Hackers zijn noodzaak

Met één stem tegen nam het Europees Parlement vorige week een wetsvoorstel aan dat het bezit en verspreiden van hackertools strafbaar maakt. Op aanvallen van IT-systemen komt minimaal twee jaar gevangenisstraf te staan. Auditbedrijven mogen de verboden vruchten blijven gebruiken. Zonder zulk gereedschap kun je IT-systemen niet testen en digitale criminaliteit niet opsporen, dat snapte het EP ook wel. Voor het overige betoonde men zich echter stoer: eindelijk gaan we de hackers eens flink aanpakken!

Politiek en technologie – het blijft een ramp. Datzelfde EP is een groot voorstander van boetes op datalekken en ziet daar liefst meldpunten voor. Maar wie hebben brakke databeveiliging aan de kaak gesteld, wie hebben bijna alle meldingen van datalekken op hun conto? Diezelfde hackers die het EP nu de middelen uit handen wil slaan. Wie verdoezelen datalekken? Dezelfde instanties die straks kunnen roepen: ‘Dat was een cyberaanval! Julie moeten ons niet beboeten, maar in plaats daarvan hun gevangenisstraf geven.’

Het EP scheert alle hackers over een kam. Met een hamer kun je dingen maken of breken, maar alles wat foute hackers ermee doen – fraude, diefstal, vandalisme, spionage – was al strafbaar. Waarom moet je dan ook de hamer nog verbieden?

Dat benadeelt juist de mensen wier technische kennis we hard nodig hebben, de mensen die de gaten en zwakheden aantonen in alle plannen die overheid en bedrijfsleven over ons uitstorten. Zonder hackers hadden we nooit geweten hoe brak de stemcomputers waren, hoe lek het landelijke EPD was, hoe onherstelbaar kapot de OV-chipkaart is die de overheid ons opdrong.

Zulke hackers moet je juist vrij baan geven. In een moderne samenleving is het noodzaak te kunnen uitzoeken of een technologie werkelijk kan en doet wat zij belooft; alleen dat levert de feiten en kennis op om beleid te kunnen toetsen. Hacken behoort tot het nieuwe repertoire van journalistiek onderzoek en van het politieke debat. Een overheid die alle hackers criminaliseert, berooft zijn burgers au fond van de kennis die nodig is voor inspraak en oppositie. Mogen we niet hacken, dan worden we beroofd van onze vrijheid om ons zelfstandig een mening te vormen.

Om nog niet te spreken over ontwikkeling en research. Bijna elke technologie die wij nu als vaststaand feit aannemen, is indertijd tegen de keer bij elkaar gehackt door mensen die het EP nu strafbaar wil maken.

Renaissance

Waar ik vroeger de deur van de bioscoop platliep, kijk ik tegenwoordig steeds vaker tv-series. Het aanbod is beter dan ooit: van Mad Men, Dexter, Homeland en Breaking Bad tot Once upon a Time, Person of Interest en Game of Thrones. (Ja, allemaal Amerikaans – maar voor wie internet in huis heeft, doet dat er nog weinig toe.)

Het zijn goed geschreven en knap geacteerde series, met een groot oog voor detail. Elk ervan zet van meet af aan een eigen wereld neer, waarvan de finesses en complexiteiten gaandeweg onthuld worden. Juist daarom houd ik zo van het format van een serie, geloof ik inmiddels. Een film is een kort verhaal: en maximaal twee uur tijd wordt een intrige opgezet en ontknoopt, terwijl een goede serie als een roman kan zijn: een meanderend verhaal dat zich ontvouwt, herschikt en verdiept.

Series gaan vaak gebukt onder wat bekend is gaan staan als ‘het probleem van de week’. Elke aflevering had van oudsher zijn eigen crisis: een nieuwe moord die moest worden opgelost, een nieuwe zieke die moest worden genezen of een nieuw monster dat onschadelijk moest worden gemaakt. De betere series hadden weliswaar altijd al een overkoepelend verhaal, maar gebruikten hun probleem van de week opzichtig als een parallel voor de psychologische ontwikkeling van de hoofdpersonen. Wat eigenlijk nogal onsmakelijk is: dat reduceert andermans leed tot leuk les- en leermateriaal voor de mensen om wie het ‘echt’ gaat.

