De nieuwe horigheid

Foto: Wendy Wei op Pexels (fragment)Big data rukken op: het verzamelen van informatie, om daar vervolgens algoritmes op los te laten die tot beter onderbouwde beslissingen zouden komen dan wijzelf. Er gaat van alles mis bij al die mooie technologische dromen. Zo wordt de informatie in kwestie bepaald niet altijd netjes verzameld. Veel datasporen worden aan mensen onttrokken zonder dat wij daar weet van hebben, laat staan dat we grip hebben op wat er vervolgens mee gebeurt.

Intussen hebben de beslissingen die uit die algoritmes komen rollen – gewoonlijk heel soft als ‘suggesties’, ‘aanwijzingen’ of ‘indicaties’ betitteld – geregeld zeer verstrekkende gevolgen. U komt helaas niet in aanmerking voor een lening bij ons. Of: uw auto lijkt ons te duur voor uw inkomen. Wij denken op grond van uw profiel dat wij uw sollicitatie afwijzen. De Belastingdienst zet uw toeslag voor kinderopvang stop, want u lijkt ons een fraudegeval. Of Jeugdzorg ziet ‘signalen’ van ‘vermoedens van’ kindermishandeling, en zet een vlaggetje bij uw gezin.

Nu willen de entrepreneurs ook de kunsten in. Journalist en programmamaker Jaïr Tchong beschreef de plannen die het Belgische PXL-Music vorige week op een congres van de Vereniging Nederlandse Poppodia en Festivals presenteerde. Prachtige vergezichten, werkelijk waar: op grond van de data van bezoekers (hun Google-gebruik, waar ze kwamen, waar ze naar luisterden, wat ze verder zoal deden) en de gegevens van zalen zelf (hoeveel mensen kunnen erin, hoeveel kaarten verkopen ze bij elk optreden) hoopt PXL-Music de zaalprogrammeurs te kunnen voorspellen welke acts tot volle zalen leiden en welke acts ze beter niet kunnen boeken. Naïef-optimistisch meldde de spreker dat podia zo minder missers zouden hebben, en dan dus fijn meer geld zouden overhouden voor experimenten.

Tchong zag het al voor zich.

Wie had, met zo’n algoritme in de hand, in ’s hemelsnaam ooit het prille Nirvana geboekt? En was het niet raar dat podia én bezoekers voor deze vermeende, gladgestreken slimheid al hun data moesten afstaan aan een bedrijfje dat hen vervolgens wilde aansturen en daar een verdienmodel op wilde bouwen?

Denk aan hoe restaurantsite Iens, ooit begonnen als een ‘handige’ beslishulp voor wie buiten de deur wilde eten, gaandeweg dictatoriale trekjes kreeg. Zo verdwenen restaurants met uitmuntende reviews miraculeus in de krochten van Iens wanneer ze Iens geen reclamegeld betaalden. ‘Maffiapraktijken,’ oordeelden de restauranthouders terecht.

Ik realiseerde me dat er een droom aan gruzels lag. Ooit beloofde internet de middle man overbodig te maken: je kon voortaan je muziek rechtstreeks bij je favoriete artiest kopen, zelf je reis boeken, of een boek uit de VS importeren. Veel tussenhandelaren zijn inmiddels verdwenen. Maar nu wordt er, beetje bij beetje, een bovenlaag van handelaars in big data gemetseld, die zelfstandige bedrijven – inclusief hun klanten – horig tracht te maken.

[Beeld: © Wendy Wei, foto op Pexels, fragment]

Papieren werkelijkheid

Het staat er krek zoals de bedoeling is, dan is dus alles naar behoren – daar lijkt toezicht vaak op neer te komen. Een korte blik, kijken of de beschrijving overeenstemt met de plannen en regels, jawel, fijn zo, u mag verder en hier is uw stempel. Veel plezier nog. Of de papieren werkelijkheid klopt met de echte? Daar maken toezichthouders en handhavers zich vaak minder druk om. Woord is wet, we controleren vooral of alles goed is ingevuld.

