Burgerlijkere bijsturing

Het regent lekken: na de Panama Papers hebben we nu de TTIP-documenten in handen. Eindelijk valt er een redelijk volledige versie van het Transatlantic Trade and Investment Partnership te lezen, het handelsverdrag dat de VS en de EU nog voor eind van dit jaar willen beklinken.

Via TTIP willen de partners dubbele bureaucratie omzeilen: producttesten die in Europa vereist zijn, worden in de VS vaak niet geaccepteerd, of vice versa, en de eisen die aan de veiligheid voor consumenten worden gesteld, lopen vaak nogal uiteen. Maar TTIP wil tevens internationale bedrijven vergelijkbare rechten verlenen als nationale partijen nu hebben, wat van kwesties zoals aanbestedingen een heidens karwei zal maken – terwijl dat nu al bepaald geen kattenpis is.

Uit de gelekte stukken blijkt onder meer dat de VS willen dat Europa de markt openzet voor gemodificeerde landbouwproducten, en protesteert tegen de strenge regels omtrent dierproeven die de EU hanteert. Geeft de EU op die punten niet toe, dan dreigen de VS dwars te gaan liggen bij de import van Europese auto’s. Daar gaan onze moeizaam bevochten milieumaatregelen, vreest Greenpeace, de organisatie die de documenten heeft bemachtigd en online heeft gezet. Omgekeerd vrezen veel Amerikaanse burgers het Europese aanbestedingscircus.

De grootste steen des aanstoots van TTIP blijft dat bedrijven een nog grotere vinger in de pap krijgen. Ze praten mee over TTIP, ze zullen volgens het verdrag worden geconsulteerd over nationale beleidswijzigingen die aan hun producten raken, ze mogen bij een daartoe speciaal op te richten hof fikse schadevergoedingen van een land eisen wanneer een nationale beleidswijziging de ‘winstverwachting’ van zo’n bedrijf schaadt, etc. Aan het versterken van de positie van consumenten – de burgers – draagt TTIP naar verwachting echter bitter weinig bij.

De openbaarmaking van de concepttekst is een goede zaak. Eerder uitgelekte versies planden een nog absurder versie van dat speciale strafhof: het zou zonder de optie van beroep en zonder enige vorm van transparantie opereren, plus dat een van de drie geplande arbiters een vertegenwoordiger van het bedrijfsleven zou zijn. Na de politieke commotie die over dat voornemen ontstond, herschreven de onderhandelaars de plannen schielijk: er komen voortaan alleen gekwalificeerde rechters aan te pas.

Hopelijk zullen burgerorganisaties, milieuverenigingen en talloos veel slimmerds de zojuist gelekte versie van TTIP doorvlooien. De kans dat er nog allerlei ongeluk in de 247 pagina’s rondzwerven, is vrij groot. En het is toch te dol voor woorden dat de burgers van de VS en de EU nog steeds niet mogen weten wat er komt te staan in het grootste handelsverdrag ooit bedacht?

Dat je tijdens een onderhandeling niet alle details kan openbaren, is begrijpelijk. Maar tot nu toe heeft publieke commotie het document beter kunnen bijsturen dan de onderhandelaars zelf.

Punt NL

Gisteren vierde .nl feest: het was precies dertig jaar geleden dat de allereerste Nederlandse domeinnaam geregistreerd werd. Maar die prestatie was groter dan hij in eerste instantie klinkt: Nederland was daarmee namelijk het eerste land ter wereld dat een eigen top-level domein kreeg. Tot 25 april 1986 kende het prille internet alleen top-level domeinen naar het type gebruikers: .mil, .gov. edu, .com en dergelijke. Voor landen bestonden er geen aparte top-levels.

Piet Beertema, indertijd werkzaam bij het Centrum voor Wiskunde en Informatica – en van daaruit sterk betrokken bij de ontwikkeling en structurering van internet, dat tot dan toe nog hoofdzakelijk Amerikaans georiënteerd was – realiseerde zich vrij vroeg dat wanneer Europa ook grootscheeps het internet op zou gaan, er meer domeinnamen en vooral: ándere top-levels nodig zouden zijn, teneinde iedereen plaats op internet te bieden.

