Pensioenfondsen veroorzaken woningnood

De VPRO zond vorige week Push uit, een knap gemaakte documentaire over stijgende woningprijzen en de nieuwe woningnood. Da’s gentrificatie, denken we vaak. ‘Wás dat het maar,’ verzucht hoogleraar Saskia Sassen. ‘De huizenmarkt gaat tegenwoordig vooral over beleggen. Panden zijn activa geworden.’ Bewoners doen er niet meer toe. In Toronto zijn de woningprijzen de afgelopen dertig jaar met 425 procent gestegen, terwijl het gemiddelde gezinsinkomen in die periode maar met 133 procent groeide.

VN-rapporteur woningrecht Leilani Farha gidst ons door een aantal grote steden: Toronto, Valparaiso, Londen, Barcelona, Uppsala, New York, Milaan, en ziet steeds hetzelfde verhaal: panden en flats worden opgekocht en gerenoveerd, vervolgens kunnen de buurtbewoners de huur niet meer opbrengen en moeten ze de stad verlaten, want ook andere wijken zijn te duur geworden. Mensen met lage inkomens zitten volledig klem, maar ook de middenklasse kan een huis in de stad nog amper betalen. Voor wie is de stad dan nog? Waar moeten al die mensen wonen die een stad overeind houden – leraren, verplegers, winkelpersoneel, politiemensen, bediening, chauffeurs, bouwers, schoonmakers en ambtenaren?

Er wordt zelfs gekocht voor de verkoop: dure appartementen zijn bedoeld om erin te beleggen, en gaan van hand tot hand. (Gisteren meldde Het Parool hoe de penthouses van de Pontsteiger telkens verkocht worden, en maar duurder blijven worden.) Veel panden worden opgekocht door buitenlandse investeerders; in Londen staat circa 80 procent van hun vastgoed leeg. Handig, want dan kun je sneller op de markt reageren.  Sassen: Die lege flats zijn hard aan het werk. Ze staan geld te verdienen.’

Grootinvesteerders kopen pand na pand op, renoveren, en verhogen de prijs met 50 procent. Blackstone, een van de grootste investeerders, kwam in 2014 op de Zweedse markt en is nu de grootste particuliere eigenaar van woningen die eerder een lage huur hadden. De oorspronkelijke bewoners kunnen er niet meer terecht. Blackstone zelf is inmiddels de grootste vastgoedfirma ter wereld. Maar in de woningen zelf – laat staan de bewoners ervan – zijn ze niet geïnteresseerd.

De waarde van al dat vastgoed van investeerders bedroeg, toen Push werd gemaakt, 217 biljoen dollar: aanzienlijk meer dan het bnp van alle landen ter wereld samen. Als VN-rapporteur Farha zich in Blackstone verdiept, ontdekt ze dat het zich specialiseert in het beleggen van andermens’ vermogen, met name dat van pensioenfondsen. De pensioenfondsen willen hun kapitaal laten groeien, om ook in de toekomst pensioenen uit te kunnen keren.

En zo wordt je huis opgekocht door een investeringsbedrijf dat de huur verhoogt of je je huis uit pest om er luxeappartementen te zetten, die je niet kunt betalen. Zo schepen pensioenfondsen woningnood en pest je eigen oudedagsverzeraar je via hun vermogensbeheerders je eigen huis uit.

[Beeld: Afbraak woningen Wijttenbachstraat 1969, Eric Koch / Anefo,  Creative Commons CC0]

Wat we niet kunnen missen

Gelukkig heeft het kabinet vorige week besloten ook het openbaar vervoer te steunen: voor de NS en de andere OV-bedrijven (stads- en streekvervoer) trekt het tot eind dit jaar 1,5 miljard uit. De noodsteun voor de KLM is aanzienlijk rianter: zij kan rekenen op een garantstelling van 2 tot 4 miljard, die – zoveel is nu al duidelijk – geheel opgesoupeerd zal worden, en zelfs dan is lang niet zeker of ze de coronacrisis zal overleven.

De afweging komt me scheef voor. Van bussen, trams, metro’s, pontjes en treinen zijn aanzienlijk meer mensen voor hun dagelijks leven afhankelijk dan van het vliegtuig. Zou het openbaar vervoer sterk inkrimpen, dan kunnen miljoenen mensen niet langer naar school, werk, familie of sport: het is cruciale infrastructuur. (Vergeet ook de werkgelegenheid niet; alleen al de NS heeft 20 duizend mensen in dienst.)

