Zonneschijn

In mijn omgeving wordt nogal geprutteld over de paus. Hij deugt niet, want zijn hele instituut is achterhaald; het pausdom is inherent ouderwets en conservatief. Het is een argument dat me bevreemdt: van de kerk moet ik bitter weinig hebben, maar ik ben niettemin opgelucht dat we van Wojtyla en Ratzinger af zijn en er, kort na deze dodelijk conservatieve paus, eindelijk iemand aan het hoofd van het Vaticaan kwam te staan die zich wat meer om de wereld, haar misdeelden en haar misstanden bekommert.

Zijn stringente veroordeling van het gebruik van condooms maakte dat paus Wojtyla medeverantwoordelijk werd voor de aidsramp die zich met name in Afrika voltrok, een ravage die honderdduizenden doden en evenzovele wezen in haar kielzog heeft nagelaten. Zijn clerus heeft hij op schandalige wijze de hand boven het hoofd gehouden toen de verhalen loskwamen over misbruik van kinderen door priesters. Rome heeft rechtszaken geschikt, schadevergoedingen betaald, en toen de mediarel te groot werd, uiteindelijk schuld bekend: maar bijna alle schuldigen en medeplichtigen heeft Wojtyla gewoon intern herplaatst, vaak op minder zichtbare maar niet minder invloedrijke posities.

Bergoglio heeft vrede met voorbehoedsmiddelen wanneer die iemand tegen ziekte beschermen, hij heeft het katholieke standpunt op scheiding flink versoepeld, hij bepleit waar hij kan scholing, arbeidsrechten en bestrijding van armoede. Hij vaart uit tegen neoliberaal kapitalisme, dat hij ‘modern kolonialisme’ noemt. Hij bepleit zorg om het milieu en matiging in consumptie.

Als je dan toch een paus moet hebben: doe mij er liever een als Franciscus.

Zeggen dat het niet dondert wat voor paus er zit, is vergelijkbaar met beweren dat het uiteindelijk geen klap uitmaakt wie (minister-)president van Griekenland, Engeland, Nederland of Amerika wordt. Ook al stelde Obama op sommige punten immens teleur: ik heb hem duizendmaal liever op die positie dan Bush, zowel vanuit het oogpunt van de Amerikanen zelf als bezien vanuit de internationale politiek. Evenzo zie ik liever Bernie Sanders zijn opvolger worden dan Hillary Clinton; om over Ben Carson of Donald Trump maar helemaal niet te spreken. Liever Jeremy Corbyn dan David Cameron. En ja, liever Diederik Samson of Lodewijk Ascher dan Mark Rutte.

Wie stelt dat het niets uitmaakt welke paus – of eender: welke president – ergens zetelt, beweert au fond dat keuzes er weinig toe doen. Zo iemand ontkent dat beleid ooit van koers kan veranderen, dat een instituut nieuwe wegen kan inslaan en dat er lessen uit de gang van zaken kunnen worden getrokken.
Erg optimistisch over de politiek (en de kerk) ben ik niet, maar dat staat het hebben van voorkeuren absoluut niet in de weg. Dat zoveel mensen deze paus van ganser harte omarmen, doet me deugd. Kennelijk zijn er meer mensen – véél mensen – die een ander beleid voorstaan dan dat van zijn voorgangers.

Woningen

Woedend was Wilders tijdens de algemene politieke beschouwingen. “Weet u waarom er te weinig huurwoningen zijn, meneer Roemer? Omdat die asielzoekers allemaal voorrang krijgen van de SP, waardoor al die SP’ers en heel veel anderen die op een huurwoning wachten, langer in de wachtrij staan. Dát is wat u doet, dáárom is er een tekort aan woningen.”

