Macht, misbruik, en gezeur

De VPRO had zondag een documentaire over de zogeheten manosphere: de rommelige verzameling van theorieën van mannen over de rol die hen toevalt, nu vrouwen zich meer hebben geëmancipeerd. Dat ‘rommelig’ zeg ik niet voor niets: de ideeën binnen deze manosphere lopen nogal uiteen. Die variëren van mannen die oprecht nadenken over wat ‘mannelijkheid’ tegenwoordig behelst en op zoek zijn naar een herijking daarvan, tot mannen die vooral uit zijn op de bevestiging van hun ‘biologisch gedetermineerde’ dominantie over vrouwen.

Tussen die twee extremen, die in deze manosphere op één hoop worden geveegd, zit zacht gezegd nogal wat verschil – om niet te zeggen: frictie, ruzie en tegengestelde belangen. Nadenken over de vraag of partners over en weer aantrekkelijk voor elkaar blijven wanneer ze huishoudelijke taken en zorgtaken eerlijk verdelen, allebei carrière maken en geen van beiden over zich heen laten lopen, is serieus van een andere orde dan dealen met mannen die vinden dat ze een nieuwe vorm van dominantie moeten vinden en die in al hun vezels geloven dat vrouwen diep in hun hart ‘leiding’ nodig hebben.

Een aantal vragen werd in de documentaire secuur gemeden. Uiteraard is het goed dat mannen leren hun emoties te uiten, maar dat leek vooral neer te komen op schreeuwen, boos worden, je onwrikbaar betonen en dominantie bepalen. Nooit op klein durven zijn, om hulp vragen, steun geven, of solidair zijn. Wat vooral achterwege bleef, was dit cruciale punt: mannen aanpakken die vrouwen systematisch belazerd behandelen.

Geen van de mannen die aan het woord kwam, leek ook maar een seconde te hebben nagedacht over kwesties die hun eigen relatie te boven gingen – een lacune die, zoals elke vrouw ze subiet had kunnen vertellen, maakte dat ze de plank collectief missloegen. Want jij kunt als man privé nog zo’n schat zijn, maar als je negeert (of gewoon niet doorhebt) dat je vriendin of vrouw publiekelijk – op straat, in sociaal verkeer, op het werk, en in verwachtingen en reacties – met een totaal ander pakket moet dealen dan jij, snap je het niet.

Welke man heeft ooit, als-ie het wilde uitmaken met zijn vriendin, gedacht: fuck, als ik haar dat vertel, slaat ze me misschien halfdood? Welke man is ooit bang geweest om op straat door een vrouw van zijn fiets te worden gesleurd en door haar te worden verkracht? Welke man hoort ooit collega’s insinueren dat hij zijn promotie alleen dankt aan zijn lekkere kontje? Welke man breekt zich ooit het hoofd of hij is aangenomen omdat hij man is? (Man-kiest-man is normaal, maar elke aanstelling van een vrouw behoeft uitleg, argumenten en verdediging.)

Welke man ligt ooit wakker van de vraag: als ik laat merken dat ik seks lekker vind, mogen anderen me dan ongeclausuleerd als hoer wegzetten, en is dat een vrijbrief voor mijn verkrachting? Denk daarover na. Pas daarna wordt de manosphere relevant.

[Beeld: MirceaIancu op Pixabay]

Tot tien tellen

‘Hoeveel waren het er ook alweer?’ vroeg ik de goede vriend die mijn halfslachtig ziekbed was komen verlichten. ‘Zeven, toch?’

Hij schudde gedecideerd zijn hoofd: ‘Tien.’ Uit het blote hoofd somde hij er zo vier of vijf op. Die had-ie goed, maar de rest moesten we opzoeken. Toen gingen we zelf tellen.

De veepest: check, meermalen zelfs: van varkens- en vogelpest tot aan de gekkekoeienziekte. Overslaan op mensen is, gezien de grote populaties van mens en dier en hun innige nabijheid gekoppeld aan toenemende mobiliteit, steeds makkelijker. Dus nu zitten we met q-koorts en covid-19.

Water dat bloed werd hadden we nog niet gezien, maar wel tragische, eindeloos veel beelden van bomen en struiken die in een rode vuurzee vuur veranderden: dat telde ook, vonden we eensgezind. Australië dus.