We kunnen niet zonder goed openbaar vervoer. Het alternatief, overigens lang niet voor iedereen betaalbaar of doenlijk, is de auto – een notoir vervuilende manier van vervoer. Auto’s nemen bovendien akelig veel ruimte in beslag, zowel qua wegennet als met de parkeerplaatsen voor al die eigen wagens, die meestal maar een paar uur per dag worden gebruikt, en de rest van de tijd glimmend staan te niksen.

Slecht OV is een enorme aanjager van autobezit. Nadat corona uitbrak en dienstregelingen door het hele land werden geminimaliseerd, nam de verkoop van tweedehands auto’s op slag enorm toe; branchevereniging Bovag jubelde vorige week in een persbericht dat er in geen  jaren in de meimaand zoveel occasions waren verkocht als nu: dik 111 duizend. Tel uit je milieuwinst: we moesten de auto toch juist uit?

Er zijn meer opmerkelijke afwegingen gemaakt. Er gaan via de NOW-regeling miljoenen naar Booking, een in essentie parasitair bedrijf dat geld afroomt van hotels en kleine verhuurders, dat bovendien tussen 2010 en 2018 via een taks ruling 1,8 miljard van de Nederlandse staat cadeau kreeg, en dat sinds 2018 voor 14 miljard eigen aandelen heeft opgekocht. Het bedrijf strijkt zijn winsten zelf op maar wentelt zijn kosten steevast op de belastingbetalers af.

Intussen laten we de kunst- en cultuursector domweg instorten. Die moet het doen met een schamele 300 miljoen, waarvan bovendien het meeste naar de zalen gaat, niet naar de mensen die er optreden; artiesten krijgen een uitkering op bijstandsniveau. Reken maar dat het meer tijd kost om een nieuw gezelschap als Scapino op te bouwen, of een levendige cultuur van theatergezelschappen, performers en entertainers tot bloei te brengen, dan om nieuwe parasieten als Booking te vinden.

Behalve geld uitdelen zou de overheid her en der ook flink mogen afromen. Meer winstbelasting voor bedrijven, minder belasting op arbeid; minder btw op gebruiksgoederen; en vooral: belastingontwijking stoppen. Bij crisis hoort ook de herverdeling van middelen, opdat we in stand houden wat we niet kunnen missen.

[Beeld: Geld groeit, PublicDomainPictures]

Rot als een mispel

‘Hou op tegen demonstranten te zeggen dat ze vreedzaam moeten betogen. Vertel de politie dat ze terughoudend moeten zijn,’ schreef iemand op Twitter. De Amerikaanse agenten, gehuld in uitrustingen waarop de gemiddelde Nederlandse soldaat in oorlogsgebied jaloers kan zijn, hielden enorm huis. Zelfs in de dagen dat ik aan de buis gekluisterd de Arabische Lente volgde, in 2011, heb ik niet zoveel politiegeweld gezien. Gistermiddag waren er al honderd incidenten vastgelegd waarin de politie de pers te lijf ging, meestal doelgericht: er werd met rubberen kogels op hen geschoten, ze werden omver geslagen, ze werden gearresteerd.

En dat was godbetere de pers.

Hoe erg moet het eraan zijn toegegaan bij de protesteerders? Er waren beelden van zwarte mensen die met grof geweld uit hun auto werden gesleurd, nadat een politieman eerst hun banden had lek gestoken. Van politiewagens die op mensenmassa’s inreden. Van knielende mensen waar de politie op afstormde. Van vluchtende mensen die in de rug werden aangevallen. Mensen die rustig ergens stonden en omver werden geschopt. Een dozijn agenten die met hun vuisten op iemand inbeukten. Iemand die door een agent tegen de trottoirband werd getrapt. Allemaal mensen die niets anders deden dan ergens staan. Het geweld van de politie was excessief.

Ik zag verslaggevers die moeite hadden hun tranen te bedwingen, en agenten die openlijk het neonazi-handgebaar maakten. Maar ook: rijen witte demonstranten die zich doelbewust als een beschermende schil om hun zwarte kompanen opstelden. Politiecommissarissen die op straat naast de demonstranten knielden. Agenten die hun collega’s trachtten te bedwingen.

