De toekomst is nu

Wat gebeurt er wanneer computers slimmer worden, en een zelfstandige vorm van intelligentie ontwikkelen? Hoeveel vrijheid houden wij mensen dan over? Willen ze ons dan overheersen of ons juist dienen? Heeft kunstmatige intelligentie (KI) het beste met ons voor, of zullen ze ons beschouwen als grondstof voor hun eigen plannen?

Tussen die twee uitersten beweegt het debat over KI zich ongeveer. Enerzijds de waarschuwers die stellen dat we met zulke slimme computers vrijwel krachten losmaken die we niet kunnen beheersen, die mogelijk onze ondergang inluiden. Anderzijds de optimisten die verwachten dat computers met intelligentie ook een besef van ethiek en moraal zullen ontwikkelen, en dat ze mogelijk zelfs fijner besnaard zullen raken dan onszelf ooit is gelukt. In dat geval zou KI juist onze redding betekenen.

Het is een heerlijk debat – vooral omdat het zo hopeloos futiel is. Alsof het ontwerp en het coderen van technologie een soort waardenvrije kern heeft, die even makkelijk linksom als rechtsom kan uitpakken. De crux met technologie is dat die nooit neutraal is: het gaat altijd om de vraag hoe die technologie is gestructureerd en ingebed, met welk doel hij wordt ingezet, en hoeveel waarde we aan de aldus vergaarde informatie toekennen.

En dan word je nu al niet vrolijk. We zijn als maatschappij enorm op computers en hun verwerking van aan ons gedrag onttrokken datasets gaan leunen om risico en fraude te identificeren, zelfs in die mate dat simpele mutaties een paar dagen te laat aan de bevoegde instantie doorgeven je al als fraudeur kan aanmerken. (En zie dan nog maar eens van dat label af te komen: wat eenmaal in de computer zit, kan er doorgaans niet makkelijk meer uit.) De systemen die we bouwen, zijn soms zo wrak dat er duizenden mensen zijn die na viereneenhalve maand het hun toekomende PGB nog steeds niet uitbetaald hebben gekregen. Het lukt ze, ondanks hun verwoede pogingen, niet om correct in het systeem te worden opgenomen. Wanneer KI later geen rekening met mensen houdt, is dat omdat we computers precies dát nu al leren.

Erger: het lukt ons niet om instituties of bedrijven – die toch door mensen van vlees en bloed gedragen en geleid worden – een acceptabele moraal bij te brengen. Na jaren van berispingen en zware boetes versus mooie beloftes levert Zara nog steeds kleding gemaakt door kinderen en uitgebuite volwassenen. Mijnbedrijven blazen hele bergenketens in de Appalachen weg en laten een kaal, kapot landschap achter. Schaliegasdelving zorgt overal voor vervuild grondwater en een schrikbarende toename van aardbevingen. Zakenbanken plunderen de reserves van fondsen, overheden en burgers. De zucht naar net iets goedkopere arbeid en winstmaximalisatie schept massawerkloosheid.

Wanneer instanties, bedrijven en overheden mensen al zo makkelijk afschrijven, is het naïef te verwachten dat intelligente computers dat niet zullen doen.

Vrijheid, verantwoordelijkheid, vertrouwen

[5 mei column]

Na het verdriet en het verlies van gisteren vieren we vandaag de vrijheid. Een terecht contrast, want vrijheid verschijnt pas in haar volle glorie afgezet tegen heel iets anders: tegen gevangenschap bijvoorbeeld, of tegen angst, honger, armoede, onderdrukking, vernedering of gevaar.

We vieren de vrijheid. Meer nog dan geluk is zij is de kroon op ons bestaan: vrijheid bestaat óók uit het recht om keuzes te maken die eventueel tot je eigen verdriet leiden. Jezelf in het verderf mogen storten is een onmisbaar onderdeel van vrijheid. Je mag je hart verpanden aan een foute geliefde, je mag tegen je eigen belang in handelen, je mag jezelf opofferen voor een hoger doel.