Welnee, meneer Wilders: er zijn zo weinig sociale huurwoningen beschikbaar omdat die op grote schaal zijn verkocht. Sinds 1998 mogen woningbouwverenigingen hun corporatiebezit verkopen aan de zittende huurders; en wanneer huurders vertrekken, worden veel huurhuizen uit het bestand gehaald en gaan ze de verkoop in. Sinds het Woonakkoord van 2013 is die transformatie van het woningbestand enorm versneld: de regels werden verder versoepeld, en huurcorporaties moeten sindsdien een forse heffing over hun bestand betalen. Door die heffing heeft minister Stef Blok vorig jaar 1,2 miljard euro opgestreken – geld dat de woningbouwverenigingen soms alleen kunnen opbrengen door weer extra huurwoningen in de verkoop te gooien.

Sommige woningcorporaties, zoals Vestia en Stadgenoot, verkopen de huurwoningen zelfs aan buitenlandse investeerders. Zodra de huidige huurders zijn weggewerkt, worden de huren ‘geliberaliseerd’.

Niks asielzoekers en niks SP: het is het uitponden van het sociale woningbezit – mede dankzij de liberaliseringsgedachte van Wilders eigen voormalige VVD – die huurwoningzoekers de das omdoet en die voor muurvaste wachtlijsten zorgt.

Afgelopen week heb ik een bevolkingsonderzoekje bij mijn eigen trapgenoten gedaan. In 1991 werden hier elf huurwoningen opgeleverd. Mijn huurhuis – een aangepaste woning – is van verkoop uitgezonderd; van de overige tien zijn er sinds 1998 liefst zeven verkocht. Van de vier huurders zitten er twee al sinds 1991 hier, en de andere twee net voor de liberalisering. Allevier willen we nooit meer weg: want waar moeten we in dan hemelsnaam naartoe?

Van de zeven tot koopwoning geconverteerde huizen worden er twee door de huidige eigenaars permanent verhuurd – aan buitenlanders, ja: Australiërs, Duitsers, Britten, Spanjaarden, Zuid-Amerikanen. Steeds zitten er nieuwe mensen, soms om het halfjaar. Een derde woning wordt geregeld als AirBNB verhuurd, omdat de eigenaars met een oude koopwoning zitten die ze – buiten de bank gerekend – aan de straatstenen niet kwijt kunnen.

U kunt de asielzoekers en de vluchtelingen nu wel de schuld geven, meneer Wilders, maar dat is een vals verhaal. In werkelijkheid ligt de oorzaak toch echt bij de schrikbarende afkalving van het aantal sociale woningen. De door de VVD afgedwongen ‘liberalisering’ van het huizenbestand heeft ervoor gezorgd dat de huren omhoog gaan, de markt voor sociale huurders potdicht is komen te zitten, en de lokale overheden steeds minder ruimte overhebben voor hun eigen sociale woonbeleid.

Fantastisch

Wat een opbeurende troonrede kregen we dit jaar te horen! Bezuinigen met een sociaal én ondernemend gezicht was het adagium, en verdomd: dat was precies wat ze deden.

De troonrede was een ware fusie van liberalisme, sociale betrokkenheid, ondernemerszin, toekomstvisie en no-nonsense. Dat de regering er en passant in slaagt om, naast de vele nieuwe uitgaven, niettemin zoveel te besparen op inmiddels structurele kosten en een slankere, minder bemoeizuchtige overheid blijkt neer te kunnen zetten, verraste vriend en vijand.

Laat me de hoogtepunten even samenvatten. Bij al dit goede nieuws is het immers moeilijk de hoofdlijnen vast te houden.

Nederland neemt volgens de nieuwe doelstellingen riant veel vluchtelingen op. De crux is echter dat die voortaan meteen als volwaardig burger worden beschouwd: ze worden niet eerst jarenlang opgesloten in asielcentra waar ze niets mogen doen. In de leegstaande kantoren die hen zijn toegewezen en die ze zelf mogen verbouwen, is deelname aan de taallessen de enige vereiste. Ook heeft de regering beloofd de diploma’s van vluchtelingen met spoed om te zetten naar een Nederlandse equivalent, zodat legaal werk ineens binnen handbereik van deze nieuwe Nederlanders ligt.

Voor mensen die al vijf jaar of meer in de bijstand of de WAO zitten, worden keuringen en controles afgeschaft: voortaan krijgen zij standaard een basisinkomen. Bijverdienen mag, uiteraard. Pas wanneer ze zelfstandig anderhalf keer het basisinkomen bijeen weten te sprokkelen, vervalt hun recht op bijstand: dan staan ze immers weer op eigen benen.

