Persoonlijk is niet altijd privé

Waarom ik zo openlijk schreef over de zelfmoord van mijn broer, vroegen nogal wat mensen. Met welke reden vertelde ik publiekelijk over mijn wanhoop, boosheid, verdriet, en beschreef ik de pijnlijke vragen waarover ik tobde, en waarmee hij ieder die hem na stond, door zijn zelfmoord had opgezadeld? Dat waren toch privézaken? Waarom anderen daarmee lastigvallen?

Een belangrijke reden om dat te doen, was dat ik eerder – toen mijn broer jarenlang kwijt was en we al die tijd niet wisten of hij dood was of leefde – soms vrienden toevertrouwde dat mijn broer vermist was en hoe vreselijk zwaar dat voor mijn ouders was. Tot mijn verbazing hoorde ik toen, akelig vaker dan ik ooit had kunnen denken, dat veel andere gezinnen iemand reddeloos uit het zicht was geraakt.

Ik schrok daarvan – vooral omdat die vrienden me dat nooit eerder hadden verteld. Pas nadat ik over mijn vermiste broer vertelde, kwamen hun verhalen en hun leed los.

Dat was een belangrijk inzicht: publiekelijk een pijnlijk verhaal vertellen, schept ruimte waarin anderen hun eigen vergelijkbare, en tot dan toe verborgen verhaal kunnen plaatsen. Je bent niet de enige. Enerzijds maakt die context zo’n verhaal minder particulier – wat wezenlijk belangrijk is, wil je er openlijk over durven spreken – en anderzijds maakt het je veelal los van de zeurende vraag of jij wellicht iets fout hebt gedaan of het beter had kunnen doen.

Het schept ook ruimte voor openlijk verdriet. Verdriet dat iedereen in eerste instantie liever binnenskamers houdt. Doe daar een lik angst of schaamte overheen – dit hoor ik niet te zeggen, dit is te privé – en je hebt een recept voor jarenlang gepieker en verheimelijkt leed. Pijn die je als privé beschouwt, is pijn die je niet kunt delen. En pijn die je niet kunt delen, is pijn waarvoor je geen troost kunt krijgen.

Als goed feminist leerde ik decennia geleden al dat veel particuliere emoties en ervaringen een publieke dimensie hebben, en dat het zinnig kan zijn je zelfs bij dingen die je rechtstreeks in het hart raken, af te vragen hoe particulier ze eigenlijk zijn. Want elk maatschappelijk probleem en elke sociale constellatie, heeft een gevoelscomponent. Dus mogelijk heeft een persoonlijke ervaring of gevoel ook een sociale dimensie – neem alleen al de verlammende schaamte die ouders kunnen voelen wanneer hun kind zich voor hen heeft kwijtgemaakt en hen jarenlang negeert.

Zo ook de verwarring na een zelfmoord. Al die tumultueuze gevoelens die over elkaar heen tuimelen, daar kun je zonder gesprekken met anderen geen touw aan vastknopen. Maar openlijk spreken over de zelfmoord van een intimus doen we zelden, terwijl haast iedereen het wel eens heeft meegemaakt. Te privé. Te pijnlijk.

Leed wordt ietsjes draagbaarder wanneer het woorden krijgt – en dus een tikkie minder privé wordt.

Reality check

‘Weinig zal moeilijker zijn te verteren voor een voormalige reality-tv-gastheer,’ schreef iemand afgelopen vrijdag op Twitter, ‘dan zijn dagenlange, overal live op tv uitgezonden weg naar de nederlaag.’

Het moeten harde dagen voor Trump zijn geweest. Toen de overwinning van Biden zich aftekende, en Trump – zonder  daarvoor enig bewijs aan te leveren – volhield dat er sprake was van grootschalige stemfraude, kapten drie nationale zenders zijn speech af en weigerden ze de rest uit te zenden, omdat die weinig meer behelsde dan een overmaat aan leugens.

Twitter verborg in de loop van de week steeds meer van zijn tweets, omdat die bol stonden van grove onwaarheden. Zaterdagmiddag kwam hij thuis van zijn zoveelste potje golf en trof een feestende massa bij ‘zijn’ Witte Huis aan: allemaal mensen die dolblij waren dat hij had verloren en straks het veld moest ruimen. Trump deed er verbolgen het zwijgen toe.