Alleen: dit is geen kwestie meer van rotte appels. Dit is een korps dat zelf verrot is geraakt, en waar wangedrag noch corruptie wordt bestraft – waar de gave appels het pleit verliezen. De rotte exemplaren worden daarbij aangespoord door een nog verrotter president, die ze een vrijbrief geeft, en tegen de gouverneurs roept dat opstandige burgers moeten worden ‘gedomineerd’, op een toon alsof hij het over een roedel weerspannige honden heeft.

Racisme is dodelijk. Er sterven aan de lopende band zwarte mensen door politiegeweld. De pandemie treft daarnaast zwarte mensen meer dan witte, deels omdat zij, in de vitale beroepen, de boel op gang houden of niet het soort chique baan hebben waarbij je thuis kunt werken. Ook zijn zwarte mensen nog meer dan witte uitgesloten van gezondheidszorg. En de economische crisis treft hen harder dan witte mensen.

Maar vooral: omdat het racisme is – de gedachte dat zwarte mensen er minder toe doen dan witte, en zij minder rechten hebben dan ‘wij’.

Dat was waar Arnon Grunberg zich tegen verzette in zijn toespraak bij de Dodenherdenking. Dat is waar Kick Out Zwarte Piet zich druk over maakt. Dat is waar Mitch Hendriquez aan overleed. Dat is waarom vooral ‘niet witte’ families door de Belastingdienst werden getrackt  – racisme.

Meisje achter de schutting

Ze weet steeds minder, daardoor wennen de dingen hopelijk makkelijker. Wat er vanmorgen is gebeurd, is ’s middags al weggezakt in een onbereikbaar ver verleden. Soms lijkt ze een eend met een dik verenpak, waar alles ongemerkt vanaf glijdt: water, blijdschap, opluchting, verdriet. Ze kan plotseling snikken en twee minuten later zit ze star voor zich uit te kijken, of zakt ze zoetjes terug in slaap. Je weet niet of het verdriet was, of dat haar lichaam een manier zocht om spanning te ontladen, nu ze verder schier bewegingsloos is. Ik hoop altijd dat zo’n snik weinig anders is dan een boertje: een ontsnapte oprisping.

Al een week voordat de verpleegtehuizen verplicht op slot gingen, besloten ze bij haar de boel dicht te gooien. Dat vonden mijn vader en ik pijnlijk, maar verstandig. Je kunt zo’n afdeling vol dwalende en soms dwarse demente mensen niet aan de anderhalve meter afstand houden, en als er één ziek wordt, vallen ze geheid allemaal om. Mijn vader was benauwd dat ze hem dan over een paar weken niet meer zou herkennen, maar hij zit in haar hart gegrift, hem vergeet ze nooit.

Nu staat hij al bijna anderhalve maand elke middag bij de schutting die het terras achter haar afdeling omzoomt. Hij kan net over de omheining kijken. Hij waarschuwt de verpleging als hij er staat, dan rijden ze zijn lief naar buiten. Als ze hem ziet, klaart haar gezicht bij toverslag op. ‘Dag meisje,’ zegt mijn vader. ‘Dag man van me,’ zegt mijn moeder dan, trekt een halve glimlach (haar andere mondhoek wil niet meer meedoen) en sukkelt weer in slaap.

Er valt weinig te converseren. Ze praat te zacht en er komen geen zinnen meer uit haar mond, alleen losse woorden en flarden. Maar ‘man van me’ – dat weet ze nog. Sommige dingen vergeet je nooit, zelfs niet als je hersenen bijna zijn verdwenen. Zulke woorden huizen niet in je brein, maar in je zintuigen en al je vezels.

Er valt weinig te zeggen. Ze reageert amper. Soms zegt mijn vader vier keer hetzelfde, om de tijd te vullen. Daar merkt ze toch niets van: haar kortetermijngeheugen is immers erg kort. En ze is blij als hij iets tegen haar zegt, zelfs al wordt ze er niet altijd wakker van, want aandacht – dat merkt ze wel. Na vijf minuten gaat mijn vader weer weg. ‘Tot morgen, meisje.’