Zo niet de nieuwe generatie series. Het verhaal zelf is daarin de hoofdmoot geworden. En – oh verademing! – niet alles wordt ons voorgekauwd. Geen terzijdes waarin we ieders motieven uitentreuren krijgen toegelicht, geen conversaties waarin gebeurtenissen voor- of achteraf handzaam worden verklaard, geen regie die nadrukkelijk zinspeelt hoe de kijker de handelingen of reacties van een hoofdpersoon moet inschatten.

Het enige waar tv-series verduveld slecht in zijn, is de afsluiting. Dat doet film nog steeds stukken beter. Series zeuren soms te lang door, waardoor ze het verhaal rekken en dus doodmaken; of soms breekt de zender een serie af, waarna in een paar slotafleveringen alle achterliggende verhalen op wanstaltig simpele wijze worden afgeraffeld.

Op 1 april begint het tweede seizoen van Game of Thrones, de beste tv-serie die ik ooit heb gezien. In de eerste aflevering slaagden ze er niet alleen in een onbekende wereld neer te zetten, maar ook meer hoofdrolspelers neer te zetten dan enige serie voor hen.

Ik ben nu al bang voor het einde.

Onzin

Critici beweren vaak dat op sociale media hoofdzakelijk onzin wordt gepost. Publieke conversaties horen een meerwaarde boven het persoonlijke te hebben, vinden ze, en anders hoor je die niet in het openbaar te voeren. Wat een raar criterium. Sinds wanneer stellen we de eis dat onderlinge gesprekken tussen mensen maatschappelijk relevant moeten zijn, zuiver omdat anderen ze ook kunnen volgen? Met dat argument kun je ook zowat alle gesprekken in cafés, op feestjes, in parken en langs sportvelden belachelijk maken.

Sites als Facebook maken de alledaagse conversaties tussen vrienden en kennissen voor anderen zichtbaar. Inderdaad, die gesprekjes zijn niet altijd van hoog niveau. Zulke gesprekken voer je echter niet vanwege het niveau, maar om de onderlinge band te cultiveren: het zijn betrekkingsgesprekken.

Tien jaar geleden was het modieus om af te geven op mobieltjes; mensen zouden ze hoofdzakelijk gebruiken voor onnutte plaatsbepalingen en zinloze aankondigingen: ‘Ik ben nu in de supermarkt’, ‘Ik ben er over vijf minuten’. maar die boutades zijn misplaatst. Wat zulke ogenschijnlijk onbenullige gesprekjes namelijk zeggen is dit: ik denk aan je, ik kom eraan, weet dat ik je niet vergeten ben. Ik ben elders, maar ik ben bij je. Wat zulke telefoongesprekjes au fond doen, is de huiselijke conversatie tussen vrienden, familie of geliefden voortzetten in de buitenwereld. Ineens belandden zulke alledaagse opmerkingen op straat, in het café, in de lift, in de tram.

Ook op Facebook gebeurt dat. De versnipperde conversatie die je eerder uitsluitend thuis voerde – turend in de koelkast: ‘Eh, wat zullen we vanavond eten, schat?’, of wijzend naar de krant: ‘Tsss… heb je dát gelezen?’ – belandt daarmee in de openbaarheid. Buitenstaanders (die thuis natuurlijk precies zulke gesprekken voeren) zijn nu ineens getuige van andermans huiselijke uitwisselingen.

Nu we buitenstaanders horen uitspreken wat we zelf aldoor als intieme, besloten conversatie hadden beschouwd, klinken die woorden onbedoeld triviaal en clichématig, en doen critici ze af als onzin. Maar diezelfde zinnetjes zijn wél die het weefsel van onze intieme banden smeden en versterken. Zulke zinnen verdienen koestering, geen sneer.

Critici kunnen zich beter realiseren dat sociale media zowel persoonlijke als sociale conversaties faciliteren. Want elke analyse waarin die twee op één hoop worden gemieterd, leidt naar een totalitaire opvatting, waarin de waarde van losse opmerkingen worden afgemeten aan hun maatschappelijke merites.

Afgeven op onze persoonlijke levenssfeer is nooit verstandig. Ook niet nu we die meer publiek beleven.

