Stoere taal

Nederland wordt komend halfjaar voorzitter van de EU, en om dat heuglijke feit te markeren riep Mark Rutte op een internationale persconferentie parmantig: ‘Dat ding moet dicht!’ Hij had ’t over de grens tussen Turkije en Syrië, of wellicht over die tussen Turkije en Griekenland (niemand die precies weet tot hoever de EU zich momenteel uitstrekt).

Alsof een grens niet een denkbeeldige streep is met vage bakens her en der, gemarkeerd door weinig meer dan borden, kronkelpaadjes, rivieren en soms een zee. Rutte suggereerde dat een grens concreet, tastbaar en fysiek is: een ferme streep in het zand, een onoverkomelijk obstakel in het landschap. Een poort die je met donderend geratel kunt laten zakken, een hoge muur met slechts een enkele, liefst zwaarbewapende doorgang.

Een minister-president die de lijnen op de Bosatlas voor tastbare werkelijkheid verslijt. Wat doen we nou toch nodeloos moeilijk, suggereert Rutte met z’n stoere het-is-alleen-een-kwestie-van-doorpakken-taal: overal waar zo’n lijn loopt, kan de zaak toch gewoon ‘dicht’ worden gezet? Handen even uit de mouwen, klusje van niks. Alsof het een kwestie is van al getrokken lijnen in de Bosatlas even wat aandikken, met je zwarte viltstift in de hand. Alsof een ettelijke honderden kilometers lange grens een simplistisch ‘ding’ is, iets dat je aan dan wel uit kunt zetten.

Tienduizenden halfverzuipende vluchtelingen hebben aangetoond dat grenzen per definitie poreus zijn. Tientallen commentators hebben terdege uitgelegd dat als je mensensmokkelaars écht de pas wil afsnijden, het slimmer is om vluchtelingen eindelijk in staat te stellen een vliegtuigticket naar het westen te kopen – dan heb je bovendien, zoals Rutte graag wil, serieus meer invloed op wie hier naartoe komt.

Maar van zulke finesses wil Rutte niets weten. De grens, ‘dat ding’ moet gewoon dicht.

Het is stoeremannentaal. Ogenschijnlijk, tenminste. Want in de praktijk is het holle retoriek; er verandert geen klap door. De grens wordt er geen millimeter dichter van, de toestroom van wanhopigen vermindert er niet door, geen vluchteling is ermee geholpen. Maar voor de bühne klinkt het leuk: ‘Dat ding moet dicht.’

In doortastendheid toont zich immers het ware staatsmanschap?

Welnee. Rutte verkoopt wrange sprookjes. Hij ontkent alle bewezen haken en ogen van de realiteit, hij doet alsof oplossingen zoeken gelijk staat aan simpele one-liners debiteren, en hij zet zichzelf al doende pontificaal neer als kordaat en standvastig – ben ik nou niet een échte leider van het land? Bewonder mij. Stem op mij.

Terwijl het enige dat je hoort wanneer je naar écht naar Rutte luistert, een klein, bang jongetje is die met een viltstift steeds dikkere strepen op een kaart aan het krassen is en die intussen een beetje high is geraakt van de oplosmiddelen in zijn inkt.

Niets zo pathetisch als stoeremannentaal.

Meerstemmig

Aan The Daily Show is sinds het vertrek van Jon Stewart ogenschijnlijk niet veranderd. Opvolger Trevor Noah hield het vertrouwde format aan: een politiek item, satirische nieuwsreportages, plus een gast. Net als Stewart verbindt Noah alles met korte reflecties of anekdotes. De rode draad is de onderliggende vraag: ‘Vindt u dat nou écht?’ Politici worden geconfronteerd met oud beeldmateriaal waarin ze totaal iets anders beweerden dan nu, extremistische gasten krijgen hun vermeende gelijk uitvergroot terug geserveerd. Het is dertig minuten lang media-onderzoek: hilarisch en leerzaam.