Hadden we de duisternis ook meteen gehad, want het is in delen van Australië door de dikke rookwolken dagen achtereen zo donker geweest, dat het overdag op z’n best permanent schemerde, al is was het er hoogzomer.

Sprinkhanen: makkelijk. Die vreten momenteel half Oost-Afrika kaal: Kenia, Somalië, Zuid-Soedan, Oeganda, Ethiopië. Ze zijn ook in Pakistan neergestreken. China stuurt Pakistan hulptroepen: het land vaardigt honderdduizend eenden af om de insecten op te vreten. Dat zijn biologische wapens die effectiever zijn dan bestrijdingsmiddelen,’ zei onderzoeker Lu Lizhi. Eén eend kan dagelijks circa 200 sprinkhanen op, maakt 20 miljoen sprinkhanen per dag.  Beat that, Monsanto.

Kikkers – bingo. Kikkers zijn het symbool van de neo-fascisten en vast ingrediënt in de memes van alt-right. En extreemrechts zie je tegenwoordig werkelijk overal de kop opsteken, inclusief blonde prinsesjes die de griezels graag willen zoenen.

Verhip. Zaten we al op vijf.

Muggen? Ook makkelijk: die zouden we aanstaande zomer in overmaat zien, gezien de absurd zachte winter waar we nu middenin zaten, en waarin sneeuw en ijzel ingeruild lijken te zijn voor herfststormen. Zes.

Toen werden we melig. De nieuwe sterke man, dat was de moderne versie van de stinkende zweer die zijn etter over iedereen uitbraakt. Blut und Boden, de nadruk op reinheid, de woest kloppende heethoofden, de bleke puisten, de roodgezwollen woede. Zeven.

Steekvliegen, of anders horzels, dat mocht ook. We keken elkaar peinzend aan. Die wisten we niet zo snel en even haalden we opgelucht adem.

Hagel, dan? ‘Nah, niet met dit soort winters,’ zei de vriend, en hij klaarde zienderogen op.

Mij brak het zweet plotseling uit. Ik realiseerde me wat de laatste plaag was: de dood van de eerstgeborenen. ‘Ave, keizer,’ zei ik, ‘lectori salutem.’

Gelukkig was het niets dan een plaagkoortsje.

[Beeld: Wikimedia]

De verkeerde zorgen

Hoe besmettelijk dat nieuwe coronavirus is, vragen we ons af. Moeten we hier in Nederland mondkapjes gaan dagen? Kunnen we nog wel veilig naar godweetwaar reizen? Maar dat zijn voor Nederland de verkeerde vragen – ze spitsen zich toe op het individuele risico besmet te raken. (Mondkapjes dragen heeft echt alleen zin in gebieden waar het virus rondwaart. Ze nu kopen, zorgt vooral dat mensen die ze nodig hebben, ze niet meer kunnen bemachtigen.)

Maar een pandemie gaat niet over individuen. Wie alleen is kan niet besmet raken, noch een ander besmetten. Een pandemie gaat per definitie over groepen mensen en hun onderlinge verkeer. Over collectieven en subsets, over hun onderlinge verhouding, over hun conditie voordat het virus uitbrak, over alledaagse toegang tot zorg, over voedselvoorziening, over humanitaire bejegening. En juist daar hebben we het weinig over.

Wie meldt zich ziek in een dictatuur? De kans dat je gevangengezet wordt, is groter dan de kans dat je een ziekenhuisbed en zorg krijgt. Wie meldt zich ziek in een vluchtelingenkamp? Daar zijn veel mensen systematisch verzwakt en ondervoed, daar zijn geen dokters, medicijnen of hospitalen. Wie meldt zich ziek als daarna straf dreigt? Wie meldt een zieke medepassagier op een schip, trein of vliegtuig als daarna niemand het voertuig mag verlaten, wat vooral het risico voor alle andere inzittenden ernstig vergroot?

We gedragen ons nog of we de ziekte kunnen stoppen. Daarvoor lijkt het te laat. Beter zou zijn te gaan nadenken over inperking: hoe kunnen we een pandemie remmen of vertragen. Dat betekent voorlopig: niet meer als haringen in een ton reizen, grote evenementen afgelasten, en bespreken hoe je groepsquarantaine het beste kunt aanpakken, zonder de geïsoleerde groep extra in gevaar te brengen.

