Schoonheid

Monique Samuel vertelde laatst in een interview dat haar uitgever haar had verordonneerd dat ze zich meer aan de schoonheid moest gaan laven. ‘Je reizen hakken erin, je hebt teveel ellende gezien. Je wordt te hard, te cynisch,’ had hij gezegd. ‘Je riskeert daardoor je eigen stem te verliezen, en van cynische analisten hebben we er al veel te veel.’

Ik las het interview gisteravond, kort nadat ik thuis was gekomen van een onverwacht uitje. Die middag had ik een mailtje van de Amsterdamse Hortus ontvangen: ze bloeit, en we mochten die avond komen kijken. Er moest eigenlijk van alles, plus dat ik mijn lidmaatschapskaart van de Hortus niet kon vinden, zodat ik het er bijna bij liet zitten.

Maar nee: zij bloeide immers.

Zodat ik uiteindelijk met een groep van vijftig mensen rond een ondiep bassin stond waarin meer dan metersgrote bladeren dreven, met in hun midden de koningin der waterlelies: de maagdelijk witte Victoria Amazonica, wier bloem maar één nacht bloeit.

En al die mensen toekijken hoe zij haar blaadjes stuk voor stuk verder openvouwde. Dat was al een wonder op zich: al die drukke mensen, vast net als ik teneergeslagen door al het slechte nieuws van de afgelopen weken, en dan toch naar de Hortus komen om daar iets heel minimaals te zien: een zeldzame bloem die zichzelf, dankzij de sublieme zorg van een groep vrijwilligers, aan ons kan tonen.

We kregen een klein college over de historie en biologie van deze schoonheid, en werden toen zachtjes gemaand om plaats te maken. De volgende groep van vijftig mensen diende zich al aan.

Het was een ontroerend spektakel, en vooral een bijzonder lief evenement. Honderden mensen waren deze avond naar de Hortus gekomen om er getuige te zijn van een stil en eenvoudig schouwspel: een bloem die zich opent. Verder niks. Geen toeters of bellen: geen cameraploegen, geen schijnwerpers, geen razende reporters. Gewoon een bloem die tergend traag open gaat. En daar dan ademloos naar kijken.

Je kunt makkelijk cynisch doen over zo’n bloem. Wat een geld het kost om die plant te verzorgen en haar ieder jaar tot bloei te brengen. Dat het toch vreselijk is dat al die mensen wel hun huis uitkomen voor een waterlelie, maar stug thuisblijven als het om Gaza, Ebola, ISIS, MH17 of de NSA gaat. Maar zo werkt het niet, integendeel. Samuels uitgever had volkomen gelijk: een mens heeft schoonheid nodig om zich aan te laven, om op krachten te komen, en om weer geïnspireerd te raken.

De simpele schoonheid van die bloem die zichzelf o zo traag opende, gepaard aan de wetenschap dat er honderden mensen waren gekomen om haar stille spektakel mee te maken, was lavend. Zolang we vasthouden aan ons besef van schoonheid en ontroering, is er hoop.

Jammer dat ik dat interview met Samuels pas las na mijn bezoek aan Mademoiselle Victoria. Ik had Monique graag bij deze schoonheid geïntroduceerd.

 

Herstel

Mijn kat verstopte zich gisteren van schrik urenlang in de boekenkast. Nattigheid die met zoveel geweld in haar hoogsteigenste tuintje neerkletterde: dat voorspelde onheil, dat kon niet anders, zeker nu er af en toe onweer aan te pas kwam. Zelf ging ik soms buiten poolshoogte nemen wanneer de regen even leek te luwen, maar ik kwam dan steeds bedrogen uit. Wat verhoudingsgewijs minder regen leek, was de facto nog steeds een ongelooflijke stortbui.

Op Twitter verschenen foto’s van ondergelopen metrostations, van auto’s die tot aan hun assen in het water stonden, van mensen die enkeldiep door het water moesten waadden, putdeksels die omhoog werden gestuwd, watervallen die van daken kletterden. Iemand in de Amsterdamse Rivierenbuurt had een waterbed opgepompt, was daar ruggelings op gaan liggen en dreef quasi-achteloos door de straten van Oud-Zuid: als dit de zondvloed was, was hij tenminste vastberaden om daar flink lol van te hebben.