Saillant detail is dat het stoppen met het tot in elk detail controleren van alle uitkeringsgerechtigden – ongeacht of ze daadwerkelijk worden verdacht van fraude – zoveel budget blijkt vrij te maken dat een basisinkomens nu makkelijk te financieren blijkt. Voorts was ik erg opgelucht dat ook de regering zich eindelijk realiseert dat fulltime en vast werk steeds meer een zeldzaamheid aan het worden is.

Internationale bedrijven die Nederland jarenlang als vrijplaats voor belastingontduiking hebben gebruikt, krijgen nu alsnog de rekening gepresenteerd: ze moeten eindelijk dokken. Dat het kabinet Rutte/Asscher heeft besloten die opbrengsten volledig te besteden aan milieumaatregelen, was een extra opsteker. Wow – ineens twee miljard euro extra voor recycling, zonnepanelen, waterbeheer. Plus die geweldige nationale prijsvraag waarmee de overheid nieuwe groene ideeën stimuleert!

Dat in het middenmanagement gesneden moest worden, zag iedereen al jarenlang aankomen. Hoe heerlijk dat de overheid daar eindelijk een criterium voor heeft opgesteld: hoe platter de organisatie, hoe meer belastingaftrek; en omgekeerd: hoe meer managers, hoe meer belasting. Vooral de zorg zal daar immens veel baat bij hebben: handen aan het bed worden voortaan aanzienlijk minder belast dan handen aan de vergadertafel.

Hoezee, hoezee!

Privatisering en publiek terrein

In Amsterdam heerst zorg over de aankopen van buitenlandse investeerders in de stad. Het Paleis van Justitie op de Prinsengracht is in handen van een buitenlandse groep die er een hotel van wil maken, dure panden aan de grachten zijn door Chinezen en Russen gekocht, veel winkels op de Zeedijk zijn recent overgenomen door Egyptische Kopten die er ijssalons en steakhouses willen vestigen.

Mij kan het weinig schelen of binnen- of buitenlandse tycoons de parels van de stad opkopen. Het onderscheid tussen ‘Nederlands’ en ‘niet-Nederlands’ is sowieso irrelevant. Zowat alle van oudsher Nederlandse bedrijven zijn inmiddels in handen van buitenlandse eigenaars: van de Hema en V&D tot UPC en KLM. Voorts brengen globalisering, migratie, inburgering en de snelheid van investeerders inherent met zich mee dat iedereen in zowat elk land kan investeren.

Wie het marktdenken heeft omhelsd, heeft weinig recht van klagen wanneer voorheen nationaal of lokaal eigendom in buitenlandse handen raakt. That’s the whole game: wie het meeste biedt, wint binnen die denktrant nu eenmaal alles.

Mijn zorg is een andere.

Het Paleis van Justitie dat in Chinese handen is gevallen, de historische panden die de UvA aan de hoogste bieder wil slijten, de rare winkeltje sen karakteristieke cafés op de Zeedijk die nu achter elkaar in door Kopten gedreven, eenvormige toeristenvallen worden omgezet – het gaat niet om de nationaliteit van de investeerders. Sterker: je op de landsaard van de kopers focussen, getuigt van een tamelijk achterhaald nationalisme. Het werkelijke probleem is dreigende eenvormigheid en verlies van publieke ruimte.

We klagen al jaren dat winkelstraten in Deventer er tegenwoordig hetzelfde uitzien als die in Alkmaar of Maastricht: overal de Xenos, het Kruidvat, de AKO, de Blokker, de Albert Heijn of twintig andere inwisselbare zaken, met overal hetzelfde aanbod. Elke specificiteit verdwijnt. Je bent in een winkelstraat – in welke stad doet er niet meer toe. Diezelfde trend gaat zich nu aftekenen in de horeca: overal ijssalons, overal Starbucks, en overal dezelfde broodjeswinkels.