Een stad of dorp stilleggen en afsluiten kan wellicht in China, maar lukt je niet in Italië – of in de Randstad. Hoe houd je de bevoorrading van zo’n stad op peil? En we moeten nadenken hoe we de zorg kunnen organiseren: een op de tien besmette mensen moet worden opgenomen. Hoe deel je informatie, terwijl je tegelijkertijd paniek voorkomt en desinformatie bestrijdt?

‘Burgers wordt niet verteld hoe ze zich kunnen voorbereiden op een pandemie. In plaats daarvan wordt hun voorgehouden dat de overheid het virus wel buiten de deur zal houden,’ schreef de Australische viroloog Ian Mackay dit weekend.

De vorige pandemie, de Spaanse griep, kon zo huishouden omdat mensen op een kluitje zaten (hij reisde mee met de Amerikaanse mariniers die over de oceaan stoomden), mensen ernstig verzwakt waren en troepen soldaten van land naar land werden verscheept (want Wereldoorlog). Naar schatting stierf eentiende van de wereldbevolking aan deze griep.

Ik houd mijn hart vast voor de mensen in vluchtelingenkampen. Dat zijn de beste verspreidingshaarden die je je als virus kunt wensen: ondervoede mensen zonder zorg, als haringen in een ton opeen gepakt.

[Beeld: pixabay]

Met spionage leer je veel, maar kun je weinig

Vittorio Reggianini: EavesdroppingHet was volgens de CIA zelf de ‘inlichtingencoup van de eeuw’: West-Duitsland (de BRD) en de VS waren de geheime eigenaren van een Zwitsers bedrijf, Crypto AG, opgericht in 1952. Crypto AG verkocht overheden machines waarmee berichten konden worden versleuteld. Ze bouwden een achterdeur in. Zo aten de VS en de BRD van twee walletjes: ze verdienden goud geld aan de machines, die aan bijna 130 staten werden verkocht; én ze konden op hun gemak de veilig gewaande communicatie van vriend en vijand doorspitten.

West-Duitsland en de VS lazen berichten mee over de militaire coup in Chili tegen Salvador Allende, over de grootschalige mensenrechtenschendingen in Argentinië onder Jorge Videla, over de gijzeling van VS-diplomaten in de Amerikaanse ambassade in Teheran, en de vredesbesprekingen tussen Israël en Egypte in Camp David, onder leiding van Jimmy Carter.

Het verhaal kwam afgelopen week naar buiten. Maar dat was niet voor het eerst: in 1986 meldde Ronald Reagan, indertijd de Amerikaanse president, dat de VS diplomatiek verkeer van Libië had onderschept en zo met zekerheid wist dat Moammar Gaddafi achter de bomaanslag op een Berlijnse disco had gezeten. Al snel werd de betrouwbaarheid van Crypto AG in twijfel getrokken.

In 1998 schreef journalist Wayne Madsen een exposé over Crypto AG, en vroeg zich daarin openlijk af of het bedrijf ‘de Trojaanse hoer van de NSA’ was. En in 2004 publiceerde veiligheidsexpert Bruce Schneier een artikel waarin hij alle geruchten over Crypto AG inventariseerde, en memoreerde dat Iran vrijwel zeker wist dat hun communicatie werd afgeluisterd, en zelfs een medewerker van Crypto AG oppakte.

Schneider beschreef toen al het dilemma dat inherent is aan zulke praktijken: met dergelijke spionage leer je weliswaar een heleboel, maar in de praktijk kun je er vervolgens bitter weinig mee aanvangen, want dan verraad je jezelf. ‘Zouden de Iraniërs ooit achterhalen dat de NSA hun diplomatieke berichten konden lezen, dan zouden ze de onbetrouwbaar gebleken encryptiemachines terzijde schuiven, en zou de stroom van Iraanse geheimen subiet opdrogen.