Er viel gisteren gemiddeld 15 centimeter regen. Plaatselijk – bijvoorbeeld in Maarssen – liep dat op tot meer dan 20 centimeter. Het was de natste dag ooit in Nederland is gemeten, en dat was niet niks: zulke statistiek houden we al ruim een eeuw bij.

We breken al een jaar of tien het ene weerrecord na het andere. De zachtste winter. De warmste maand. De natste dag. Het meest stroboscopische onweer.
Al die verbroken records beperken zich niet tot Nederland: de klimaatsveranderingen en akelige records zijn een wereldwijd fenomeen. Elk jaar kalven de poolkappen verder af. Elk jaar bloeit van alles opnieuw weer eerder dan het vroeger deed. Elk jaar zijn er nieuwe dier- en plantsoorten die helemaal in de war raken – of zelfs: op de rand van uitsterven komen te staan – omdat ons klimaat schoksgewijs verandert.

Wie nu nog durft te beweren dat klimaatsverandering een fictie is, kan niet uit zijn doppen kijken. Het is de hoogste tijd om iets te doen. Doen we niks, dan verwarmen we de aarde – en onszelf – totdat we alles opbranden.

Het akelige is: niemand weet precies hoe we dit proces kunnen stoppen. Anderzijds: alles wat we nu wél kunnen bedenken om te doen – minder olie en kolen verbranden, meer wind- en zonne-energie opwekken – helpt meteen al immens. De schade die we onszelf en onze planeet al hebben toegebracht, kunnen we niet ongedaan maken. Maar we kunnen wel degelijk stoppen de situatie te verergeren. We kunnen stilhouden, we kunnen pas op de plaats maken, we kunnen weigeren ons klimaat nog verder te slopen.

De regen hield op, en ik verwachtte dat we nog dagenlang verstopte rioleringen en volle goten zouden hebben. Maar nee: de zon brak door. Binnen een paar uur was alles weer droog en warm.

De wereld heeft een onnavolgbare kracht om zichzelf te herstellen. Misschien is het een goed idee om die kracht voortaan met al onze macht te ondersteunen.

Elders

…en ineens ontdek je hardhandig dat het weinig uitmaakt dat het hier gelukkig geen oorlog is. Oorlogen en geweld hebben de akelige eigenschap zich te verspreiden, maar zelfs wanneer de fysieke afstand ertoe nog immens groot is, blijken ze je direct te kunnen raken. Al was het alleen maar omdat je toevallig – je wíst misschien niet eens dat je het deed – op tien kilometer hoogte over een gebied vloog waar het wel oorlog is.

Boem.

Honderden mensen dood, die stuk voor stuk op geen enkele manier partij waren in het conflict. Honderden mensen die er totaal buiten stonden, vermoord als pionnen in andermans schaakspel.

Wat hun dood zo mogelijk nog tragischer maakt, is dat er onder de slachtoffers veel mensen waren die het tot hun levenswerk hadden gemaakt om anderen te redden. De aidsbestrijding heeft een gevoelige klap gekregen. De dood van een keur aan aidsonderzoekers zal doorrimpelen in de levens van andere mensen in weer heel andere landen: mensen die hiv oplopen en aids krijgen, voor wie geen medicijnen of vaccins voorhanden zijn.

Vroeger brachten alleen de media een oorlog die elders werd gevoerd naar onze huiskamers. Tegenwoordig brengt de nieuw verworven mobiliteit van het menselijk ras ons, onbedoeld, niet alleen dichter bij elkaar, maar ook dichter bij elkaars problemen en oorlog. We vallen er soms pardoes middenin.

Gaandeweg ga ik voelen dat er niet meer zoiets bestaat als ‘andermans ellende. Een oorlog, waar ter wereld ook gevoerd, raakt tegenwoordig voor je het weet elk land, elk mens. Ook wie denkt veilig in eigen land te zijn en zich thuis koestert in zijn relatieve welvaart, komt uiteindelijk in aanraking met de gevolgen van elderse ellende. Want oorlog, honger en angst doen mensen massaal op de vlucht slaan.