Vrijheid is het recht om keuzes te maken. Daarom horen vrijheid en verantwoordelijkheid bij elkaar: keuzes maken zonder verantwoordelijkheid te aanvaarden voor de gevolgen, leidt tot willekeur en wispeltuur, en uiteindelijk tot immoraliteit. Zonder consequenties willen leven is zuiver egocentrisch.

De lijm tussen vrijheid en verantwoordelijkheid is vertrouwen. Wanneer we weigeren te geloven dat mensen verstandige keuzes zullen maken, breekt de boel. Want voor je het weet leidt het ertoe dat we mensen ‘tegen zichzelf’ in bescherming willen nemen, en dus: hun vrijheid aantasten. Of we gaan ze eindeloos controleren: gaan ze goed met hun vrijheid om, bedriegen ze de boel niet, willen ze stiekem iets verkeerds?

De overheid excelleert tegenwoordig in het benadrukken van ieders vrijheid en verantwoordelijkheid. Burgers moeten in ‘hun eigen kracht staan’ en zelf kiezen: iedereen wordt verantwoordelijk gesteld voor zijn eigen welzijn, en dat van de buren erbij. We leven immers in een participatiesamenleving.

Maar omdat het vertrouwen van de overheid in diezelfde burgers volkomen ontbreekt, leidt al dat gehamer op ‘eigen verantwoordelijkheid’ momenteel tot het nauwgezet inkaderen en controleren van burgers. Doet u niet iets verkeerd? Houdt u zich als arts wel aan alle protocollen? Levert u alle mutaties wel op tijd in? Ziet u als bijstandsgerechtigde uw vriendje niet te vaak?

Zonder vertrouwen hollen we de vrijheid uit. Zonder vertrouwen verkeert het toeschrijven van verantwoordelijk in het micro-managen van mensen. Maakt u wel de goede keuzes? Doet u de dingen inderdaad zoals wij dat willen? Draagt u uw verantwoordelijkheid wel écht?

Ik zou een overheid willen die haar burgers vertrouwt. Zo’n overheid schept ruimte en vrijheid, zo’n overheid stimuleert verantwoordelijkheid. Bovendien blijkt dat wantrouwen koesteren meer wantrouwen schept, terwijl vertrouwen schenken juist verantwoordelijkheid genereert. (En ja, het sluitstuk van zo’n aanpak is straf, voor wie zijn persoonlijke vrijheid heeft misbruikt om anderen te beschadigen of te benadelen.)

Ervan uitgaan dat niemand te vertrouwen is, betekent iedereen vrijheid ontzeggen.

Verboden te tweaken

Amerikaanse autofabrieken willen niet meer hebben dat hun klanten met hun tengels aan hun producten zitten. Nu ja: mechanische onderdelen zoals bougies, banden of schokbrekers mag u desnoods zelf nog wel vervangen, maar de code die voor de besturing en diagnostiek van de auto wordt gebruikt, beschouwen de automakers voortaan graag als hun exclusieve terrein. Zodra iemand anders die software bekijkt, onderzoekt, verbetert of aanpast, wensen ze dat te bestempelen als een inbreuk op hun intellectueel eigendom. Als piraterij, kortom.

Da’s voor de veiligheid, hoor, claimen de fabrikanten. Vanzelfsprekend. Stel je voor dat iemand niet weet wat-ie doet en per ongeluk de cruise control vernaggelt, of de botsingsdetector.

Alleen is de groep mensen die in hun schuurtje, met een thermoskan koffie en de laptop erbij, de elektronische control unit (ECU) van hun auto eens fijn gaat uitpluizen, natuurlijk niet bijster groot. Om hen is het de fabrikanten ook niet te doen. Hun offensief richt zich op onafhankelijke bedrijven die zich hebben toegelegd op de tinkering, tuning & tweaking van moderne auto’s.

Want dat lijkt de automakers nou juist zelf zo’n lucratieve vorm van klantenbinding: wie een auto van ze koopt, mag tot in lengte der dagen de elektronica daarvan uitsluitend laten updaten, controleren of repareren bij door hen geautoriseerde dealers, die op hun beurt natuurlijk weer een percentage van de omzet aan diezelfde fabrikant afdragen. Via licenties, ketenbeheer en een beroep op intellectueel eigendom wordt de markt dichtgetimmerd, en de concurrentie tot piraterij verklaard.