Het grote geheim dat de NSA de Iraanse geheime communicatie kon lezen, oversteeg het belang van enig specifiek geheim waarin de NSA op die manier inzage wist te verkrijgen.’ Erger: op zeker moment weet je als afluisterende inlichtingendienst niet eens meer of wat je leest authentieke berichten zijn, dan wel valse berichten die doelbewust worden opgedist teneinde je om de tuin te leiden.

Geen wonder dat de Verenigde Staten zich momenteel buitengewoon druk maken over de mogelijkheid dat het Chinese Huawei, dat de infrastructuur voor het mobiele 5G-netwerk levert, daarin achterdeurtjes zal inbouwen. De VS zetten hun bondgenoten onder grote druk niet met Huawei in zee te gaan. Best begrijpelijk. De VS weten als geen ander hoeveel geheimen je in de schoot vallen wanneer je eigen inlichtingendienst zich in andermens’ communicatiestructuur weet te nestelen.

[Beeld: fragment uit Vittorio Reggianini, Eavesdropping, 19e eeuw]

Pling! Opgepakt. Pling! Afgevoerd.

Driekwart jaar geleden mocht ik een namenlijst bekijken. Een lange: hij omvatte volgens de opstellers ruim 4500 mensen en hun laatst bekende huisadres. Ik bladerde, las hier en daar een paar regels, bladerde dan verder. Ik herkende wat namen. Hij natuurlijk, en ja, hij ook, dat was te verwachten, en och, was dat zijn officiële voornaam?

Viereneenhalfduizend namen: dat zijn er veel. De lijst was niet uitgeprint, hij was ouderwets getypt. Ergens in mijn hoofd klonk de vrolijke pling die typemachines maakten wanneer ze het einde van de regel naderden. Tijd om de hendel over te halen en aan de volgende regel te beginnen.

Ik zat in een prachtige stijlkamer in het Stadsarchief en sloeg nog een bladzijde van de lijst om. ‘Kijk,’ zei de stadsarchivaris, ‘deze brief hoort erbij.’ De brief was van 16 januari 1941 en was auf Deutsch. De commissaris der politie van Amsterdam deelde de Sicherheitspolizei mee dat het een grotere klus was geweest dan verwacht, en er waren natuurlijk feestdagen geweest en ziek personeel, maar hier was dan toch alvast de sectie A tot en met L van ‘homosexueelen, die in mijne administratie voorkomen’ en dat hij zijn best zou doen de rest nog voor het eind van de week op te sturen.

In ’t Hooge Nest schrijft Roxane van Iperen: ‘In België wordt 30 procent van de gemeenschap naar concentratiekampen gedeporteerd. In Frankrijk 25 procent. Nederland voert binnen zesentwintig maanden 76 procent van haar joodse gemeenschap af.’ Dat kwam dus door lijsten als deze. Nederland had haar administratie keurig op orde. En op deze lijst stonden alle bekende en vermeende Amsterdamse homoseksuelen geboekstaafd, compleet met hun adres.

Pling! Opgepakt. Pling! Afgevoerd. Pling! Ondergedoken. Pling!

Natuurlijk waren deze lijsten nooit met dat doel aangelegd. Maar homoseksuele gedragingen waren verboden, dus wie op die grond veroordeeld was werd vanzelfsprekend ergens genoteerd, en dan was het ook wel handig om bij te houden wie van zulk gedrag verdacht werd, en ja, dan stopte je natuurlijk al die namen bij elkaar, anders kon je nooit iemand terugvinden wanneer het erop aankwam.

Dus toen de Duitsers een kopie wilden, was het eigenlijk slechts een kwestie van alles keurig overtypen en ieders laatst bekende woonadressen in de gemeentelijke administratie opzoeken en erbij zetten. (Je mag innig hopen dat het administratief personeel links en rechts allerlei namen uit de kopie voor de Sicherheitspolizei wiste, of per ongeluk expres fouten maakte in de o zo zakelijke opsommingen.)

De brief is nu bijna tachtig jaar oud. Maar zulke lijsten maken we nog steeds, ook van mensen die alleen maar ‘verdacht’ worden van iets, en tegenwoordig doen we dat geautomatiseerd, met handige algoritmen.

Ik was blij toen de rechter vorige week het gebruik van Syri verbood: het belang van fraudeopsporing woog niet op tegen de inbreuk op het privéleven die het systeem pleegde.