Zo kan een aannemer met arseen vervuilde bagger in een meer storten om dat te verondiepen, en kunnen oevers opgehoogd worden met bouwplastic, asbest, piepschuim of ander afval. Want de papieren waren in orde.  Zo kunnen zorgbedrijfjes jarenlang valse declaraties inleveren en uitbetaald krijgen; alle stempels stonden immers netjes op de indicaties. Zo kunnen zorgbedrijven via door advocaten en notarissen gefiatteerde constructies valselijk miljoenen euro aan winsten – gepeurd uit publiek zorggeld – opstrijken, door van zichzelf duur vastgoed te huren of gedeclareerde zorg niet te leveren. Als de papieren maar kloppen. Had dat zorgbedrijf geen toezichthouders, schrikt de Inspectie jaren later? Wat vreemd! Want hier – en ze wijzen op de statuten – staat toch dat ze die wél hebben? En zo ook kan Nederland – dat land waar alles toch zo mooi is geregeld – de facto een belastingparadijs zijn, waar Shell geen inkomsten- of vermogensbelasting betaalt, maar u en ik wel.

Toezicht houden is echt meer dan naar de ingeleverde papieren en verklaringen kijken: een werkelijke controle houdt in dat je kijkt of de daadwerkelijke gang van zaken zich redelijk verhoudt tot de verslaglegging daarvan. Dossiervreten, beheerstructuren uitpluizen, geldstromen controleren, monsters nemen, steekproeven uitvoeren, met betrokkenen spreken en geregeld zelf een kijkje nemen. Toezicht houden is papier niet voor lief nemen, en niet goedgelovig zijn. Waarom vinden toezichthouders het vaak zoveel makkelijker om burgers te controleren dan bedrijven?

Afgelopen week was ik tweemaal erg onthutst. Eenmaal over de zogeheten zorgcowboys die Follow the Money en Pointer hadden opgespoord; eenmaal over de bagger- en grondfraude die (alweer) Follow the Money samen met Spit en Zembla beschreef.

Vooral die laatste affaires deden me naar adem happen/ Daar waren het nota bene de lokale overheden zelf die een sta-in-de-weg bleken: zij hadden de deal met de fraudeurs georkestreerd, en betoonden zich nu bovendien blind en doof voor de klachten van de benadeelden. Want op papier klopte het. Heus. Wat in het geval van de grondfraude extra stak is dat de overheid door haar eigen laksheid en goedgelovigheid had meegewerkt aan natuurvernietiging en bodemvervuiling.

Het erge is dat zulk varen op papieren werkelijkheden maakt dat de overheid zichzelf een steeds ongeloofwaardiger partner maakt – ook voor haar eigen burgers. Woord is wet, waarheidsvinding delft het onderspit. Zo voed je wantrouwen.

Tussen schild en wapen

Vrouwe JustitiaDoor misdaad sneuvelt er veel – maar criminelen zijn niet de enigen die zich gedragen als een olifant in de porseleinkast, vertrappelend wat hun in de weg staat. Ook de wetshandhavers en beleidsmakers mogen graag een potje breken.

Begin deze maand opperde de Amsterdamse hoofdcommissaris Frank Paauw, in reactie op het flinterdunne onderzoek van Trips & Tromp over ondermijning van de rechtsstaat door drugscriminelen, dat het maar beter was om de rechtsstaat nog een stukje verder af te breken: de privacy moet overboord. De privacywetten moeten ‘op een andere leest worden geschoeid’, zei Paauw tegen Het Parool. ‘We laten onszelf nu de handen op de rug binden.’

Afgelopen week nam de minister van Justitie en Veiligheid het stokje van Paauw over. De moord op advocaat Derk Wiersum liet volgens Grapperhaus zien dat het de hoogste tijd was om iets aan beknellende privacyregels te veranderen. Ja, er stond inderdaad al allerlei wetgeving in de steigers, maar de minister was de beroerdste niet en wilde van harte pleiten voor meer bevoegdheden op het vlak van opsporing en surveillance: ‘Privacy mag geen schild worden.’

Opmerkelijk. Er zijn de laatste twintig jaar absurd veel maatregelen genomen die massasurveillance, bestandskoppelingen, gegevensuitwisseling, profilering en ‘hinderlijk volgen’ mogelijk maken: van de sleepwet tot aan nummerbordherkenning, van overal camera’s plaatsen tot aan het vergemakkelijken van gegevens opvragen door de politie toe. Zelfs patiëntgegevens verliezen stukje bij beetje hun uitzonderingspositie. Maar het is kennelijk nooit genoeg: er kan volgens de beleidsmakers en wetshandhavers altijd wel weer een beetje meer, maar een klein beetje hoor, van onze privacy af. Voor onze eigen veiligheid, immers.