Toch heeft de show een gedaanteverandering ondergaan sinds Jons vertrek. Stewart is een middelbare Joodse man, gepokt en gemazeld in het politieke debat, die zijn identiteit vooral gebruikte om aggenebishe grappen over zijn eigen onvermogen te maken. Noah is een jonge komiek, een Zuidafrikaan van gemengde afkomst, die zijn persoonlijk leven gebruikt om politiek te illustreren. ‘Wij konden door de rassenwetten niet als gezin over straat lopen. Mijn vader liep aan de overkant van de straat met ons op. Soms zwaaide hij naar me, en wanneer mijn moeder politie zag naderen, liet ze snel mijn hand los. Ik was haar hete aardappel, het bewijs van haar strafbaarheid.’

Met Noah is The Daily Show van kleur verschoten. Niet dat Stewart ooit iemand discrimineerde, al zette hij zichzelf graag neer als een goedbedoelende, maar licht ouderwetse man. Maar echte diversiteit zien we pas nu: in elke aflevering trekken mannen en vrouwen van allerlei pluimage aan ons voorbij.

Dat kleurt de onderwerpen, het verandert de verhalen die het programma opdist. Stewart behandelde geregeld de rellen en achtergronden van het racisme bij de Amerikaanse politie, maar pas nu krijgt de omvang van de alledaagse krenkingen die zwarte mensen ondergaan, het volle pond.

Noah trekt de rijkdom van diversiteit het programma in.

En beteuterd kijk ik dan naar de rest van de televisie. Overal mannen. Moslims tref je vooral wanneer er iets gezegd moet worden over de islam of terreur, nooit wanneer het over de belastingdienst of over hackers gaat. Vrouwen zijn schril in de minderheid in actualiteitenprogramma’s, en draven vooral op als het om vrouwenissues gaat of wanneer het bijzonder is dat zij ‘als vrouw’ iets doen.

Zo niet bij Trevor Noah. Al doende leert hij me de waarde van meerstemmigheid, en veroorzaakt hij dat mijn empathie zich uitbreidt. Door de diversiteit die hij tentoonspreidt, maakt hij zijn kijkers menselijker.

De BBC is momenteel bezig met haar jaarlijkse project: 100 women, waarin ze vrouwen over de hele wereld een stem geven. Van een Soedanese vluchtelinge die supermodel werd, tot openlijk lesbische Chinese vrouw; van een Chileense Dwaze Oma tot een Londense vroedvrouw. Als ik het foto-overzicht van het project zie, denk ik: waar zijn al die stemmen toch in de Nederlandse media?

Verstilling

Midden in het geraas van het nieuws doemt iets heel anders op, iets kleins en stils, iets ongeremd sterks en krachtigs: de liefde voor de mensen van wie we houden, en de hunkerende behoefte hen te stutten en te beschermen. Een vriend die tobt met de liefde, mijn ouders die langzamerhand wel érg oud worden, een andere vriend die klem zit tussen twee twistende partijen.

Mijn ouders worden oud en het kost ze tegenwoordig meer moeite hun dagelijkse leven overeind te houden. Het wereldnieuws lijkt te groot voor ze te zijn geworden. ‘Hoe heet het ook weer, die stad waar al dat gedoe was,’ zegt mijn moeder. ‘Parijs,’ antwoorden mijn vader en ik tegelijk. De naam glijdt van haar af, of misschien denkt ze: het zal mijn tijd wel duren. We hebben het er dat weekend niet meer over. Twee dagen lang bestaat Parijs niet. Brussel is al helemaal niet ter sprake gekomen, zelfs niet in het vergeefs zoeken naar de naam van de stad.

Langzaam vloeien oude vaardigheden uit hun leven weg en sluipen er nieuwe , eenvoudiger gewoontes in. Mijn moeder, vroeger een godin in de keuken, bestelt visschotels als er bezoek komt, en ik krijg hoog met liflafjes opgetaste toastjes van de supermarkt als avondeten. Ze eten geregeld kant-en-klaarmaaltijden die zij wat oppept: kruidje hier, kruidje daar. Het kan ze niet zoveel meer schelen, ze hebben een lang en mooi leven samen gehad waarop het nu nog steeds fantastisch teren is.