Wat zich nu onder onze neus afpeelt, gaat nog een stap verder. Publieke ruimtes en gemeenschappelijk bezit worden verkwanseld voor privé-eigendom. Iedereen kon de oude panden van de UvA verkennen, iedereen kon het Paleis van Justitie binnenlopen – stuk voor stuk prachtige panden, opgebouwd en jarenlang onderhouden met overheidsgeld. Maar nu ze van de hand zijn gedaan, zijn ze plots privébezit en afgesloten voor het publiek. Tenzij de burgers voor die toegang betalen, uiteraard. Marktdenken boven alles!

In The Guardian raasde eerder dit jaar een groot debat over de privatisering – en dus: afsluiting – van voorheen publieke delen van de stad. Het is tijd dat we het daar in Amsterdam ook over gaan hebben. Welke publieke ruimtes willen we voor de stad bewaren?

Toekomst

Over vijf jaar, in 2020, zou de uitstootreductie in Nederland volgens afspraken minstens 25% moeten zijn. Dat lukt nog niet erg. We maken het met sommige vervuiling juist bonter dan ooit tevoren: we hebben nog nooit zoveel kolen verstookt als in de afgelopen vijf maanden. In april van dit jaar haalden we zelfs het historisch hoogtepunt van bijna 1,3 miljard kilo kolen. Op die manier komt er bitter weinig van die afspraken terecht.

Je zou denken dar de overheid zich daarom met verve inzet voor duurzame woningbouw, zuiniger vervoer, zon-, wind- en waterenergie, en sluiting van verouderde kolencentrales. Want de wereld moet serieus schoner worden, willen we niet met ons allen naar de haaien gaan.

Tweede-Kamerlid Remco Dijkstra zei in een reactie op de gestegen broeigasuitstoot in Nederland dat hij niet tegen een beter klimaatbeleid is gekant, tenminste: ‘als het maar geen geld kost’. Hij had zijn eigen oplossing voor het probleem paraat: de VVD zet liever in op een handvol ‘slimme maatregelen’, zoals recycling en een bijmengverplichting voor brandstof.

Geweldig, Remco!

Afgelopen juli was wereldwijd de warmste maand ooit gemeten, en het jaar 2015 het warmste jaar. Sinds 1992 is de zeespiegel bij elkaar acht centimeter gestegen, en zonder drastische maatregelen versnelt dat proces zichzelf alleen maar. De NASA houdt serieus rekening met een zeestijging van één meter in de komende anderhalve eeuw. De effecten van de toenemende warmte zijn overal al merkbaar: de wereld kampt met grilliger en extreem weer, grote droogte op veel plaatsen, overstromingen in andere, en met heftiger en langduriger bosbranden dan ooit.

Maar de VVD meent dat wat extra recycling genoeg moet zijn om die trend te keren en de godganse zaak te redden. De toekomst van de wereld veilig stellen, zorgen dat onze kinderen een enigszins fatsoenlijke toekomst hebben: aardig idee, ja heus hoor! Maar het mag vooral geen geld kosten, want dan is de VVD faliekant tegen.

Het gevleugelde citaat van Derek Bok, een Amerikaanse advocaat en voormalig president van de Harvard University, drong zich aan me op. ‘If you think education is expensive, try ignorance,’ merkte de man droogjes op. De VVD verzet zich tegen serieuze, nu hopelijk nog enig effect hebbende milieumaatregelen omdat die nu wellicht geld kosten? Hebben ze enig idee met welke torenhoge lasten – en met welk schrijnend, wanhopig menselijk leed – hun kortzichtige boekhouderij onze toekomst opzadelt?

Wil de VVD geld besparen? A stitch in time saves nine. Nu doordacht en bloedserieus investeren in milieuherstel is duizendmaal goedkoper dan over dertig jaar de gevolgen van onze huidige nonchalance en kortzichtige zuinigheid bestrijden.

Ooh en aah

De eerste avond was ik het glad vergeten. Pas toen de kat grommend binnen rende, schichtig achterom kijkend naar de tuin, die zonder waarschuwing was veranderd in een gevaarlijk buiten waar het hard knalde, wist ik het weer. Sailvuurwerk. Max verschool zich achter de boeken in de kast.

