De katten had ik voorzichtigheidshalve binnen geroepen, maar zelf zat ik vrijdagavond op een stoeltje in de achtertuin vergenoegd naar de donkere lucht te staren. Jottum! Het was onweer!
De donder stelde teleur: ratelende slagen bleven uit, het bleef bij monkelend gerommel. De bliksem maakte een boel goed. De schichten trokken grillige, zich razendsnel voortspoedende en vertakkende lijnen door de lucht: alsof je het donkere oppervlak van een ijsvijver plotseling wit zag opbreken. De bliksem schoot soms bijna horizontaal door de lucht, de nacht hel verlichtend.
Op Twitter las ik later dat het in Utrecht zo snel achter elkaar had gebliksemd dat je bij dat licht makkelijk een boek kon lezen. Het bericht maakte me licht jaloers: daar hadden ze kennelijk mooier onweer gehad!
Ik ben dol op spektakelweer, het ontregelende effect ervan maakt me vrolijk. Slagregens wekken mijn verlangen op om in plassen te springen, liefst zou ik mijn kleren willen uittrekken en doen alsof de wereld een alles en iedereen omvattende douche is. Van windhozen raak ik giechelig. Die schakelen de zwaartekracht eventjes uit en geven alles vleugels, het lijkt warempel alsof je onverwacht kan worden opgetild en eigenlijk een veertje bent. Fascinerend toch hoe de lucht ineens tastbaar lijkt en verandert in iets dat duwt en waartegen je zomaar, zonder om te vallen, met je hele gewicht kunt aanleunen? Zelfs sneeuwstormen vind ik prachtig, hoewel ik totaal niet tegen kou kan.
Nooit maakt noodweer me bang. Woonde ik in Amerika, dan had ik vast een keer op een tornado gejaagd.
Het is een ambivalent, zelfs pervers genoegen. Ik weet donders goed dat spektakelweer slachtoffers maakt. De bliksem die ik zo bewonder slaat ook in huizen in, mensen krijgen bomen op hun kop, slagregens verdrinken complete dorpen in modderstromen, de waterzee die oprijst in een tsunami ontziet niets en niemand. Ook weet ik dat het zorgelijk is dat het weer overal extremer wordt: dat bewijst dat er heus een klimaatsverandering gaande is en dat we de boel met ons allen grondig aan het mollen zijn.
Toch blijf ik spektakelweer bewonderen. Mogelijk juist omdat het alles wat wij doen, willen of wensen grandioos onderuit haalt. We kunnen plannen en reguleren dat het een aard heeft, maar het weer is groter dan wij en we kunnen het niet beheersen.
Noodweer maakt dat we onze meerdere moeten erkennen en toont ons onze nietigheid. Noodweer leert ons ontzag.