Wat blijft en wat ze overeind houdt, is dit: de liefde.

We spreken veel over vroeger. Er komen steeds fotoboeken uit de kast, volgeplakt met vakanties, verjaardagen en verlovingen, met pasgeboren kinderen en spelende kleuters, uitjes met vrienden, jubilea waarbij de hele familie verzameld is. Vastgelegd geluk, waaraan het nog steeds goed laven is. Zachtjes strelen haar vingers de doden in de boeken. ‘Och, wat hebben we het goed gehad met die twee, ik mis ze verschrikkelijk,’ zegt ze bij een vlak na elkaar overleden oom en tante, of ‘Ze was zo graag bij ons,’ bij een oudtante.

Ze belt me vaker. Steeds opnieuw wil ze de verzekering dat het heus goed met me gaat.

Mijn vader – vroeger nogal ongeduldig van aard – legt haar nu trouwhartig, zonder enig spoortje van irritatie, vier keer op een dag uit hoe het Nespresso-apparaat ook alweer werkt. Hij kust haar vaak, zo in het voorbijgaan, even in haar nek, op haar wang, of op haar mond. ‘Dag meisje van me,’ zegt hij daarbij. ‘Dag man van me,’ antwoordt ze dan, glanzend door zijn liefde.

Vastberaden is ze ook. Alcohol is niet goed voor haar, en sinds ze dat weet drinkt ze geen druppel meer. Ze oefent haar geheugen met spelletjes, ze leest elke dag een halfuur hardop de krant aan hem voor om te wennen aan het praten met haar nieuwe gebit. Ze wil hem niet alleen laten: nooitniet, in niks. Ze wil bij hem blijven, ze wil voor hem – en voor haar kinderen – blijven zorgen. Het moet goed met ons gaan.

Fuck Parijs. Leve mijn ouders.

Solidair

In de Syrische stad Douma werd gisteravond een wake gehouden voor de slachtoffers in Parijs. Douma weet wat terroristisch geweld is: de stad is sinds 2012 belegerd, en heeft al een aantal fikse slachtpartijen achter de rug. Het Syrische leger legde de knoet over de stad toen inwoners zich tegen Assad keerden; het kwam in in juni 2012 zelfs tot een massamoord op zeker vijftig mensen, uitgevoerd door Assads troepen.

In oktober van datzelfde jaar wist het Vrije Syrische Leger de stad in handen te krijgen, maar Douma wordt sindsdien belegerd door regeringstroepen. De stad lijdt nog steeds onder gevechten en bombardementen. Op 16 augustus van dit jaar voerde Assad een serie raketaanvallen op de stad uit. Het doelwit was de grootste markt van de stad: er vielen bijna honderd doden en ruim tweehonderd slachtoffers. Kort nadat mensen zich naar de markt hadden gespoed om slachtoffers te helpen, trof een tweede serie raketten doel.

Ze weten daar kortom waarover ze het hebben. En dan middenin hun misère kaarsjes opsteken voor de doden en gewonden in Parijs – wat een ontroerend, groots gebaar.

Niet dat wij ooit iets dergelijks voor hén hebben gedaan. Westerse overheden bleven Assad, hun aanvaller, tot ver in 2015 steunen, ook al heeft de man inmiddels zo’n 200.000 onderdanen over de kling gejaagd. Na terreurdaden van ISIS in andere steden in het Midden-Oosten – Beiroet, Bagdad, om twee zeer recente aanslagen te noemen, houden we in het Westen geen wakes.

Dat maakt de eis van veel westerlingen dat moslims zich nu eens tegen terrorisme moeten uitspreken, zo onuitstaanbaar, zo vreselijk wrang. Want op onze beurt doen wij er het zwijgen toe als moslims met terreur kampen. Sterker, we hebben geen zin erover in de krant te leen, dus we weten het veelal niet eens.

Laat ons treuren om de slachtoffers van terrorisme, maar zullen we dan voortaan alsjeblieft ook eens stilstaan bij al die honderdduizenden slachtoffers die in het Midden-Oosten zijn gevallen?