[Beeld: fragment van de Nederlandse versie van de brief.]

Goudlokje en de pandemie

pomponsAls virus moet je flink schipperen. Je overleving hangt af van passen en meten. Ben je heel besmettelijk, dan raak je snel door je gastheren en -dames heen; je kunt jezelf dan al snel niet verder verplaatsen, en dus niet vermenigvuldigen. Ben je heel gevaarlijk, zoals ebola of marburg, dan leg je je eigen voedingsbodem binnen de kortste keren om en roei je uiteindelijk ook jezelf uit, plus dat iedereen die je ongenode bezoek heeft overleefd, voortaan immuun is.

De Spaanse griep was zo’n heftig virus. Die woedde ongeveer twee jaar – van begin 1918 tot eind 1919 – en besmette naar schatting een half miljard mensen (indertijd eenvijfde van de wereldbevolking), waarvan er 20 tot 100 miljoen doodgingen. Vrij plotseling was het over; wie toen nog leefde, was immuun.

Het is net Goudlokje die inbrak in het huis van de drie beren: de pap die ze daar jat, wil ze niet te heet en niet te koud hebben, maar zo net ertussenin; het bed waarin ze zich wurmt, niet te klein en niet te groot, maar zo net ertussenin.

Veel virussen stappen van dieren naar mensen over, vaak met behulp van een tussenstop. Het hendra-virus dat in 1993 in Australië woedde, was afkomstig van de vleerhond (flying foxes, een groot soort vleermuis). De vleerhonden konden goed met het virus leven. Zo niet de paarden die met hun pies of poep in aanraking kwamen. Van de zieke paarden sneuvelde driekwart. Via hen kwam het virus bij mensen terecht; onder mensen leidde besmetting in bijna tweederde van de gevallen tot de dood.

Intussen doen wij mensen erg ons best het virussen naar de zin te maken, en een passend bedje voor ze te spreiden. Vroeger moesten ze het doen met rondtrekkende mensen, die meestal niet harder gingen dan een paard kon rennen; tegenwoordig kunnen virussen met onze hulp de TGV of het vliegtuig nemen, en zijn ze in een wip in een ander werelddeel. Ook virussen kunnen nu shoppen: bevalt het ons hier, of daar toch beter?

Door onze oprukkende steden en landbouw perken we de habitat van dieren gaandeweg in. Dat zorgt ervoor dat wijzelf dichterbij hun enclaves komen te wonen, of zij verplicht in onze buurt belanden: als wij het gebied inpikken waar een diersoort foerageerde, trekken ook zij naar de steden. Dat bevordert de overdracht van virussen van soort naar soort naar mens. En passant roeien we tal van natuurlijke vijanden van diersoorten uit: als de aantallen kleine knaagdieren niet langer door vossen, uilen, wezels, haviken en wat dies meer zij op peil worden gehouden, nemen hun aantallen toe – en zo ook het reservoir voor mutaties van de virussen die zij bij zich dragen.

Vandaar dat virologen denken dat een nieuwe pandemie al met al niet lang kan uitblijven: we doen immers als soort onze uiterste best de rode loper voor Goudlokje uit te rollen, en bieden haar keuzes en kansen over. Deze pap te heet voor je, liefje? Probeer deze dan eens! Deze pap te koud? Ach, dan warmen we ’m toch voor je op?

[Beeld: fragment van pompons, via PublicDomainPictures]

Dieven met dieven vangen

The New York Times publiceerde afgelopen weekend een lang artikel over Clearview AI. De oprichter, de Australiër Hoan Ton-That, zocht al langer naar een klapper maar was niet verder gekomen dan een app waarmee je selfies van een Trump-kapsel kon voorzien. Ton-That maakte ook een site waar je al je vrienden videolinks kon sturen; moest je wel even al je contacten uit je chatprogramma’s met de site delen.

Toen volgende een lumineus idee. Ton-That verdiepte zich in kunstmatige intelligentie en algoritmes, leerde hoe je sites kon leegtrekken (scrapen), en verzamelde wat startkapitaal. Hij bouwde een programma dat overal foto’s jatte en die opsloeg in een database, waarbij elke foto werd voorzien van de naam van de geportretteerde, plus de locatie, plaats en tijd van de opname. Ton-That verzamelde een fikse stapel, en liet er gezichtsherkenning op los.