Pas toen Joe Biden en Kamala Harris hun acceptatiespeech hielden, durfde ik opgelucht te adem te halen. De nachtmerrie was op het nippertje getemd. Niet dat die nu over en uit is: er moet zoveel worden hersteld, zoveel worden heropgebouwd, tegenstellingen die moeten worden ontmanteld – maar de eindeloze neergang, de routineuze afbraak van instituties en wetenschap, het openlijke nepotisme, het vanzelfsprekende wantrouw zaaien, het eeuwige vingerwijzen, zijn tomeloze narcisme en gescheld was een halt toegeroepen. Om maar niet te spreken van zijn gedweep met geweld, zijn racisme, zijn seksisme en zijn pose als vermeende strong man.

De fascist moet straks het Witte Huis verlaten.

Met de Republikeinen heb ik weinig medelijden: die zijn grotendeels medeplichtig. Je mag hopen dat het fatsoenlijke smaldeel zich afscheidt en een nieuwe conservatieve partij opricht. Van deze erfenis kun je je  niet meer zonder kleerscheuren ontdoen: de rot zit inmiddels in de haarvaten.

Met de mensen die voor Trump hebben gestemd, heb ik weinig medelijden – die hebben zich te graag laten betoveren door valse retoriek, zich vol overgave op sleeptouw laten nemen door incels en Proud Boys, zich gelaafd aan verbaal en echt wapengekletter, en hebben ondertussen amper stilgestaan bij het leed dat hun held overal in het land aanrichtte. Liever teerden ze zelf op de angst die hun president onder zijn landgenoten zaaide.

Bovendien: in 2016 moesten we Trump-stemmers pogen te begrijpen omdat ze zich miskend voelden; nu moeten de Democraten toenaderingen tot hen zoeken omdat ze verloren hebben. Wanneer zet iemand ooit al die andere grote groepen mensen eens in het zonlicht, en beschermt de rechten van vrouwen, latino’s, zwarte mensen, ongelovigen, homoseksuelen, immigranten, transgenders, daklozen, onverzekerden, werklozen en minimumloners?

Tijdens de toespraken van Harris en Biden realiseerde ik me nog iets anders. Grammar was back. Coherente toespraken, zinnen met logica en een structuur. Mensen die zich voor anderen verstaanbaar willen maken.

Noorderzon II

Wat te doen, wat te denken – en nog lastiger: wat te voelen? – nadat je ontdekt dat je broer in Portugal de benen heeft genomen en vermist is, en je kort daarna hoort dat-ie daar zelfmoord heeft gepleegd?

Mijn vader had al een eerdere, jarenlange verdwijning van zijn kind doorstaan, en geeft niet om rituelen. Wat hem betreft hoefden we Martins lichaam dus niet te repatriëren. Aan het bijwonen van een begrafenis in Portugal – temidden van vreemden, allemaal verstrikt in hun eigen leed, waaraan hij part noch deel heeft gehad – had paps al helemaal geen behoefte, zodat wij samen besloten om maar niet te gaan. Liever zelf, onder ons, op onze voorwaarden, stilstaan bij Martins dood.

Dan was er de ex-echtgenote. Zij had Martin tien jaar eerder, na zijn eerste jarenlange vermissing, uit de modder getrokken en hem een solide basis verschaft. Alles wat hij niet kon opbrengen, regelde zij voor hem. Ze krikte hem op, ze stutte hem, ze streek zijn leven glad. Ze zorgde ervoor dat hij nu wel zijn belastingen opgaf (en betaalde) en zijn afspraken over aangenomen werk nakwam. Ze vergaf hem bovenal dat hij rancuneus kon zijn over haar aansporingen en haar steun.

Zij is het beste dat hem ooit is overkomen. Door haar kon hij zich toeleggen op zijn vakmanschap; zo werd hij een uitmuntende klavecimbelrestaurateur. Dat hij het geld dat-ie daarmee verdiende, jarenlang voor haar – en voor hun gezamenlijk huishouden – achterhield, vergaf ze hem.

Toen was er plots die nieuwe liefde. Martin raakte begin dit jaar in de ban van een ander, blies achteloos zijn huwelijk op en vertrok halsoverkop naar Portugal, vol romantische plannen, en vertelde iedereen hoe ‘vreselijk’ zijn vrouw hem al die jaren had behandeld.