Wat Poetin doet in Rusland en omstreken, is geen ver-van-mijn-bedshow. Wat Israël momenteel in Gaza doet evenmin. De armzalige omstandigheden in grote delen van Noord-Afrika raken ons, en als we onze ogen ervoor blijven sluiten, betalen we uiteindelijk alsnog een prijs: in de vorm van vluchtelingen en asielzoekers waar we geen raad mee weten, anders dan ze te behandelen als gevangenen en halve criminelen.

De wereld is één, grenzen tellen steeds minder. Nederlandse journalisten worden door een Egyptisch regime veroordeeld tot jarenlange gevangenisstraf, Nederlandse reizigers worden door de volgelingen van een Russische dictator uit de lucht geschoten. Epidemieën zoals SARS reizen per vliegtuig rap de wereld over. Hoe de voedselproductie in land X is geregeld, beïnvloedt de gezondheid in tal van andere landen. Kapitaal trekt zich al helemaal van geen afstand iets meer aan, en reist razendsnel naar die landen waar de regels het soepelst, de investering het laagst en het rendement het hoogst zijn.

Laten we in hemelsnaam niet meer zo benauwd zijn, niet alleen denken om ons eigen bedoeninkje: of wij het wel goed hebben. Want wat elders gebeurt, gaat nooit aan ons voorbij.

Geste

Via hoerenlopers wil men de vrouwenhandel aanpakken. Daarom schrijven de ChristenUnie, de PvdA en de SP – bien étonnés de se trouver ensemble – momenteel aan een gezamenlijk wetsvoorstel: strafbaarstelling van betaalde seks met iemand die wordt gedwongen tot prostitutie. PvdA-kamerlid Marith Rebel: ‘De klant mag niet wegkijken als hij weet dat de prostituee haar werk niet vrijwillig doet. Door de ogen te sluiten werken klanten mee aan mensenhandel en zijn ze eigenlijk medeplichtig.’ De drie partijen hopen dat deze strafbaarstelling hoerenlopers zal aansporen om aangetroffen misstanden voortaan bij de politie te melden.

Als ik die partijen was, zou ik het omgekeerde voorstellen. Van iemand die je zojuist strafbaar hebt verklaard en op wiens hoofd je een boete hebt gezet, kun je niet veel medewerking verwachten. Zet hoerenlopers liever in als tipgever! Als klant zien zij waarschijnlijk meer misstanden dan de politie ooit onder ogen krijgt. Wanneer je het slim aanpakt, kun je met een paar simpele maatregelen al snel een leger van informanten werven.

Alleen moet je niet met boetes gaan zwaaien. Je moet juist tipgeld beloven. Wie een prostituee treft die uitgebuit lijkt te zijn, wordt dringend verzocht dat te melden bij een kliklijn; mocht zo’n tip ertoe leiden dat er metterdaad mensenhandelaars worden opgepakt, dan krijgt de tipgever een paar honderd euro.

Ik hoor de bezwaren al: ‘Dat zorgt voor teveel uitzoekwerk! Dan moeten we allerlei tips gaan natrekken, waarvan de helft vals blijkt, of niet tot een zaak leidt!’ Ja, wanneer je tips krijgt, moet je inderdaad flink gaan rechercheren.

Maar dat is precies het probleem met de huidige aanpak van vrouwenhandel; er wordt te weinig aan opsporing gedaan. In mei van dit jaar meldde Corinne Meijer, de Nationaal Rapporteur Mensenhandel, dat geen enkele instantie in Nederland zich buigt over het ontmantelen van de _infrastructuur_ van vrouwenhandel. Niemand die geldstromen onderzoekt, niemand die individuele vrouwenhandelaars en dito pooiers als leden van een criminele organisatie durft aan te klagen, niemand die winsten afroomt, laat staan vordert. Erger: niemand die aan de verhandelde vrouwen – voor zover mogelijk – veiligheid, vrijheid en verblijf garandeert.