Lang wist-ie niet wat ermee kon aanvangen. Toen wist hij Peter Thiel voor zijn project te interesseren. Thiel is de extreemrechtse mede-oprichter van Paypal, een van de eerste investeerders in Facebook, en de oprichter van Palantir, die veel opsporingssoftware maakt voor de CIA, en voor banken plus andere financiële dienstverleners.

Na wat vallen en opstaan wist Ton-That een paar politiediensten in de Verenigde Staten te interesseren, meestal via iemand die hij eerst zelf had gescout. Inmiddels beschikte hij over een database met 3 miljard gezichten. Hij vroeg zo’n detective om een paar foto’s van mensen die ze zochten, wist hem te imponeren met de resultaten, de diender pleitte bij de baas, en hoppa, weer een klant. Inmiddels doet Clearview zaken met lokale politiediensten, de FBI en Homeland Security.

Het klinkt als een succesverhaal, maar er zijn een paar probleempjes. De software van Clearview is nooit getest door een onafhankelijke instantie die de werking ervan onderzoekt, en bijvoorbeeld controleert hoeveel vals-positieven het programma genereert. Ook heeft de politie in de VS amper regels over het inzetten van gezichtsherkenning, zeker niet via derden; in steeds meer Amerikaanse steden en staten raakt gezichtsherkenning juist zeer omstreden. Maar Clearview opereert onder de radar, onder meer omdat er geen sprake is van openbare aanbesteding.

Erger: Clearview blijkt te kunnen meekijken met de zoekopdrachten, en die in specifieke gevallen zelf te manipuleren, zoals de journalist van de NY Times ontdekte. Vanwege het ontbreken van elke vorm van audit is tevens volslagen onduidelijk hoe secuur al die toch tamelijk kwetsbare data zijn opgeslagen.

Voorts mogen de politiediensten foto’s van verdachten niet naar derden sturen om die te verwerken, en mag Clearview die al helemaal niet aan zijn database toevoegen (wat het wel doet). Het ergste: Clearview heeft zijn aanvankelijke database van 3 miljard portretten simpelweg gejat. De politiediensten die Clearview gebruiken, maken zich derhalve schuldig aan heling.

Update, 9 februari: Afgelopen week werd bekend dat zowel LinkedIn als Facebook hebben geëist dat Clearview AI stopt met het stelen en opslaan van foto’s van hun gebruikers.

[Beeld: teguhjatipras, Wikimedia]

De beerput

In Buitenhof zei minister Wopke Hoekstra dit weekend dat er ‘geen aanwijzingen zijn’ dat ambtenaren bij de Belastingdienst strafbare feiten hebben gepleegd in de toeslagenaffaire. Me dunkt dat daar, voor je zoiets zegt, eerst onderzoek naar mag worden ingesteld – liefst degelijker onderzoek dan de gedupeerde burgers ten deel is gevallen.

Er was sprake van een team dat zich een ‘licence to disturb’ aanmat, men sprak over ‘Afpakjesavond’ en er opereerde een ‘duo Pek en Veren’ – informatie die de ambtenaren stilletjes weglakten toen ze via de Wob werden gedwongen inzage te geven in hun werkwijze.

Burgers wie de toeslag werd ontnomen, kregen geen antwoord op verzoeken om informatie, en hun brieven werden genegeerd. Al in 2017 adviseerde de Nationale Ombudsman dringend om over te gaan tot compensatie van deze burgers, maar dat advies werd genegeerd. De Belastingdienst hield informatie die beschuldigde burgers ontlastte, in rechtszaken achter. Er was sprake van etnisch profileren: tegen alle regels in gebruikte de Belastingdienst informatie over een tweede nationaliteit bij haar naspeuringen.

Ambtenaren pakten burgers aan van wie ze wisten dat zij onschuldig waren. De Belastingdienst gebruikte zelfs nepbewijs tegen het gastouderbureau in Eindhoven. Topambtenaren gaven hun medewerkers ruim baan bij hun onrechtmatige aanpak. De Kamer werd verkeerd voorgelicht, de staatsecretaris voorgelogen, enfin – het trieste relaas is na te lezen bij Trouw en RTL Nieuws, de twee media die maanden achtereen in de affaire hebben gespit en die samen wisten te voorkomen dat deze beerput een doofput werd.