De nieuwe liefde werd binnen een paar maanden een nieuwe ex. Ze vroeg namelijk door, en geloofde niet alles wat hij zei. Hij werd vervolgens nurks, bot, soms hardvochtig; af en toe hing zelfs de dreiging van geweld in de lucht. Aan al wie het wilde horen, vertelde Martin hoe ‘vreselijk’ zijn nieuwe liefde hem behandelde.

Intussen was veel mensen – vrienden, en mensen voor wie hij werk deed (of beter: liet liggen) – duidelijk dat mijn broer in crisis verkeerde. Mensen sprongen bij: mijn vader gaf hem op zijn verzoek geld, zakenrelaties boden werk, vrienden zeiden dat hij bij hen kon komen wonen totdat hij weer op de been was.

Martin negeerde al die handreikingen. Hij liep weg bij de ex, en pleegde zelfmoord.

Van al die mensen – de bewonderende vakgenoten, de ex-echtgenote, de ex-geliefde, de oude vrienden, de perplexe kennissen – kreeg ik de afgelopen week stapels mails. Wat daaruit opdoemt, is geen aangenaam beeld.

Ja, mijn broer was een ongeëvenaard vakman. Maar ook: hij loog tegen de klippen op om dat ‘spontane’ en ‘gekwelde’ beeld van zichzelf dat hij zo graag projecteerde – the romantic artist is suffering – hoog te houden. Hij bedroog mensen, verzweeg wat hij deed, ontkende zijn eigen aandeel in elk conflict, herschreef zijn geschiedenis routineus zodat hij er zelf beter vanaf kwam, en maakte juist degenen van wie hij het meest hield, zwart zodra hem dat beter uitkwam. Hij deed kortom alles om zijn eigen twijfelachtige gedrag te rechtvaardigen, en vragen daarover te vermijden.

En iedereen die oprecht van hem hield, zit nu met de gruzels.

[Beeld: Martin, april 2020.]

Noorderzon

Jaren geleden, nadat een liefdesrelatie kapot was gegaan en mijn broer zijn leven volledig had laten ontsporen – hij liet al zijn werk uit zijn handen vallen, stalkte zijn ex, en brak zelfs bij haar in – klopte Martin in nood bij me aan. Een halfjaar lang heb ik geprobeerd zijn schulden op orde te brengen en uithuiszetting te voorkomen.

Enerzijds was hij dolblij met die hulp, anderzijds saboteerde hij die waar hij maar kon.

Hij heeft in die periode herhaaldelijk halfhartige zelfmoordpogingen gedaan, meestal van het kaliber: ‘ik drink nu in één keer een hele fles wodka leeg,’ terwijl hij op voorhand zowat iedereen daarvan op de hoogte stelde. Ik heb dat jaar zeker drie keer zijn voordeur geforceerd. Eén keer wilde hij zich verhangen voor het huis van de ouders van zijn gestalkte ex, maar zag daarvan af ‘omdat het regende’.

Hij wilde wel mijn hulp, maar niet mijn inmenging: nog jaren later verweet hij me mijn ergerlijke ‘bedilzucht’.

Hij nam uiteindelijk de benen, en verdween met de noorderzon. Niemand wist waar hij was, en al helemaal niet of hij nog leefde. Zijn telefoon en paspoort bleek hij in de Seine te hebben gegooid, onderweg naar Italië.

In die periode sprak ik daar geregeld over met vrienden: broer vermist, ja nee geen idee of hij nog leefde. Ik vertelde hoe zwaar dat voor onze ouders was. Hoe ga je om met een kwijt kind? De reacties verbaasden me: veel mensen bleken familieleden kwijt te zijn en geen idee te hebben waar die uithingen. Het voelde alsof iedereen zweeg over zulke immense pijn en zulk verlies.

Hij dook weer op, jaren later. Martin meldde zich met de mededeling dat hij zou gaan trouwen. Wij blij, uiteraard. Maar al snel bleek dat we het over alles mochten hebben, behalve over zijn eerdere verdwijning, en al helemaal niet over onze pijn. Hij eiste dat we deden alsof er nooit iets was gebeurd.

Mijn broer was complex. Liefdevol en behulpzaam voor iedereen die op afstand was, maar compleet incapabel om een ruzie uit te praten met mensen die hem na stonden.