Ze wordt opperbest verzorgd. De verpleging föhnt haar haar, brengt haar lippenstift op, en lakt zelfs haar nagels. Daar slaapt ze gewoon doorheen, maar ze voelt zich er later wel prettiger van, denk ik. Mijn vader in elk geval wel: ze oogt dan een beetje meer als de vrouw die ze was. Zijn meisje.

Hij mag nu officieel op bezoek, als hij een mondkapje voordoet en beschermende kleding aantrekt, maar dat wil hij niet. Hij is bang dat ze dan van hem schrikt. Of hem niet herkent.

Hij wacht op het moment dat hij haar hand weer kan vasthouden, haar een kusje mag geven, en kan zeggen: ‘Dag meisje van me.’

 

[In betere tijden: 1990. Foto: Gon Buurman]

Privacy als stropop

Minister de Jonge wil dat de telecomproviders de locatiegegevens van hun klanten aan het RIVM geven. Dat kan dan bestuderen waar mensen zich bevinden en hoe ze zich verplaatsen; dat zou helpen het virus onder controle te krijgen. Om dat mogelijk te maken, wil De Jonge de wet aanpassen; de telco’s mogen zulke data nu niet doorgeven.

Maar het is niet nodig. Er zijn al hoogst informatieve kaarten gemaakt die op grond van algemeen toegankelijke mobiele data laten zien hoe en wanneer mensen zich verplaatsen, en welke trajecten ze daarbij afleggen. Op grond daarvan kon The New York Times begin april laten zien dat thuiswerken – en dus: jezelf afschermen van besmetting – een privilege is: vooral mensen met slecht betaald werk bleven reizen, omdat hun werk meestal niet op afstand kan worden uitgevoerd.

Voor het Nederlands Dagblad maakte Sjoerd Mouissie een prachtige infographic die onder meer liet zien dat er, pal na de aankondiging van de lockdown, een run op de supermarkten ontstond. Mouissie deed dat gewoon op basis van Googles dagelijkse community mobility reports.

De Jonge wil kortom de wet veranderen om iets te doen dat allang kan. Bovenal is het de verkeerde aanpak: met locatiedata volg je mensen, terwijl je het virus wilt volgen. Daarvoor is uitgebreid testen en degelijk contactonderzoek nodig. Maar De Jonge wil kennelijk goedkoop scoren, en schendt liever ieders privacy op grond van een kulargument.

Ook veel bedrijven en poppodia flirten met een slecht idee. Zij willen werknemers en bezoekers aan de poort op hun temperatuur kunnen controleren; wie verhoging heeft, komt er niet in, want die is mogelijk besmet. De Autoriteit Persoonsgegevens is mordicus tegen: werkgevers mogen zulke gegevens niet over hun werknemers verzamelen. Bedrijven en poppodia piepten prompt: ja, maar onze bedrijfsvoering dan? Wij willen open, en daarvoor moet jullie privacy wijken.

Ook dat is een stropop. Temperatuur zegt bitter weinig. Uit een uiterst goed gecontroleerde test in Italië – in het dorpje Vo’, dat geheel van de buitenwereld is afgesloten en waar de bewoners op vrijwillige basis als levend experiment fungeren – blijkt dat liefst 40 procent van de mensen die positief testen op corona, geen enkel symptoom vertonen (Nieuwsuur, 14 mei). Desondanks konden ze wel anderen besmetten.

Alleen koorts als graadmeter nemen is nog onbetrouwbaarder. Een studie die eind april in het gerenommeerde medische tijdschrift JAMA werd gepubliceerd, bewees dat van 5700 bevestigde patiënten die in het ziekenhuis waren beland, bijna 70 procent geen verhoging heeft gehad. Dus waar test je dan in hemelsnaam op, aan de poort met je thermometer of je warmtecamera, als liefst driekwart van de besmettingen je op die manier ontgaat?

Al die halfbakken plannetjes schenden de privacy – en doen dat bovendien met drogredenen. Met stropoppen optuigen bestrijd je geen virus: je ontneemt mensen er slechts hun rechten mee – voor niets.