De crux is dat privacy tot de zogeheten afweerrechten hoort. Het recht op bescherming van onze persoonlijke levenssfeer, op vrije beweging en vrije informatiegaring, is expliciet bedoeld als schild: een recht dat burgers beschermt en wapent tegen een al te bemoeizuchtige, opdringerige overheid. Anders gezegd: het recht op privacy heeft juist ten doel de overheid op veilige afstand te houden. Dan kan diezelfde overheid die belemmeringen vervolgens niet als problematisch oormerken. Dat is zoiets als zeggen: ik kan je niet dwingen, maar als je ‘nee’ zegt, luister ik niet en doe ik het toch.

Edward Snowden vatte het probleem recent bondig samen in zijn boek Permanent Record: alleen autoritaire staten kennen hun burgers (sommige) rechten toe; in een democratie zijn burgerrechten onvervreemdbaar en ontleent de staat haar invloed uitsluitend aan de rechten die de burgers haar zelf doelbewust toekennen. Privacy is de kanariepiet in de kolenmijn van onze burgerrechten.

Grapperhaus en Paauw zijn rupsjes Nooitgenoeg: voor hen is elke vorm van privacy op enig moment een probleem voor handhaving en preventie, en moet dan wijken. Het houdt nooit op.

Gijzeling – geen oorlog

BoekomslagHet is oorlog, maar niemand die het ziet, waarin Huib Modderkolk aantoont hoe inlichtingen- en geheime diensten in een digitale strijd zijn verwikkeld en ondertussen zowat alles en iedereen hacken, is een subliem boek. Hij laat gedetailleerd zien hoe spionage en sabotage verweven zijn geraakt. De enige kanttekening die ik heb, is dat hij steevast de oorlogsmetafoor inzet in zijn poging om de hele zwik voor de leek begrijpelijk te maken.

Begrippen als koude oorlog, wapenwedloop, escalatie en afschrikking, aanval en verdediging klinken vertrouwd, en lijken een nuttig kader te bieden. Maar ze ontnemen ons het zicht op wat dit moderne wapengekletter zo radicaal anders maakt, en laat ons de verkeerde ‘oplossingen’ suggereren. Naar aanleiding van de documentaire Zero Days (2016), die liet zien dat geheime diensten vet betalen voor exploits om andermens’ systemen te kunnen binnendringen en manipuleren, werd geopperd dat een non-proliferatieverdrag voor beveiligingslekken een oplossing kon zijn. Heus: wie dat voorstelt, begrijpt niets van het probleem.

Niet alleen overheden of hun steelse subdivisies kunnen essentiële infrastructuur hacken. Ook een vasthoudende puber ergens op een zolderkamertje kan KPN platleggen, zoals Modderkolk aantoont. Non-proliferatie is gebaseerd op bovenstatelijke controles, op internationaal recht en dito verdragen, op sancties, op traceerbare goederen, op voor de buitenwereld zichtbare proeven, op identificeerbare fabrieken en installaties. Dat alles ontbreekt te enen male bij digitale spionage en sabotage.

Staten doen er op dit vlak niet meer toe, evenmin als hun klassieke tegenstrevers: politieke cellen, guerrilla of terrorisme. Iedereen kan zich, met enige kennis en volharding, een bereik verwerven waarop staten meenden een monopolie te hebben. De situatie is veel grilliger: we kampen nu ook met mensen die voor de lol een bedrijf of land willen platleggen.

Geheime diensten zoeken naar zero day exploits, beveiligingslekken die nog niet bekend zijn, en dus niet gedicht; die hopen ze te kunnen gebruiken om tegenstanders te hacken. Het grote probleem: zodra zo’n dienst een veiligheidslek vindt, heeft die er geen enkel belang meer bij dat het lek wordt gerepareerd. Dit in de volle wetenschap dat ditzelfde lek ook door anderen kan worden uitgebuit, en dan haar eigen burgers, bedrijven en instellingen kan treffen. Met publieke gelden en onder het motto dat zij het landsbelang verdedigen, cultiveren onze veiligheidsdiensten zodoende, o ironie, de kwetsbaarheid van onze eigen burgers en instellingen.