De tweede avond van Sail kuierde ik ruim op tijd naar de kop van het schiereiland waar ik woon. Geweldig uitzicht op het vuurwerk heb je daar. Ik was de enige: geen hond – en zeker geen kat – te bekennen. In mijn eentje zei ik stilletjes ooh en aah. Thuisgekomen vond ik Max in bed verstopt: boeken acht ze alleen veilig wanneer ik ze bewaak.

De derde avond vonden meer mensen de kop van het eiland en stonden we met vijftien tot twintig mensen naar het vuurwerk te kijken. Pluimen, cirkels, cilinders gloeiden op in het donker en doofden traag uit. De flat achter ons ving de knallen gedeeltelijk op en echode bij elke afgeschoten vuurpijl zacht‘pieuw pieuw’, alsof iemand cowboytje aan ’t spelen was.

Op de weg naar huis zag ik tussen het huisafval een palm wachten op de vuilnismannen van de volgende morgen. Hij zag er opperbest uit en ik nam hem onder de arm: die kon best in de hal van onze flat komen wonen. ‘Zo, die mevrouw is even haar kamerplant aan het uitlaten,’ grijnsde een man die me halverwege passeerde. Pas toen ik Max onder het dekbed vandaan viste, wist ik dat ik had moeten antwoorden dat mijn kat die avond niet uit had durven gaan.

Op de vierde dag kwamen mijn ouders op bezoek. Met de Canta reed ik pendeldienst: ik bracht eerst mijn vader naar Sail en karde terug naar huis om mijn moeder op te halen. We reden langs het Zeeburgerpad, wat volgens de gemeente Manhattan aan het lozingskanaal moet worden, maar écht beter een fijne rafelrand kan blijven.

We liepen langs de kades van de Oranjehaven en zagen prachtige schepen en geestige pieremachochels. Gelukkig lag de Chileense Esmeralda buiten ons loopbereik, ik zou aanvechtingen hebben gehad er een blik ossenbloed tegenaan te keilen, al ben ik daar eigenlijk veel te braaf voor. Maar onwillekeurig huiverde ik een beetje bij elk wit tallship dat we aangemeerd zagen liggen.

’s Avonds liep ik naar het slotvuurwerk. (De kamerpalm liet ik thuis.) Deze keer stonden er zeker vijftig mensen te wachten. De nacht was zoel, mensen raakten al wachtend met elkaar aan de praat. We zeiden we gezamenlijk ooh en aah. Vuurwerk is bloemschikken in een donkere lucht. Wanneer je tussen je oogharen door keek, leek het net of die vuurbloemen op je afstormden.

Honderdduizenden mensen extra in de stad, overal boten en bootjes, en het was een groot feest. Sail is een van de vriendelijkste publiekstrekkers die Amsterdam in haar mars heeft.

Toen het IJ weer leeg raakte, dacht ik: zulke dingen moet je inderdaad maar eens in de vijf jaar doen. Als het altijd feest is, sloopt dat alles – zelfs het feest. Maar wat was het ooh en aah.

TTIP en TPP

Er komt steeds weer slecht nieuws boven over TTIP, het Transatlantic Trade and Investment Partnership en TPP, het Trans-Pacific Partnership, waarin de handelsbetrekkingen tussen de VS en Europa, respectievelijk Australië geregeld worden.

De tekst van de verdragen is geheim. Wat de afgelopen maanden is gelekt, suggereert echter dat bedrijven een grotere vinger in de pap krijgen en nationaal beleid behoorlijk in de wielen mogen rijden. Zo kunnen internationale bedrijven een financiële claim indienen wanneer overheidsbeleid hun ‘voorziene’ winst schaadt. Denk bijvoorbeeld aan milieuvereisten en regels rond voedselveiligheid die de ondernemersvrijheid van multinationals nationaal aan banden leggen, of die striktere eisen aan een bedrijf opleggen om in de Europese markt actief te mogen zijn dan in de VS gebruikelijk is.