En als de bombardementen op ISIS nu verhevigd worden, zoals de Franse president Hollande heeft aangekondigd, zullen we dan de daarvoor vluchtende burgerbevolking met open armen ontvangen? Zullen we ons inspannen dat ze zo kort mogelijk in asielcentra hoeven te blijven, zorgen dat ze de taal snel leren, en vlot hier een zelfstandig bestaan kunnen opbouwen?

Zullen we bovendien de oorlogstaal wat temperen? Bombarderen en bewapenen helpt oorlogen niet de wereld uit, het verlengt en verspreidt ze alleen maar. We zijn niet ‘in oorlog’ met ISIS. Je kunt niet in oorlog zijn met een groep die niet aan een plaats is gebonden. Je kunt alleen proberen hun steunpilaren te ondermijnen: tegenwicht geven aan angst, honger, haatzaaierij en uitzichtloosheid.

Laten ons eerst eens proberen solidair zijn met de mensen van wie we nu op hoge toon sympathie eisen.

Robuuste rechters

De rechter die in 2013 het grootschalige, ongerichte bijhouden door de NSA van alle telefoongesprekken van de bevolking afwees, maakte gisteren korte metten met de afluisterstaat. Indertijd oordeelde Richard Leon dat zonder aanzien des persoons bijhouden wie wanneer, hoelang en vanaf welke locatie met wie belt, ongrondwettig was – en griezelig Orwelliaans. Niettemin bood hij in zijn uitspraak de NSA alle ruimte om de boel te repareren.

Maar iedereen pleegde obstructie. Individuen uitsluiten van massasurveillance kon écht niet, dat zou het hele systeem ondermijnen, zei de NSA. ‘Er komen binnenkort betere wetten,’ zei de Amerikaanse overheid. ‘Wij hebben toch toestemming gegeven? Dan mag het dus wél!’ zei het Congres.

Deze week – twee jaar later – was rechter Leon het beu. Volkomen beu. Hij vonniste gisteren dat de NSA per direct moet stoppen de metagegevens bij te houden van de telefoongesprekken die de eiser voert. Kan de NSA niet één enkele persoon uitzonderen van haar surveillance? Jammer voor de NSA: dan maar helemaal stoppen met het bijhouden van zulke gegevens van totaal onverdachte burgers. Leon: ‘De regering vraagt mij de facto om goed te keuren dat ze een sleepnet van ongekende proporties over alle burgers uitwerpt.’

Had het Amerikaanse Congres ingestemd met deze grootschalige privacy-inbreuk? Doet er niet toe, sneerde Leon. Immers: het Congres mág helemaal geen toestemming geven voor wetten en praktijken die ongrondwettelijk zijn. ‘Het intrinsieke doel van het grondwettelijke recht op privacy zou volledig worden ondermijnd wanneer dit hof zich neerlegt bij de overtuiging van het Congres dat ieders persoonlijke vrijheid opgeofferd dient te worden in de strijd tegen hedendaags kwaad.’

Leons vonnis boet enigszins aan fermheid in wanneer je weet dat de bewuste afluistermaatregel over drie weken sowieso afloopt, en vervangen wordt door een nieuwe wet. Niettemin zet hij een nieuwe toon: massaal onverdachte mensen volgen, is serieus ongrondwettelijk, en gelegenheidswetgeving doet niets aan dat principe af.

Vorige maand was er hier een vergelijkbare overwinning: de langlopende rechtszaak die de Oostenrijker Max Schrems tegen Facebook voerde, en die nu eindelijk op Europees niveau wordt uitgevochten, leidde tot de uitspraak dat persoonlijke gegevens van Europese burgers niet op Amerikaans grondgebied mogen worden bewaard – waar ze feitelijk vogelvrij zijn, want wij vallen niet onder Amerikaans recht – en een deugdelijke Europese bescherming vereisen.

Als toetje oordeelde de Brusselse rechter gisteren dat Facebook niet langer gegevens mag bijhouden van bezoekers en passanten die zelf geen Facebooklid zijn. Per vandaag moet Facebook daarmee ophouden, op straffe van een boete van een kwart miljoen euro per dag.