[Beeld: Wicker Man, Jim Champion / https://www.flickr.com/photos/treehouse1977/486418941]

Sociale voorbehoedsmiddelen

Foto: Engin AkyurtNu de lockdown is versoepeld, is het tijd om systematisch na te denken over alledaagser voorzorgsmaatregelen. Afstand houden is moeilijker naarmate er meer mensen op de been zijn, en er zijn veel beroepen waarin dat eigenlijk niet kan. Thuis (blijven) werken is een privilege, net als reizen in je eigen, veilig afgesloten vervoer – een auto. Voor veel mensen zijn beide opties onmogelijk, waardoor zij al weken meer risico lopen.

Maar wat dan? Hoogleraar epidemiologie Julia Marcus schreef daarover een verhelderend opinieartikel in The Atlantic. Zij stelt dat onszelf langdurig onthouden van sociaal verkeer en van andermens’ nabijheid ondoenlijk is: we worden er verdrietig van, bang, en overladen onszelf met schuldgevoel als het ons niet lukt. Maar vooral: we moeten leren leven met het virus. Het kan gerust een jaar duren eer een goedwerkend vaccin beschikbaar is. In die omstandigheden, stelt Marcus, is hameren op ‘onthouding’ een slecht idee.

Onthouding gaat uit van een dichotomie: het is alles of niets. Dat is precies wat je mensen nu ziet doen: de lockdown wordt versoepeld, dus menen ze dat eigenlijk alles weer mag. Vandaag op naar het strand, straks fijn een tuinfeestje, morgen naar de kapper, en volgende week opgedoft naar de kroeg.

Marcus wijst erop dat abstinentie hooguit op de korte termijn werkt, maar op de lange duur altijd slechter uitpakt dan een gulden middenweg zoeken. Tienerzwangerschappen komen frequenter voor bij jongeren die nooit seksuele voorlichting kregen of geen toegang hebben tot voorbehoedsmiddelen; jongeren die denken dat je al zwanger raakt van zoenen zijn slechter toegerust om ongewenste zwangerschappen te vermijden dan jongeren die adequaat zijn voorgelicht. Hiv-besmettingen gingen pas naar beneden toen er werd gehamerd op condoomgebruik en sterkere condooms voor homoseksueel verkeer werden ontwikkeld: roepen dat homo’s ‘gewoon’ maar niet meer moesten neuken, bleek een belazerd slechte strategie.

Geen enkel sociaal voorbehoedsmiddel kan ons volledig beschermen, maar we kunnen vast een breder scala bedenken dan onderling afstand houden en frequent handen wassen alleen. Er ontstaan nu al nieuwe gewoontes: denk aan winkels die flessen desinfecterende handgel klaarzetten voor de klandizie. Misschien kunnen we overwegen plastic handschoenen in de supermarkt te dragen. Op het werk kunnen we nadenken over ventilatie: op de tocht zitten verkleint het risico op besmetting. Niet eerder was zo evident dat sick buildings inderdaad ziekmakend zijn. Binnenshuis moeten we vermijden elkaars bestek en serviesgoed aan te raken.

Buitenshuis moeten we, zeker op plaatsen waar het druk kan zijn, mondmaskers gebruiken. Dat we de regels daarvoor nog niet goed kennen, is een bar slechte tegenwerping. Maak de instructies duidelijk. Niemand is geboren met de kennis hoe een condoom te gebruiken – maar ook dat hebben we geleerd, en het gaat ons inmiddels redelijk goed af.

[Beeld: fragment van een foto van Engin Akyurt]

Een vaccin biedt niet altijd verlossing

Iedereen hoopt op een coronavaccin. Dat kan er binnen een paar maanden zijn, roept de een optimistisch; de ander waarschuwt – aanzienlijk realistischer – dat zoiets gerust een paar jaar kan duren. Aan financiering en animo zal het in elk geval niet liggen: er zijn wereldwijd circa 70 teams bezig om een vaccin te ontwikkelen, en de miljarden worden ze allerwege toegestopt. Bill Gates steunt met zijn stichting alleen al 8 tot 10 initiatieven, onder het motto dat het niet slim is bij zulk hoog spel op een enkel paard te wedden.