Zo had de Amerikaanse NSA voor eigen gebruik een aardige collectie van zero day exploits verzameld. De NSA werd gehackt, de exploits belandden op straat, Rusland ging ermee aan de haal en zette die in de Oekraïne in, waar het ME.Docs-virus het land platlegde en zelfs doden maakte (Modderkolk beschrijft de kwestie).

De conclusie die Modderkolk niet trekt, is deze: elke geheime dienst die een exploit geheimhoudt, zet daarmee de veiligheid van haar eigen burgers moedwillig op het spel.

De hoeders van de homobeweging

Beeld; BNN/VaraDe historie van drag queens is rijk, ook in Amsterdam. Van restaurant LeTo in de jaren ’70, via Mazzo en de iT in de jaren ’90, tot aan The Queen’s Head; van Hellun Zelluf en Dolly Bellefleur tot aan Jennifer Hopelezzz, die in 2010 eigenlijk nachtburgemeester van de stad had moeten worden.

Drag queens zijn glitter & glamour – en meer dan dat. Ze munten uit in hechte solidariteit. Ze zijn van oudsher hoeders: wijze, brutale, door de wol geverfde, dappere beschermengelen van al het jonge homoseksuele en transgender grut dat elders verstoten en uitgespuugd werd. De film Paris Is Burning uit 1990 en de serie Pose – nu bezig aan zijn tweede seizoen – tonen hoe drag queens altoos een krachtig toevluchtsoord wisten te scheppen voor jongeren die omdat ze queer waren, door hun ouders uit huis waren geschopt, maatschappelijk werden vertrapt, of anderszins met hun ziel onder hun arm liepen.

Wat drag queens doen, is alles uitvergroten, onderwijl heilige huisjes omver schoppend. Ze spotten met noties van mannelijkheid versus vrouwelijkheid, van hetero versus homo. Ook een man kan gerust een vrouw zijn, sterker: een explosiever vrouw. Want een drag queen is niet te beroerd om er in geval van nood op los te timmeren, getuige het feit dat zij, samen met transgenders, degenen waren die het hardst vochten tijdens de Stonewall Riots in 1969. Die rellen waren het keerpunt voor de homobeweging.

Drag queens dragen uit hoe politiek en ideologie ieders dagelijks leven doordesemt, en maken voor de buitenstaander expliciet wat het betekent om af te wijken van de norm. Bonuspunten: ze doen dat met flair en humor. Daarom was het zo fascinerend wat Hellun Zelluf begin jaren ’90 met haar Gay Dating Show deed: ze persifleerde de datingprogramma’s die toen in opkomst waren, deed onderwijl aan voorlichting over aids en keerde zich tegen de angstige lijn die het COC indertijd koos. Het COC predikte dat homo’s niet meer moesten neuken; Hellun zei: ga je goddelijke gang, maar gebruik steviger condooms. Ondertussen zamelde ze geld in voor de aidsbestrijding.

Dus toen ik hoorde dat drie Nederlandse drag queens een programma voor de publieke omroep gingen maken, werd ik blij. En inderdaad: niet eerder raakte ik zo gefascineerd door een make-over programma op tv. De diva in mij was razend knap: drie begenadigde queens die hun eigen ervaringen inzetten om vrouwen die in het slop zijn geraakt, een boost te geven.

Maar ik miste de politiek. Diva Hoax LeBeau spreekt daar in een interview wel over: hij was lang benauwd om als homo als ‘onmannelijk’ gezien te worden. Pas als drag queen besefte hij: ‘Ik ben gewoon een verwijfde flikker, and fuck you all.’ Daarmee politiseerde hij vrouwelijkheid, mannelijkheid en homoseksualiteit.

Ik hoop op een tweede seizoen. En dat de diva’s zich dan niet alleen over vrouwen ontfermen, maar ook over all the in-betweens.

[Beeld: BNN/Vara. Van links naar rechts: Lady Galore, Hoax LeBeau, Envy Peru.]