Wie zijn rechten lief heeft, moet tegenwoordig bij het gerechtshof zijn – niet bij de politiek. Vandaag vierde ik een feestje voor de rechtstaat. En voor robuuste rechters.

Onrust in de tent

De beheerders van een forum waar ik veel vertoef, vroegen me vorige week hun team te komen versterken. Daags daarna kon ik overal achter de schermen kijken en had ik super powerzz.

Het werk van forumbeheerders beperkt zich gewoonlijk tot spammers vangen, uit de hand gelopen discussies weer op de rails te krijgen, ruziemakers uit elkaar halen, dubbele topics verwijderen, soms een berisping uitdelen, en vooral veel administratief werk. Rustig baantje, uurtje per dag, dacht ik nog, terwijl ik op mijn gemak de beheeropties verkende. Hoe deel je een waarschuwing uit, hoe sluit je een topic, hoe handel je een klacht af?

Vrijdagavond, amper acht uur nadat ik in functie was getreden, werd er van hogerhand een grote update uitgevoerd. De oudere teamleden wisten wel dat-ie eraan zat te komen, maar niet wanneer: de softwaremaker voert die op afstand uit, en is helaas tamelijk laks met waarschuwingen. Hop, forum ineens plat wegens groot onderhoud, en toen de boel de volgende ochtend weer werkte, was werkelijk alles anders. Andere lay-out, andere functies, andere wegwijzers. Veel was verbeterd maar het oogde allemaal volslagen onbekend, en de forumleden waren collectief de weg kwijt.

Ik ook, natuurlijk. Maar ik was inmiddels wél forumbeheerder, en dus: verantwoordelijk.

Het ongeluk wilde dat de rest van het forumbeheer dat weekend onbereikbaar was. De een had een burn-out, de tweede relatieproblemen, de derde zat in een grote verbouwing, de vierde had twee ernstig zieke familieleden, en de vijfde zat voor zijn werk op een booreiland. De personele krapte was juist de reden dat ze versterking hadden gezocht.

Het regende klachten. ‘Als de vorige versie niet wordt teruggezet, ga ik weg!’ dreigde de een. ‘Wat een botte ingreep, wat een machtsmisbruik,’ verweet een tweede. ‘Ik voel me hier niet langer thuis,’ piepte een derde. ‘Als ik dít doe, gebeurt er ineens dát, en dat hóórt niet,’ kreet de vierde.

Wat te doen?

Het enige dat ik kon doen. Overal antwoord op geven, publiekelijk de problemen inventariseren, mezelf door de nieuwe interface heen werken, oplossen wat ik kon en die verbeteringen openbaar bijhouden in nette lijstjes, vertellen wat snel gefixt kon worden en wat langer zou gaan duren. En vooral: heel, heel aardig zijn.

Na een dag klonken er andere stemmen. ‘Geef het tijd,’ zei de een. ‘Oh kijk wat een leuke nieuwe functie ik net heb ontdekt,’ zei een tweede. ‘Ik ken die software wel, heb je tips nodig?’ vroeg een derde. ‘Het begint te wennen,’ constateerde een vierde. ‘Het werkt eigenlijk best goed,’ gaf nummer vijf toe, terwijl nummer zes druk bezig was om nummer zeven met een forumprobleem te helpen. Gaandeweg gingen meer leden over tot de orde van de dag: berichtjes op het forum plaatsen en vooral veel onderling discussiëren.

Ineens werd ik een stuk optimistischer over het vluchtelingendebat.

Stoptober

e Britse overheid heeft na veel onderzoek geconcludeerd dat de e-sigaret minstens 95% minder schadelijk is dan roken. Ze propageren de e-sig nu: het is een effectieve methode om te stoppen met roken, en een veel veiliger alternatief. Amerikaans onderzoek wijst erop dat de e-sigaret voor jongeren, anders dan men vreesde, geen opstapje is naar roken. De e-sigaret weerhoudt jongeren daar juist van: in streken waar dampwaar slecht verkrijgbaar is, gaan meer jongeren roken dan in streken waar dampen makkelijk is. België, dat zeer vijandig jegens de elektronische sigaret was, heeft het beleid vorige week radicaal omgegooid en is nu een groot voorstander.