Beertema promootte een landensysteem, waaraan we de huidige systematiek van de.nl, .de , fr, .ca en .nu top-levels te danken hebben. In een balorige bui dacht hij: ‘ik probeer het gewoon,’ en deed bij Darpa – dat het Domain Name System beheerde – een aanvraag voor een domeinnaam met een Nederlands top-level. ‘Het zal wel niks worden, maar we zien wel wat er gebeurt,’ zei hij nog. Het lukte. Beertema was daarmee de eerste ooit die een domeinnaam op landniveau registreerde: het illustere cwi.nl, nu dus dertig jaar oud.

Tien jaar lang beheerde Beertema het hele Nederlandse top-level domein: wie een domeinnaam met punt NL wilde, moest bij hem wezen. Toen het werk hem eind 1995 boven het hoofd groeide, droeg hij de Nederlandse domeinregistratie over aan SIDN: de Stichting Internet Domeinregistratie Nederland. Er waren toen ruim 9000 Nederlandse domeinnamen.

Domeinnamen waren lange tijd een vreemd verschijnsel voor de buitenwacht, internet was iets voor nerds en stond nog mijlenver af van de ‘gewone’ wereld. Ik herinner me mijn vreugde toen ik voor het eerst een voetnoot in een krantenartikel zag (uiteraard in het wetenschapskatern, voor het gewone nieuws was internet nog echt een stap te ver) daarin een verwijzing naar een website waar meer over het onderwerp te vinden was, en later mijn plezier toen ik in de reclametekst op een busje een url zag staan (nog heel ouderwets met http:// ervoor). Als er toen mobieltjes met camera’s hadden bestaan, had ik indertijd zonder aarzelen een foto van die reclametekst gemaakt…

Internet is nog geen twintig jaar ingeburgerd, en de veranderingen die het medium teweeg heeft gebracht, zijn enorm. Het is nu al moeilijk je voor te stellen hoe je zonder internet kunt leven: geen e-mail, geen sms, geen Google, geen WhatsApp, geen Twitter, geen Facebook, geen Wikipedia, geen newsfeed, geen live blogs bij groot nieuws.
E
n Piet Beertema indertijd maar denken: ‘Ach, ik probeer het gewoon. Het zal wel niks worden, maar je weet maar nooit…’

Niks vertederends aan

In boeken over Alzheimer lees je steeds wat een leuke vader of moeder je ervoor terugkrijgt. Dat ze zo aanhankelijk worden. Dat je gezellig samen kleurplaten kunt inkleuren. Hoe grappig ze zich uit de taallacunes in hun hoofd redden. Hoe ontwapenend direct hun gedrag is. Dat het zich dubbel en dwars loont, die ziekte.

Voor mij hoeft het niet. Die veelgeroemde toenadering tussen zieke ouder en zorgend kind komt me voor als een doekje voor het bloeden: net als zeggen dat het voordeel van kanker is dat je elke nieuwe dag zo intens gaat waarderen.

Bovendien: ik hád al ontzettend leuke ouders. En die zijn momenteel helaas ver te zoeken, dankzij haar Alzheimer.

Mijn vader is gereduceerd tot een berg zorgen om zijn rap dementerende vrouw. Hij valt enorm af, uit grenzeloze loyaliteit met haar. Eten, daar vindt ze niks meer aan, koken gaat niet meer, en dus bepalen ze zich tot boterhammen, yoghurt en soep. ‘Mam, kunnen jullie niet af en toe beneden eten? ‘ opper ik eens per week. Er zit een restaurant bij het zorgcomplex waar ze nu wonen. ‘Het is te duur en ik vind het eten daar niet lekker,’ snibt ze.