Eer, geweten en moord

Daar zit je dan. In de rechtszaal – niet als belangstellende, maar als gedaagde. De officier van justitie houdt zijn openingsbetoog, waarin hij de zaak tactvol uiteenzet en de strafeis bekend maakt. Je hebt naar eer en geweten gehandeld, betoogt de vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie, en hij laat een betekenisvolle stilte vallen. Dan meldt hij de formele beschuldiging tegen je: moord.

Die paradox – iemand die je zojuist nog hebt geroemd vanwege haar gewetensvolle afweging en haar keurige wijze van handelen, plompverloren van moord betichten – is de crux. Het is de parallelle paradox van wat de wet eist: dat volledig wilsbekwame mensen die, alles overziend, vaststellen dat ze euthanasie willen als ze later wilsonbekwaam zijn geworden, met hun kapotte wil hun oude besluit bekrachtigen.

Ga er maar aan staan. Het kan gewoon niet. Red je daar maar eens uit.

Deze arts, die alles heeft gedaan om volgens de regels der kunst te handelen – ze heeft zich terdege vergewist van de wilsverklaring van de vrouw, van haar dossier, van haar eerdere motieven en overwegingen, van haar actuele gedrag en haar gemoed; ze heeft familie, deskundigen en SCEN-artsen geraadpleegd, en iedereen kwam tot dezelfde conclusie – is verstrikt geraakt in de mazen van de wet. Net zoals zoveel mensen die vertrouwden op hun wilsverklaring nu vastzitten in die mazen: hun vastgelegde wens kan niet worden gehonoreerd omdat hun wil kwijt is, en ze niet meer bij machte zijn hun zo stellige besluit te bevestigen.

Als het al moord is, valt die niet de arts aan te rekenen, maar is er sprake van een complot. We zijn er immers allemaal schuldig aan – de wetgever niet in de laatste plaats – dat we zo hameren op wil en individu. We zijn vergeten dat elk wilsbesluit niet alleen over ‘nu’ gaat, maar ook altijd over een ‘later ik’. We zijn vergeten dat juist een ziekte die je geest en wil wegvreet, moeilijk onder een wetsbepaling geduwd kan worden die vereist dat je wilsbekwaam herhaalt dat je inmiddels wilsonbekwaam bent geworden.

Mijn moeder heeft nooit willen worden wie ze nu is. En ze is ongelukkig: ze huilt, ze dwaalt, ze mist, ze hunkert, en haast niets pleziert haar nog. Ze komt haar dagen moeizaam door. O ja, ze is bij vlagen blij, maar op de keper beschouwd is ze depressief, verdrietig, alleen en bij vlagen wanhopig. Contact maken gaat haar steeds moeilijker af, en ze verliest elke week meer van zichzelf. Ze zinkt weg in de maas van haar leven.

En hoewel ik snap dat euthanasie niet meer aan de orde is, al had ze dat eerder vurig voor zichzelf gewenst, begrijp ik ook dat de dood voor haar waarschijnlijk een verlossing zou zijn. Vooral hoop ik, vaker dan ik wil, dat ze longontsteking krijgt – de vriend van de hoogbejaarden.

Voor die arts die gisteren in de rechtbank zat, hoop ik op een wijze rechter: iemand die besluit dat deze arts in een Gordiaanse knoop zat die we met ons allen hebben gestrikt.

[Beeld: JJ Merelo, Pintura: 1488-1492 (fragment) Wikimedia Commons.]

Gezichtsverlies

Wordt je paspoort gejat, dan komt daar geheid ellende van. Maar je kunt een nieuw exemplaar aanvragen. Hopelijk word je al doende niet het slachtoffer van identiteitsfraude: met de nasleep daarvan kun je nog jaren zoet zijn. Denk aan mobieltjes die op jouw naam zijn aangeschaft, onterechte bekeuringen, valselijk afgesloten leningen.

Met biometrische gegevens ligt het anders. Zijn je gezichtsscan of je vingerafdrukken in verkeerde handen beland, dan ben je voorgoed de pineut, je kunt geen andere facie of vingers aanvragen. Voor de rest van je leven kunnen jouw onuitwisbare kenmerken door derden worden misbruikt.