Gates denkt dat het wel anderhalf jaar kan duren eer er een vaccin op de markt komt, maar sluit niet uit dat het ook in de helft van die tijd kan. Je helpt het hem waarlijk hopen, maar voorzichtigheid is gepast. Immers, inmiddels is er wereldwijd al miljarden in onderzoek naar een hiv-vaccin gestoken, en dertig jaar later hebben we nog helemaal niets. De ontwikkeling van een vaccin tegen ebola vergde 5 jaar.

Maar er schort sowieso iets aan de manier waarop we over dat vaccin spreken. We doen of het een kwestie is van één keer inenten, en hopla: we zijn voortaan immuun, zoals je na de BMR-prik de rest van je leven ongevoelig bent geworden voor de bof, de mazelen en rodehond. Maar de groep virussen waar covid-19 onder valt, gedraagt zich echt anders: die kun je beter vergelijken met influenzavirussen.

Griepvaccins werken moeizaam, en niet alleen omdat we op voorhand niet precies weten welke mutatie zich dat jaar zal aandienen. Griepvaccins bieden altijd slechts tijdelijke bescherming. Na verloop van tijd verzwakt die, en ben je weer even vatbaar als vanouds. Ook is het vaccin maar in de helft van de gevallen effectief: zelfs met de juiste cocktail kan de griep van dat seizoen je nog altijd zonder pardon vellen.

Gelukkig helpt de griepprik wel: ook als maar de helft van de mensen zich laat vaccineren en het ding maar in de helft van de gevallen werkt, voorkomt hij veel ziekte- en sterfgevallen.

Maar coronavirussen zijn aanzienlijk besmettelijker dan de griep is, en verspreiden zich navenant sneller. Het heeft er bovendien alle schijn van dat van corona meer mensen ernstig ziek worden dan bij de griep het geval is. Daarnaast – en dat is substantieel anders dan bij de griep geldt – houdt een deel van de mensen die van covid-19 zijn hersteld, er alsnog permanente schade aan over. Anders gezegd: zelfs indien een coronavaccin exact dezelfde bescherming zou bieden als een griepvaccin kan, richt covid-19 substantieel meer schade aan.

Er is een slimmere strategie dan gokken op een vaccin dat a) nog jaren op zich kan laten wachten en b) vrijwel zeker halfhartig werkt. Beter kunnen we de lockdown handhaven totdat contactonderzoek weer mogelijk is en iedereen die besmet is, in quarantaine kan en goed verpleegd kan worden. Een strikte lockdown hoeft maar een maand extra te duren, en dan kunnen we, mits we testen, opsporen en isoleren, weer langzaam uit onze schulp kruipen.

[Beeld: Pixabay / TheDigitalArtist]

Zonder vertrouwen loopt exit uit op een fiasco

Over de exit-strategie spreken we als was het een terugkeer naar vroeger: dan kunnen we weer naar de kroeg, naar de film of een voetbalwedstrijd, we boeken weer reisjes en citytrips. De horeca zal opbloeien, en iedereen koopt weer kapsels en kleren.

Ik geloof er geen zier van. O vast: op de eerste dag na de lockdown zullen de kroegen vreugdevol worden overspoeld, maar van die anderhalve meter zijn we voorlopig niet af, dus die cafés zijn vol eer je het weet – en ogen dan alsnog als een slappe zondagmiddag.

Want het is niet alleen die anderhalve meter. Intussen zijn veel mensen hun inkomen kwijt, en vrezen anderen werkloosheid of een faillissement.

We bezien de toekomst met angst en beven. Elke econoom die een knip voor de neus waard is, weet dat vertrouwen de basis is van de wereldhandel, de lokale economie en de beurs. Consumenten die geen vertrouwen hebben in hun financiële toekomst, houden – heel verstandig – straf de hand op hun eigen portemonnee. En een middenstander die geen vertrouwen heeft in zijn afzet zal geen goederen inkopen, laat staan personeel inhuren. Ook na de lockdown zal de economie nog lang op een uiterst laag pitje staan.

Pas wanneer de besmettingen metterdaad afnemen, er geen volgende golf komt of een nieuwe run op de zorg, is er reden om opgelucht adem te halen. Maar zo ver zijn we nog lang niet – sterker, dat kan nog wel een jaar duren. En we weten nu al dat van de mensen die een zware variant van de ziekte hebben overleefd, een flink deel nog maandenlang moet revalideren en dat een aantal van hen met permanente schade zal kampen. Tienduizenden mensen zijn hun geliefden, ouders, broers, zussen of vrienden kwijtgeraakt. Dan sta je niet snel te dansen van blijdschap.