Die aanpak past in een gaandeweg normaler wordende logica waarbij producten die we keurig hebben aangeschaft – software, tv-series of liedjes in iTunes, e-books – niet ons eigendom zijn. We blijken slechts een gebruiksrecht te hebben gekocht, wat onze gebruiksvrijheid nogal beperkt. Weggeven, uitlenen en doorverkopen worden problematisch. Bij software heeft het Amerikaanse verbod op onderzoeken en ontleden van de code – precies, ja: datzelfde tinkering dat nu in het geding is– ervoor gezorgd dat onderzoekers die cruciale fouten in software hadden gevonden, het spreken of publiceren daarover werd belet.

Hackers en hobbyisten hebben ingenieuze verbeteringen voor ECUs bedacht, waaronder manieren om efficiënter met brandstof om te gaan. Ze hebben serieuze gaten in de beveiliging van ECUs gevonden, en wat meer is: voorstellen voor verbetering ontwikkeld. Ze vonden de oorzaak van een rare fout bij General Motors, een fout die maakte dat auto’s al rijdend plotseling dood vielen. (Minstens 84 mensen zijn door die fout omgekomen.)

Dat de Amerikaanse autobranche met het veiligheidsargument komt aanzetten als legitimatie van hun poging om een onderhoudsmonopolie te verkrijgen, is derhalve nogal pijnlijk.

Cybergruwelen

‘Cyberoorlog staat op uitbreken,’ kopte de krant vorige week. Het klonk bijna opgetogen. Maar zoals nerds al aan het eind van de jaren negentig doorhadden; alles waar het predicaat cyber bijgeplakt werd, was gekunsteld hip of marketingpraat, of erger: allebei. Cybersex. Cybernaut. Of (gruwel) cyberfeminisme. En nu dus: cyberoorlog.

Catastrofale aanvallen staan te wachten, wist de deskundige, de virtuele oorlog is ons voorland. Her en der voeren kwaadwillende clubjes dergelijke aanvallen al uit, overal staat de malware klaar, hield de deskundige ons voor. Het wachten is op een schurkenstaat die al die initiatieven aaneen klinkt, en dan rijst-ie in alle omvang op: de cyberoorlog. Nou, berg je dan maar!

Waarom klonk dat nou bijna verlekkerd?

Misschien omdat de man verdiende aan het spinnen van zulke apocalyptische visioenen: voor HP werkt hij aan de virtuele veiligheid van overheden, en ja, dat concept moet verkocht worden. Of misschien was het omdat het rijtje van verdachte staten dat hij noemde, het aloude rijtje was: Iran, Noord-Korea, China. (Irak is uit de vaste opsomming weggevallen en wordt binnenkort vervangen door ISIS. Of beter: CyberIsis, om nog eens te benadrukken hoe eng ze zijn.)

Opmerkelijk is dat de man Israël en de VS niet in het rijtje plaatste: de twee enige overheden van wie tot nu toe bekend is dat ze doelgericht een computervirus op een ander land hebben losgelaten, Stuxnet, dat onverwacht – maar dat heb je nu eenmaal snel met computervirussen – ook buiten Iran opdook. Dat maakte zijn verhaal ineens wat hol. Oude schurkenwijn verkopen in nieuwe, en dus hoger geprijsde zakken – dat was wat hij deed. De oude riedel: zij zijn de vijand en wij moeten onszelf beter bewapenen. Met cyberbewapening! En we moeten de systemen van de vijand binnendringen om aanvallen te voorkomen!

Terwijl de kwetsbaarheid van computersystemen me zeer aan het hart gaat: een cyberversie van de wapenwedloop propageren is niet de oplossing. Dat pad zadelt ons op met geheime diensten die doelgericht gaten in software laten maken, met spionagediensten die permanent hun bevoegdheden misbruiken, met massasurveillance die tijd, geld en aandacht vreet en amper iets oplevert, met ondoorzichtige en warrige systemen.