Stiekem

Deze week is het zes jaar geleden dat ik die vermaledijde bobbel in mijn borst vond. Wat hakt kanker er vreselijk in, óók bij een goede afloop. Echt genezen voelde ik me nooit, ook al ben ik uitgebreid behandeld en leek ik na de amputatie ‘schoon’ te zijn: aldoor bleef de onrust hangen dat het terug zou komen.

Het uitgebreide behandeltraject, hoe fantastisch ook, versterkt onbedoeld die angst dat er voortaan altijd in je lichaam ergens een sluipmoordenaar op de loer ligt. Na elke afgeronde therapie werd meteen een vervolgtraject voorgesteld om de kans op terugkeer nog verder te verlagen. Na de amputatie: nog vijftig procent kans op terugkeer. Vier maanden chemo: nog dertig procent kans. Vijftien maanden herceptin: nog twintig.

Bij vijf jaar hormoontherapie (nog twaalf procent kans over) haakte ik af. De impact daarvan vond ik te groot voor de statistische winst die je ermee kon boeken. De kans dat ik allang overbehandeld was, was inmiddels stukken groter dan de kans dat juist de hormoontherapie mijn reddende engel zou zijn. Plus dat de kanker bij die resterende twaalf procent sowieso terugkwam, hoeveel infusen of pillen je er ook tegenaan gooide.

Stiekem dacht ik dat ik vast bij die twaalf procent hoorde bij wie het toch allemaal niks zou uitmaken. Stiekem telde ik: MS, hersenbloeding, kanker – drie maal is scheepsrecht, dit is dus the big one, mijn Waterloo. Stiekem dacht ik: stel dat ik alsnog opkrabbel, dan krijg ik vast weer iets ánders engs. Beter maar in bed blijven liggen. Beter maar niet gelukkig zijn en fijn aan het werk, want dan komt er vast opnieuw een dolkstoot in mijn rug.

Zodat ik stiekem jaren achtereen inert was. Blijf zitten waar je zit Spaink, en verroer je vooral niet.

Pas eind vorig jaar smolt die angst eindelijk weg, en pas nu – zes jaar nadat ik mijn kanker vond – ben ik weer waar ik toen was. Mijn hoofd doet het als vanouds, ik werk weer op volle toeren, ik durf weer aan de liefde te denken. Eindelijk! Dat een ziekte die allang niet meer in je lichaam is terug te vinden, nog zo’n lange en heftige nasleep kan hebben…

Dit weekend trakteer ik mezelf op een fles champagne. Elk glas ervan zal ik mengen met tranen voor al wie het niet heeft gehaald en met hoop voor al wie nog worstelt.

Stratfor

Vorige week is WikiLeaks begonnen aan een nieuwe serie onthullingen. De aanpak is als vanouds: documenten worden groepsgewijs gepubliceerd en waar mogelijk van context voorzien, zodat ze begrijpelijk worden voor de buitenwacht. Nieuw is dat de stukken ditmaal niet door klokkenluiders zijn gelekt, maar via een hack zijn buitgemaakt.

Het slachtoffer is Stratfor, een Amerikaans bedrijf dat in ‘strategische geopolitieke intelligentie’ handelt. Voor klanten maken ze onder meer analyses over terrorisme, computerbeveiliging, brandstoffenhandel, technologie en infrastructuur. In december vorig jaar werd Stratfor het mikpunt van Anonymous; het hackerscollectief wist daarbij vijf miljoen bedrijfsmails naar buiten te sluizen, waaronder ook interne correspondentie.

Het beeld dat uit de documenten oprijst, is niet bijster fris. Een deel van Stratfors hooggeplaatste medewerkers is overgestapt uit overheidsdienst, en werkte eerder bijvoorbeeld bij Binnenlandse Zaken, Buitenlandse Zaken of Defensie. Een vicepresident van het bedrijf zat eerder bij de diplomatieke inlichtingendienst en was daar de tweede man van de divisie counterterrorism. Die oude contacten worden door Stratfor zorgvuldig gecultiveerd. Zo weten medewerkers van Stratfor geregeld vertrouwelijke overheidsrapporten te bemachtigen; informatie die ze vervolgens vrolijk uitponden en doorverkopen aan hun eigen klanten.