Elke versoepeling die de regering aankondigt, zal terdege op haar effecten moeten worden getoetst. Blijken de besmettingen in de weken erna toe te nemen? Terugdraaien, meteen! Want een overheid die moedwillig met het leven van haar burgers gokt, verspeelt alles (zoals Trump en Bolsonaro nu merken). Daarom zijn pleidooien voor het ‘snoeien van oud hout’ zo schandalig: ze reduceren burgers tot hun vermeende ‘economisch nut’, en gaan voorbij aan de taak van de overheid om al haar burgers te vertegenwoordigen en te beschermen.

Uit de lockdown komen kan alleen gradueel, en gebaseerd op gedegen vertrouwen.

Zelfs dan zijn de afwegingen pijnlijk. Afgelopen weekend bezocht ik mijn ouders in Almelo; een lieve vriendin reed me heen en weer. Ik mocht mijn demente moeder even van een afstandje zien, en kon mijn vader omhelzen. Voor hem en mij was het de eerste keer in zes weken dat we iemand aanraakten. Daags erna kuchte ik een paar keer. Ik schrok, al realiseerde ik me: zou ik vanwege dat bezoekje corona hebben opgelopen – soit, die omhelzing was het waard.

Voor de zekerheid houd ik de komende weken nog meer afstand tot andere mensen. Mijn ouders zijn dat waard. Maar dat geldt niet voor een bezoek aan kroeg of kapper.

[Beeld: Pexels]

Corona-app: crisisbeleid of paniekvoetbal?

Zowat alles ging mis bij die race om de corona-app, die mensen moest vertellen dat ze in de buurt waren geweest bij iemand die besmet blijkt te zijn. De ene app was lek. De andere gaf je telefoonnummer prijs, en verbrak zo je anonimiteit. De derde was helemaal niet aangeprezen door het deskundigenpanel: die hadden het ding expliciet afgewezen. De vierde waarborgde niet dat uitsluitend besmette mensen alerts konden versturen.

Belangrijker: alle apps hingen in een beleidsmatig vacuüm. Ze staan of vallen met de beschikbaarheid van testen: alleen dan kan de waarschuwing die zo’n ding verstuurt, betrouwbaar zijn. Maar er is geen flankerend beleid. Zelfs huisgenoten van een erkende patiënt kunnen zich zelden laten testen. Wil je heus dat mensen zelf waarschuwingen kunnen versturen, en dat een cascade van vermoedens en ‘mogelijke’ besmettingen zich door ieders mobiele netwerk verspreidt? Dan belanden we alsnog allemaal in zelfquarantaine en zijn we geen sikkepit verder.

Voor die aanpak is een term: techno-optimisme. Als je beleidsmatig met je handen in het haar zit, besteed je het probleem uit. Je laat er software voor maken: dan komt het vast goed! Mislukt dat, dan kun je de schuld voor je eigen falen op de programmeurs afschuiven. Altijd prijs.

Ik ben allang blij dat het kabinet zichzelf had laten overhalen zijn aanpak publiekelijk te laten onderzoeken, en de hulp van externe deskundigen had ingeroepen. (En zoals Brenno de Winter, een van de betrokken experts, maandagavond in Op1 zei: liet de overheid al haar ict-plannen maar zo breed testen. Dat zou een boel vergeefs uitgegeven geld, moeizame trajecten en krankjoreme ict-plannen schelen.)

Maar je mag toch hopen dat het kabinet vanavond aankondigt dat ze die app op de lange baan schuift, en eerst zelf een grondig testbeleid implementeert. Want te vaak heeft de regering keuzes die ze als een kat in het nauw heeft gemaakt, gepoogd ons als doordacht beleid te slijten.

Er was te weinig testcapaciteit. Prompt wilde het kabinet ons dat verkopen als bewuste strategie: het ‘testen, testen, testen’ waarop de rest van de wereld ostentatief hamerde, zou niet zinvol zijn. Er waren te weinig hightech beademingsapparaten op de IC’s. Het zou niet zo’n vaart lopen, zei de regering, maar dat deed het wel. In het wilde weg bestelde ze duizend van die dingen bij Philips, maar die voldoen niet: ze zijn prima om iemand onder narcose asem te geven, maar helpen geen zier voor mensen wier longen kapot dreigen te gaan.