Waarom? Omdat dampen werkt. Het is zoveel lekkerder dan roken, en heeft amper risico’s. Mensen die zijn overgestapt, krijgen hun smaak- en geurzin terug, blijken alras schonere longen te hebben en een betere conditie. Voor omstanders is dampen veilig: in uitgeademde damp zitten, anders dan in uitgeblazen rook, geen schadelijke stoffen.

Antirookclubs en gezondheidsorganisaties hebben zich lang tegen het dampen gekeerd, maar de laatste maanden zijn ze hun standpunt gaan herijken. Derek Yach bekleedde jarenlang een hoge functie bij de World Health Organization en was verantwoordelijk voor hun tabaksbeleid. In februari van dit jaar publiceerde hij een essay waarin hij zijn medestrijders opriep in hemelsnaam hun afwijzende standpunt over het dampen te herzien: ‘de e-sigaret redt levens’. Niet de nicotine is gevaarlijk, maar de tabak, en bij dampen laat je juist die achterwege.

The Guardian had vorige week een lang artikel van Olivia Maynard over de e-sigaret. Ze constateerde dat het dampen vrijwel zonder risico’s is, en het meest probate middel blijkt te zijn om van het roken af te komen – aanzienlijk effectiever dan eerder bepleitte methodes, zoals pleisters, kauwgum of pillen. Ze wijst bovendien op een volkomen nieuw fenomeen: ex-rokers die rokers helpen om van de tabak af te komen. Voor het eerst wordt het stoppen met roken vrijelijk gepropageerd door ex-rokers zelf, worden rokers aangestoken door ex-rokers. Er ontstaat zelfs een subcultuur van dampers die elkaar helpen om het beste uit hun e-sigaret te halen, en die rokers bijstaan als ze willen overstappen.

Het meest interessante: de schrijfster van het artikel werkt voor Cancer Research UK, vanouds een tabakbestrijder.

Nederland blijft echter benepen doen. De Alliantie Nederland Rookvrij, waarin het KWF en het Longfonds deelnemen, is binnenskamers inmiddels een voorstander van de e-sigaret, maar schuwt nog steeds elk publiek pleidooi voor het dampen. In de Stoptobercampagne – ‘stop met roken in oktober’ – wordt de e-sigaret ook dit jaar volkomen doodgezwegen.

Zo dom van ze. Zelf was ik niet van plan ooit te stoppen met roken – tot ik een e-sigaret probeerde. Na 43 jaar kettingroken was ik op één avond om.

Eigen volk

Telkens opnieuw raak ik in de war door het concept ‘eigen volk eerst’. Dat je je eigen volk vooropstelt en buitenlanders als indringers beschouwt: dat kan. Maar dat je vervolgens landgenoten die jouw mening niet delen neerzet als vijand of verrader, suggereert toch werkelijk dat er iets anders aan de hand is.

Immers: als eigen volk ‘eerst’ hoort te staan, valt ál het eigen volk noodzakelijkerwijs onder die noemer. Dan stap je dus niet met een broodmes op een eigenlandse politica af, dan wens je een landgenote niet vinnig toe dat je hoopt dat zij zal worden verkracht door een van haar troetelvluchtelingen.

‘Eigen volk eerst’ verwordt zo ongemerkt en vrij desastreus tot ‘mijn mening eerst’, en al wie het niet met die mening eens is, ontzeg je voortaan woedend elk recht van spreken. Terwijl je nota bene tegelijkertijd beweert dat je doodsbenauwd bent dat die vluchtelingen en gelukszoekers onze mooie democratie onderuit zullen halen, schend jijzelf de eerste principes van diezelfde democratische principes.

Ja, ik snap dat mensen zonder werk, wachtend op een sociale huurwoning, bang zijn dat zij voor de zoveelste keer zullen worden gepasseerd. Toen ik, begin dertig, met een stok begon te lopen vanwege de MS en recht kreeg op een zitplaats in de bus, kreeg ik vooral boze blikken van middelbare dames. Eindelijk was de tijd aangebroken dat zij met egards zouden worden behandelden; met mijn brakke benen drong ik vals voor, vonden ze, en tastte ik hun rechten aan.