Willen we onszelf beter beschermen, dan doen we er goed aan om rustiger om te springen met automatisering, connectiviteit en verknopingen. We zouden cruciale infrastructuur niet op een en hetzelfde netwerk moeten zetten: koppel de elektriciteitscentrales niet aan internet, zorg ervoor dat cash geld in roulatie blijft, zorg voor aparte frequenties, houdt FM in de lucht, en knoop niet alles aan elkaar.

En vooral: we moeten bescheidener worden in onze eisen. Waarom moet een infuuspomp aan het internet? Waarom wil je in hemelsnaam wifi bieden aan vliegtuigpassagiers, wanneer dat de boordcomputer kan compromitteren?

Wie alles aan elkaar knoopt, maakt zichzelf kwetsbaar. Daar is geen aanval voor nodig: een lastige bug volstaat.

Ga maar!

Opgeteld bedroegen de bonussen op Wall Street vorig jaar 28,5 miljard dollar. Dit uitgesmeerd over 167.800 mensen, die gemiddeld (inclusief onderknuppels) al een salaris van zo’n twee ton per jaar kregen. Bijna 30 miljard: daar kun je flink wat van het begrotingstekort mee wegwerken, toch?

Zet dat bonusbedrag af tegen het inkomen van werknemers met een fulltime baan en een minimumloon. Daarvan telt de Verenigde Staten er net meer dan een miljoen van, en ze verdienen 7,25 per uur. Hun verzamelde inkomen in 2014 was 14 miljard dollar.

Oftewel: het ‘extraatje’ voor de bankiers is dubbel zo hoog als wat de fulltime minimumloners in de VS samen verdienen. Je hart krimpt ineen wanneer je die cijfers laat inwerken – zeker wanneer je weet dat je in de VS van een minimumloon vaak amper kunt rondkomen en op voedselbonnen bent aangewezen om de eindjes aan elkaar te knopen.

Met de middenklasse daar gaat het trouwens ook niet zo goed. Net als hun companen in Nederland hebben ze te kampen met stijgende schulden, hogere lasten, plus een sterke waardedaling van hun vermogen.

Maar de bankiers, nee, die verdienen een bonus! Zij zwengelen immers de economie voor ons allen aan?

Nou, nee. Het Amerikaanse Institute for Policy Studies bestudeerde de effecten van meer geld hier of meer geld daar, en constateerde dat het veel geroemde ‘trickle down effect’ – als je er bovenin meer geld in stopt, komen er lager in de hiërarchie vanzelf meer banen en inkomens uit rollen – niet opgaat. Immers: wie al rijk is, kan amper meer uitgeven, maar wie weinig heeft en net iets meer krijgt, laat zijn vers gewonnen centen juist wél rollen.

Wanneer je 30 miljard aan toch al rijke Wall Street medewerkers geeft, is de economische boost zo’n 11 miljard; geef je exact dezelfde kapitaalinjectie aan de minimumloners, dan schiet de economie met bijna 35 miljard omhoog. Geld moet rollen, maar wie er al van veel heeft, gaat er vervolgens alleen maar bovenop zitten.

Sheila Sitalsing legde het gisteren prachtig uit in haar Volkskrantcolumn. In Brazilië, vertelde ze, doet de regering haar best om voedsel, leningen, onderwijs, gezondheidszorg juist voor de armen goedkoper te maken. Het effect? De armen worden ondernemender. Het kost inderdaad wat, maar het levert aanzienlijk meer op: banen, werk, inkomen, welstand, ideeën, trots en durf.

Intussen zitten we in Nederland met een om extraatjes jengelende staatsbank, plus een ING-top die zichzelf bonussen uitkeert maar wel alle flexwerkers eruit wil gooien, omdat dat ‘goedkoper’ zou zijn. Wie wordt hier nu gepamperd?

In Engeland zijn ze het zat. Daar is een volksinitiatief tegen zeurende bankiers gestart. Snikken dat je in het buitenland beter betaald zou worden? Goed hoor jongen, we bieden je gratis een lift aan naar het dichtstbijzijnde vliegveld.