Het huidige plan, hoe sympathiek de bedoeling ook moge zijn, komt erop neer dat de eindgebruiker verantwoordelijk wordt gehouden voor de hele keten ervoor. Maar eindgebruikers hebben bitter weinig invloed op alles wat zich boven hun hoofd afspeelt. De hypotheekcrisis is niet te wijten aan huizenkopers die ingingen op een leuk aanbod, de bankcrisis niet door een lening die u of ik aangingen.

Hoerenlopers verantwoordelijk stellen voor vrouwenhandel is laag fruit afschieten. Rommelen in de marge terwijl je de structuur ongemoeid laat, en onderwijl trots roepen: kijk eens hoe dapper wij misstanden bestrijden!

Maar vrouwenhandelaars pak je daar niet mee.

Schade

In de voorstellen voor TTIP, het nieuwe Trans-Atlantische Handelsverdrag, heeft de Europese Commissie een clausule opgenomen hoe disputen tussen overheden en buitenlandse investeerders moeten worden opgelost. Die zogeheten State Investor Dispute Settlement (ISDS) komt erop neer dat buitenlandse investeerders het recht krijgen om nationaal beleid dat nadelig voor hen uitpakt, aan te vechten en schadevergoeding te eisen indien hun investeringen in de toekomst kunnen worden geschaad. De uitkomst van zulke disputen wordt niet door de rechter bepaald, maar door een arbitragecommissie die in principe onder toezegging van vertrouwelijkheid werkt.

Duitsland heeft aangekondigd deze clausule te willen blokkeren. Geen wonder: Duitsland kreeg met dergelijke claims te maken toen het in 2011 besloot hun kerncentrales te willen afbouwen. ‘Daar komt niks van in,’ verklaarde de Zweedse multinational Vattenfall, ‘en als jullie het tóch doen, eisen wij schadevergoeding.’ Vattenfall had zich namelijk stevig ingekocht in de Duitse kerncentrales, en het besluit zou dus voor inkomstenderving zorgen. Die toekomstige winst moet de Duitse overheid dan zelf maar ophoesten, meende Vattenfall. Hun claim van 3,5 miljard euro ligt al bijna drie jaar bij de Internationale ISDS arbitragecommissie in Washington.

Onder de nieuwe ISDS-regeling vallen meer van dergelijke claims te verwachten. Hopelijk zal Frankrijk zich ook tegen ISDS uitspreken: het land verzet zich sterk tegen fracking – te weten, het opblazen van de aarde op grote diepte om er schaliegas uit te winnen – en vreest dientengevolge allerlei internationale oliebedrijven op zijn dak te krijgen. Burgerrechtenorganisaties vermoeden dat de entertainmentindustrie zich met ISDS in de hand tegen elke versoepeling van het intellectueel eigendomsrecht zullen verzetten en pogingen om technologische innovaties van derden in wetgeving in te bedden, zullen ondermijnen met schadeclaims. (Eli Lilly deed eerder iets vergelijkbaars met nieuwe medicijnwetgeving in Canada, die de looptijd van patenten verkortte.) Dit alles met een beroep op hun eigen toekomstige inkomensderving.

Winst is kennelijk heilig verklaard.

Zelfs zo heilig dat volgens ISDS buitenlandse bedrijven onze nationale milieu- energie-, voedsel- of medicijnwetgeving mogen aanvechten indien zij menen dat dit beleid schade toebrengt aan hun rechten, oftewel afdoet aan hun kansen om winst te maken. Maar is het kenmerk van ondernemen nu niet dat je risico’s neemt, dat je er rekening mee moet houden dat beleid en opinies kunnen veranderen? Je kunt toch niet botweg eisen dat een investering zichzelf altijd uitbetaalt?

(Dat zouden burgers trouwens ook wel willen: dat hun investeringen bij bedrijven zichzelf altijd uitbetalen, Maar daar hoor je investeerders nooit over.)

ISDS maakt overheden conservatief, en stelt het vermeende recht op winst boven democratische besluiten en de rechten van burgers.