Stratfor heeft een uitgebreid netwerk van informanten in allerlei bedrijven. Dat die vaak langs slinkse wegen voor hun diensten worden betaald – vooral prepaid creditcards en Zwitserse banrekeningen zijn populair – geeft aan dat het daarbij niet om vrijelijk te verkrijgen informatie gaat. Alles wijst erop dat Stratfor bedrijfsspionage aanmoedigt, faciliteert en beloont. Onder hun betaalde informanten bevinden zich voorts journalisten, overheidsmedewerkers en ambassadepersoneel.

Uit diverse mails blijkt dat Stratfor zelfs niet vies is van chantage en omkooppraktijken om informatie van potentiële bronnen los te krijgen. Op verzoek van bedrijven monitort Stratfor ook ‘lastige’ vakbonden en politieke NGO’s. Ook geeft Stratfor bij gelegenheid tips aan buitenlandse inlichtingendiensten zoals de Mossad.

Samen met Goldman Sachs verzon Stratfor recent een investeringsfonds. Met StratCap willen ze speculeren op staatsobligaties en valutahandel. Stratfor meent immers als geen ander te weten welke nationale ontwikkelingen op komst zijn. Dat is een onsmakelijk spel: Stratfor verkoopt overheden informatie, waarna ze vervolgens zelf een potje gaan speculeren op grond van diezelfde kennis.

Een jaar geleden mailde de baas van Stratfor rond dat hij Julian Assange, de voorman van WikiLeaks volgens hem een terrorist is. Nu begrijp ik waarom: Assange geeft informatie vrij. Stratfor wil precies diezelfde informatie juist geheim houden. Anders verdien je er niks aan.

Afhaalpunten

Gisteren maakte Ahold bekend dat het Bol.com heeft overgenomen. De grootste kruidenier van Nederland heeft nu de grootste Nederlandse internetwinkel in bezit. Ahold zei te gaan experimenteren met mengen van assortimenten, te beginnen met een uitgebreidere verkoop van boeken- en dvd’s in de supermarkt. Of misschien kun je voortaan ook online popcorn bestellen wanneer je bij Bol een dvd aanschaft.

Het boekenwinkellandschap in Nederland zal nu eens zo snel veranderen. Boekhandels hadden al flink te lijden onder de stijgende internetverkoop. De handel in e-books hebben ze uit pure onhandigheid veel te lang links laten liggen.

Dat marktsegment hebben ze zodoende grandioos verspeeld. Buiten Bol hebben zich op dat terrein inmiddels allerlei nieuwe spelers aangediend, waaronder de Hema, die tegenwoordig al een online-bestand van ruim 20.000 digitale boeken voert. Gelukkig waren veel uitgevers intussen zo slim om te bedenken dat zijzelf dan ook gerust webwinkels kunnen openen en hun waren bij de lezer aan huis konden bezorgen, maar voor de boekhandel was dat de zoveelste lap.

De gespecialiseerde boekhandels zullen het uiteindelijk wel redden, maar winkels juist met een algemeen assortiment – waaronder ditmaal ook de AKO’s – Aholds expansiedrift terdege voelen. Wanneer je op het station toch al de AH-to-go induikt voor je koffie of je cola, haal je daar voortaan toch ook meteen je bestseller of romannetje voor onderweg? Exit AKO.

Intussen verslindt Albert Heijn de middenstand pondsgewijs. De groenteboer en de bakker hier in de buurt zijn al jaren dood, de slager redt het niet lang meer. We hebben hier de AH super, verder niks meer.

Ook allerlei andere diensten zijn tegenwoordig naar Albert Heijn verhuisd. Wie postzegels wil kopen of zijn OV-chip wil opladen, moet naar de Albert Heijn. Zelfs geld opnemen kunnen we sinds een paar maanden alleen nog daar: de pinautomaat in de buurt is inmiddels opgeheven. Is het niet vreemd dat ik naar de supermarkt moet en aan winkeltijden gebonden ben om bij mijn bank geld te kunnen opnemen?

