoemde uitkeringen).

Het kabinet verwacht overigens niet dat langs deze weg meer fraude wordt opgespoord. Men stelt de wet uitsluitend voor om ‘het draagvlak van sociale voorzieningen’ in de samenleving te behouden. Immers, veel gemeentes willen eigenlijk liefst al wanneer iemand een uitkering aanvraagt, een kijkje in de woning nemen; het wetsvoorstel wil aan die wens tegemoet komen. Dat gemeentes en uitkeringsinstanties al naar hartelust bestanden kunnen koppelen en kruisen om na te gaan of iemand eventueel fraudeert, is kennelijk niet voldoende.

Als saillant detail melde het Nederlands Dagblad – dat afgelopen week als eerste over het wetsvoorstel publiceerde – dat het doorzoeken van een woning van iemand die niet wordt verdacht, sinds 2007 alleen is toegestaan indien de betrokken burger vrijwillig meewerkt. ‘Vrijwillig’ zou ik dit bepaald niet willen noemen. De term ‘chantage’ lijkt me iets beter geschikt.

Ziet u die gesprekken al voor zich? ‘We verdenken u niet, hoor, maar u moet ons toch binnenlaten. Nee, we hebben geen huiszoekingsbevel. Dat hoeft ook helemaal niet, ik zei het al: we verdenken u immers nergens van. Dus u moet ons vrijwillig binnenlaten. Anders trekken wij namelijk uw uitkering in. Ook al verdenken wij u niet.’

Wat is dat voor een kolder? Het kabinet kan niet hard maken dat er significant gefraudeerd wordt. Bovendien: indien er een verdenking van fraude bestaat, mogen ambtenaren al een boel doen, inclusief buurtonderzoek, iemands gangen volgen en, in laatste instantie, toegang tot de woning eisen. Waarom dan een dergelijke draconische maatregel voorgesteld, een maatregel bovendien waarvan ook het kabinet zelf geen enkele baat qua fraudevangst verwacht?

Vanwege dat ‘draagvlak’? Maar ho. Juist door deze redenering doet het kabinet dat draagvlak afkalven. Zijzelf zet immers met dit voorstel alle Nederlanders die – om wat voor reden dan ook – een uitkering ontvangen, en ongeacht hoe legitiem, hoe verdiend en hoe onomstreden die uitkering ook is, niettemin op voorhand in de verdachtenbank en ontneemt hen rechten die voor elke Nederlander gelden, zoals het thuisrecht en het recht niet verdacht te zijn totdat er degelijke aanwijzingen zijn van het omgekeerde.

Escalatie

Nam een terrorist een vliegtuig. De cockpitdeur was inmiddels versterkt en daarom bedreigde hij de passagiers. Sindsdien reizen er op elke vlucht naar Amerika voor de zekerheid gewapende US marshals mee. (Wat deden die eigenlijk toen de laatstgevangen terrorist aanstalten maakte? Het was een medepassagier die de klootzak aanvloog, overmeesterde en in een houdgreep hield.)

Nam een terrorist een vliegtuig. Hij had flaconnetjes bij zich die, indien gemixt, een explosief mengsel zouden vormen. Sindsdien mag niemand in het vliegtuig iets meenemen dat meer dan 100 cc vocht bevat, tenzij het is aangeschaft in de tax-free zone. De winkels op de luchthavens maken nadien woekerwinsten op water en frisdrank. Zelf zou ik, als ik terrorist was met een snood masterplan, ruim op voorhand een handlanger in een tax-free shop planten en jaren later van hem geprepareerde flesjes cola kopen met buitengewoon enge dingen erin. Je hebt een masterplan of niet, en wie slecht wil zijn moet flink vooruitdenken.

Nam een terrorist een vliegtuig. Hij had semtex in de holle hak van zijn schoen gefrut en klapte onderweg de hak open om de ontsteking erin te zetten, maar werd overmeesterd door een oplettende medepassagier. Sindsdien moeten we allemaal onze schoenen uit en riemen af als we de vliegvelddouane passeren en stuk voor stuk door een poortje moeten terwijl onze handbagage wordt gescand. Een bevreemdend spektakel van mensen die op één been hupsen om een schoen uit of aan te trekken, onderwijl ongerust speurend naar hun tas, jas en mobieltje die verderop op een lopende band te graai liggen.

Nam een terrorist een vliegtuig. In zijn ondergoed had hij explosieven genaaid die de poortjes niet konden detecteren: die letten vooral op metaal. De ellendeling trachtte ze vlak voor de landing tot ontploffing te brengen, maar waar hij op een fiere stormram met een orgiastische explosie had gehoopt, kreeg-ie een ejaculatie praecox en verschroeide alleen zijn eigen ballen. Straks moeten we, zo wil ineens elk land, allemaal door een bodyscan vooraleer we het vliegtuig mogen betreden.