Hij was geniaal. Hij leerde zichzelf cello en klavecimbel spelen (hij kwam zelfs over de vloer bij Gustav Leonhardt), was een subliem timmerman, en werd uiteindelijk de beste restaurateur van klavecimbels ter wereld. Maar bij het geringste intieme conflict bevroor hij, en was niets ooit zijn schuld – alles lag altijd aan anderen. Hij weigerde systematisch zijn eigen aandeel onder ogen te zien.

En hij was een full-blown complotdenker. The whole package: van 5G en Bill Gates tot MH17 en 9/11. Vervolgens weet hij alle ergernissen over zijn gedrag aan ons onvermogen om die complotten te onderkennen.

Eerder dit jaar nam hij opnieuw de benen, ditmaal naar Portugal, in de zucht naar een nieuwe liefde. Die liep spaak zodra zijn nieuwe vriendin hem onderhield over zijn gedrag. Dit weekend hoorde ik eerst dat Martin opnieuw vermist was, en twee dagen later dat hij dood was gevonden – zelfmoord.

Ik weet me geen raad met dit verlies. Soms houd je van iemand, tegen de klippen op.

[Beeld: Martin, juli 2020]

Bijgeloof en beschaving

Afrikaanse sjamaan, houtgravureDie bevolking daar was waarschijnlijk bijgelovig, kon je in het westen nog wel eens horen wanneer in Liberia of Kenia een inderhaast opgebouwde ebolakliniek door een lokale groepering werd platgebrand. Die mensen zagen dat hun geliefden en dorpsgenoten ziek de kliniek ingingen en er vaak dood weer uitkwamen, en dachten: dat kon niet pluis zijn. Ze werden er vast vermoord. Hup, dan maar de fik in die kliniek. Wat een onwetendheid van die mensen, he? Daar hadden ze toch mooi zichzelf maar mee!

Ze wantrouwden buitenstaanders daar, hoorden we hier wel als verklaring wanneer medewerkers van Artsen Zonder Grenzen of het Rode Kruis werden vermoord. Zo raar! Zo kortzichtig! Die mensen in witte jassen kwamen toch om ze te helpen? Konden ze daar niet wat dankbaarder zijn voor al ‘onze’ inspanningen?

Die mensen daar snapten niets van moderne geneeskunde, bromden mensen hier wel. Tsja, slecht opgeleid he, dan krijg je dat. En ze vertrouwden liever op hun eigen medicijnmannen, hoe dom en bijgelovig kon je toch zijn.

Je vraagt je intussen af hoe mensen daar nu tegen ons zouden aankijken, als ze hoorden wat hier gaande is. Meewarigheid zou ons deel zijn. We hebben immers een groeiend aantal mensen die denken dat je doodziek wordt wanneer je mondmaskertjes draagt, en die menen zichzelf effectief tegen een nieuw, potentieel dodelijk virus te kunnen beschermen met vitamine D, of met zink, of die overtuigd zijn dat ze ‘onschendbaar’ zijn en het virus niet kunnen krijgen. Met mensen die oprecht geloven dat een vaccin tegen dat virus een microchip bevat die hun dna aanpast en hen in robots zal doen veranderen. Met mensen die tientallen decennia aan kennis, kunde en ervaring klakkeloos terzijde schuiven en zich daar trots op beroepen.

Aan bijgeloof inmiddels geen gebrek. Er is zelfs een iteratie van het aloude, antisemitische complotsprookje van stal gehaald: onze ‘elite’ zou kinderen verhandelen en het bloed van baby’s drinken.  De mensen die beweren ons tegen een onzichtbare ziekte te willen beschermen, doen dat alleen omdat ze eropuit zijn om ons hun wil op te leggen.

En alles lijkt gelegitimeerd: spugen op politici en die uitjouwen, journalisten lastigvallen, verpleegkundigen belagen, buschauffeurs in elkaar trappen, zorgverleners dood wensen, wetenschappers tot moordenaar of machtswellusteling verklaren.

En intussen gaat het met de aanpak van de vermeende ‘elite’ ook niet goed. Het kabinet zwalkt, het OMT heeft zijn onafhankelijkheid slecht bewaakt, de testcapaciteit blijft achter, het contactonderzoek ligt volledig op z’n gat, de ziekenhuizen moeten de normale zorg opgeven en de zorgverleners lopen op hun laatste benen.