Daarom was de ontdekking van security-experts eerder deze maand zo onthutsend. Biostar 2, een biometrisch beveiligingssysteem waarin miljoenen gebruikers zijn opgeslagen, is zo lek als een mandje. De experts ontdekten onbeveiligde Biostar 2-servers, en zagen dat de gegevens van gebruikers er onversleuteld waren opgeslagen: namen, wachtwoorden, woonadressen, gezichtsscans, vingerafdrukken, rangen, toegangscodes – de hele rataplan. Het betrof ruim 27 miljoen records. De experts konden de data uitlezen, wissen, of veranderen. Ze konden zelfs valse gebruikers aanmaken, compleet met vingerafdrukken en gezichtsscan.

Biostar 2, eigendom van Suprema, is onderdeel van het beveiligingssysteem AEOS, dat door 5700 organisaties in 83 landen wordt gebruikt. Die organisaties variëren van sportclubs tot overheidsinstanties, van de Londense politie tot banken, van defensiebedrijven tot – o ironie – een identiteitspasjesfabrikant.

Nadat de security-experts Suprema waarschuwden, dichtte het bedrijf het gat op zijn servers. Maar Biostar slaat de gegevens nog immer onversleuteld op, zodat die nog altijd hoogst kwetsbaar zijn. En eigenlijk heeft een beveiligingsbedrijf dat zulke basale fouten maakt (‘Suprema: koploper in biometrie, beveiliging en identiteitscontroles’, pochen ze zelf), zichzelf volkomen gediskwalificeerd. Niemand zou nog zaken met ze moeten doen, en Suprema verdient een vette boete per blootgesteld record.

Zulke verhalen zijn reden tot grote zorg. Iemands gezichtsscan en vingerafdrukken zouden slechts bij hoge uitzondering mogen worden afgenomen, en uitsluitend onder stringente beveiliging worden opgeslagen, geraadpleegd of gedeeld. Elke fout die ermee wordt gemaakt is immers onherstelbaar, en levert levenslang risico’s op voor de benadeelden. Plus dat locaties er lek van worden: aangezien hackers nieuwe gebruikers konden aanmaken, kon feitelijk iedereen op die manier een met Biostar beveiligde locatie binnenlopen.

Misschien, zo opperen de security-experts, is betalen met je duimafdruk niet zo’n goed idee wanneer onze vingerafdrukken zo slecht beveiligd worden. Misschien moet je geen lid willen worden van een sportclub die een gezichtsscan wil als toegangscode. En misschien moeten we van overheden eisen dat ze biometrische gegevens zwaarder bewaken.

[Beeld: izusek/Getty Images/iStockphoto, via The Guardian]

‘Delen’ is helaas duurbetaald

Na de jubelverhalen over de deeleconomie kwamen de barsten. Uberchauffeurs lieten zien hoe absurd veel ze moesten werken om een karig loon bij elkaar te sprokkelen. Steden klaagden over ‘deelfietsen’ die als strooigoed op stoepen werden geplempt en als wrak werden achtergelaten. De rolkoffertoeristen die gezellig kwamen airbnb’en, dreven de prijs van woningen op, en legden beslag op de beschikbare woonruimte voor de vaste bevolking.

Delen bleek niet langer: gul zijn, uitlenen wat je zelf even niet nodig hebt, of samen iets onderhouden, maar: als bedrijf winst willen maken door andermens’ dienst te verhuren onder gratis gebruikmaking van de openbare ruimte en publieke voorzieningen, onderwijl de infrastructuur ontwrichtend.

Zo kreeg de deeleconomie de trekken van een zwerm sprinkhanen die, vermomd als hipsterbedrijfjes, op een stad neerdaalt. ‘De aanbieders van deze diensten hebben een buitengewoon agressieve aanpak,’ constateerde Marco te Brömmelstroet, docent stedelijke planning aan de Universiteit Amsterdam, eerder in NRC Handelsblad. ‘Ze willen zo snel mogelijk een marktaandeel verwerven.’