Nu kunnen we gaan jammeren van privacy en naakt worden gezien enzo, maar dat raakt niet het hart van de zaak. Onze privacy zijn we allang kwijt, zeker als het om vliegen gaat. Protesteren tegen een nog wantrouwender en vernederender bejegening van onschuldige passagiers haalt niks uit. De crux is dat morgen, of volgende maand, iemand ook deze nieuwe maatregel omzeilt: dan neemt een terrorist weer een vliegtuig.

In laatste instantie resteren ons twee opties. Een: wetend dat je kwaad nooit kunt uitbannen, leggen we ons erbij neer dat individuen in een minuscuul deel van ons internationale verkeer een ramp kunnen aanrichten. De consequentie is dat we terrorisme gaan beschouwen als een verkeersongeluk, een tragisch maar onvermijdbaar incident. Hoe goed je ook je best doet en hoe prachtig je beleid ook is, je kunt misbruik, ongelukken en ellende helaas nooit uitbannen, en één gek kan altijd meer kapot maken dan duizend verstandige mensen kunnen verzinnen.

Of twee: we spuiten iedereen die per vliegtuig wil reizen bij de douane in een tijdelijk coma, kleden ze uit, onderzoeken al hun lichaamsin- en uitgangen, stapelen ze in bomvrije compartimenten in het vliegtuig, en maken ze pas wakker als ze ’s anderenlands door de douane heen zijn. Want daar stevenen we op af: levende, denkende mensen verschepen is een veiligheidsrisico.

(Met dank aan Dave Boyce, die mijn eigen idee nog net een stap absurdistischer maakte.)

Vergaardrift zonder hygiëne

Een medewerker van de Rabobank verloor vorige week een usb-stick, waar zich onder meer de gegevens van drieduizend klanten op bevonden. Hun persoonlijke gegevens stonden erop, maar ook welke beleggingen ze hadden gedaan en wat hun totaal belegde vermogen was. Dat de kwestie in het nieuws kwam, was uitsluitend omdat de vinder de usb-stick bij een krant afleverde en de krant er nieuws in zag.

Zulke datalekken zijn aan de orde van de dag. Soms gaat het om diefstal, maar vaker gaat het om slordigheid of onnadenkendheid van de mensen die beroepshalve met gevoelige informatie werken: verloren laptops, websites waar gevoelige informatie per ongeluk voor het oprapen ligt, rondslingerende usb-sticks, verdwaalde cd’s, afgedankte computers of harde schijven waar nog van alles op blijkt te staan.

Juist in een maatschappij die zichzelf zo afhankelijk heeft gemaakt van elektronische data, is dergelijke slordigheid buitengewoon pijnlijk. Je wilt niet dat duizenden elektronische patiëntendossiers ergens rondslingeren of dat ineens de financiële historie van de klanten van een bank op straat ligt. Zulke slordigheid leidt geregeld tot akelige inbreuken op iemands privacy; de gedupeerden staan vervolgens ook potentieel bloot aan misbruik van hun gegevens. Kwaadwillenden kunnen er makkelijk identiteitsfraude mee plegen (een type misdaad dat sterk in opkomst is), of nagaan wie een interessant slachtoffer is voor inbraak of chantage.

Iedereen wil de hele tijd maar gegevens van ons en onze gedragingen liefst real-time volgen. Voor zowat alles moet je je registreren, en bijna alles wat we doen leidt tot digitale sporen die aan ons worden onttrokken en vervolgens worden opgeslagen en bewaard. De vergaardrift van bedrijven en overheid kent haast geen grenzen.

Er zit een wrange paradox in die verzameldrift. Terwijl de dataverzamelaars enerzijds wonderen verwachten van het koppelen en verwerken van al die gegevens – betere gebruikersprofielen en risicoanalyses maken, sporen beter natrekken, misdaad voorkomen, monitoring opschroeven, logistiek en efficiëntie verbeteren, kosten drukken enzovoorts – zijn ze met het beheer van die gegevens vaak erg nonchalant. Te veel mensen hebben toegang, gegevens worden onversleuteld bewaard en gekopieerd, laptops en usb-sticks hebben geen beveiliging, computernetwerken zijn onvoldoende afgeschermd of hebben een architectuur die meer let op gebruiksgemak dan op veiligheid.

Sinds kort wordt er nagedacht over een meldplicht voor datalekkages. De plannen zijn helaas buitengewoon beperkt. Zo gaat de EU via een richtlijn de telecomaanbieders verplichten datalekken te melden, maar blijven alle andere vergaarders – van financiële instanties tot de zorg, van bedrijfsleven tot overheidsinstanties – buiten schot. Ook zij zouden onder zo’n meldplicht horen te vallen.

En aan meldingen alleen heb je uiteindelijk natuurlijk niks. De hoop is dat bedrijven en overheden uit angst voor reputatieschade zorgvuldiger zullen worden, maar elke gedragsdeskundige weet dat straf uitdelen alleen zelden helpt: dat leidt namelijk vooral tot pogingen om gemaakte fouten te verdoezelen.

We zouden eens moeten gaan nadenken over datahygiëne. Net zoals we het gewoon vinden in ons dagelijks leven hygiëne te betrachten – je handen wassen na toiletbezoek, geregeld douchen, je tanden poetsen, servies afwassen, geen water drinken uit een plas op straat – zouden we een vergelijkbare serie gewoontes rondom dataverkeer, dataopslag en dataoverdacht moeten ontwikkelen.