En de besmettingen, die blijven stijgen. Intussen zit iedereen die weet dat-ie extra kwetsbaar is, al maanden achtereen thuis, en wordt hen verteld dat ze zich wellicht moeten ‘opofferen’ om de jonkies meer ruimte te geven.

Oh brave new world, that has such idiots in it.

[Beeld: Afrikaanse sjamaan, houtgravure, Wellcome Collection]

Journalistiek versus voxpop

Beeld: PxfuelBij elke grote crisis die de laatste jaren op ons afkwam, wordt de wetenschap in twijfel getrokken. Dat gebeurde bij de opwarming van de aarde en de rol van fossiele brandstof daarin, en nu bij de coronapandemie. Het gaat niet eens over fake news, al speelt ook dat een rol. Het gaat vooral over mensen die hun argwaan jegens instituties inmiddels hebben omgezet in een breedspectrum wantrouwen.

Deels betreft het mensen die alles aangrijpen om twijfel te zaaien over zowat alle instituties: wetenschap, politiek en de rechtstaat zelf. Deels zijn het mensen die denken dat solide kennis vergaren een fluitje van een cent is, en dat een avondje Facebook-berichten lezen volstaat om beslagen ten ijs te komen.

Tegen mensen die zo opereren, lijkt geen kruid gewassen. Wie al meent te weten hoe de vork in de steel zit, zet zijn overtuiging kracht bij door zich hapsnap lezend vast te houden aan elk bericht dat hem in zijn mening sterkt, en alles wat dat tegenspreekt, af te doen als ‘hullie’ die ‘ons’ willen bedonderen. Ik ben het er niet mee eens, dan kan het niet kloppen.

Dat is de antithese van kennis vergaren. Dat laatste veronderstelt: je hypotheses testen en durven verwerpen, kritiek op je bevindingen serieus nemen, je aanvankelijke standpunt kunnen overstijgen, en streven naar beter begrip – oftewel: een open debat voeren, geschraagd op feiten en gedegen inzichten. Wat we nu zien: jezelf ingraven, jezelf afsluiten, je eigen ‘gevoel’ als uitgangspunt en maatstaf nemen, geen tegengeluid dulden, en contraire opinies verdacht maken. Dat het OMT zich soms als een belegerde instantie gedraagt en kritiek afweert, helpt niet.

De aandacht van de media voor ‘verzet’ en ‘afwijkende opinies’ maakt het er niet beter op. Niet dat je tegenstemmen moet negeren, in tegendeel, maar om er nu een dagelijkse – en vrij oppervlakkige – serie van te maken, zoals Nieuwsuur momenteel doet, is het andere uiterste. Kritiekloos profileren wie het in welk land het allemaal ‘niet eens’ zijn met overheidspogingen het virus in te dammen, zorgt eerder voor verdere ondermijning van beleidsmaatregelen dan voor een verbeterde aanpak. Wat dat betreft was de uitnodiging van IC-deskundige Diederik Gommerts aan #ikdoenietmeermee-voorvrouw Famke Louise om nu eens écht door te praten, aanzienlijk verstandiger: haar kritiek smolt bij nader inzien weg als sneeuw voor de zon.

Je hoeft de adviezen van het OMT niet braaf op te lepelen, noch elke maatregel voor zoete koek te slikken. Wat je wel kunt doen: vragen hoe beslissingen tot stand zijn gekomen, nagaan waarop die zijn gebaseerd, uitzoeken hoe ze zich tot elkaar verhouden, controleren hoe ze worden uitgevoerd, en wat daarvan de consequenties zijn. (En gezien de barre resultaten mag je je afvragen of de huidige strategie van pappen en nathouden zinnig is.)

Maar hou op met de voxpopjes. Ze voeden ressentiment, en zijn even zinnig als een astroloog vragen wat de beste remedie tegen kanker is.

[Beeld: Pxfuel]

Minkukels

Voor mijn part ‘geloof’ je niet in corona, en er de pest in hebben dat de maatregelen om de stijgende verspreiding een halt toe te roepen weer worden verscherpt, is volkomen logisch. Voor veel mensen zijn die bovendien financieel een harde dobber, of zelfs de laatste druppel. (Juist om die reden was ik tegen van het rappe tempo waarmee we vanaf juli uit de lockdown gingen – hadden we eerst de testcapaciteit en het bron- en contactonderzoek op poten gezet, en terdege bekeken hoe elke versoepeling uitpakte, dan waren ook wij nu waar Duitsland al lang is – amper nog besmettingen, en hoofdzakelijk klein, relatief beheersbare uitbraken.)