Bij deze stel ik mezelf beschikbaar. Ritje in een Canta, iemand?

Hoe ver?

De reorganisatie van de zorg is nu aardig op gang gekomen. En wat een mooie resultaten hebben we geboekt!

Tienduizend bejaarden van wie is vastgesteld dat ze dringend behoefte hebben aan opname in een verpleeg- of verzorgingstehuis, omdat het thuis absoluut niet meer gaat, wachten op een plaats. Vijfduizend van hen wachten al meer dan een jaar. Maar daar hebben we de participatiemaatschappij voor. Meer mantelzorg, meer aandacht voor elkaar, en we moeten echt niet denken dat we alles zomaar op het bordje van de overheid kunnen schuiven. Ach, dat die oudjes een serieuze zorgindicatie hebben zegt toch niets?

De overheid heeft de thuiszorg naar de gemeentes overgeheveld en kortte tegelijkertijd op het beschikbare budget. Via ‘keukentafelgesprekken’ zou de gemeente gaan bepalen welke lacunes vrijwilligers en mantelzorgers voortaan moesten opvullen. Veel voorzieningen, vergoedingen en posten werden abrupt geschrapt.

Eigen bijdrages stijgen of worden onverwacht ingevoerd. Amsterdam gaat bijvoorbeeld vanaf mei dit jaar een eigen bijdrage voor hulpmiddelen hanteren, die – afhankelijk van het inkomen – kan oplopen tot 99 euro voor een scootmobiel tot 369 euro voor een Canta per vier weken. (Dat je op die manier al na drie jaar ruim de kostprijs van zo’n vervoermiddel hebt opgebracht, betrekt de gemeente niet in haar rekensommen. De gehandicapte als melkkoe voor de WMO, waarlijk, een innovatief concept!

De huisartsengeneeskunst is definitief in handen van de zorgverzekeraars gegeven. Zij bepalen hoe lang een gesprek met een patiënt mag duren, naar welke specialist en welk ziekenhuis een huisarts mag verwijzen, welke medicijnen hij of zij mag voorschrijven. Ook in ziekenhuizen bepalen tegenwoordig niet de artsen, maar de zorgverzekeraars welke behandelingen nuttig of nodig zijn, welke medicijnen er mogen worden gebruikt. Artsen en ziekenhuizen hebben niet langer hun patiënt als klant, maar de zorgverzekeraars. Doet een arts niet wat de zorgverzekeraar wil, dan beëindigt die het contract met hen.

De zorgverzekeraars zelf maken intussen een imposante winst op hun nering. Vorig jaar boekten de vier grootsten samen liefst anderhalf miljard euro, dus dat halve miljard dat ze jaarlijks besteden aan reclames voor zichzelf zijn verhoudingsgewijs een schijntje. Niettemin verhoogden ze de zorgpremies voor dit jaar met liefst tien procent. Of nou ja, eigenlijk wel begrijpelijk: die marketing- en acquisitiekosten moeten per slot van rekening ergens uit gefinancierd worden, daar kun je toch moeilijk je eigen winst voor laten leegbloeden?

Hoe ver willen we gaan? Wanneer is het concept van onderlinge verzekering, van solidariteit, van zorg voor zieken en zwakken definitief door zulke maatregelen uitgehold? Hoe kan het dat zorg iets is geworden waarop we menen winst te moeten maken?

Inkijkje

Hoe weet je dat een documentaire over Scientology gaat? Eenvoudig: wanneer een zender 160 advocaten inhuurt voordat ze ’m op de buis durven brengen. In Going Clear, gemaakt naar aanleiding van het gelijknamige boek van Lawrence Wright, klappen voormalige hoge functionarissen en boegbeelden van de sekte flink uit de school. Aan het woord komen onder meer Marty Rathbun, tot zijn vertrek in 2004 de tweede man van de sekte; Mike Rinder, die tot 2007 aan het hoofd stond van OSA, Scientology’s hoogsteigen inlichtingendienst; acteur Jason Beghe en regisseur Paul Haggis.