Uitverkoop

Ziekenhuizen moeten voortaan winst aan investeerders kunnen uitkeren, vindt het kabinet: met zo’n regeling zal het ze in de toekomst makkelijker vallen om extern kapitaal te werven, en op die manier de gaten in de zorg op te vangen.

Wat een idioot plan,. Je kunt op je vingers natellen wat er vervolgens gaat gebeuren: ziekenhuizen die worden vermarkt, zorg die ten koste gaat van de winst, en publieke gelden die via de winstdeling worden doorgesluisd naar toch al kapitaalkrachtige privépartijen.

Hoe moeten ziekenhuizen die winst eigenlijk maken, in de optiek van het kabinet? Hun budget wordt de laatste tien jaar immers gaandeweg meer bepaald – lees: beperkt – door de zorgverzekeraars, er blijft voor de ziekenhuizen steeds minder manoeuvreerruimte over. Zou een ziekenhuis geld overhouden aan speciale verrichtingen, dan brengt de zorgverzekeraar de prijst van die verrichtingen meteen naar beneden, en weg is de verhoopte winst.

Intussen worden de zorgverzekeraars schrikbarend rijk. De Groene Amsterdammer becijferde na uitgebreid onderzoek dat de vier grootsten onder hen over een gezamenlijke spaarpot van 9,5 miljard euro beschikken. Die buffer is ruim het dubbele van wat De Nederlandse Bank als eis aan de verzekeraars oplegt. Is het niet vreemd: terwijl iedereen zich bekreunt dat de kosten van de zorg de pan uitrijzen, wordt er stilletjes een gigantische winst gemaakt in de gezondheidszorg. De rijkdom tast zich op bij de verzekeraars, die onderwijl ziekenhuizen opdragen de kosten te beheersen, en die declaraties voor reëel geleverde zorg met boete terugvorderen wanneer een ziekenhuis onverhoopt de weg is kwijtgeraakt in de door de verzekeraars zelf opgelegde bureaucratie.

In welk onzalig hoofd komt dan de gedachte op dat de ziekenhuizen voortaan extern kapitaal moeten aantrekken, dan vast wel winst kunnen gaan maken, en dat zij die verdiensten moeten gaan uitkeren? Hoe valt het idee van winstgevende ziekenhuizen überhaupt te rijmen met het – al eerder onzalig gebleken – idee van de verzekeraars als regisseur van de zorg?

Sommige dingen moet je als overheid simpelweg niet uitbesteden. De stelselherziening in de zorg heeft de positie van verzekerden verslechterd, het zorgpakket uitgekleed en de verzekeraars rijker gemaakt, terwijl de transparantie, de kosten, de korte lijnen en de regie in de zorg er bepaald niet op zijn vooruit gegaan.

Sommige zaken moet je als overheid simpelweg niet uit handen geven. Het energienet verkopen levert een stads- of landsbestuur eenmalig een bom duiten op, maar ’t heeft wel als consequentie dat je je burgers aan de markt uitlevert, en als overheid een gestage inkomstenbron uit handen hebt gegeven.

Dat de zorg geld kan opleveren, bewijzen de zorgverzekeraars. Alleen steken die daarvan een groot deel in eigen zak, of erger: ze speculeren ermee op de beurs. Zo wil je niet met je infrastructuur omgaan.

Zandkorrel

Niets spannenders dan wetenschappers die vertellen over de kosmos. Toen onze eigen Robbert Dijkgraaf op tv een uur lang college gaf over de oerknal, zat ik aan het scherm gekluisterd: Dijkgraaf maakte van complexe materie een inzichtelijk, geestig en gepassioneerd verhaal. Dat je je als toehoorder bij theorieën die zo’n onmetelijke reikwijdte hebben, voelt wegzakken tot minder dan een speldeknopje in een plooi van de geschiedenis, geeft niet. Het is juist imposant dat onze aardbol dan zo minuscuul lijkt: we zijn een zandkorrel in de wervelwinden van de kosmos.