De verdragen voorzien in een internationaal orgaan waar bedrijven zulke claims kunnen indienen: de zogeheten Investor-State Dispute Settlements (ISDS). Zaken die bij ISDS worden ingediend, worden volgens de gelekte plannen via arbitrage en onder geheimhouding afgehandeld. Er zal geen mogelijkheid tot beroep zijn, en er komt geen rechter aan te pas. Noch iemand die de rechten van burgers in de gaten houdt, trouwens.

De clausule over ISDS was zo controversieel, dat het EU-parlement – dat in de rest van de TTIP-besprekingen vrij mak is – daar een stokje voor stak. Of nou ja: ze stelden bespreking daarvan uit tot later. Wat bepaald niet hetzelfde is als tegenstemmen, helaas.

Burgerorganisaties en NGOs maken zich intussen grote zorgen wat TTIP en TPP voor burgerrechten en nationaal beleid gaan betekenen. Copyrightregels lijken ferm te worden aangesnoerd, niet met het oog op het belang van makers, maar in het voordeel van distributeurs. Er zijn grote zorgen over de gezondheidsclausules in TTIP en TPP: bedrijven krijgen het recht zich vergaand met het volksgezondheidsbeleid te bemoeien. Goedkope generieke medicijnen bevoordelen in plaats van dure, geregistreerde middelen tast immers de potentiële winst van bedrijven aan… In Engeland en Nieuw-Zeeland zijn ze zelfs benauwd dat hun publieke zorgverzekeringen onderuit wordt gehaald, en ingeruild moeten worden voor private verzekeringen.

Recent bleek dat farmaceutische bedrijven staan te trappelen om onderzoeksgegevens via deze handelsverdragen af te schermen. Cijfers van wetenschappelijk onderzoek naar het effect van medicijnen willen ze onder het strenge auteursrecht van de verdragen scharen. Metingen worden dan niet openbaar gemaakt en mogen niet door anderen worden gebruikt: dat zou immers hun winst kunnen aantasten.

Wat dat betekent? Claims over de effectiviteit van nieuwe medicijnen kunnen niet langer door derden worden gecontroleerd, en Europa wordt gedwongen elk oordeel van de Amerikaanse FDA over nieuw te vermarkten medicijnen kritiekloos te slikken.

Edit: Ik noemde TPP abusievelijk TTP. Verbeterd.

Olifant

‘Trump scheldt, is onbeleefd en schept op over zijn rijkdom. Ik heb dat Berlusconi ook zien doen. Hoe kinderachtiger, slechter, onbeschofter die was, hoe meer stemmen hij kreeg. [..] En ik kan er niets aan doen, maar ik moet ook ontzettend om hem lachen. Als ik in Amerika zou wonen, zou het me moeite kosten verstandig en redelijk te stemmen,’ schreef Theodor Holman gisteren.

Als ik in Amerika woonde, zou ik mijn uiterste best doen iedereen te weerhouden van een stem op Trump. De man is een olifant in de porseleinkast: links en rechts moedwillig dorpen vertrappelend, mensen ondersteboven lopend, schel zijn eigen lof trompetterend. Onderwijl weigert hij te zien hoe hij persoonlijk heeft geprofiteerd van het systeem waarin hij groot is geworden: een imperium geërfd van zijn vader, ontzien door de belastingdienst, meermalen gered door de faillissementswetgeving. Hij is een moloch die parasiteert op het grootkapitalisme, en vervolgens tegen elke muis die hij onder zijn poten vermaalt, sneert dat het dier dan maar een paar maatjes groter had moeten zijn.

Zo’n man wil je niet als presidentskandidaat.

‘Ik heb geen tijd om politiek correct te zijn,’ sneerde hij in het debat dat Fox News vorige week organiseerde tussen de tien populairste Republikeinse kandidaten. ‘En Amerika heeft die tijd al helemaal niet. We moeten nú iets doen.’ Waarna hij de rechten van vrouwen, immigranten, niet-blanken en armen met een wijds gebaar van tafel veegde. Allemaal prietpraat, vond hij. Sterke mannen met geld, die hebben we nodig: mannen van stavast, mannen die zich nergens iets van aantrekken. Mannen als Donald Trump, kortom.