Scientology deed wat Scientology altijd doet. Officieel laat de sekte zich smalend uit over de documentaire – ‘Het zijn de leugens van een stel afvalligen, het is ordinaire religieuze discriminatie. Kijk liever hoeveel nieuwe leden we er de laatste tijd bij hebben gekregen!’ – maar ondertussen stelden ze alles in het werk om vertoning te voorkomen. HBO werd bestookt. Regisseur Alex Gibney, wordt belasterd en belaagd. De mensen die voor de documentaire werden geïnterviewd, worden lastig gevallen en bedreigd. De 160 advocaten van HBO hadden hun handen vol aan alle klachten en procedures.

Hun strapatsen hielpen de sekte geen steek. Eerder deze maand werd de reportage getoond in bioscopen door heel Amerika, de film werd op tal van internationale festivals vertoond, en zondagavond volgde de langverwachte uitzending op HBO. Recensenten roemen de documentaire, op IMDB scoort-ie een prachtige 8.8, en veel kijkers schrokken zich een hoedje: gut, is dat nu hoe het er in werkelijkheid aan toe gaat bij die zelfbenoemde humanitarians, die beweren dat ze de planeet zullen redden?

Going Clear schetst een uiterst autoritaire, geïsoleerde en wereldvreemde organisatie, waar de leiding onaantastbaar is en de leden financieel worden uitgekleed. Er heerst kadaverdiscipline. De lokale afdelingen worden afgeknepen en aangezet tot weer nieuwe inzamelingsacties; ondertussen heeft sekteleider David Miscavige tientallen miljoenen vergaard, en neemt het hoofdbureau al het onroerend goed voor een prikkie van de afdelingen over. Vervolgens moeten ze een stevige huur aan de moederorganisatie betalen.

Het persoonlijk leed onder de leden is groot. Families worden uiteen gehaald, kinderen worden tegen hun ouders opgezet, vrouwelijk personeel wordt geregeld bevolen een abortus te ondergaan, stafleden moeten zestien uur per dag werken. Leden worden permanent overhoord en ondervraagd, al hun geheimen worden vastgelegd en zo nodig later tegen ze gebruikt. Mensen worden soms zelfs opgesloten in werkkampen of gevangenissen.

Het wordt tijd dat overheden Scientology tegen het licht houden. De ris klachten tegen ze is imposant, en neemt nog elke dag toe: van fraude, oplichting en intimidatie tot bedrog, uitbuiting en schending van mensenrechten.

De sekte moest maar eens met de billen bloot.

Rolwisseling

Bas Heijne ontleedde afgelopen weekend in NRC Handelsblad de stoere taal die ministers tegenwoordig bezigen. Het kabinet eist dat ‘de onderste steen boven komt’ over vlucht MH17. Dijsselbloem ‘baalde’ van de fikse loonsverhoging die de top van staatsbank ABN Amro zichzelf toebedeelde. Rutte verlangt op hoge toon openheid van Brussel over de naheffing die Nederland kreeg opgelegd.

Allemaal toneel, betoogt Heijne. De loonsverhoging bij ABN Amro was keurig met het ministerie afgestemd, Rutte beweegt in Brussel juist hemel en aarde om het dossier over de naheffing gesloten te houden. De regering wil de ware toedracht over die vlucht over de Oekraïne liefst ontwijken: anders komt onze band met Poetin (en dus: met Gazprom) in gevaar.

Het kabinet speelt voor de bühne. Na ons applaus gaan de gordijnen potdicht. De hoofdzaken van beleid worden achter de schermen gesmeed, van publiek debat ontdaan, en zonder behoefte de burger te vertellen welke afwegingen spelen. Ooit een zinnig, inhoudelijk debat over TTIP meegemaakt, de laatste maanden? Een serieus debat over het absurde verschil tussen wens en werkelijkheid bij de uitvoering van de nieuwe Zorgwet? Een oprechte poging om beleidskwesties in hun volle complexiteit aan burgers uiteen te zetten, in plaats van ze in slogans te gieten? Nee. Daar doen kabinetsleden niet meer aan.