Astronoom Neil deGrasse Tyson is een al even gepassioneerd verteller. In de afgelopen maanden hervertelde hij de wereldberoemde documentaireserie van zijn leervader Carl Sagan over de kosmos. Tyson maakte er een sprankelend, persoonlijk en wijds theoretisch betoog van, opgeluisterd met historische anekdotes, biografieën van bijzondere wetenschapers en heel veel oogverblindend visueel snoep. We reisden met hem door de Melkweg, door de eeuwen, door de tijd, over de alle uithoeken van de aarde en door de evolutie heen.

Tyson had een goed oog voor conflicten in de wetenschap. Kennisvergaring is geen harmonieus proces. Voor nieuwe inzichten moet worden gevochten, en sommige wetenschappers worden genekt in dat proces. Voor de eer en de glorie komt vaak eerst de hoon en arrogantie van vakgenoten. Soms vindt een wetenschapper zelfs een hele industrie tegenover zich, zoals geochemicus Clair Patterson, die als eerste aantoonde dat we de wereld in razendsnel tempo aan het vervuilen waren met loodhoudende benzine.

Zonder felle uithalen te behoeven, maakte Tyson gehakt van creationisten en van klimaatsveranderingsontkenners. Dat laatste deed hij elegant: met statistiek en onderzoek, en door te wijzen op zijn hond die rond hem heen draafde tijdens hu strandwandeling. ‘Je kunt beginnen over een koude winter hier en een warme zomer daar, of omgekeerd. Maar dan heb je het over het weer, dat beweegt zich altijd grillig, zoals mijn hond die heen en weert rent terwijl ik een rechte lijn aanhoud. Mijn hond is het weer. Ik ben de grotere factor, het klimaat. En het klimaat gaat de kant op die ik kies.’

De liefde voor de wetenschap doordesemde de hele serie. Tyson getuigde van zijn ontzag voor zijn voorgangers, toonde zich geïmponeerd en geïntrigeerd door alles wat iedereen heeft bedacht, en vooral: door al die mensen die verbanden zochten. De opmerkelijkste wetenschappers lijken zij die een link leggen tussen hun eigen discipline en die van anderen: de mensen die samenhang bespeuren.

Samenhang: daar ging het om. Wat er in de kosmos gebeurt, heeft de aarde doen ontstaan. En wat wij doen, beïnvloedt de aarde direct, en dus het leefklimaat op aarde.

Je zag hem soms denken: als wij naar de verdommenis gaan, blijft er nog zat moois over in het heelal. Maar laten we vooral proberen onszelf en deze prachtige wereld overeind te houden.

Zelf maken

Toen ik zo rond de twintig was, was het buitengewoon hip om zélf dingen te maken. Ik droeg indertijd veel zelfgebreide truien. Hoe dikker de breipennen, hoe beter: aan de hand van de grofheid van de steken van iemands trui kon je namelijk eenvoudig bepalen of het ding werkelijk zelfgemaakt was, dan wel fabrieksspul.

Zelf je spullen maken was goedkoper dan ze uit de winkel halen, maar dat was niet de hoofdzaak. Geen eenheidsspullen en massaproducten willen kopen was een veel belangrijker motief. Vandaar ook dat alles zichtbaar zelfgeklust was, van grote-steken-truien tot meubilair gemaakt van bielzen en van groentekratten. De logica van toen was dat alleen wanneer iets rauw oogt – ongepolijst, ruw geschuurd, grof – het authentiek was: je moest het handwerk eraan af kunnen zien.

In de jaren negentig kwam de klad in het doe-het-zelven. Breiwinkels sloten, fournituren werden lastiger te vinden, de Hubo’s en de Gamma’s leken alleen te kunnen overleven door erbij te klussen als tuincentrum.

Onverwacht is doe-het-zelven weer helemaal terug. Alleen dat grove, daar zijn we radicaal vanaf gestapt. Ons geklus moet tegenwoordig liefst leiden tot dingen die beter en mooier zijn dan wat de winkels aanbieden. De inzet van nu is: als ik het zelf maak, is het resultaat hopelijk degelijker dan wat uit de fabriek komt. Geen rafels of slecht gedichte naden, geen goedkoop materiaal, geen tierlantijnen, geen onduidelijke herkomst, en niet al na een paar keer gebruiken kapot. Met als grootste bonus: helemaal aangepast aan jouw specifieke wensen.