Voor mijn part ‘geloof’ je niet in corona, of denk je dat je zelf niet besmettelijk bent. Maar het duurt soms een week voor je doorkrijgt dat je drager bent geworden, en dan nog hoef je zelf geen symptomen te hebben om tussentijds volop anderen te kunnen aansteken. Een maskertje draag je niet alleen voor jezelf: je voorkomt ermee dat je per ongeluk, en zonder het te weten, een ander besmet. Je moeder. Je lief. Je kind. Die aardige collega, of je beste maat.

Voor mijn part ‘geloof’ je niet in corona, en wil je geen mondmasker dragen. Maar aanvaard dan de consequenties: blijf weg uit het openbaar vervoer, en je boodschappen bestel je maar online. En doe niet alsof mensen die wel een maskertje dragen, zich laten muilkorven. Je bent geen haar beter dan zij.

Zeur evenmin dat je met zo’n frutsel op ‘haast niet kunt ademhalen’: de artsen en verpleegkundigen die je ouders, je buren en met pech straks ook jou moeten verzorgen, hebben maandenlang een aanzienlijk dikker en stugger mondkapje moeten dragen, soms hele diensten achter elkaar, met overuren erbij. Ze hadden daar nog handschoenen, een spatbril en haarnetje bij. Zij klaagden niet over benauwdheid, zelfs niet over de absurde werkdruk – ze zeiden alleen dat ze doodmoe waren, en bang.

Voor mijn part ‘geloof’ je niet in corona. Maar noem jezelf geen ‘vrijheidsstrijder’ als je expres te dicht bij een politicus gaat staan en die in het gezicht blaat of naar een van hen spuugt. Noem het geen ‘verzetsdaad’ als je een verpleegtehuis dat dicht moest vanwege een rondwarende uitbraak, opbelt om het personeel dood te wensen. En wie met een groepje gelijkgestemden bij een school gaat protesteren, uitgerust met borden met daarop ‘mondkap = kindermishandeling’, doet weinig meer dan zichzelf belachelijk maken, de kinderen schrik aanjagen, de docenten van slag brengen en kindermishandeling ernstig devalueren. Dan ben je gewoon een minkukel.

Voor mijn part ‘geloof’ je niet in corona. Maar intussen krijgt het er alle schijn van dat zulk ongeloof vooral hardop wordt geventileerd door mensen die zich god in eigen ego wanen, en wier vrijheid er hoofdzakelijk uit bestaat dat de rest mag stikken.

De coronamaatregelen in acht nemen, wordt zo welhaast een bewijs van beschaving, en het mondmasker een teken van weldenkendheid.

[Beeld: leo2014 via Pixabay]

Na slim kwam soft

logo Red TeamWeer een lockdown, ditmaal een softe. Ik ben blij toe: de besmettingen nemen hand over hand toe, zelfs terwijl de testcapaciteit in elkaar donderde. De afgelopen zeven dagen werden er gemiddeld 2651 positieve tests per dag gemeld, tegen 1799 een week eerder. Ook de ziekenhuisopnames stijgen ‘ineens’ hard (heus, die kon je zien aankomen). Het reproductiegetal zit al een tijdje boven de 1,3 – en alles boven de 1 is foute boel: het betekent exponentiële groei van het virus.

Maar de maatregelen die gisteren zijn aangekondigd, zijn niet voldoende. Het kabinet moet minder op de verantwoordelijkheid van burgers sturen, en die van zichzelf ter hand nemen. Ik heb wel wat suggesties.

Ga uit van het voorzorgsprinicipe, zoals Femke Halsema gisteren bepleitte, en voer een mondkapjesplicht in. Die helpen verdere verspreiding tegen te gaan, zeker wanneer iedereen ze draagt, op plekken waar afstand houden moeilijk is. Stel ze verplicht in scholen, winkels, overheidsgebouwen, theaters, bioscopen, en vooral in de zorg. Het is krankjorum dat in ziekenhuizen niet iedereen zo’n ding draagt.