Ondertussen versimpelt hij elk debat tot het punt waarop je brein bevriest en lardeert hij elke uitspraak met dreigementen en sneren. In elk antwoord dat hij tijdens het debat gaf, zaten valse persoonlijke aanvallen: Trump speelt uitsluitend op de man, en veegt argumenten terzijde. Elke nuance ontbrak, zowel in zijn analyses als in zijn plannen. En daarna kwam steevast het laconieke dreigen: dit is allemaal onzin, als ik de Republikeinse nominatie niet win, begin ik gewoon voor mezelf. En als ik het als onafhankelijk kandidaat óók niet red, ach – really, what does it matter? Dan koop ik die politici toch gewoon?

Hij zei het met zoveel woorden: When I call Hillary, she shows up. Alsof-ie haar in zijn broekzak heeft zitten.

In de politiek hebben we intelligentere discussies nodig. Keuzes inzichtelijk maken, zowel voor tegenstanders als voor medestanders; verder willen denken dan je neus (of je zittingsperiode) lang is; bezwaren en tegenargumenten serieus nemen, en ze met beleid en tact afpellen; cohesie scheppen in plaats van verdeeldheid.

Trump is een botte bijl. Je moet er niet aan denken dat hij de gesprekken met Iran over kernwapens orkestreert. Want als die olifant vrolijk elders gaat grazen, zitten wij, de wereld, met zijn scherven.

 
Toevoeging d.d. 10 september 2015:
Voor de mensen die zeggen dat je Trump niet serieus kunt nemen als kandidaat, lees dit fantastische -en angstaanjagende- artikel uit de Rolling Stone van 9 september.

Wild

Per dag voeren buitenlandse jagers de karkassen van gemiddeld twee neergeschoten leeuwen Afrika uit. Illegaal worden er veel meer neergehaald. In heel Afrika zijn er naar schatting nog slechts 32.000 leeuwen over; internationaal wordt overwogen ze op de lijst van bedreigde diersoorten te zetten. De totale omvang van de natuurparken – de veilige, maar snel krimpende leefwereld van de leeuwen – wordt verre overtroffen door die van de jachtgebieden: illegale jacht is aanzienlijk lucratiever dan het onderhouden en beheren van natuurparken.

Daarnaast worden er in Afrika jaarlijks zo’n 36.000 olifanten afgeschoten, hoofdzakelijk vanwege hun ivoren slagtanden. En alleen al in Zuid-Afrika werden afgelopen jaar 1215 neushoorns omgelegd, zuiver om hun hoorn te bemachtigen.

De VN noemt het een stroperijcrisis en heeft vorige week een resolutie over deze wildlife crime aangenomen. (Zou het wellicht helpen wanneer vliegtuigmaatschappijen en rederijen voortaan weigeren om dood groot wild te vervoeren?)

Anders dan jagers zelf graag beweren, gaat het geld van de legale jacht niet naar natuurbescherming. De VN berekende recent dat slechts drie procent van de opbrengsten van de gereguleerde jacht op groot wild ten goede komt aan de lokale gemeenschap en aan natuurbeheer. Daar redden de resterende olifanten, neushoorns en leeuwen het echt niet mee.

Het is een al met al een zieke, verrotte bedrijfstak.

Waarom zijn we jacht op groot wild in hemelsnaam een sport gaan noemen? Wanneer je je als Crocodile Dundee met blote handen op een krokodil stort, is er nog sprake van gelijkwaardigheid, ja van een fysieke uitdaging. Maar scherpschieten kun je beter doen op kleivogels, op conservenblikjes of op slecht getekende menselijke silhouetten. Zodra je met een geweer, drijvers en een gewapende troep helpers in je kielzog die optreden in geval van nood een leeuw op de korrel neemt, is er werkelijk geen enkel sportief element in de affaire te bekennen. Het is pure overmacht. Die leeuw heeft geen kans, en jij loopt amper risico.