Je ziet het zelfs in restaurants. Daar heet het huidige doe-het-zelven weliswaar ‘nieuw ruig’, maar de zelfgemaakte broden en worsten in zulke eetgelegenheden zijn bepaald niet grof, ongepolijst of ruw. De ambachtelijkheid staat voorop, met veel liefde voor het voedsel, afkeer van liflafjes, en warsheid van verhullende verpakking. Het is recht door zee, eerlijk eten.

Wat me nog het meest boeit zijn de repair café’s die overal opdoemen. Is een knopje kapot, dan hoef je een apparaat heus niet weg te gooien. Weet je zelf niet hoe je dat kunt maken, dan kun je ermee naar zo’n repair café gaan, waar mensen je helpen om je eigen spullen te herstellen. Met wat geluk en doorzettingsvermogen kun je er je lamp, je winterjas, je wekkerradio, je computermuis of je kapotte fotolijst een tweede leven geven.

Die trend is des te intrigerender nu producten steeds vaker gesloten worden opgeleverd. Vooral elektronica openmaken is een klus op zich geworden, dat vaak speciaal gereedschap vergt. De producent hoopt zich er zo van te verzekeren dat je reparaties door hen laat verzorgen, een duur servicecontract afsluit, of een nieuw exemplaar koopt zodra het oude kuren vertoont.

Iets zelf maken is goedkoper, beter voor het milieu en met mazzel ook mooier. Bovenal is het fantastisch om te ontdekken dat er iets uit je eigen handen kan komen.

Schaal

Het wil maar niet beter gaan met Welzorg, de grootste leverancier van hulpmiddelen in Nederland. In veel gemeentes heeft het bedrijf de aanbesteding gewonnen en zijn kleinere bedrijven buitenspel gezet. Maar Welzorg blijkt telkenmale niet te kunnen leveren wat ze beloofd heeft. Sommige gemeentes dreigen nu met boetes of overwegen hun contract met Welzorg te ontbinden.

De klachten zijn tragisch. Mensen die wekenlang met een kapotte rolstoel of scootmobiel zitten, en die – ook al zegt het contract anders – geen tijdelijke vervanging krijgen aangeboden, waardoor ze hun huis niet uit kunnen. Monteurs komen met de verkeerde spullen aanzetten, zijn geregeld niet vertrouwd met de spullen die ze moeten repareren, of voeren maar een deel van de noodzakelijke reparaties uit. Ondeugdelijke spullen die niet worden vervangen, omdat het servicecontract nog niet afloopt.

Sommige monteurs komen in heimelijke opstand. De vrouw van een kennis tobt al tijden met een brakke scootmobiel: ook na ettelijke reparaties doet het ding het nog niet goed. De monteurs moeten verplicht verder tobben met het ding, terwijl zijzelf er ook allang geen heil meer in zien. Twee weken geleden gaf een van de monteurs de vrouw nota bene het advies om het ding total loss te rijden: dan was ze tenminste van dit maandagochtendexemplaar verlost, en kreeg ze hopelijk een wél werkend exemplaar. Maar ja. Tegen een muur aanrijden is ook zo wat, en niet van gevaar ontbloot. Bovendien zit ze dan weer maanden zonder: vervanging van materieel kost veel tijd, bij Welzorg.

Welzorg zelf hult zich momenteel in het boetekleed en heeft de getroffen gemeentes beloofd de klachtenprocedures te zullen verbeteren. (Op klachten via Twitter blijken ze de laatste weken vrij alert te reageren.) Intern vinden reorganisaties plaats.

Maar het is niet de organisatie: het is de schaal. Grote instanties zijn log, hebben veel overhead, verschuiven veel papier. De mensen achter de bureaus komen zelden in aanraking met de klanten, de monteurs die de klanten af moeten, is een strikt werkschema opgelegd. Hun taken zijn van hogerhand versplinterd. ‘Nee, voor het herstellen van uw voetplankje heb ik geen werkopdracht, het spijt me, mevrouw.’ En daar zit mevrouw dan, met haar kapotte voetplankje, een week te wachten op de volgende monteur.