Des te opmerkelijker was de voorstelling die ik datzelfde weekend zag: theater met échte acteurs. In een uitverkocht Carré legden vijf mannen in pak in anderhalf uur tijd het publiek de finesses uit van de houdgreep waarin de banken de wereld hebben genomen. Ze wijzen niet met de vinger: ze leggen uit, ze illustreren, ze doceren en informeren.

Ik heb nog nooit zoiets gezien. Het was flitsend toneel, uitmuntend geacteerd en met zichtbaar plezier gespeeld: geestig, levendig en leerzaam, vol scènes die inzichtelijk maken welke bedrieglijke constructies de banken verzonnen en die plaatsvervangende gêne teweegbrengen over hoe makkelijk wij klanten ons laten bedonderen zodra er een pot goud in de verte gloort. Brecht zou jaloers zijn op dit stuk.

(De verleiders: door de bank genomen is overigens consequent uitverkocht. Wie zei daar dat mensen apathisch zijn, zich afkeren van ingewikkelde onderwerpen, en dat alles eindeloos versimpeld moet worden?)

Na afloop kwam ik overeind voor een daverend applaus. Dat lukte niet: in een verrassende epiloog legden de acteurs hun rol af en ontpopten zich als meedogende activisten. Ze vertelden dat het afgelopen jaar liefst 25 bankdirecteuren zichzelf van het leven hebben beroofd, een teken dat ook in die kringen het besef leeft dat ergens iets grondig is misgegaan. Ze presenteerden daarna hun burgerinitiatief OnsGeld, nu al ruim 100.000 maal getekend.

Deze acteurs deden het werk dat politici jarenlang hebben laten liggen. Het was een fantastische rolwisseling: een ware masterclass.

Complot

Concurrentie, marktwerking, efficiëntie, schaalvergroting, protocollen, transparantie, prestaties, bedrijfsmatig denken – om zulke termen draait tegenwoordig zowat alles. Studenten hebben daar de buik van vol, net als hun docenten en wetenschappelijk onderzoekers. Het hoger onderwijs is vastgelopen in een bureaucratisch moeras waar kwantificering het allang van kwaliteit heeft gewonnen.

Ook het lager en middelbaar onderwijs draaien dol. Scholen zijn te groot, de cohesie valt weg, scholieren presteren matig, en de overhead is niet meer te overzien. Godlof zijn de vrije scholen aardig in opmars: daar wordt minder met vooropgezette leergangen gewerkt, en tot zowat ieders verrassing zijn de prestaties van de leerlingen uitstekend. De voornaamste winst: leerlingen die lol krijgen in leren en lezen, docenten die kunnen onderwijzen en minder hoeven te vergaderen.

Afgelopen week kwamen de huisartsen in opstand tegen exact diezelfde rits termen. Het ‘Manifest van de bezorgde huisarts’, dat inmiddels door bijna tweederde van alle huisartsen is getekend, maakt de balans op van de veranderingen in de zorg die minister Schippers erdoor heeft geduwd, waarbij alle macht bij de verzekeraars is komen te liggen. Zij bepalen welke medicijnen de huisarts mag voorschrijven, zij leggen de huisartsen eenzijdig contracten op, waarover de huisartsen niet eens onderling mogen overleggen, zij wijzen de laboratoria aan waar huisartsen hun testjes moeten laten uitvoeren. En zij willen bepalen naar welk ziekenhuis en welke specialist uw huisarts mag doorverwijzen.

Het manifest bevat schrijnende opmerkingen. ‘Het vertrouwen in [onze] deskundigheid als arts is door de zorgverzekeraar ingeruild voor de laagst onderhandelde prijs door de inkoopmanager.’ En: ‘Ik weiger verder te verzanden in het georganiseerde wantrouwen van de exploderende zorgbureaucratie, de rek is er uit! Kwaliteit wordt niet verhoogd door administratieve overbelasting, ongebreidelde dataverzameling en cijferfetisjisme.’