Maar het zijn niet de vluchtelingen die voor een absurde krapte in de sociale huursector hebben gezorgd; evenmin zijn het de vluchtelingen die grootschalige werkloosheid hebben veroorzaakt. Woningcoöperaties hebben zowat hun halve woningbestand moeten verkopen, daartoe geprest door de huurheffing die de overheid hen heeft opgelegd. Werk verdwijnt massaal door automatisering, outsourcing, herstructurering, en uitholling van functies.

Hoor je ooit iemand die hartstochtelijk voor ‘eigen volk eerst’ pleit, fulmineren tegen de machinaties van de banken, tegen de perfide bijverschijnselen van TTIP, tegen de groeiende kapitaalsophoping bij steeds minder mensen, tegen de financiële regels die bedrijfsfaillissementen afwentelen op de samenleving en deszelfders woekerwinsten in eigen zak laat steken, tegen het beleid dat Nederland een internationale belastingvrije haven heeft gemaakt?
Nee?

Hou dan alsjeblief op over ‘eigen volk’.

Want zulke maatregelen tasten het perspectief en de gedroomde zekerheden van de Nederlandse arbeider duizendmaal harder aan dan honderdduizend Syrische vluchtelingen ooit vermogen.

Mijn voornaamste probleem met dat ‘eigen volk eerst’ is dit. Het zet arme sloebers tegenover arme sloebers, uitzichtloze mensen tegenover uitzichtloze mensen.

Maar zij zijn niet het probleem.

Schijn en systeem

Het heeft er alle schijn van dat de politiek inmiddels grondig kapot is – en daarmee ook democracy as we knew it. Dat de parameters van beleid tegenwoordig vaker op internationaal niveau worden bepaald dan in nationale parlementen, is op zich geen ramp. Dat burgers slechts zijdelings betrokken zijn bij de samenstelling van die internationale organisaties en zowel zij als NGO’s amper invloed kunnen uitoefenen op de agenda’s, standpunten, procedures en besluitvorming daar, is dat wél. Evenals dat burgers en NGO’s hun eigen zorgen er zo belazerd weinig terugzien.

Dat steekt des te meer daar dat bedrijven wel lukt, en zij een willig oor vinden. Van de zoveelste verlenging van het auteursrecht of de uitbreiding van de reikwijdte van patenten; van intellectueel eigendom dat zo is opgerekt dat je ineens geen eigenaar meer bent van spullen die je toch heus eerlijk hebt gekocht – allemaal vérstrekkende veranderingen waar burgers niets en parlementen amper iets over te zeggen hebben gehad.

Daarnaast vormen en kleuren bedrijven ons dagelijkse leven zwaar, zonder dat burgers daar veel invloed op kunnen uitoefenen. Schaalvergroting, goedkoper fabriceren, werk uitbesteden aan rechteloze groepen, weigeren na te denken wat de rol van arbeid en loon nog is in een steeds verder geautomatiseerde wereld, is een vorm van korte-termijndenken die niet lang meer houdbaar is. Want wat moet er gebeuren met al die werklozen, al die uitgerangeerde mensen, zeker nu de staat zich ook steeds meer terugtrekt?

Hoe kan het dat het bedrijfsleven de winsten voor zichzelf houdt, terwijl ze de verliezen meestal behendig op de maatschappij weet af te wentelen?

En dan hebben we daar bovenop nog TIPP, NAFTA, CETA en andere handelsverdragen, die allemaal draaien om ISDS: the Investor-State Dispute Settlement. Een soortement van rechtbank waar buitenlandse bedrijven een land kunnen aanklagen wanneer dat beleid invoert dat hun ‘winstverwachting’ dwarsboomt. Een ‘hof’ dat bindende uitspraken doet, zonder de plicht die te publiceren, zonder dat burgers worden gehoord, en zonder mogelijkheid tot beroep. Dat hof heeft nationale regeringen al meermalen tot miljardenclaims veroordeeld, zuiver omdat zij door haar eigen burgers geëntameerde en uiteindelijk nationaal gesteunde beleidsveranderingen doorvoerden.