Juist daarom was de triomfantelijke pose – met blote bast staand naast zijn vers neergeschoten leeuw – van de Amerikaanse tandarts Walter Palmer zo godvergeten hypocriet. De gemiddelde leeuwendompteur loopt dagelijks meer risico dan deze would-be vent zijn hele leven heeft aangedurfd. En ondertussen maar Poetinesk pochen: ik doe aan sport, ik ben een echte vent, ik domineer de wereld: ik kan met gemak een leeuw aan, kijk maar!

Het is ouderwets machismo. Neem er een van je eigen soort, denk ik dan. Doe eens een fijn kooigevecht: vecht met blote handen tegen iemand van je eigen formaat. Of neem het in de wildernis op tegen iemand die even zwaar bewapend is als jijzelf. Dan ben je wellicht nog steeds een nitwit, maar tenminste een nitwit met ballen. Nu ben je slechts een lafbek die zichzelf oppompt met achterhaalde symboliek, en laffe moorden.

Het nieuwe delen

In reactie op de veranderende economie en de afkalvende verzorgingsstaat ontstaan er allerlei nieuwe initiatieven. Ze zijn gebaseerd op delen en samenwerking. Er worden andere manieren verzonnen om met bezit om te gaan. Slimme bedrijven helpen mensen om auto’s te delen, buurtbewoners delen hun gereedschap zodat niet iedereen zelf klopboor hoeft aan te schaffen. Kleine zelfstandigen vormen in groepjes hun eigen arbeidsongeschiktheidsfonds. Websites die de onderlinge ruil van diensten en spullen tussen mensen bevorderen, schieten overal wortel.

Zulke samenwerkingen zijn inventief, slim, kleinschalig, overzichtelijk, soms schattig, en vaak milieuvriendelijk. We moeten er ook vooral mee doorgaan.

Alleen helpt het zo weinig. Het is toch een beetje de manier waarop de middenklasse en hip Nederland hun wonden bekijken en dan besluiten om voortaan samen pleisters in te kopen.

Niet alleen omdat je, om in zo’n deelsysteem te worden opgenomen, eerst zelf iets moet hebben dat je kunt inleggen: gewilde spullen, een beetje geld, nuttige vaardigheden, gezochte kennis. Verslaafden, daklozen, vereenzaamde mensen, zieke mensen, arme mensen of slecht opgeleide mensen komen zo’n deelsysteem aanzienlijk minder makkelijk binnen dan een jong stel met twee rechterhanden en een straat vol leuke buren.

Juist daarom was de verzorgingsstaat zo’n geweldig idee: zonder aanziens des persoons kon je, indien nodig, een beroep doen op hulp of steun. Je hoefde niet mondig of slim te zijn noch over de juiste contacten te beschikken om woonbegeleiding, thuishulp of schuldhulpverlening te krijgen. Maar tegenwoordig moet je vaak praten als Brugman, of soms zelfs tegen de lokale gemeente procederen, om de zorg te krijgen die je nodig hebt. De nieuwe collectiefjes, hoe goedwillend en loffelijk ook, richten zich vooral op het organiseren van mondige mensen. De rest valt uiteindelijk in de schoot van de Voedselbank en het Leger des Heils.

Het onderliggende probleem is dat steeds minder mensen werk hebben, arbeid en rechtsposities ‘flexibel’ zijn geworden en salarissen zakken, maar de prijs van wonen, energie, onderwijs en zorg over de hele linie stijgt. In vrijwel alle westerse landen worden de armen in rap tempo armer, terwijl de middenklasse door haar reserves heen raakt.

Ondertussen belandt er steeds meer geld bij de one percent. Er vindt momenteel een grootschalige herverdeling plaats van kapitaal en bezit, waarbij een steeds kleiner wordend deel van de mensen een steeds groter wordend deel van ’s werelds rijkdommen in eigendom heeft, en de rest het nakijken heeft.

Dat probleem hef je niet op met het onderling ruilen van de opbrengst van je moestuintje, of met onderling een Broodfonds stichten. Zo’n Saoudische prins die onlangs besloot zijn hele kapitaal van 29 miljard weg te geven aan goede doelen: dat zou het nieuwe delen moeten zijn.