Net zoals alcohol een kwade dronk kan geven, levert Alzheimer soms balsturige wanen op. Dagenlang is ze woedend op haar man. Ze wordt nergens in gekend, hij helpt haar ook nooit, hij luistert niet. Ze loopt weg, ze scheldt hem uit, ze schopt hem zelfs. Het is allemaal onmacht: ze is vergeten dat elke beslissing uit en te na met haar wordt besproken, ze vergeet dat hij dovig is en haar niet altijd goed hoort, temeer niet daar ze tegenwoordig zo zacht spreekt. Ze vergeet dat als je haar iets voorlegt, ze tegenwoordig vooral geërgerd ‘nee’ zegt.

Ze wil vooral vergeten dat ze Alzheimer heeft. Dat lukt niet zo best, en mijn vader wordt dan de bliksemafleider: hij krijgt de schuld van alles dat niet gaat zoals zij het wil. Want beseffen dat het flink mis is met haar, is een vreselijke stap.

Meestal weet ik zo’n bui wel te doorbreken, dan verdwijnt de weerbarstigheid. Het kost een paar uur, maar haar woede smelt. Ineens bevalt het nieuwe huis haar goed, is het uitzicht mooi, en zijn de kinderstemmen van de school buiten geen bron van irritatie, maar vertederen ze haar. Ik kam haar haren, blader met haar een fotoboek door, kook voor twee dagen voor ze en ben blij: het is weer pais en vree tussen die twee.

Maar niets, werkelijk niets – samen kleurplaten maken al helemaal niet – kan ooit het verlies van mijn allereigenste moeder goedmaken; niets kan mijn vader de prachtige vrouw teruggeven met wie hij bijna zestig jaar lang getrouwd was.

Er is niks vertederends aan Alzheimer: dement worden is een langdurige onttakeling, leven met een schim van iemand, een tragisch uitgesmeerd afscheid.

De volgende die me vertelt dat-ie zo genoten heeft van de laatste jaren van zijn dementerende moeder, kan een welgemeende schop krijgen. Mede namens mijn moeder.

Verrassend verzet

De gruwel achter de Panama Papers is dat de vrijgekomen documenten aantonen hoe absurd veel geld er wordt weggesluisd en onttrokken aan de belastingdiensten, en dus: aan publieke gelden. Elk jaar zien overheden zich langs slinkse wegen miljarden ontnomen worden. FACT, de Financial Accountability and Corporate Transparency Coalition, heeft becijferd dat er wereldwijd ongeveer 21 biljoen dollar in mantelbedrijven zit weggestopt – meer dan het bruto nationaal product van de hele VS (dat bedraagt 18 biljoen).

Die weggesluisde biljoenen is geld dat niet kan worden besteed aan onderwijs, zorg, huisvesting, onderzoek, cultuur, politie, sociale zekerheid en meer van dergelijke nuttige publieke zaken. Met hun offshore constructies bestelen slinkse zakenlui de staat, en daarmee uiteindelijk ook ons, de gewone burgers. Eens temeer daar de staat haar fondsen toch ergens vandaan moet halen, en dan de belastingen uit arren moede maar weer eens verhoogt.

Piketty zei het al: de rijken zuigen de burgers uit, en de afstand tussen rijk en arm neemt rap toe.

Maar niet alle rijken wensen dit vermaledijde spel nog langer spelen. In New York publiceerden een groep van bijna vijftig miljonairs een open brief, waarin ze nogal verrassend om een belastingverhoging vroegen. Onder hen bevinden zich erfgenamen van Disney en Rockefeller. De reden: een serie belastingmaatregelen die de staat New York tijdelijk heeft ingesteld, loopt in 2017 af. ‘Wanneer die tijdelijke maatregelen komen te vervallen,’ schrijft de groep, ‘worden de gezamenlijke belastingen voor de middenklasse komend jaar met 1 miljard euro verhoogd, terwijl miljonairs als wij samen dan 3,7 miljard dollar minder belasting hoeven te betalen.’

Een maand eerder had een andere groep miljonairs ook al een belastingverhoging voorgesteld. De Patriottic Millionairs, die inmiddels 200 leden tellen, willen een fatsoenlijk minimumloon voor werkenden, een ferm belastingregime voor bedrijven, en regels om de invloed van het grote geld op de politiek in te perken. ‘Politieke en economische ongelijkheid gaan hand in hand, ik beschouw ze als een woekerende kanker,’ zei oprichter Morris Pearl. ‘Een kleine groep mensen gebruikt hun geld om hun politieke invloed te vergroten, en hun politieke macht gebruiken ze om hun kapitaal te vergroten. Dat verwoest ons land.’