Hebben ze zo’n aandeel eenmaal in handen, dan gaan de prijzen prompt omhoog, zo liet Time afgelopen week in een grondig artikel zien. De ‘deelbedrijven’ zijn immers veelal opgericht met geld van durfinvesteerders, en die willen uiteindelijk rendement zien. Maar haast niemand maakt winst: Uber, de grootste ‘speler’ op dit terrein, leed het afgelopen kwartaal liefst 5,4 miljard dollar verlies en kampt met een dalende omzet.

De plannen worden van de weeromstuit wilder, want winst moet en zal er komen. Uber poogt zich momenteel in vijf landen binnen te wurmen op de markt van het openbaar vervoer. In sommige steden tracht het bedrijf zelfs het hele stadsvervoer op te kopen. (Intrigerend aspect: ze kijken daarbij in het bijzonder naar vervoer voor gehandicapten, waar inderdaad een markt braak ligt, al decennia achtereen. Gehandicapten als breekijzer: persoonlijk vind ik dat een nogal griezelig concept.)

Maar dat verlies van Uber kunnen we, zoals wel vaker geldt bij multinationals, misschien beter met een hap zout nemen. Uber maakte afgelopen week een profijtelijk bedrijfsritje naar de Zuidas. Het bedrijf heeft haar ‘intellectueel eigendom’ van een brievenbusfirma op de Bermuda’s verhuisd naar een Nederlandse dochteronderneming. Die papieren operatie levert het bedrijf, zo hopen ze, een aftrekpost van 5,5 miljard dollar op. De vraag is of Nederlandse Belastingdienst die move accepteert, maar dat lukt vast: tal van andere multinationals gingen Uber voor.

Deelbedrijven wentelen de lasten van hun bedrijfsvoering af op hun werknemers., wonen hun omgeving uit, parasiteren op de infrastructuur die door overheden en burgers is opgebracht, en steken de winst met belastingtrucs in eigen zak. Delen is niet hip, en het tegendeel van duurzaam.

[Beeld: Uber-protest In Portland, januari 2015. Foto: Aaron Parecki, Wikimedia]

Het verschil is nihil

De overeenkomsten zijn frappant. Jongemannen die zichzelf en elkaar onderling opjutten. Jongemannen die verrukt luisteren naar hu leiders, en zijn geschriften onderling delen en gretig verslinden. Jongemannen die verzaligd huiveren van het idee te sterven teneinde de heilstaat dichterbij te brengen. Jongemannen die hopen een burgeroorlog te doen ontvlammen. Jongemannen die dwepen met geweld. Jongemannen die de levens van anderen als verwaarloosbaar zien. Jongemannen die tegen elkaar opbieden hoeveel doden ze kunnen maken, en die doen alsof terreur een spelletje is.

Ergens achter hen houden de oudere mannen zich schuil. Nee hoor, zij zijn geen terroristen, zij zeggen alleen waar het op staat. Ze spreken van zonde, van omvolking, van afvalligheid, van reinheid, van hoeveel het beter ons leven wordt als wanneer ander wordt uitgebannen en de zuiverheid van het ras, of van het geloof, hersteld en bewaakt wordt. Ze wentelen zich in de grootsheid die we ongetwijfeld zullen terugkrijgen als de ander eenmaal kan worden uitgebannen.

De neonazi’s zijn de andere kant van de medaille van IS; ze zijn elkaars gelijken, elkaars spiegelbeeld, elkaars pendant. Elkaars yin en yang. Ze hebben elkaar in een houdgreep en gijzelen met hun verhitte dromen – die niets dan nachtmerries zijn – de rest van de mensen, en dat is precies waar ze op uit zijn: angst verspreiden, mensen bang maken, anderen imponeren, ons verlammen.

Wat ze gemeen hebben is dat ze van conflict houden maar geen verschil van inzicht kunnen velen. Dat ze zeggen op te komen voor ons, maar dat hun ‘ons’ nooit iedereen omvat. Dat ze vrouwen alleen beschermen zolang die zich gedragen zoals zij dat willen, en die hun kinderen baren. Dat ze volstrekt niet tegen homoseksualiteit kunnen, en die vooral als wapen inzetten om de ander mee zwart te maken. Dat ze de mond vol hebben van het volk, maar individuele burgers liefst elk recht ontzeggen: dat op vrije meningsuiting als eerste, dat op een open en vrije pers als tweede. Dat ze intern elke vorm van democratie, rekenschap en transparantie aan hun laars lappen.

