Braaf scheid ik mijn afval in papier, glas en plastic. Schillen gooi ik in de tuin, dode batterijen en kapotte lampen gaan naar de daarvoor bestemde bakken, oude elektronica breng ik persoonlijk naar de afvalverwerking aan de rand van de stad. Thuis trek ik een vest aan en heb ik de verwarming een graadje lager, vliegen doe ik niet meer, vlees koop ik weinig, en eten gooi ik zelden weg.
Maar mijn paniek stijgt. Droogte, hittegolven, idiote weerswisselingen zijn tot daar aan toe – tanden op elkaar, beetje doorbijten – maar dat het ijsoppervlak aan de poolkappen sneller afkalft dan voorzien en dat permafrost nu al ontdooit waar die volgens doortimmerde voorspellingen nog zeventig jaar mee zou gaan, maakt dat ik soms naar adem hap.
En dan lees ik een doorwrocht stuk dat beschrijft hoe de gezamenlijke datacenters in Amsterdam nu al meer energie verbruiken dan alle Amsterdamse huishoudens bij elkaar, en raak ik op slag moedeloos. Of ik zie die cruiseschepen bij het Muziekgebouw aan het IJ liggen, sommige groter dan de torenflat van het aanpalende hotel, andere lager, maar wel drie, vier rijen dik aangemeerd langs de kade, en allemaal varend op diesel – en de moed zakt me prompt in de schoenen. Sta ik, net als andere milieubewuste Amsterdammers, grandioos voor paal met mijn tasje plastic bij het inzamelpunt, terwijl op allerlei vlakken waar we als burger totaal geen greep op hebben, de energieslurperij om ons heen de pan uit rijst. Alles wat ikzelf doe, is futiel.
Er is niet langer sprake van klimaatverandering: we kampen nu onmiskenbaar met een klimaatcrisis. Het blad Mother Jones publiceerde begin deze maand een schrikbarend artikel waarin klimaatwetenschappers vertelden hoe zwaar hun eigen vak ze momenteel valt: ‘Zij bevinden zich in de frontlinies en kampen nu al met de angst, woede en zelfs paniek die de rest van ons nog te wachten staat.’ Ik krijg steeds vaker de neiging om cruiseschepen een ondichtbaar lek, vliegtuigen jarenlang stakende verkeersleiders en olieboorders een collectieve hartverzakking toe te wensen.
Maar bovenal wou ik dat politiek leiders eindelijk eens doorpakten en stopten met dat pappen en nathouden. Stop massatoerisme, hef fikse belastingen op kerosine en op alle CO2-uitstoot, maak het repareren van spullen goedkoper en het weggooien ervan stervensduur, bevorder en verbeter collectief vervoer en houd op auto’s te bevoordelen, belast fossiele brandstoffen in plaats van die eindeloos en slinks te subsidiëren, stop met intensieve landbouw en veeteelt. Dat is duur, ja – maar zoals iemand ooit zei: ‘Onderwijs kost een boel geld, maar heb je ooit uitgerekend wat mensen domhouden kost?’
Hoe langer we wachten met radicaal ingrijpen, hoe duurder elke latere tegenmaatregel wordt – en hoe moeilijker het zal zijn om de zaak te keren. En heus, in de tussentijd zal ik met liefde mijn afval scheiden. Maar van de politiek verwacht ik op z’n minst dat ik daarmee niet voor paal sta.
[Foto: Smiley.toerist, Wikimedia (september 2018)]