We zien het allemaal gebeuren, en niemand die een fatsoenlijk antwoord op deze ontwikkelingen weet te formuleren. Hou me ten goede – ik ook niet.

Wel ga ik steeds meer geloven dat het weinig zinnig is om politici individueel verantwoordelijk te stellen voor falend beleid. Want natuurlijk breekt elke politicus z’n verkiezingsbeloften binnen deze context. Het is allang niet meer de mens die het systeem faalt: het systeem faalt de mensen, politici incluis.

Wel mag je van politici eisen dat ze het falen van het systeem niet langer weglachen.

Kip en gas

Geweldig hoe Arjen Lubach een discussie in Nederland heeft weten los te maken over TTIP, het handelsverdrag dat Europa op korte termijn met Amerika wil afsluiten en dat zich nu in de laatste stadia van onderhandelingen bevindt. Milieu- en burgerrechtenorganisaties probeerden al eerder te wijzen op de nadelige gevolgen van het beoogde verdrag, maar tevergeefs.

Het is dan ook een complex verhaal. De kern: buitenlandse bedrijven kunnen nationale wetgeving omzeilen met een beroep op hun eerder gedane investering, dan wel op de wetgeving in hun land van herkomst. De chloorkip – Lubachs favoriete voorbeeld – mag in Europa niet worden verkocht, maar is in Amerika toegestaan. Aangezien zulk chemisch ‘schoongespoeld’ vlees in Amerika is toegestaan, mogen EU-lidstaten volgens de TTIP de chloorkip niet langer de toegang tot hun markten ontzeggen.

Open grenzen voor de chloorkip!

Maar dat is niet het engste aan de TTIP. Als consument kun je immers, ook na invoering van het verdrag, zelfstandig besluiten zulk vlees niet te kopen: ook de TTIP kan niet om een consumentenstaking heen.

Het heetste hangijzer is de provisie dat een buitenlands bedrijf een land kan aanklagen indien hun beleid de investeringen van zo’n bedrijf schaadt. Dat betekent serieus dat internationale bedrijven een land kunnen aanklagen wanneer dat beleid implementeert dat hun investeringen of hun winstverwachting schaadt. Alles wijkt voor winst.

TTIP verzekert dat bedrijven zich gedragen alsof winst maken een mensenrecht is. Worden ze gefnuikt in dat streven, dan kunnen ze een arbitragezaak beginnen – een zaak zonder rechters, zonder beroep, zonder inspraak, en zonder enige transparantie. Maar het zijn wél zaken die de machtsstructuur veranderen, die ons recht en democratie aantasten, en de beleidsvrijheid van alle aangesloten landen drastisch inperken.

Tegenlicht, het onvolprezen onderzoeksprogramma van de VPRO, wijdde zondag een uitzending aan TTIP en sloeg daarbij de spijker op de kop.

Stel dat Nederland TTIP nu al had getekend. Hebben we minister Kamp, die na de aardbeving in Emmen van afgelopen weekend plechtig aan meesterinterviewer Sven Kockelman beloofde dat de veiligheid van de burgers voortaan voorop stond, en dat hij heus de gaskraan verder zou dichtdraaien indien dat nodig was. Heel Nederland blij, en vooral Groningen.

Maar ja, TTIP was inmiddels getekend, hè. En een van de aandeelhouders van de NAM, verantwoordelijk voor de aardgaswinning in het Noorden, is ExxonMobil, een Amerikaans bedrijf. Dus die kan vervolgens de Nederlandse overheid voor een mistig arbitragecomité slepen en vijf of zes miljard euro schadevergoeding eisen. Meer dan de daadwerkelijk gedupeerden ooit zullen krijgen.

Plus dat zo’n onbetwistbare schadevergoeding vervolgens al het geld opsoupeert dat wijzelf heel hard nodig hadden om ons energiebeleid aan te passen. Maar ja, winst boven alles, toch?