Breng de labcapaciteit fors omhoog en breng de testen dichterbij. Laat ze bijvoorbeeld in huisartsenposten afnemen, en geef iedereen die daar behoefte aan heeft meteen het griepvaccin van het seizoen: ook nog een griepgolf erbij is het laatste wat we kunnen gebruiken.

Coronadashboard, besmettingen maart t/m september

Zet het bron- en contactonderzoek beter op: dat kan weer werken als we het reproductiegetal omlaag krijgen, en we zullen het hard nodig hebben totdat er een veilig vaccin is. Zorg dat iedereen die getraceerd is, zich snel kan laten testen: mensen die geïnfecteerd zijn maar (nog) geen symptomen hebben, kunnen het virus doorgeven.

Zorg dat iedereen die snottert, snel kan worden getest. Dat zal later verduveld handig zijn, als mensen na de infectie te maken krijgen met langdurige effecten ervan (wat nu long covid is gaan heten), zich moeten beroepen op extra zorg, revalidatie of uitkeringen. Een bewijs dat ze corona hebben gehad, zal soms bittere noodzaak zijn wil het UWV of hun arbeidsongeschiktheidsverzekering hun conditie accepteren.

Regel dat AOV-verzekeraars en hypotheekverstrekkers niet mogen vragen of je covid-19 hebt gehad en op grond van een doorgemaakte besmetting je individuele ‘risico’ niet hoger mogen inschalen.

Zorg dat iedereen die positief getest is, een week lang ziekteverlof krijgt, betaald door de overheid – dat maakt het voor mensen die niet thuis kunnen doorwerken eenvoudiger om in quarantaine te gaan, en legt de lasten niet eenzijdig bij de werkgevers. Vraag maatschappelijke organisaties om in te springen met dingen als boodschappen doen. Zet arbeidspools op voor bedrijven waar veel werknemers uitvallen.

Als dat allemaal geregeld is, en we zitten weer onder een infectiegraad van 1, dan zijn we robuuster, en zijn we weer in staat om voorzichtigjes de maatregelen te versoepelen. Het kabinet moet minder zeuren over ons gedrag, en zelf de regie nemen.

[Beeld: logo van het Red Team Covid-19 Nederland / @C19RedTeam]

Niet zonder weerstand

In haar prachtige essaybundel Frictie, die kort voor de zomer verscheen, beschrijft Miriam Rasch onder meer hoe allerlei technologie – van apps tot apparaten – ‘gemak’ beloven, een frictieloos bestaan. Ze nemen taakjes van ons over, bewijzen ons diensten en zorgen voor ons, als een legertje elektronische dienstbodes die altijd voor ons paraat staan.

Het hoogste streven is dat tussen wens en daad amper afstand resteert: nog voor de melk op is, heeft je koelkast al een vers pak voor je besteld. Apps beloven te anticiperen op je behoeften. De slimme thermostaat floept aan zodra hij merkt dat je onderweg naar huis bent; je koffiemachine krijgt een seintje om je eerste bakkie troost te maken, net voordat je slaapapp besluit dat het ideale moment is aangebroken om je wakker te maken.

Die droom is niet zonder gevaren. Zulke apps zitten bomvol surveillancesensors, en ze delen hun over jou vergaarde data zonder je medeweten – laat staan je instemming – met allerlei nieuwsgierige bedrijven. Ze zijn vaak slecht beveiligd, zodat ook ongenode gasten er toegang toe hebben.

Rasch snijdt een ander punt aan, waarover ik niet eerder had nagedacht: een leven zonder frictie is ook een leven zonder moeite, een wereld zonder weerstand; en, zo betoogt ze, uiteindelijk ook een wereld zonder ethiek, zonder reflectie.

Afgelopen week zag ik daar een frappant voorbeeld van. Ik hielp iemand die onderzoek had gedaan naar de digitale beveiliging van Waternet, de dienst die bruggen, gemalen en sluizen bestuurt, de riolering beheert, voor de zuivering en levering van drinkwater zorgt, en het waterpeil in Amsterdam en de wijde omtrek controleert.

Schrik niet, maar de beveiliging van de digitale architectuur van deze vitale dienst bleek een teringzooi te zijn. Uit interne documenten bleek dat je met oude, niet onderhouden mobieltjes kunt inloggen, dat er honderden computers draaien die niet meer kunnen worden onderhouden, en dat je vanaf de interne servers waarmee de water-infrastructuur wordt beheerd, ook gewoon je mail kon ophalen of wat in de krochten van internet kon lummelen, onderwijl troep naar binnen latend. De vaste grap op de afdeling Security van Waternet is nota bene dat iemand met slechte bedoelingen makkelijk de stad onder water kan zetten.