We hoefden volgens de regering aanvankelijk niet in lockdown: vrij rondlopend zouden we volgens hen sneller ‘groepsimmuniteit’ verwerven. Toen liepen de ziekenhuizen vol, en de IC’s over. Tests voor verpleegtehuis- en thuiszorgpersoneel waren volgens de regering niet nodig, maar nu sterven cliënten daar bij bosjes, en betreft een derde van alle besmettingen het zorgpersoneel. Mondkapjes voor burgers zouden ‘valse veiligheid’ bieden, maar juist die strategie werkte elders opperbest. Alleen: wij hebben die dingen niet.

De nood verkopen als weloverwogen beleid is dodelijk voor het vertrouwen in de overheid.

[Beeld: Pixabay]

Zonder testen geen nut

Nog geen twee dagen nadat het idee van overheidswege werd geopperd, betoonde half Nederland zich al voorstander van zo’n ding: een app op je mobiele telefoon die bijhoudt bij welke andere telefoons je in de buurt bent geweest, opdat mensen automatisch aan elkaar kunnen doorgeven dat ze besmet zijn geraakt, en dat jijzelf dan – omdat je in hun buurt was – maar beter in quarantaine kunt gaan. Dit als onderdeel van een exit-strategie: de manier om uit de lockdown te komen.

Er is zelfs al een slimme lijst van voorwaarden geformuleerd door mensen die de risico’s van surveillance snappen, en die privacy terdege op waarde weten te schatten. Hun credo: zorg dat zulke data uitsluitend decentraal worden bijgehouden, dat alle gegevens anoniem zijn, dat het gebruik van zo’n app vrijwillig is, en dat zo’n app per definitie tijdelijk is. Het is oprecht een goede lijst.

Alleen: zelfs met die doordachte voorwaarden mis ik een boel. Om te beginnen: laat zo’n app in godesnaam open source zijn, zodat de code ervan door kritische buitenstaanders te controleren is – en vervolgens door iedereen die daarin een gat kan schieten, verbeterd kan worden. Geef me in godesnaam geen app die door Google, Microsoft of Apple is ontwikkeld of die door hen wordt beheerd – want die bedrijven heb ik leren wantrouwen.

Belangrijker: een app die besmettingen traceert, is werkelijk geen knip voor de neus waard wanneer – zoals nu nog steeds het geval is – mensen amper worden getest, zelfs niet wanneer ze zich met evidente symptomen bij hun huisarts of een ziekenhuis melden. Hoe kunnen mensen anderen via zo’n app met recht en reden waarschuwen dat zijzelf besmet zijn, als we niet iedereen bij zo’n vermoeden testen? Hoe kun je er in hemelsnaam op vertrouwen dat een app secuur bijhoudt wie met corona besmet is, wanneer allang duidelijk is dat zelfs de coronadoden zwaar ondergerapporteerd zijn?

Dat maakt zo’n app subiet waardeloos. Die kan simpelweg niet werken zonder systematische en grondige testen, plus een onafhankelijke certificatie van iemands besmetting. Maar hoe zorg je daarvoor, bij een decentraal ingerichte app?

Want hoe regel je decentraal dat alleen wie echt besmet is, zijn contacten kan waarschuwen? Moeten we zelf kunnen bepalen of we een alert laten uitgaan? Nee toch? Dan zou enerzijds elke hypochonder bij zijn eerste kuchje al zijn contacten uit angst subiet een red alert kunnen sturen. Anderzijds zou ook een handvol grapjassen – of een op paniek beluste groep – expres zoveel mogelijk ‘contacten’ kunnen vergaren om die dan allemaal nep-alerts van besmetting te versturen, en zitten we alsnog allemaal in quarantaine.

Iedereen testen op corona is voor zo’n app onontbeerlijk, evenals gewaarborgde, gevalideerde alerts. Aan het eerste doen we helaas niet, en het tweede verhoudt zich totaal niet tot decentraal monitoren. Die combinatie van feiten maakt dat ikzelf nooit zo’n app zal installeren.

[Beeld: PXfuel, CC0]