Als een van de opties voor de kruisbestuiving tussen AH en Bol noemde Ahold gisteren ‘de introductie van afhaalpunten’. Buiten de bestaande winkels en online bestellingen die worden thuisbezorgd, via Bol of Albert, ziet Ahold mogelijkheden voor een derde verkoopkanaal: afhaalpunten waar klanten zelf hun eerder opgegeven bestellingen kunnen ophalen. Leuk bedacht toch: afhaalpunten? AHpunten, heeft u hem door?

Vroeger noemden we dat buurtwinkels.

In de wolken

Computergegevens buitenshuis bewaren is modern. Opslag in the cloud kost haast niks en maakt dat al je apparaten in een oogwenk synchroon lopen. Nooit meer je adresboek van computer naar mobieltje kopiëren, nooit meer piekeren met welk apparaat je die nieuwe afspraak ook alweer in je agenda had gezet, op welke machine de meest recente versie staat van dat stuk waaraan je werkt.

Hoewel ik de verleiding snap – alles uitbesteed, geen omkijken naar, synchronisatie ingebouwd en backups voor een kleine meerprijs inbegrepen – ben ik er wars van. Je geeft alle zeggenschap ermee uit handen.

Wanneer zo’n dienst met een storing kampt of je internetverbinding plat ligt, kun je subiet nergens meer bij. Doe mij maar lokale bestanden en zelfbeheer, temeer daar dat – tegen de kleine prijs van verstandig synchroniseren en dagelijks backuppen – een fundamentele bescherming oplevert die elders niet is te krijgen.

Tegenwoordig horen we dagelijks over databases die onbedoeld open staan, over bestanden die eenvoudig door buitenstaanders te raadplegen, te kopiëren en te wissen zijn. Zou dat ons niet voorzichtiger moeten maken om onze privégegevens – inclusief onze contacten en ons werk – ergens in the cloud te plempen?

We hebben geen idee meer waar onze privédata allemaal belandt. Het merendeel van de cloudservers staat in de Verenigde Staten. Soms ook is het cloudbedrijf Amerikaans maar staan hun servers elders, meestal zonder dat duidelijk is waar.

De verantwoordelijkheid voor en bescherming van die gegevens is zodoende een ratjetoe: een lappendeken met overal juridische gaten. Wie moet je aanspreken als er iets is? Welk recht geldt voor welke gegevens, en voor welke opslaglocaties? De Amerikaanse overheid kan tegenwoordig van alles over Nederlandse burgers opvragen, verwerken en opslaan zonder dat onze eigen wetten daaraan te pas komen. Zodra je gegevens op Amerikaanse servers staan, geldt immers Amerikaans recht.

Overheden maken inmiddels behendig gebruik van elkaars juridische zwakheden om lokaal hun burgerrechten te omzeilen. Of ze hollen nationale grondrechten uit, pruilend dat de gewenste inbreuk elders wél is toegestaan. Zou de VS zich via een sluipweg toegang verschaffen tot de banktransacties van alle Nederlanders, dan zou Nederland niet protesteren over die botte buitenlandse schending van de rechten van haar burgers. Nederland zou zeggen dat die optie hier helaas ontbrak en dat de noodzaak ervan nu terdege was aangetoond. Daarna werd de inbreuk ook hier tot recht verklaard.

Gegevensbeheer is internationaal geworden. Grondrechten daarmee ook.

Samenhang

Zonder nou meteen wazig of New-Age holistisch te worden: de afgelopen maanden voelde ik als nooit tevoren dat werkelijk alles met alles samenhangt. Geen land ter wereld staat nog op zichzelf of beslist autonoom. Er zijn altijd buitenlandse partijen nodig – medestanders, of zo u wilt: medeplichtigen – om iets door te zetten. Zelfs dictators, van nature gewend zichzelf almachtig te wanen, weten tegenwoordig dat ze uiteindelijk alleen met steun van buitenaf overeind kunnen blijven.

De Syrische oorlog wordt niet door Assad alleen gevoerd. Ja, hij begon de slachtpartij: die verantwoordelijkheid behoort hem ten volle toe. Maar China en Rusland hebben zich met hun heftige verzet tegen internationale sancties medeplichtig aan het bloedbad gemaakt. Wie Assad voor een internationaal tribunaal weet te krijgen, moet dan ook Poetin en Jintao aanklagen. Ze verlenen Assad morele legitimiteit en helpen hem zijn oorlog vol te houden.