Van zorg op maat – zo’n fijne troetelleus van het kabinet – blijft niets over. Zo bepaalden de zorgverzekeraars eind februari bij oekaze dat ruim vierhonderd op maat gemaakte medicijnen met directe ingang niet meer worden vergoed. Bij zulke medicijnen gaat het om aanpassingen in de geleverde dosering of toedieningsvorm: bijvoorbeeld omdat iemand niet goed kan slikken, of gevoelig is voor bepaalde stoffen. Exit daarmee, zeggen de zorgverzekeraars, het moet efficiënter! Maar voor patiënten betekent het dat ze voortaan naar het ziekenhuis moeten voor de behandeling, maandelijks honderden euro’s extra kwijt zijn, of soms zelfs dat ze hun moeizaam bevochten zelfstandigheid moeten inleveren: ze kunnen niet meer werken.

Wat een toeval nu weer dat deze bezorgde huisartsen zich net voor de verkiezingen manifesteren, hè, mevrouw Schippers? Zou het wellicht zijn omdat er dan beleid ter discussie staat?

Voor volk en vaderland

Het heeft iets wrang poëtisch: de twee bewindsmannen die al jarenlang eisen dat burgers volledig transparant zijn en alles wat een mens doet, volgbaar en inzichtelijk moet zijn voor de overheid, struikelden gisteren over hun eigen gelieg, gedraai en gekonkel.

Staatssecretaris Teeven blijkt indertijd het College van procureurs-generaal te hebben belazerd: van hen had hij weliswaar toestemming voor een deal met Cees H, maar het bedrag daarvan mocht maximaal twee miljoen zijn, een limiet die Teeven stiekem ruim verdubbelde. Tegenover het parlement loog Opstelten dat hij helaas geen bonnetjes tot zijn beschikking had, maar dat de feiten niettemin ‘glashelder’ waren en dat het parlement hem niet zo aan de kop moest zeuren.

De pers bleek gelukkig volhardend te zijn – lang leve Nieuwsuur! – en diepte andere feiten op dan wat Opstelten het parlement zo omstandig voorhield. En jawel, daar gingen beide heren: afgedropen, met de staart tussen de benen. Nogal laf overigens, want hun aftreden voorkwam dat ze later deze week, zoals eerder via een Kamerdebat gepland was, rekenschap aan het parlement hoeven af te leggen. De transparantie die beide heren elk ander willen opleggen, verdragen ze zelf bitter slecht.

Intussen voegt de kwestie Opstelten/Teeven twee VVD’ers toe aan de lijst leugen & bedrog. Die lijst neemt de laatste maanden explosief toe. In oktober trad VVD-burgemeester Jan Broertjes (Midden-Drente) af na een litanie van liegen en willekeur. In december trad VVD-wethouder Huub Eitjes (Maassluis) af: hij had zijn broer een dik betaalde baan bezorgd. De strafzaak tegen de corrupte VVD’er Jos van Rey werd in januari hervat. Eind februari bleek VVD interim-burgemeester Rob Bats een klokkenluider die een gat in zijn Terschellingse begroting had blootgelegd, met een afkoopsom het zwijgen te hebben opgelegd. In diezelfde periode moest VVD-Kamerlid Mark Verheijen wegens foute declaraties en geritsel aftreden. Vorige week eiste het Openbaar Ministerie een jarenlange gevangenisstraf tegen VVD-lid Ton Hooijmaaijers, voormalig gedeputeerde van Noord-Holland, wegens onder meer omkoping.

Een fraaie lijst, maar niet heus.

Wat vooral zorgen baart is het animo waarmee de VVD haar liegende, ritselende en rotzooiende bewindslieden verdedigt. Premier Mark Rutte stond pal achter partijgenoot Mark Verheijen, totdat bleek dat zijn lieveling helemaal niet integer was geweest. Rutte stond pal achter partijgenoot Opstelten, die het parlement heeft voorgelogen, en had eergisteren ‘het volste vertrouwen’ dat Opstelten de kwestie tot een net einde zou weten te breien. Fractievoorzitter Halbe Zijlstra oreerde twee weken geleden nog dat je ‘als leidinggevende’ in eerste instantie ‘achter je mensen’ moet staan.

Juist voor een volksvertegenwoordiger horen ‘je mensen’ vooraleerst de burgers zelf te zijn, niet je partijleden.