Wellicht dat we dan gaandeweg leren terug te deinzen als iemand een onbeveiligde usb-stick in een computer steekt en het vies gaan vinden als data niet versleuteld wordt overgedragen: alsof iemand je met een gebruikte naald wil prikken.

Verder lezen:

Onverdraaglijk verdrag

Nadat de Parlementaire Werkgroep Auteursrecht kortgeleden haar rapport had uitgebracht, beloofde de regering haar huidige beleid voorlopig te handhaven. Op termijn wordt het auteursrecht aangescherpt – het downloaden van illegale kopieën wordt te zijner tijd verboden, terwijl dat nu mag – maar eerst, zo vond ook de regering, moest de entertainmentindustrie zelf met betere plannen komen om muziek, tv-series en films adequaat te distribueren en het legale aanbod te moderniseren.

Aan die voorgenomen strafbaarstelling van het downloaden van illegale kopieën kleven overigens grote principiële problemen. Hoe wil je zoiets in hemelsnaam handhaven? Dat kan alleen door al het internetgebruik van particulieren nauwgezet te monitoren en controleren, wat nu niet bepaald past in een democratie. De regering beloofde haar voornemen niet meteen uit te voeren. Eerst moest de industrie zelf over de brug komen.

Dat was een leugen. Er blijkt er een nieuw multilateraal handelsverdrag op stapel te staan, de ACTA: een verdrag dat namaak en handelsinbreuk moet beperken. Nederland onderhandelt in het geheim mee. Op aandringen van de muziek- en filmindustrie zijn ook inbreuken op het auteursrecht in de ACTA ondergebracht. Hoe een en ander precies is geformuleerd, was lange tijd onduidelijk: ook de stukken zelf zijn namelijk geheim en de onderhandelingen vinden niet plaats binnen een bestaande structuur (zoals de EU).

Uit wat er inmiddels van de ACTA gelekt is, lijkt de voorgestelde aanpak vele malen strenger te zijn dan wat Nederland of de EU momenteel aan wet- en regelgeving kent. Anders gezegd: als Nederland tekent, geven we onze beleidsvrijheid op en committeren ons aan een verdrag dat tegen onze eigen nationale en Europese afspraken ingaat, en waarvan burgers noch parlement kennis hebben kunnen nemen.

De Amerikanen blijken voorgesteld te hebben om providers via de ACTA medeverantwoordelijk te maken voor de eventuele auteursrechtinbreuken van hun klanten; een principe dat we in Europa nadrukkelijk afgewezen hebben. De enige weg die providers geboden wordt om aan die medeaansprakelijkheid te ontkomen, is een verplichte medewerking aan de claims van de rechthebbenden. Providers zouden mensen direct moeten afsluiten, namen en adressen moeten doorgeven, administratieve boetes moeten opleggen etc. zodra de entertainmentindustrie claimt dat haar rechten worden geschonden.

In een uitstekende brief legden Bits of Freedom en Vrijschrift vorige week uit waarom dat een fundamentele fout is. Zulke dingen horen niet in handelsverdragen te worden geregeld: ‘Het opleggen van administratieve taken aan bedrijven is niet verenigbaar met het recht op een eerlijk proces, zoals gegarandeerd in het Europees Verdrag voor de rechten van de Mens.’ Bedrijven zijn niet opgericht om rechtbank te spelen, en deze aanpak ontneemt ‘verdachte’ gebruikers hun recht op een advocaat en op beroep. Daar komt bij dat veel claims van de entertainmentindustrie bij de rechter geen stand hielden; wellicht een extra reden waarom zij die stap liever overslaan en zelf rechter willen zijn.

De regering is de ACTA-onderhandelingen ingegaan zonder het parlement daarvan op de hoogte te brengen en stemde daarenboven in met een geheimhoudingsdocument over diezelfde onderhandelingen. ‘Elke democratische legitimering ontbreekt,’ concluderen Bits of Freedom en Vrijschrift terecht.

Dat de entertainmentindustrie weinig oog heeft voor andere rechten dan de hunne, was al langer duidelijk. Dat de regering daarin gretig meegaat en het parlement intussen voorliegt, is onverdraaglijk.

[N.B.: Met mijn oprechte excuses aan Vrijschrift, die ik – heel dom – aanvankelijk Vrijbit noemde. Op mijn website kan ik dat makkelijk aanpassen, in de krant helaas niet.]

Meer lezen:

  • ACTA: Wikipedia (EN)
  • ACTA revealed, European ISPs might have a big problem: EDRi
  • EU-reactie op Amerikaanse voorstellen: .pdf
  • Brief Bits of Freedom en Vrijschrift: .pdf

Update 10 december: Er is een open brief opgesteld, gericht aan onder meer het Europees parlement, waarin gepleit wordt in het ACTA geen afspraken op te nemen die indruisen tegen burgerrechten. NGO’s kunnen de open brief ondertekenen.