Met ons eigen aandeel in de liefdadigheid en mooie fondsen vergroten, komen we er niet, zeggen ook mensen als Bill en Melinda Gates. De sociale zekerheid, het onderwijs, de zorg, de infrastructuur worden immers uit andere bronnen bekostigd: je wilt koste wat kost voorkomen dat die sectoren afhankelijk worden van liefdadigheid en privaat kapitaal. De enige remedie: de overheid moet gaan herverdelen en meer geld van de rijken naar de staat laten vloeien, en dus: naar de burgers.

De rijken trekken ten strijde tegen de superrijken. Ik verheug me erop.

Fluitje van een cent

‘Als er één conclusie te verbinden is aan de Panama Papers,’ schreef iemand op Twitter, ‘is het dit: belasting wordt alleen nog betaald door sufferds die zich geen dure adviseur kunnen veroorloven.’ Hij sloeg de spijker op zijn kop. Wie belasting wil ontduiken, in het geheim vermogens wil beheren, vies geld wil doorsluizen en corrupte of criminele betalingen wil maskeren, maakt gebruik van de diensten van sjieke juridische adviseurs zoals het Panamese Mossack Fonseca. Geen haan die ernaar kraait: wie rijk is, kan zich met hulp van adviseurs voor alles een vrijbrief kopen. Ook als het om fraude en corruptie gaat.

Zondagavond denderde het nieuws over internet: de interne documenten van Mossack Fonseca, tezamen 2,6 terabyte aan mails, spreadsheets, contracten, notariële aktes en powerpoint presentaties, waren gelekt en zijn in de afgelopen twee jaar door een cohort van journalisten uitgevlooid, aan elkaar geknoopt, verder onderzocht, gelinkt aan elders aanwezige publieke kennis, en uiteindelijk tot samenhangende verhalen geordend.

De eerste tien verhalen die vrijkwamen: onderbouwingen van de corruptie binnen de FIFA (nota bene door een vooraanstaand lid van de ethische commissie van de internationale voetbalbond), corruptie van de Oekraïense president Porosjenko en de IJslandse premier Gunnlaugsson. En oh ja, via talloze, hoofdzakelijk Nederlandse, brievenbusfirma’s heeft de entourage van Poetin een slordige twee miljard verzameld.

Het gemak waarmee immens grote sommen geld blijken te kunnen worden verduisterd, verhuld en onder het toeziend oog van tot controle bestemde instanties worden kwijtgemaakt, is ronduit shockerend. En dan valt Mossack Fonseca nog buiten de top-drie van dergelijke one percent adviseurs: bij de ‘betere’ bedrijven in hun marktsegment moet de spoeling nog aanzienlijk viezer zijn, en de miljarden talrijker.

Zaken doen met mensen die op de terreurlijst staan? Geen probleem voor Mossack Fonseca. Zaken doen met veroordeelde drugdealers? Waarom niet; zelfs in de gevangenis kwam MF desgevraagd bij hun cliënten langs. Premiers en presidenten helpen hun belangen in bedrijven voor het oog van pers en volk te verdonkeremanen? Fluitje van een cent. Omkoopgeld witwassen? Daar had MF een paar leuke ideeën over.

Eerder heb ik betoogd dat onze nadruk op surveillance vooral veroorzaakt dat we ‘misdaad’ gaan herdefiniëren tot wat zichtbaar is: openlijk geweld, straatroverij, publiek wangedrag. Witteboordencriminaliteit laat zich per definitie niet door straatcamera’s en buurtregisseurs vangen. Juist door de nadruk op de openlijke surveillance van gewone burgers zijn we de focus gaan verleggen en hebben we, bijna achteloos, geherdefinieerd wat criminaliteit behelst.