En hoe kwam dat? De maatregelen die de afdeling beveiliging voorstelt, worden steevast overruled door managers die dat allemaal maar ‘gedoe’ vinden. Zij staan op hun ‘gebruiksgemak’.

Verhip, dacht ik na een dag interne documenten lezen. Deze mensen hebben ‘last’ van de beveiliging en wensen koste wat kost frictieloos te werken. Exit beveiliging. Gebruiksgemak boven alles! (Zouden ze hun voordeur met hetzelfde gemak openlaten – je sleutels steeds moeten opdiepen is immers reuze onhandig – als waarmee ze eisen dat waternet de achterdeur wagenwijd openspert?)

Wrijving geeft glans, frictie houdt ons veilig, en zonder weerstand zijn we verloren.

De minister van corona doet zijn werk niet

Eind vorige week was het op nog slechts 14 van de 100 GGD-testlocaties mogelijk een afspraak te maken: de laboratoria die het afgenomen materiaal door de machines moeten halen, hadden nog nauwelijks capaciteit over. Gisteren stortte het systeem compleet in: Nieuwsuur constateerde dat er nergens nog een GGD-locatie viel te bekennen waar je terecht kon. Tegelijkertijd meldde het RIVM dat er diezelfde dag liefst 1300 testen positief bleken.

De besmettingen stijgen, terwijl de testcapaciteit voortdurend tekortschiet. En minister De Jonge blijft steevast beloven dat het ‘binnenkort’ heus allemaal goed komt. Zodat we nu in de akelige situatie komen dat iemand moet gaan bepalen wiens beroep ‘vitaal’ genoeg is om voorrang te mogen krijgen. Leraren en zorgpersoneel kunnen voortaan sneller terecht voor een test, beloofde minister De Jonge vrijdag, terwijl zijn partijgenoot Hubert Bruls, de voorzitter van het Veiligheidsberaad, daar juist fel tegen was: volgens Bruls hebben mogelijk andere groepen voorrang nodig, zoals politiemensen en vuilnismannen.

Zijn we nu werkelijk in de situatie gekomen dat we onderling moeten vechten wie zich een wattenstaafje in neus en strot mag laten duwen, terwijl ‘testen, testen en nog eens testen’ al maandenlang het credo is? En terwijl veelvuldig testen de enige manier is om de bewegingen van het virus in kaart te brengen, en verdere verspreiding ervan tegen te gaan?

Zeggen dat het allemaal wel meevalt, omdat de ziekenhuisopnames haast niet stijgen, is je kop in het zand steken. Je wilt ruimhartig testen opdat de covid-opnames beperkt blijven. Zeggen dat het nog niet zo erg is, omdat nu vooral jonge mensen besmet raken, is al even kortzichtig: die jongeren leven niet geïsoleerd van de rest van de bevolking, en er zijn te veel berichten dat ook onder mensen die amper ziek worden, een coronabesmetting voor flinke gezondheidsschade kan zorgen – denk aan achteruitgang in longcapaciteit of aantasting van de hartspier.

Intussen zijn er tal van commerciële labs die hun diensten aanbieden om de nood te lenigen. Sommigen leuren al maanden met hun testcapaciteit. De Jonge zegt keer op keer dat hij ‘in onderhandeling’ is met deze labs, maar er gebeurt te weinig – zelfs zo weinig dat je aanmelden voor een test maandag nergens kon.

Hoe kan het dat de minister van corona zulke elementaire zaken nog steeds niet op orde heeft, een half jaar nadat de coronacrisis zich in Nederland aandiende? Hoe komt het dat Nederland nog altijd klungelt en zwalkt met zijn testbeleid, terwijl het de landen om ons heen wel lukt? En intussen is het bron- en contactonderzoek al helemaal ingestort.

Van crisismanagement is geen sprake, evenmin als van heldere lijnen en duidelijk beleid. Hugo de Jonge denkt zich met volzinnen uit een volksgezondheidscrisis te kletsen. En die brekebeen moet straks de lijsttrekker van het CDA worden. Hadden ze Pieter Omtzigt maar gekozen.

[Beeld: CC0 | pxhere]