Ook Mubaraks regime was geen lokaal akkefietje waarbij het buitenland zich kies afzijdig hield. Natuurlijk komt afzijdigheid uiteindelijk altijd neer op instemming, maar het westen deed bepaald meer, het steunde Mubarak decennialang allerhartelijkst. Zelfs toen de Egyptenaren met doodsverachting hun vrijheid opeisten, bleven wij hier nog wekenlang uitleggen dat ze met een dictator toch heus beter af waren en hoe gevaarlijk democratie voor ze zou zijn.

We lieten de allerdappersten in de steek, juist toen steun van buitenaf cruciaal was. In hun gezichten zag ik de vertwijfeling, in hun verhalen hoorde ik de wanhoop. Waarom deden wij niks terwijl zij openlijk hun leven riskeerden?

En wat doen we nu? Weer niks. We leunen achterover en zeuren hoe vreselijk gevaarlijk de Moslim Broederschap wel niet is. Voor Egypte deugen in onze ogen eigenlijk alleen seculiere partijen. Eigenlijk vinden we dat moslims, vooraleer wij ze ooit waarlijke democratische gezindheid kunnen toekennen, hun religie moeten opgeven. Of tenminste: uit de politiek moeten houden.

Dat religieus stemmen hier volkomen ingeburgerd zijn en wij de SGP en het CDA voor democratische partijen verslijten, is namelijk heel iets anders. Net als de wetenschap dat elke serieuze presidentskandidaat in Amerika een zelfverklaard christen moet zijn.

Niks doen en maar afwachten werkt niet. Of nee, het werkt prima, maar niet wanneer je iets wilt veranderen. Dan moet je namelijk iets doen. Buitenstaanders die op een democratischer Egypte hopen, moeten zelf meewerken: openlijk meedenken, goede ontwikkelingen belichten, scherp uithalen bij elke inperking van burgerrechten, ideeën helpen verspreiden. En de bijbehorende middelen leveren: van rechtsbijstand tot technologie, van internationale publiciteit tot geld.

High-tech kwakzalverij

Privéklinieken bevelen via advertenties al jarenlang gezondheidschecks aan. Laat je controleren en weet waar je aan toe bent! Doe een full body scan! Wees aanstormende ziektes te snel af, spoor ze met onze hulp op en druk ze bijtijds de kop in!

Je ziet het subiet voor je. Je ligt onder een apparaat dat zachtjes zoemend – je moet immers wel kunnen hóren dat het iets doet! – heel wetenschappelijk je lichaam aftast en je medisch evalueert. Even later deelt iemand je à raison van 250 euro je de uitslag mee. We hebben niets gevonden, hartelijk gefeliciteerd! Of waarschijnlijker: alles is globaal prima maar qua vitamine Z of mineraal Y bent u wat zwakjes, daar kunt u beter nu alvast iets aan doen. Toevallig hebben wij daar deze exclusieve pillen voor, komt dat niet mooi uit? Ja hoor, we accepteren credit cards.

Full body scans doen het voorkomen alsof een generaal onderzoek – een scan zonder enige focus – allerlei onvermoede ziektes en afwijkingen op het spoor kan komen. Dat nu is klinkklare onzin.

Zelf kan ik bogen op twee serieuze en welbekende ziektes. De diagnose ervan vergde niettemin, ook na duidelijke klachten, minutieus en gericht onderzoek, plus specialistische kennis. Een full body scan had ik in beide gevallen met vlag en wimpel doorstaan: juist omdat die naar alles kijkt en dus naar niks in het bijzonder.

Body scans doen alsof elke afwijking van de standaard een risico inhoudt, en dus behandeling vergt. Uw X is hoger dan het gemiddelde: daar moet u iets aan doen hoor, ook al heeft u nergens last van. Ze suggereren dat ernstige ziektes vroeg kunnen worden ontdekt en dat je er alleen dan nog kans tegen maakt.