Klokkenluiders – van Julian Assange en Edward Snowden tot de anonieme lekker van de Panama Papers – zijn onze broodnodige camera’s op de grote, bureaucratische criminelen van nu. Ze zijn onze laatste bescherming tegen de wittenboordencriminelen.

Vuurwapen of vergif

De paniek in de Republikeinse partij stijgt. Als het aan de stemmers ligt, wordt Donald Trump hun presidentskandidaat, maar vrijwel niemand van de partijtop steunt hem. Er wordt driftig gespeculeerd dat de Republikeinen bij de uiteindelijke vaststelling van hun kandidaat de hele trukendoos zullen opentrekken om een andere voorman te kiezen.

Hoe ernstig die paniek is, drong pas tot me door toen de Republikeinse senator Lindsey Graham afgelopen week te gast was bij The Daily Show. Graham is bepaald rechts, maar heeft altijd pragmatisch samengewerkt met de Democraten. Iets waar veel Republikeinen tegenwoordig mordicus tegen zijn, getuige ook hun botte weigering om Obama – zoals zijn presidentieel recht is – een nieuw lid van de Hoge Raad te laten voordragen, al is Merrick Garland zelfs in Republikeinse ogen een van de beste kandidaten.

‘U heeft recent uw steun voor Ted Cruz uitgesproken,’ zei gastheer Trevor Noah. ‘Is dat niet vreemd? Want eerder heeft u zich buitengewoon kritisch over hem uitgelaten. Wat zijn de merites van Cruz?’ Bijna schaterend antwoordde Graham: ‘Dat hij niet Donald Trump is.’ Hij betitelde Trump als opportunistisch, racistisch en xenofobisch, en beschreef de keuze tussen Trump en Cruz vervolgens als die tussen een vuurwapen en vergif. Trump was in die vergelijking het vuurwapen: een dodelijk schot door het hoofd. Cruz stond voor het vergif. ‘Hopelijk hebben we dan nog voldoende tijd om een tegengif te vinden.’

Met open mond keek ik toe. Nog nooit eerder een politicus zijn eigen partij zo finaal zien afbranden als Graham daar deed. Het was niet de moed der wanhoop die hier sprak, nee, het was de wanhoop zelf. Graham had de moed opgegeven en wierp zichzelf nu in het vuur, met als enige boodschap: zijn partij was aan het imploderen, de Republikeinen hebben zichzelf de komende decennia als partij volkomen onmogelijk gemaakt.

The Daily Show was niet te beroerd om zout in de wonden te wrijven. In een fragment pal voor het gesprek met Graham hadden ze, via hun beproefde recept van citaten naast elkaar zetten, laten zien hoe Trump de absolute culminatie was van alles waar Republikeinse stemmentrekkers – van Michelle Bachmann tot Sarah Palin, van Rick Perry tot John Boehner en Mitch McConnell – al jarenlang op hameren: we hebben een outsider nodig als leider; dit land moet worden gerund als een bedrijf; Amerika moet weer groot worden en anderen angst inboezemen; buitenlanders zijn verdacht; liegen is prima als het in je straatje te pas komt, want fuck the facts; en vooral: honoreer rationele tegenargumenten nooit en te nimmer.

De Republikeinse partij is, kortom, doodongelukkig over het kind dat zijzelf hebben gebaard.

Ook de pers in Amerika krabt zich inmiddels achter de oren. Leuk, dat spektakel dat Trump elke keer genereert, en geweldig hoeveel revenuen dat opbrengt in reclame – maar tegen welke prijs?

Vindersloon

Eindelijk leveren de soepele belastingregels voor multinationals waarin ons land grossiert, daadwerkelijk financieel voordeel op. Het Noors-Russische VimpelCom is betrapt op grootschalige corruptie: ze gaven een miljard dollar aan de dochter van de Oezbeekse president, die in ruil daarvoor telecomvergunningen voor ze ritselde.