Aanwijzingen voor strafbare feiten zijn er volop, minister Hoekstra, en ruimschoots meer dan aanwijzingen.

Ook medewerkers van de Belastingdienst zelf zijn die mening toegedaan. RTL Nieuws en Trouw meldden al eind november dat veel medewerkers om vergaande stappen vroegen; ze hoopten op disciplinaire maatregelen en wilden zelfs dat de Rijksrecherche onderzoek zou doen. Veel ambtenaren trokken immers intern aan de bel, maar werden van hogerhand afgepoeierd.

Wil minister Hoekstra het vertrouwen in de Belastingdienst werkelijk herstellen, dan is het aanstellen van twee vertrouwenslieden beslist onvoldoende, helpt het opdelen van de dienst geen sikkepit en is ‘politieke verantwoordelijkheid nemen’ een dooddoener van de bovenste plank. Want een dienst die dergelijk wangedrag zo lang en zo systematisch in de doofpot stopte en die wangedrag intern toedekte, moet grondig worden doorgelicht – er zit niets anders op. Het beleid heeft mensenlevens ontwricht, en de ambtenaren die het schip trachtten te keren, zijn genegeerd. Dat is geen basis om een kentering in gang te zetten.

Werkelijk verantwoordelijkheid nemen, minister Hoekstra, betekent dat de misdragingen binnen het ambtenarencorps terdege worden onderzocht. En dan zijn we het aan de rechtstaat verplicht om deze verdachten beter te behandelen dan zijzelf deden.

In de hens

De branden in Australië woeden nu al drie maanden. Ze begonnen vroeger in het seizoen, zijn breder verspreid en feller dan ooit – bij elkaar is er nu al 6 miljoen hectare grondgebied verbrand. Er is amper hoop dat ze kunnen worden geblust. Alle inspanningen spitsen zich nu toe op ‘containment’, de hoop dat verdere verspreiding kan worden beperkt. Tot nu toe komt daar bitter weinig van terecht: de branden blijven woekeren en zich uitbreiden.

Het helpt niet dat de vuurzee een eigen dynamiek ontwikkelt, die verdere branden bevorderen. Australië is droog als nooit tevoren (want klimaatverandering) en kampt al jaren met dagelijkse zomerse temperaturen van 40 graden en meer. De branden voeren de temperatuur op en veroorzaken hete wervelwinden, die het vuur verder verspreiden. Inmiddels zijn alleen al in New South Wales een half miljard dieren door het vuur verzengd. Hoeveel dieren later zullen sterven omdat hun habitat in de vlammenzee is verdwenen, kan niemand zeggen.

Intussen weigert de Australische regering de klimaatcrisis serieus te nemen. Kabinetslid McCormack weet de vuurzee twee weken geleden openlijk aan ‘brandstichting’ en ‘zelfontbrandende mest’. Volgens minister-president Scott Morrison is er ‘geen reden’ voor paniek, zijn de eerder overeengekomen afspraken voor de reductie van CO2-emissies picobello in orde, en ligt hun klimaatbeleid keurig op koers. Ondertussen teert Australië volop op de export van kolen, stoot die industrie lokaal meer CO2 uit dan alle andere industrieën bij elkaar, en wilde Morrison komende week naar India reizen om daar de export van Australische kolen te promoten. (Hij ‘beraadt’ zich momenteel of dat bezoek nog wel zo verstandig is.)

Inmiddels staan langs de Australische kusten duizenden door het vuur opgedreven burgers, maskertjes op hun gezicht gedrukt, beroofd van hun bezittingen, te hopen dat ze door de kustwacht worden opgehaald. Waar ze naartoe moeten..?

Een pijler van het Australische beleid is dat werklozen verplicht zijn vrijwilligerswerk te doen, om hun bijstand ‘waard’ te zijn. Daarnaast is de Australische brandweer al jaren object van neoliberaal beleid, en is er fors op hen bezuinigd. Het netto-effect? Momenteel bestaat 90 procent van de Australische brandweercorpsen uit vrijwilligers. Zij blussen al die vuren, of tenminste: ze proberen dat, naar hun beste kunnen, vaak met gevaar voor eigen leven.