In de thuiszorg hebben allerlei instanties inmiddels ontdekt dat het werk veel soepeler verloopt wanneer het kleinschaliger wordt georganiseerd. Hulpverleners kennen daardoor hun cliënten beter, en wie hulp krijgt, hoeft niet elke keer alles opnieuw uit te leggen. Hulpverleners die hun cliënten kennen, hebben veranderingen in hun conditie sneller door: ze zien beter wat er mis gaat, en coördineren makkelijker.

Het is tijd dat de gemeentes de kleinere hulpmiddelen- en servicebedrijven weer serieus nemen. Groot inkopen blijkt namelijk duur inkopen te zijn, en het zijn de klanten die er bekaaid vanaf komen.

Wedstrijd

Gekochte spelers, gekochte wedstrijden, gekochte stemmen – de sportieve krachtmeting waarop toernooien gebaseerd zouden zijn, lijkt een reliek uit het verleden. Tegenwoordig gaan wedstrijden vaker over geld, investeringen en marktwaarde. De mooie pass, de knappe dribbel, de behendige goal verliezen van de projectontwikkelaars en de gokkers.

De Qatarse vice-voorzitter van de FIFA, Mohammed bin Hammam, blijkt leden van de FIFA miljoenen te hebben toegestopt opdat ze zijn land de organisatie van het WK Voetbal in 2022 zouden toekennen. Dat geld moet weer in zijn zakken terugvloeien, natuurlijk: Bin Hammam is behalve voetbalbobo ook bouwmagnaat, en hij verwacht dat zijn illegale investering zichzelf dubbel en dwars terugbetaalt. De bouw van stadions, hotels, trainingskampen en dergelijke moet hem nog rijker maken dan hij al is. Intussen zijn al honderden Qatarse bouwvakkers die aan Bin Hammams natte droom werken, overleden door erbarmelijke arbeidsomstandigheden.

Over twee weken start het WK voetbal 2014 in Brazilië. Vorig jaar juni protesteerden 2 miljoen Brazilianen tegen de idioot hoge kosten die het WK voor hen met zich meebrengt, terwijl er intussen straf wordt bezuinigd op onderwijs, gezondheidszorg en wat dies meer zij. Ruim veertig favela’s zijn door de politie ‘gepacificeerd’, oftewel bezet. Leuk toch, die sport?

Competities gaan niet meer over de mooiste goals, de kleinste tijd of de hoogste sprong. Ze gaan over het prestige van het gastland dat internationaal een wit voetje wenst te halen en investeerders wil aantrekken, en doen dat helaas vaak over de ruggen van de eigen bevolking. Sport is de schone schijn waarin investeerders en projectontwikkelaars tegenwoordig hun handeltje verpakken.

Waarom moet zowat elke internationale competitie elke vier jaar ergens anders neerstrijken, en moet het gastland in een paar jaar tijd een compleet Olympisch dorp uit de grond rammen? Het is een geldverslindende, nutteloze operatie die de sport zelf niet ten goede komt. Kunnen we niet beter alle verschillende competities over een flink aantal landen verdelen, en vaste thuisplekken voor elk toernooi scheppen?

De Winterspelen houden we voortaan uitsluitend in koude landen (Sotsji heeft godbetere een subtropisch klimaat), en zomerspelen organiseren we nooit meer op een plek waar het geregeld warmer dan 25 graden wordt. Landen waar geen fatsoenlijke verkiezingen worden gehouden, zijn sowieso uitgezonderd van potentieel gastlandschap. Eerst je eigen boeltje op orde hebben voordat je internationaal iets mag organiseren. Zo kan sport wellicht nog eens echt verbroederen.

Voor de verdeling van de toernooien kijken we naar de sporten waarin een land goed is. Brazilië mag de WK Voetbal houden: zij hebben daar nu van lieverlee de modernste infrastructuur voor. En wellicht kan Luxemburg dan de rest van de eeuw het Eurovisie Songfestival doen.