Nu is VimpelCom in Noors-Russische handen en statutair gevestigd in Bermuda, maar hun hoofdzetel bevindt zich in Nederland, als een van die vermaledijde brievenbusfirma’s. Zodoende had het Openbaar Ministerie in Nederland de verantwoordelijken voor deze smeergeldaffaire voor de rechter kunnen brengen. De zaak tegen VimpelCom was echter zo overtuigend dat het bedrijf een schikking goedkoper achtte. Dat resulteerde in de grootste nationale schikking ooit: liefst 356 miljoen euro.

Er komt meer schikkingsgeld aan. Het nieuwe doelwit, op basis van hetzelfde onderzoek: het Fins-Zweedse TeliaSonera. Ook zij hebben voor telecomvergunningen honderden miljoenen aan die Oezbeekse presidentsdochter betaald. Ook hun brievenbus is in Nederland gehuisvest. De journalistieke onderzoekssite Follow The Money repte eerder deze maand al van een hagelnieuw verdienmodel voor het OM: schikkingen treffen met bewezen corrupte, in Nederland gevestigde brievenbusfirma’s.

Maar daar wringt de schoen: de bewijzen komen niet van het OM zelf. Zowel voor de VimpelCom- als voor de TeliaSonerazaak leunt het OM sterk, zo niet uitsluitend, op de vruchten van onderzoeksjournalisten. In dit geval: het werk van het Organized Crime and Corruption Reporting Project. Het OCCRP, gevestigd in Sarajevo, is een bundeling van onderzoeksjournalisten uit zo’n dertig landen – van Oost-Europa, de Kaukasus, Centraal-Azië tot Latijns-Amerika – en legt zich toe op de bestrijding van georganiseerde misdaad en corruptie. Het is uitsluitend hún gedegen onderzoek waarop de zaak van het OM tegen VimpelCom stoelde.

Zodat het heuglijke nieuws van de megaschikking leidde tot een terechte wedervraag van het OCCPR, hartelijk gesteund door de Vereniging voor Onderzoeksjournalisten: kan iemand alsjeblieft regelen dat een klein percentage van het bedrag van die megaschikking – zeg vijf tot tien procent – bij wijze van vindersloon terugvloeit in de kassen van onderzoeksjournalisten?

Het OM kreeg deze zaak immers zo ongeveer in de schoot geworpen; ze plukken de vruchten van andermens’ noeste arbeid. Dit terwijl onderzoeksjournalisten zelf moeilijk aan fondsen kunnen komen, en hun werk tegen de keer in doen.

Eerder deze maand werd Peter Olsthoorn vrijgesproken van stalking. Hij was gedaagd door de notoire schuinsmarcheerder Pretium, naar wiens gangen hij al twee jaar onderzoek doet. Die vrijspraak was terecht, alleen: nu zelfs zijn onderzoek al tot een rechtszaak leidde, zal Olsthoorn grote moeite hebben om redacties en uitgevers bereid te vinden om zijn artikelenserie over Pretium te publiceren. Maar misschien kan het OM een fonds te zijner verdediging financieren – en dan later een fijne schikking met Pretium treffen.

Damesoffer

Vandaag wint de kunstmatige intelligentie. AlphaGo, een project van het Brits-Amerikaanse bedrijf DeepMind, speelt vandaag in Seoul zijn vijfde en laatste partij Go in een match tegen de beste speler ter wereld, Lee Sedol. De stand tot nu toe: drie-een. Zelfs als Sedol vandaag wint, gaat de match naar AlphaGo.

Kenners zijn overrompeld. ‘Ik had niet verwacht dat hij zo’n perfecte partij zou spelen,’ zei Lee na zijn eerste verlies. Andere Go-experts roemen AlphaGo’s intuïtie, zijn verrassende zetten en zijn capaciteit om te leren.

AlphaGo is gebouwd rond een nieuw type kunstmatige intelligentie. Oudere spelcomputers, zoals Deep Blue die in 1997 de befaamde match van schaakkampioen Gary Kasparov won, werkte met een rijk geheugen aan gespeelde partijen, een gigantische botte rekenkracht en een ingewikkelde boomstructuur. Op basis van die drie elementen kon Deep Blue uitrekenen wat de meest voordelige zet zou zijn. AlphaGo werkt met een neuraal netwerk, is zelflerend, en speelt voortdurend tegen oude versies van zichzelf teneinde zijn spel te verbeteren. Geheid dat AlphaGo de vierde partij, die hij van Sedol verloor, inmiddels grondig heeft geïncorporeerd in zijn systeem.