Sommige vrijwilligers met een baan krijgen na veel gedoe nu een compensatie. But here’s the catch: dat geldt niet voor de vrijwilligers met een uitkering. Zij krijgen nu van overheidswege op hun donder. Dat ze ver van huis een beetje de boel staan te blussen en het land willen redden is leuk, maar dat ze daardoor niet aan hun voorgeschreven sollicitatieplicht voldoen, wordt ze zwaar aangerekend. Hun uitkering wordt derhalve geregeld opgeschort. Het land redden doe je maar je in je vrije tijd, en op eigen kosten.

[Beeld: Ninian Reid, Flickr]

Welgemoed het nieuwe jaar in

Laten we voor 2020 een paar richtlijnen afspreken om ieders dagelijks leven, de staat van het publieke debat plus het politieke vertoog draaglijk te maken – en dat zo hopelijk te verbeteren.

Een. Aan cynisme heeft niemand iets. Je klinkt er weliswaar slim door, maar het is de dood in de pot. Je stelt zo vooral je eigen mening voorop en getuigt van dedain jegens anderen, terwijl luisteren stukken verstandiger is, en de ander serieus nemen altijd onontbeerlijk is.

Twee. Laten we ophouden te denken dat alles twee kanten heeft: dat is niet zo. Terwijl je serieus kunt debatteren welk beleid helpt om de klimaatcrisis tegen te gaan (maar we juist dat akelig weinig doen), is ontkennen dat we met een klimaatcrisis kampen, allang geen zinvol uitgangspunt meer. Een flink deel van Australië staat al maanden in de hens, de temperaturen stijgen overal, het Poolijs kalft harder af dan verwacht, de CO2-uitstoot blijft wereldwijd toenemen. Onder wetenschappers is het debat allang beslecht: wij mensen zijn hier verantwoordelijk voor.

Wie dan toch mensen aan het woord laat die de klimaatcrisis ontkennen, kan zich niet beroepen op evenwicht, of op neutraliteit. Waarom zou je mensen het woord geven die zich op kwakwetenschap beroepen? Als 99 procent van de wetenschappers het na een vrij rigoureus debat eens zijn, vormt die afwijkende 1 procent geen representatieve stem.

Drie. Evenzo zijn ‘beschaafde’ debatten met mensen (of partijen) die anderen hun grondrechten willen ontzeggen geen teken van evenwichtige journalistiek, slechts van fnuikende kortzichtigheid en valse uitgangspunten. De aarde is niet plat, vrouwen zijn heus mensen, racisme is geen ‘mening’ die debat verdient, en ja: nadenken is lastig.

Maar de status quo overdenken doe je niet door de standpunten van de oude garde permanent centraal te stellen. Het geweeklaag van mensen die op hun staart zijn getrapt als uitgangspunt nemen – ‘Hoe moet ik een vrouw anders versieren dan door me aan haar op te dringen?’, ‘Zwarte Piet is gewoon een onschuldige traditie’, ‘Als een trans onze wc in mag, voel ik me daar niet langer veilig’ – komt neer op de vooroordelen van diezelfde oude garde vrij baan geven.

Vier. Laten we ophouden te beweren dat we geen geld hebben voor zinnig beleid. Nederland is een van de rijkste landen ter wereld en heeft momenteel een gigantisch betalingsoverschot. Ondertussen stijgen de lonen amper en doet de regering alsof ze haar begroting slechts met grote moeite rond kan krijgen. Ze kortwiekt uitkeringen, snijdt in sociale advocatuur, knevelt woningcorporaties met zware verhuurdersheffingen, en legt elk beroep van burgers op een ontheffing of toeslag onder een vergrootglas.

Maar ondertussen betalen multinationals als Unilever en Shell vrijwel geen belasting, terwijl de kosten van hun bedrijfsvoering wel hoofdelijk naar alle burgers worden omgeslagen. Laten we afspreken dat elk bedrijf dat hier opereert, voortaan het volle pond aan belastingen betaalt – of anders het recht ontbeert zich te beroepen op onze nationale faciliteiten.

[Beeld: Pixabay]