Vroege detectie helpt soms, maar heeft een fikse prijs. Bij kanker leidt vroege opsporing tot veel vals-positieve meldingen (lees: onnodig ingrijpen en onterecht beslag op de reguliere gezondheidszorg), en tot eerder horen dat je een rotziekte hebt waar we uiteindelijk toch niet veel tegen kunnen doen.

Ook negeren we collectief hoe ontwrichtend een vroege diagnose van een ernstige ziekte sociaal kan uitpakken. Probeer jaren later maar een hypotheek, arbeidsongeschiktheid- of levensverzekering af te sluiten wanneer je ooit bij een kankerspecialist hebt gelopen – zelfs als dat ten onrechte bleek te zijn.

Full body scans zijn kwakzalverij in high-tech vermomming. Ze wakkeren onzekerheid aan bij mensen die nergens last van hebben; met aanwijsbare klachten ga je immers naar de huisarts, niet naar een vaag, commercieel bedrijf.

[Met dank aan Arjan Dasselaar, die me op Twitter een vraag over zulke full body scans stelde.]

Update (7 februari, 23:00): De Vereniging tegen Kwakzalverij blijkt geprotesteerd te hebben tegen de advertenties van het bedrijf Prescan, dat met dergelijke full body scans adverteert. En wat blijkt: de Reclame Code Commissie veroordeelde deze advertenties, ook in hoger beroep, als ‘vals en misleidend’.

Dik

Voorlichting – of modieuzer, bewustwording – helpt dus geen klap. Kun je iets anders concluderen wanneer na jarenlange promotie van de schijf van vijf en allerlei andere campagnes om toch vooral gezond te eten, blijkt dat we met ons allen alleen maar dikker worden? Zelfs de media, die altijd worden gekielhaald wegens het onrealistisch dunne ideaalbeeld dat ze propageren, hebben kennelijk belazerd weinig invloed op ons daadwerkelijke gedrag. Inmiddels is al ruim de helft van de bevolking te dik, en ook onder kinderen en tieners neemt vetzucht fiks toe.

Ergens kan ik me de verwarring onder consumenten wel voorstellen. Wanneer het logo Ik kies bewust ook op zakken chips wordt geplakt, alleen omdat déze chips ietsjes minder vet bevatten dan normaal, raak je al snel de weg kwijt en in de ban van zelfbedrog. In de praktijk lijkt het kolderlogo vooral uit te pakken als een stunt om duurdere – want zogenaamd ‘bewustere’ – versies van inherent ongezond voedsel aan de man te brengen. Ooit dat logo gezien op een zak appels, een pak karnemelk of op een halfje bruin?

Maar wacht. Er gloort hoop! Ter ere van ons almaar dikker wordend Nederland gaf het Convenant Gezond Gewicht, een samenwerkingsverband tussen overheid en bedrijfsleven, gisteren een feestje voor zichzelf. Het convenant pleit voor gezonde kantines en een gezonde leefstijl. Ze hebben zelfs een apart jeugdproject opgezet, JOGG: Jongeren Op Gezond Gewicht!

Welke partners uit het bedrijfsleven doen mee? Nu ja, Nutricia, Unilever, Albert Heijn, Campina – precies die instanties die ons met verve ongezond eten aan de hand doen, precies de instanties die zichzelf schoonwassen met hun zelfbedachte Ik kies bewust-plakkertjes op hun spullen. Via JOGG biedt Albert Heijn scholen ter promotie eens per jaar een lunch aan, met daarin een lekker pauzehapje: een müslireep. Heeft u ooit uitgezocht hoeveel calorieën een zo’n nepgezonde müslireep bevat? Ik wel. Voor de lijn kun je net zo goed een ouderwetse Mars eten.

Het Convenant is niets anders dan een van overheidswege geaccordeerde entree van voedselbedrijven in scholen, onder het motto dat hun spul ‘gezond’ zou zijn. (In Amerika proberen bedrijven in een vergelijkbare stunt zelfs pizza tot een groente te verklaren. What’s next, verzuchtte iemand: wordt pepperspray straks een specerij?)

Inmiddels heeft vervoersbedrijf Connexxion bij wijze van proef in vijftig bussen een snackautomaat geïnstalleerd. Dit bij wijze van ‘extra service’ aan de reizigers. Op Twitter wordt sindsdien gesproken over de obesibus.