Dat het ding Go op zulk hoog niveau weet te spelen, is ongekend. De mogelijke zetten bij dat spel zijn absurd veel groter dan bij schaak; meer dan er atomen in het universum zijn, zoals liefhebbers van het spel graag zeggen. Met brute rekenkracht kom je er niet, evenmin als met een bibliotheek aan oude partijen in je chips. Intuïtie, inzicht en elegantie zijn belangrijker.

En dan tóch winnen van een mens – van de wereldkampioen maar liefst.

AlphaGo dankt zijn kunnen onder meer aan een belangrijk algoritme: de computer zet niet in op punten, maar op de partij als geheel. ‘Voor de keus gesteld tussen winnen met twintig punten en een slaagkans van tachtig procent, versus winnen met twee punten en negenennegentig procent kans, kiest AlphaGo voor het tweede scenario,’ meldt Wikipedia. Het programma is – in menselijke termen gesteld – bereid op korte termijn te lijden teneinde een hoger doel te bereiken. Anders geformuleerd: AlphaGo schuwt het damesoffer niet.

Demis Hassabis, de bedenker van AlphaGo, ziet grote kansen in het verschiet liggen voor zijn algoritmes waar het kunstmatige assistentie in complexe beslissingen betreft. Hij denkt aan medische kwesties (diagnoses stellen, bepalen welke behandelingen het meest belovend zijn, rekening houdend met alle opties én de conditie van de patiënt), en zelfs aan zoiets schier onhandelbaars als klimaatsverandering.

Voor het Terminatorscenario is Hassabis niet bevreesd, en ik geef hem gelijk. Een spelletje Go winnen, hoe knap dat ook is, is nog heel iets anders dan computers die de boel overnemen.

Misschien dat AlphaGo ons kan leren dat wijzelf, om de klimaatsverandering te stoppen, een damesoffer moeten brengen…?

Dat wrange mechanisme

O, de liefde, de liefde. Die maakt het ondraaglijk om te moeten gadeslaan hoe vreselijk de mensen van wie je houdt, door ziekte te grazen kunnen worden genomen: je hart valt wel vijf keer op een dag aan gruzelementen, in een oogwenk, of in een eeuwigdurende seconde.

Niks laten merken, rustig blijven, en vooral: nooit opgeven, gewoon doorgaan. Je voelt je machteloos terwijl je alle zeilen bijzet, want niets kan écht helpen om ze overeind te houden, er is gewoonweg niets voorhanden dat de mensen waarvan je houdt onschendbaar kan maken – zelfs de liefde niet.

Blijven zoeken, blijven kijken, blijven proberen. Vind nieuwe manieren uit om weer contact te maken, om door de ziekte heen te breken, om je eigen angsten opzij te schuiven, en weer vers en oprecht te kijken en te luisteren naar hen van wie je houdt.

Diezelfde liefde die je hart breekt, sterkt je. Want alleen daaruit haal je de kracht om koppig, vrolijk, welgemoed, aandachtig, en vooral: zonder ooit maar een seconde het verlangen te voelen om ’t maar op te geven, vastberaden te blijven zoeken. De liefde lijmt ons aan elkaar vast.

Een goede vriendin heeft jarenlang intensief gezorgd voor haar steeds zieker wordende echtgenoot. Waar wij vrienden-op-afstand intussen haast niets meer terugzagen van de man die hij ooit was geweest, was zij stellig: ze zag hem nog steeds, al was het gaandeweg in kleinere fracties, in kortere momenten.

Ze vond altijd weer zijn oude, voormalige geheel ergens in zijn kleiner wordende deeltjes terug. Daardoor las ze hem beter dan elk ander kon: ‘Kijk,’ wees ze ons aan, ‘nu lacht hij,’ of ‘hij vraagt zich af waarover je je nu zo druk maakt.’ Ze behandelde hem tot op de dag dat hij stierf nooit als patiënt. Ze praatte met hem, ook toen hij haar allang niet meer antwoorden kon; ze dacht nooit vóór hem maar altijd alleen maar met hem mee.