Er is één belangrijk verschil: we houden de radicale islamisten in het westen redelijk in het oog, en terecht, maar we verwaarlozen de neonazi’s. De ideologen en voorsprekers daarvan krijgen ruim baan in de media, we doen lacherig wanneer verhalen vrijkomen over verontrustende speeches en griezelige contacten, en er ontstaat ophef zodra bekend wordt dat ze worden gemonitord. Al tien jaar geleden waarschuwde de binnenlandse veiligheidsdienst van de VS, Homeland Security, voor het gevaar van extreemrechte terreur. Meteen daarna kwamen Republikeinse senatoren in het geweer: zij eisten dat de monitoring zou worden stopgezet en maatregelen om de dreiging in kaart te brengen, werden opgeven.

Het wordt tijd dat we ons afvragen hoe we radicalisering van onze eigen jongemannen kunnen tegengaan.

[Beeld: Bündnis 90 / Flickr]

Slampampers

PixabayWat we als burgers nog kunnen doen om de klimaatcrisis te dempen, is futiel geworden, schreef ik vorige week. Da’s niet helemaal waar: we kunnen stoppen met vliegen, met dumpkleding kopen, met elke dag vlees eten. We kunnen een boom planten, geen fruit of groente kopen die een half continent moest reizen om hier in een winkel te belanden, kiezen voor openbaar vervoer en fietsen, langer met onze spullen doen, en minder energie verspillen. We kunnen de volgende keer anders stemmen, in de tussentijd onze zorgen publiekelijk uitspreken, milieuorganisaties vaker steunen, en eisen dat politici maatregelen nemen die er werkelijk toe doen.

Helaas lijken politici tegenwoordig kortzichtiger te zijn dan ooit tevoren. Dit is geen tijd waarin iemand van enig politiek gewicht het in zijn hoofd zou halen een plan als de Deltawerken te opperen, terwijl dat toch de schaal is waarop we zullen moeten denken. Maar premier Mark Rutte nodigt liever vijf gele hesjes in het Torentje uit dan dat hij een brede discussie entameert over hoe we als land onze energieconsumptie kunnen beteugelen, schuift het bedrijfsleven liever 2 miljard per jaar aan dividendbelasting toe dan dat hij werk maakt van een CO2-belasting, en luistert aandachtiger naar multinationals dan naar burgers – of hij schoffeert met kabinet en al de rechter, die de staat ook in hoger beroep naleving van het klimaatakkoord oplegde.

Wat een slampampers.

En ik begrijp het niet. Ook politici hebben kinderen, juist politici weten dat we in Nederland al jaren zowat alle klimaatafspraken met voeten treden, ook politici weten dat er de afgelopen weken bijna drie miljoen hectare bos in Siberië in de hens is gevlogen en er overal in de buurt van de Noordpool branden zijn en methaan vrijkomt. Zelfs de bazen van Shell, ExxonMobil, BP en andere grote oliebedrijven weten dat – nee sterker, die wisten veel eerder dan wij burgers, of onze politici, dat zulks te gebeuren stond als we op de oude voet doorgingen.

Hoe kun je dan in ’s hemelsnaam doen alsof klimaatverandering een bui is die wel weer overwaait? Hoe kun je zo je kop in het zand steken, of geloven dat het jou niet zal raken? Hoe kun je zo volharden in je kortzichtigheid en je kortetermijnbeleid?

Ik weiger te geloven dat het politici geen lor kan schelen. Soms denk ik dat ze, ’s nachts, stiekem in hun bedje, bijwijlen even benauwd zijn als u of ik, maar dat die angst in wankel evenwicht gehouden wordt door een andere vrees: die voor de toorn van grote bedrijven, die dreigen met vertrekken of tegenmaatregelen als er beleid komt dat ze niet zint.

Maar toch. Als je nota bene de baas van het IMF aan je kant hebt – Christine Lagarde heeft herhaaldelijk gezegd dat het hoog tijd is om wereldwijd alle subsidies en steun aan fossiele brandstoffen in te trekken, een bedrag dat ze schatte op een slordige 5000 miljard per jaar – dan kun je best een deuk in een pakje boter slaan.

[Foto: Pixabay, via The Moscow Times]