En ze had volkomen gelijk. Haar liefde voor hem was oeverloos, en juist dat hield de man die hij eerder was altoos in stand, zelfs al was het soms moeilijk hemzelf nog in zijn zieke lichaam te ontwaren. Haar liefde was het enige pad dat iedereen telkens weer naar hem kon terugleiden. In haar ogen werd hij aldoor weer heel.

Hoe talrijker de mensen zijn van wie ik innig houd die ernstig ziek worden, of zelfs komen te overlijden, hoe meer ik me met haar weg verklonken voel. De liefde, o de liefde: dat wrange mechanisme waardoor je hart met gemak vijfmaal daags breekt, waarna je de boel niettemin twee seconden later, zonder enig haperen, opnieuw opstart.

Gewapende spullen

In een zaak vergelijkbaar met de San Bernardino rechtszaak, waar de FBI van Apple eist dat zij een gelockte iPhone van nieuwe software voorzien opdat de FBI op haar gemak kan proberen het mobieltje te hacken, heeft de overheid gisteren flink het lid op de neus gekregen. Het ging in deze zaak om de gelockte iPhone van een man die wegens drugshandel was opgepakt (hij heeft overigens bekend en is veroordeeld); ook daar weigerde Apple zijn medewerking.

Rechter James Orenstein veegde in New York de vloer aan met de argumenten van de staat. Apple heeft een wettelijk toegestaan product verkocht, en is zelf niet betrokken bij het misdrijf; Apple kan derhalve geen enkele vorm van medeplichtigheid worden aangewreven. Er is simpelweg geen wettelijke grond om medewerking van het bedrijf af te dwingen.

De rechter rekent het de staat voorts zwaar aan dat die de zaak liefst in het geheim wilden voeren, buiten het oog van pers en publiek om, en dat – anders dan ze steeds suggereren – deze zaak niet op zich staat. Er zijn al zeker 70 gevallen bekend waarin de DEA of de FBI van Apple eiste dat het bedrijf voor hen een iPhone van een verdachte zou unlocken.

Uit de stukken kon de rechter niets anders dan opmaken dat de staat aanstuurt op een algemene uitspraak die bedrijven oplegt dat zij altijd, zodra de FBI daarom vraagt, hun medewerking moeten verlenen om privéapparatuur van verdachten te ontsleutelen, of die anderszins voor de inlichtingendiensten toegankelijk te maken. Dat is een zodanig vergaande eis, vonniste de rechter, dat die pertinent niet ad hoc kan worden ingewilligd; daar is wetgeving door het Congres voor nodig. Zelfs dan is het nog de vraag of een daartoe ontworpen wet toetsing aan de grondwet zou doorstaan.

De Newyorkse zaak biedt prachtige aanknopingspunten voor de San Bernardinozaak. Wat de FBI daar eist, gaat verder dan wat de DEA in deze zaak wilde. Om het mobieltje van de San Bernardino terroristen te ontsleutelen, zou Apple een nieuw besturingssysteem moeten schrijven, naar de specificaties van de FBI, en die via de achterdeur op de bewuste telefoon moeten uploaden. Dat mechanisme – waarbij een fabrikant malicieuze code schrijft en van haar eigen sleutel voorziet opdat zo’n telefoontje de ‘update’ zonder vragen accepteert, is een buitengewoon riskant pad.

In een opiniestuk voor de Washington Post legde Christopher Soghoian van burgerrechtenorganisatie ACLU gisteren uit wat dat pad behelst: dat alle technologiebedrijven kunnen worden verplicht op instigatie van veiligheidsdiensten gecompromitteerde updates naar klanten en gebruikers te sturen. En dan is niets meer veilig: elk mobieltje, elke browser, elke zelfsturende auto en slimme tv kan zomaar een verlengstuk van de overheid worden.

Dan wordt technologie een wapen van de staat tegen haar burgers.